Signaalwoorden: Signaalwoorden geven het verband aan tussen (delen van) zinnen en tussen alinea’s. Opsomming Ook, bovendien, verder, eveneens, dan, vervolgens, daarnaast, ten eerste … ten tweede, zowel … als. Tegenstelling Maar, echter, toch, daarentegen, in tegenstelling tot, daar staat tegenover dat, enerzijds … anderzijds. Oorzaak- gevolg Daardoor, door, doordat, waardoor, zodat, te danken aan, te wijten aan, het gevolg van, ten gevolge van. Reden/verklaring Want, omdat, daarom, waarom, namelijk, immers, aangezien Doel- middel Door middel van, met de bedoeling om, met behulp van, om te, daartoe, opdat toelichting Denk hierbij aan, bijvoorbeeld, zo, dat komt voor bij, ter illustratie, dat is het geval bij Voorwaarde als, indien, mits, tenzij, stel dat Conclusie dan ook, dus, aldus, hieruit volgt, concluderend samenvatting kortom, samenvattend, alles bij elkaar genomen, om kort te gaan Signaalzinnen: Met behulp van signaalzinnen maakt een schrijver duidelijk wat er volgt; aankondigend, of wat hij heeft behandeld; terugblikkend. Aankondigend Ik zal hier enkele voor- en nadelen van rekeningrijden bespreken. Maar aan het systeem kleven ook enkele bezwaren. Hoe is de opmars van het toerisme te verklaren? Terugblikkend Van de besproken verklaringen lijkt de laatste me het meest aannemelijk. Beide Welke conclusie kunnen we uit bovenstaande resultaten trekken? Tekstsoorten: 1. uiteenzetting; in de tekst wordt uitgelegd hoe iets in elkaar zit - Is objectief; vooral feiten - is bedoeld om te informeren 2. Betoog; in de tekst neemt de schrijver een duidelijk standpunt in en beargumenteert dat standpunt. - is subjectief - is bedoeld om de lezer te overtuigen. 3. Beschouwing; in de tekst legt de schrijver de lezer mogelijke verklaringen van een verschijnsel en verschillende meningen over dat verschijnsel voor. - is gedeeltelijk objectief, gedeeltelijk subjectief. - is bedoeld om een verschijnsel van verschillende kanten te belichten en om de lezer aan het denken te zetten. Schrijfdoelen: informeren uiteenzetten overtuigen, betogen tot actie aanzetten, aansporen tot handelen beschouwen, ter overweging aanbieden vermaken, amuseren Citeren: Citeren is een stukje tekst letterlijk aanhalen. Een citaat geef je door de eerste en de laatste twee woorden van het citaat over te nemen en daar de regelnummers achter te schrijven. Hoofdgedachte: Twee soorten vragen naar de hoofdgedachte van een alinea; met eigen woorden citeervraag Vaak staat de kernzin van een alinea vooraan of achteraan. Een vraag naar de hoofdgedachte van de hele tekst heeft vaak de vorm van een meerkeuzevraag. Functie van een tekstgedeelte: aanbeveling; schrijver geeft raad of advies aanleiding; omstandigheid die de schrijver ertoe brengt om zijn tekst te schrijven afweging; schrijver weegt voor en nadelen af en maakt zo een keuze argument; schrijver geeft aan waarom hij iets vindt beantwoording; schrijver geeft antwoord op een eerder gestelde vraag begripsomschrijving; schrijver geeft een nauwkeurige omschrijving van een bepaalde term beoordeling; schrijver geeft een positief of negatief oordeel over een onderwerp bewering; schrijver verkondigt zijn mening bewijsvoering; schrijver probeert de juistheid van een stelling aan te tonen met feiten conclusie; schrijver komt tot een gevolgtrekking constatering; schrijver stelt iets vast, merkt iets op definitie; schrijver geeft een nauwkeurige omschrijving van een bepaalde term doelstelling; schrijver geeft aan wat hij wil bereiken gevolgen; schrijver beschrijft de gevolgen die door een verschijnsel zijn veroorzaakt hypothese; schrijver veronderstelt iets dat hij nog moet bewijzen karakterisering; schrijver geeft de voornaamste kenmerken van een verschijnsel ontkenning; schrijver ontkent de juistheid van een bewering oorzaak; schrijver geeft aan waardoor iets geworden is zoals het is oplossing; schrijver geeft een oplossing voor een bepaald probleem opsomming; schrijver geeft een reeks argumenten, voorbeelden, verklaringen enz. probleemstelling; schrijver brengt het probleem onder woorden dat hij gaat bespreken samenvatting; schrijver geeft op het eind van een tekst in het kort het belangrijkste weer stelling; schrijver verkondigt zijn mening tegenstelling; de schrijver geeft aan dat een feit of bewering tegenover een ander feit of bewering staat tegenwerping; schrijver maakt bezwaar tegen een eerdere bewering of argumentatie theorie; schrijver geeft wetenschappelijke opvattingen die los staan van de praktijk toelichting; schrijver geeft voorbeelden of nadere uitleg om zijn opvattingen te verduidelijken toepassing; schrijver beschrijft hoe een bepaalde theorie in de praktijk wordt toegepast uitwerking; schrijver werkt een algemene stelling of theorie meer in detail uit verklaring; schrijver vertelt hoe een bepaald verschijnsel is ontstaan verslag van onderzoek; schrijver geeft resultaten van onderzoek voorbeelden; schrijver verduidelijkt met concrete voorbeelden voorwaarde; schrijver stelt vooraf een eis waaraan voldaan moet worden voordat iets kan plaatsvinden vraagstelling; schrijver stelt de hoofdvraag die hij in de rest van de tekst wil beantwoorden weerlegging; schrijver toont aan dat een bewering of argumentatie niet juist is Standpunten en argumenten: argumenten op basis van controleerbare feiten; soaps zijn populair. Op de NL-televisie worden per dag gemiddeld zes soaps uitgezonden. voorbeeld; soaps kunnen verslavend zijn. Kijk maar naar de buurvrouw die de hele dag kijkt. vergelijking; Marielle houdt niet van All you need is love. Ze heeft ook de pest aan al die dating-shows op tv. ervaring (empirisch); je kunt beter iedere dag een bladzijde leren in plaats van in één keer alles. Dan onthoud je er veel meer van. gezag of autoriteit; de nieuwe roman van Joost Zwagerman overtreft zijn eerdere werk. Zoals de criticus van NRC Handelsblad terecht opmerkt. gevolg; de KLM moet nodig op zoek naar een fusiepartner. Anders gaat het bedrijf binnen de kortste keren failliet. nut of gewenste gevolgen; zoveel mogelijk landen moeten hun munt inwisselen voor de euro. Dat is gunstig voor het betalingsverkeer en zal de concurrentiepositie van Europa ten goede komen. gevoel of emotie; ik vind die nieuwe roman erg goed. ik kan me echt inleven in de hoofdpersoon en het boek is ook nog spannend. algemene normen en waarden; het is goed het afval gescheiden in te zamelen. Je vind het milieu toch ook belangrijk? Redeneringen: redeneringen op basis van; - oorzaak en gevolg; de schrijver beschrijft het gevolg dat door een verschijnsel veroorzaakt zijn. signaalwoorden: daardoor, door, doordat, waardoor, zodat, te danken aan, te wijten aan, het gevolg van, ten gevolge van, enz. - voor- en nadelen; schrijver beschrijft een verschijnsel met positieve en negatieve kanten. signaalwoorden: voordeel … nadeel, positief … negatief, vooruitgang … ongunstige ontwikkeling, waarderen … tegenvallen, gunstige beeld … kwalijke kanten, enz. - overeenkomst; de schrijver vergelijkt verschijnselen met elkaar en signaleert overeenkomsten. signaalwoorden: net als, zoals, zo ook, evenals, eveneens, eenzelfde, hetzelfde/dezelfde als, in vergelijking met, vergeleken met, soortgelijke. - stelling- argumenten; de schrijver geeft zijn mening en onderbouwt deze met argumenten. signaalwoorden: want, omdat, daarom, namelijk, immers, aangezien. Drogredenen: onjuiste oorzaak- gevolgrelatie valse vergelijking verkeerde autoriteit overhaaste generalisatie cirkelredenering persoonlijke aanval ontduiken van de bewijslast vertekenen van een standpunt Beoordeling: A) De bron 1. deskundigheid van de schrijver 2. partijdigheid van de schrijver 3. betrouwbaarheid van het medium B) De verstrekte gegevens 1. controleerbaarheid van de gegevens 2. relevantie van de gegevens 3. volledigheid van de gegevens 4. logische samenhang van de gegevens 5. ouderdom van gegevens C) De standpunten en argumenten 1. relevantie van de argumenten 2. volledigheid van argumenten 3. helderheid van argumentatie 4. houdbaarheid van elk argument 5. logische opbouw en samenhang van argumentatie