- Scholieren.com

advertisement
Hoofdstuk 5
De tijd van ontdekkers en hervormers
5.1
De renaissance
De rijke Italiaanse stedelingen hielden de blik niet meer zo strak gericht op God en
het leven na de dood. Hun levensmotto veranderde van memento mori (Gedenk te
sterven) in carpe diem (pluk de dag). Ze kregen belangstelling voor het klassieke
erfgoed. De herleving van de waarden en schoonheidsidealen van de oudheid kreeg
de naam renaissance, naar het Franse woord wedergeboorte. De renaissance begon
in de 15e eeuw in Italië en verspreidde zich vanaf 1500 over de rest van Europa.
daarmee begon de vroegmoderne tijd.
Bij de herontdekking van de klassieke oudheid speelde het humanisme een
belangrijke rol. Humanistische geleerden lazen en vertaalden klassieke teksten. De
humanisten wilden de denkwereld van klassieke auteurs begrijpen zoals die echt
was geweest, los van het christendom. De Turkse verovering van Constantinopel in
1453 gaf het humanisme een extra impuls. Geleerden uit Constantinopel vluchtten
naar Italië en namen veel oorspronkelijke Griekse manuscripten en kennis van de
Griekse oudheid mee. De ontwikkeling tot verstandig en mondig individu werd een
nieuw opvoedingsideaal. De ideale mens was een uomo universalis. Dat was iemand
die zich op veel verschillende terreinen had ontwikkeld. Een voorbeeld daarvan is
Leonardo da Vinci (schilder, natuuronderzoeker, musicus en ingenieur).
Een belangrijke humanist buiten Italië was Erasmus van Rotterdam. Volgens
Erasmus moest de studie van oude teksten ertoe leiden dat het christendom werd
verdiept en gezuiverd. Het stof dat er in de loop der eeuwen op was gekomen, moest
eraf worden geschud. Een van de belangrijkste natuurwetenschappers in de 16 e
eeuw was Copernicus. Hij ontwierp een wiskundig model van het zonnestelsel
waarin niet de aarde, maar de zon het stilstaand middelpunt was. Het was een
aanloop naar de wetenschappelijke revolutie van de 17 e eeuw, die het wereldbeeld
verder zou veranderen.
Net als de humanistische geleerden bestudeerden architecten en kunstenaars het
werk van de Grieken en Romeinen. In de gebouwen van renaissancearchitecten
keerden de klassieke zuilen terug. Beeldende kunstenaars wilden de werkelijkheid zo
echt mogelijk weergeven. Ze onderzochten de natuur en de menselijke anatomie om
personages levensecht te kunnen schilderen en beeldhouwen. Met lijnen, kleuren en
schaduwen brachten ze diepte aan in hun schilderingen. De onderwerpskeuze van
schilders werd ook breder. Ze maakten niet meer alleen Bijbelse voorstellingen, maar
ook portretten, landschappen en mythologische figuren. De kerk bleef wel een rijke
en belangrijke opdrachtgever en de Bijbel bleef een grote inspiratiebron. Maar de
positie van de kunstenaar veranderde.
5.2
De Europese Expansie
in de 15e eeuw was het grootste deel van de aarde onbekend gebied voor de
Europeanen. De Europeanen wisten in die tijd nog niet van het bestaan van Australië
en Amerika. Ze kenden wel delen van het Midden-Oosten en van de noordkust van
Afrika. Van de rest van Azië en Afrika hadden ze slechts een flauwe voorstelling.
Door de vele tussenhandelaren was oosterse koopwaar peperduur. Tot 1453 kwam
veel oosterse koopwaar Europa binnen via Constantinopel, maar nadat deze stad
was ingenomen door de Turken droogde de handel op. Omdat er veel geld mee te
verdienen was , wilden de Europese handelaren de specerijen zelf uit Indië halen.
Maar Arabieren en Turken stonden hun niet toe over land naar het verre oosten te
rijzen. Voor Europeanen zat er niets anders op dan zelf een route over zee te vinden.
De Portugezen waren de eersten die ver buiten Europa voeren. Hendrik de
Zeevaarder, zoon van de Portugese koning financierde in de 15 e eeuw zeereizen
lang de Afrikaanse westkust. Met behulp van gegevens die zeelieden meebrachten
van expedities maakten de Portugezen nieuwe kaarten die ze goed geheim hielden.
Ze kwamen steeds zuidelijker. Aan de westkust van Afrika stichten ze handelsposten
waar ze textiel en ijzerwaren tuilden tegen slaven en goud.
In 1942 dacht Columbus een westelijke route naar Indië had gevonden. Dat hij een
nieuw continent had ontdekt, werd duidelijk toen een andere Italiaanse
ontdekkingsreiziger (Amerigo Vespucci) jaren later de Zuid-Amerikaanse oostkust
uitgebreid verkende. Hij noemde het continent mundus novus (latijn, Nieuwe
Wereld). In Midden-Amerika volgden in het voetspoor van de ontdekkers de Spaanse
conquistadores (veroveraars). in 1519 veroverde Hernando Cortés het rijk van de
Azteken in Mexico. In 1530 veroverde Francisco PIzarro het Incarijk in Peru.
Spanjaarden begonnen meteen met het winnen van de rijke goud en zilvervoorraden.
Ze lieten de Indianen voor hen werken, die waren niet bestand tegen de uit Europa
meegenomen ziektes en daardoor stierven veel van hen.
De Portugezen en Spanjaarden probeerden concurrenten van hun zeeroutes te
weren en gebruikten daarbij veel geweld. Engelsen, Fransen en Nederlanders die
mee wilden doen aan de Europese expansie, gingen op zoek naar alternatieve
zeeroutes. Het leidde eind 16e eeuw tot nieuwe ontdekkingsreizen. In de winter van
1596/1597 overwinterde Willem Barentsz met zijn bemanning op Nova Zembla nadat
ze waren vastgelopen in het ijs. Vrijwel tegelijkertijd bereikte Cornelis de Houtman
Azië wel via het zouden.
5.3
De reformatie
als humanist bestudeerde Erasmus de originele Griekse teksten van het nieuwe
testament. Zijn Bijbelonderzoek versterkte zijn kritiek op de kerk. in zijn boek Lof der
Zotheid dreef Erasmus de spot met bisschoppen, kardinalen en pausen die zich
slechts om geld en macht bekommerden. Hij maakte het bijgeloof van het kerkvolk
belachelijk. Erasmus pleitte voor een terugkeer naar het zuivere geloof.
Heiligenverering, bedevaarten, heiligenbeelden en allerlei uiterlijk vertoon hadden
daar niets mee te maken. Met zijn kritiek op de kerk werd Erasmus een wegbereider
van de Reformatie of Hervorming. Zelf brak hij niet met de kerk van Rome. Hij vond
kerkhervormers als Luther te intolerant en fanatiek.
Al in de middeleeuwen ergerden veel mensen zich aan misstanden in de kerk.
priesters en andere geestelijken hadden vrouwen en lapten zo het celibaat aan hun
laars. De kerk kon in de middeleeuwen alle kritiek onderdrukken, maar dat lukte niet
met de hervormingsbeweging die begon met het optreden van de Duitse monnik
Maarten Luther. Deze reformatie scheurde het christendom in West-Europa uiteen in
twee vijandige kampen:
De protestanten die met de kerk van Rome braken.
De rooms-katholieken die trouw bleven aan de paus.
Het begon met een brief (95 stellingen) die Luther in 1517 stuurde aan een bisschop.
Daarin kwamen ook de aflaten aanbod. Wie goede werken deed, bepaalde gebeden
opzei of een pelgrimstocht maakte, kon een aflaat krijgen. Daarmee werd de plicht
om te boeten in het vagevuur geheel of gedeeltelijk kwijtgescholden. Op den duur
begon de kerk deze aflaatbrieven ook gewoon tegen geld te verkopen.
Luther wilde een hervorming binnen de kerk op gang brengen, maar de paus
beschuldigde hem van ketterij. Dat spoorde Luther aan zijn ideeën verder uit te
werken. Dankzij de uitvinding van de boekdrukkunst verspreidden die ideeën zich
razendsnel over West en Noord-Europa. kern van zijn leer was dat de zondige
mensen de genade van god niet kon verdienen met aflaten, goede werken of andere
handelingen. Alleen het geloof en oprecht berouw over zijn zonden konden hem
redden. In 1521 werd Luther uit de kerk gezet. In Leuven bij Brussel gingen zijn boek
op de brandstapel. Maar in het Duitse Rijk had hij veel aanhangers en machtige
beschermheren. In de kerk en het rijk dreigde een scheuring tussen voor en
tegenstanders van Luther. Om dit te voorkomen gaf koning Karel V hem nog een
kans zijn woorden te herroepen. Toen hij opnieuw weigerde, werd hij vogelvrij
verklaard: hij verloor al zijn rechten. Wie hem doodde werd niet gestraft. Luther werd
gered door de vorst van Saksen.
Na Luther kwamen er meer hervormers. Veruit de belangrijkste was de Fransman
Jean Cauvin (Johannes Calvijn). Nog nadrukkelijker stelde Calvijn dat de mens
zondig en slecht is. Calvijn dacht dat vanaf het begin der tijden vaststond wie naar de
hel ging en wie naar de hemel. God bepaalde dat en de mens had er geen invloed
op. Er was nog een belangrijk verschil tussen Luther en Calvijn. Luther stond
helemaal aan de kant van de vorsten. Volgens hem moesten zij het geloof van hun
onderdanen bepalen. Ook Calvijn vond dat de overheid moest worden gehoorzaamd.
Maar die overheid moest volgens Calvijn wel als dienaresse Gods’ in
overeenstemming met de bijbel handelen en de ware godsdienst bevorderen.
In Genève kwam in 1535 een calvinistisch stadsbestuur aan de macht. In de stad
gingen strenge leefregels gelden. Het stadbestuur organiseerde de kerk naar de
ideeën van Calvijn. Er werden vier kerkelijke ambten ingesteld:
Predikanten die onder meer de preken verzorgden.
Ouderlingen gingen letten op de naleving van de calvinistische leefregels.
Diakenen namen de armen en ziekenzorg op zich.
Doctores zorgden voor de scholing van predikanten.
Vanuit Genève verspreidde het calvinisme zich over Europa. eerst in het geheim,
maar vanaf 1566 ook in het openbaar.
Ook in Duitsland, Frankrijk en Engeland had de Reformatie grote gevolgen. Het
Duitse rijk raakte na 1520 verscheurd door godsdienstoorlogen. In 1555 kwam daar
pas een einde aan, met de godsdienstvrede van Augsburg. Er werd afgesproken dat
elke vorst mocht bepalen welke religie in zijn gebied was toegestaan.
In Frankrijk woedden vanaf 1562 bloedige godsdienstoorlogen tussen katholieken en
hugenoten, zoals de Franse calvinisten heetten. Daaraan kwam een einde met het
Edict van Nantes, een wet waarin stond dat Frankrijk een katholiek land was, maar
dat ook de hugenoten recht hadden.
In Engeland leidde de Reformatie in 1534 tot het ontstaan van de Anglicaanse kerk,
een protestantse staatskerk met de koning aan het hoofd.
Download