H4 Veranderingen in de Nieuwe Tijd § 1: Wereldbeeld verandert & Europese expansie Waarom expansie? Portugezen zochten bondgenoten tegen moslims en hoopten een zeeweg naar Azië te vinden. Verandering wereldbeeld: mensen dachten eerst dat de Aarde plat was en alleen uit Europa en het Middellandse Zeegebied bestond. In het midden lag het Heilige Land met Jeruzalem als hoofdstad. 1488: Portugezen bereiken Kaap de Goede Hoop. 1492: Columbus bereikt Amerika (denkt in India te zijn). 1498: Vasco da Gama bereikt India. 1519-1521: Portugees Magelhaen om de zuidpunt van Amerika naar het westen naar Azië. In de 15e en 16e eeuw gaan Portugezen en Spanjaarden op zoek naar Azië. Zij hoorden van moslims uit Noord-Afrika over specerijen in Azië. Portugezen gingen langs de kust van Afrika en zochten bondgenoten tegen moslims. Zij wilden een zeeweg naar Azië vinden zodat ze niet meer van moslims hoefden te kopen. Het heelal: Copernicus (1473 – 1543) verfijnde de theorie van Ptolemeus en komt o.a. tot de ontdekking dat de Aarde om de zon draait. Zijn boek in 1543 was in strijd met de bijbel en in 1616 verbod op zijn boek. §2: De christelijke kerk valt uiteen kritiek op de kerk Steeds meer mensen konden lezen (vooral geestelijken). Boekdrukkunst komt waardoor bijbel beter wordt verspreid. Mensen ontdekten dat de Kerk de bijbel niet goed uitlegde. Luther: Professor aan de universiteit van Wittenberg. Bijbel moest beter gelezen worden en iedereen moest hem lezen. Goede werken/daden doen was belangrijk. Afschaffing pausschap, het celibaat, veel sacramenten en de heiligenverering. Bouw Sint-Pieterskerk tegen de luxe v.d. katholieke kerk. Luther wordt in de ban gedaan. Rijksdag in Worms: Luther mag zich verdedigen ten opzichte v.d. keizer. Luther wordt ontvoerd en vertaalt de bijbel in het Duits. Aanhangers van Luther: Protestanten → zij die in opstand kwamen tegen de katholieke kerk. Hervorming verspreid zich over: noorden van Duitsland, Noorwegen, Denemarken, Finland en Zweden. Calvinisme: Democratisch (raad van Ouderlingen) en kleinschaliger (opgedeeld in gemeentes). Duidelijkere scheiding tussen kerk en staat (vorst minder machtig). Anglicaanse kerk zet zich af tegen de paus en de koning benoemd eigen bisschoppen. Geen scheiding kerk en staat. Contrareformatie: Concilie van Trente (1545 - 1563) → bijeenkomst om misstanden in de katholieke kerk aan te pakken. Alle hervormingsbewegingen werden teniet gedaan. Het commerciële van de katholieke kerk verdween. Gevolg: inquisitie (kerkelijke rechtbanken) uitgevoerd door de orde van Jezuïeten. Dit wordt de contrareformatie genoemd. §3: Westerse wortels in de Grieks-Romeinse wereld Humanisten → Italianen niet tevreden over eigen tijd. Zij waren voor verandering en namen de cultuur van de Grienen en Romeinen als voorbeeld. Deze verandering in het denken wordt de Renaissance (wedergeboorte) genoemd. Verandering mensbeeld: Mens niet langer een nietig schepsel in een grote kosmos. Een mens hoefde zichzelf niet op de achtergrond te plaatsen. Een mens leefde voor zichzelf, niet voor anderen of een groep. Het leven is geen voorbereiding op het leven van de dood → “Carpe diem” pluk de dag. Vrije ontplooiing van talenten en mogelijkheden van individuen (mag niet belemmerd worden). Ideale nieuwe mens = “uomo universale” → mens die zich ontplooide op een zo breed mogelijk vlak (maatschappelijk leven, kunsten en wetenschappen. Leonardo da Vinci geldt als voorbeeld van de “uomo universale”. In de Renaissance was godsdienst nog steeds belangrijk, maar niet-godsdienstige kunst was nu mogelijk. Er kwam ook een nieuwe kunststijl de Barok die gepaard ging met de contrareformatie. Het Classicisme ontstond in de tweede helft van de 18e eeuw. Kunst van de Grieken en Romeinen wordt weer opgepakt en er komen regels en wetten voor kunstwerken (verhoudingen lichaamsdelen met wiskunde bijvoorbeeld). Met het verstand kon dit beredeneert worden. §4: Wetenschappelijke Revolute Begin 1543: Copernicus “over de bewegingen der hemelsferen”. Einde 18e en de 19e eeuw: ontdekking scheikunde en biologie. Plotselinge breuk met de heersende opvattingen. Ideeën in de Middeleeuwen waren al bekend. Van theocentrisme naar humanisme. Belangrijke personen: Vesalius (Andries Wezel): grondlegger v.d. anatomie. Studeerde in navolging van Galenus (3 hoofdfuncties van het lichaam). Maar hij ging voor “werkelijke waarneming”. Secties op overleden mensen en dieren, maar ook vivisectie. Galileo Galilei: van geocentrisch model naar heliocentrisch model. Hij bewees d.m.v. telescopen dat Copernicus gelijk had. Newton: wet v.d. aantrekkikngskracht. Van Leeuwenhoek: uitvinding v.d. microscoop. Kenmerken: De nieuwe natuurwetenschappelijke inzichten, met name in de astronomie en de mechanica. De introductie van nieuwe methoden van wetenschappelijk onderzoek. Meer aandacht voor de waarneming, herhaalbare experimenten en het onderzoeken van processen naar oorzaken en gevolgen. De vraag dus naar hoe? i.p.v. waartoe? ` §5: Het Ancien Regime gaat in Europa de toon aangeven Hoe krijgt de vorst zoveel macht? Steden en vorst gingen samenwerken om uiteindelijk de adel te onderwerpen. De adel kreeg nieuwe functies: als militair bevelhebber in dienst v.d. koning of bestuursfunctie. Belastingmonopolie. Geweldsmonopolie. Uitzondering: Nederland en Engeland (Magna Charta en Bill of Rights). §6: De Verlichting Verlichting = de tijd waarin onderzoekers de samenleving en de natuur gingen onderzoeken. Verlichting en economie: Adam Smith: vader v.d. moderne economie en grondlegger van het klassieke liberalisme. Het nastreven van het eigen individuele belang zou resulteren in het grootste maatschappelijke belang. Een vrije markt zou het meeste opleveren voor de maatschappij als geheel. De “onzichtbare hand” van deze vrije markt zou zorgen voor harmonie en evenwicht. Verlichting en politiek: Jean-Jacques Rousseau: “Het maatschappelijk verdrag”. De mens onderwerpt zich aan een maatschappelijk verdrag. Dit berust op het idee v.d. volkssoevereiniteit, de wil van het gezamenlijke volk, ofwel de algemene wil. Dit contract gaat in tegen het absolutisme. Niet meer een contract tussen individuen en de persoon die als soeverein over hen zal regeren, maar een verdrag van vrije individuen onderling die besluiten een gemeenschap te vormen. Tegen moreel verval. De amour propre, de zelfzucht zou blijvend uitgebannen moeten worden. Agnosten: mensen die niet weten of ze wel of niet in God moeten geloven (God heeft de wereld geschapen, maar grijpt er niet in). John Locke: Wetten moeten voor iedereen hetzelfde zijn. Belastingverhoging alleen met toestemming van het volk of vertegenwoordigers. Vrij in keuze van godsdienst. Alle godsdiensten moeten gelijk behandeld worden. §7: De verlichte despoten Verlichte despoten: vorsten die verlichtte ideeën uitvoeren (Frederik de Grote van Pruisen en Catherina de Grote van Rusland). §8: De oorzaken van de Franse Revolutie De standensamenleving (eerste stand: geestelijkheid; tweede stand: adelen; derde stand: gegoede burgerij) De geestelijkheid en de adel hebben het veel beter. Ze hadden veel land 30% (geestelijken en adel waren 3,5% v.d. bevolking) te en hoefden geen belasting te betalen. Geen scheiding tussen kerk en staat. 80% v.d. bevolking bestond uit boeren en zij hadden helemaal niets in te brengen in het bestuur, moesten ook meer belasting betalen dan de 1e en 2e stand → waren arm. Het land wordt slecht bestuurd, functies konden worden gekocht. Veel schulden door de vele oorlogen. Rechtspraak = oneerlijk. §9: Het verloop van de Franse Revolutie 1789: de koning roept de Staten-Generaal bijeen, omdat de edelen niet meer belasting wilden betalen. 1789: de Derde Stand roept zich uit tot de Nationale Vergadering en gaat apart vergaderen. Frankrijk moet een grondwet krijgen en de koning moet minder machtig worden. 1791:eerste Franse grondwet met besluiten v.d. Nationale Vergadering erin. Juni 1791: Lodewijk XVI probeert het land uit te vluchten → mislukt. April 1792: Frankrijk verklaart de oorlog aan Oostenrijk. Januari 1793: Lodewijk ter dood veroordeeld door kleine meerderheid in het parlement. Juni 1793-1795: periode van Terreur (Jacobijnen → radicaal en Girondijnen → gematigd). 1795-1799: directoire: 5 directeuren regeren over Frankrijk. 1799-1815: Napoleon grijpt de macht. §10: Overzeese expansie van Europeanen Ontstaan v.d. driehoekshandel en het begin van een wereldeconomie. Voordelen v.d. handel: Nieuwe producten. Nieuwe banen. Meer rijkdom. Nadelen voor de lokale bevolking: Slavernij. Plantagekoloniën. Ontstaan van handelskapitalisme Kapitalisme: een economie waarin de grond en de bedrijven eigendom zijn van ondernemers die met hun bedrijf een zo groot mogelijke winst willen maken. Scheiding tussen kapitaal en arbeid. Handelskapitalisme: kapitalisme waarbij de winst d.m.v. handel werd gemaakt.