Biologie : Maakbare Natuur Levensgemeenschap: Alle organismen die in een bepaald gebied leven Ecologie: Specialisatie van de biologie die de relaties tussen organismen onderling en met hun omgeving bestudeert Biotoop: De leefomgeving van een organisme Habitat : - Een plaats binnen de biotoop waar levensomstandigheden voor een bepaald organisme gunstig zijn - Een soort adres van een organisme Biotische factoren : De levende omgeving, maar ook de ‘niet meer levende’ zoals bijvoorbeeld een houdstronk of een dierenlijk. Abiotische factoren : De niet-levende natuur zoals bijvoorbeeld de temperatuur, vochtigheid,licht,luchtof de zuurtegraad van het water Soort : Bepaalde groep organismen die met elkaar zouden kunnen voortplanten en vruchtbare nakomelingen zouden kunnen krijgen Wetenschappelijke namen: Haas : Lepus capensis Konijn: Oryctolagus cuniculus (1e deel ) = geslachts naam (2e deel) = soortnaam Ecosysteem : - Een begrensd gebied waarin biotisch en abiotische een eenheid vormen - Je spreekt van een ecosysteem waarneer je die kunt herkennen aan de samenstelling : Voorbeeld – de duinen – heidevelden – weilanden –sloten Biosfeer - Grootste ecosysteem - De gehele laag om de aarde waar leven voor komt Ecosysteem Van klein naar groot Levensgemeenschap Populatie Individu (organisme) Tolerantiegrenzen: De minimale en maximale waarde van een abiotische factor waarbij een soort blijft leven. Biodiversiteit: De verscheidenheid aan soorten binnen een ecosysteem Populatie dichtheid - Geeft aan hoeveel individuen er leven in een bepaald gebied - 4 factoren die dit beïnvloeden: Begrip Betekenis Geboortecijfer Het aantal jongen dat per jaar geboren wordt Sterftecijfer Het aantal dieren dat per jaar dood gaat Emigratie Het aantal dieren dat per jaar vertrekt en niet meer terugkomt Immigratie Het aantal dieren per jaar dat van elders komt en zich hier blijvend vestigd Hoe bepaal je de individuen in een gebied ? 1. Vangen (voorbeeld ) De 1e keer vang je 10 muizen waarvan je ze allemaal merkt De 2e keer vang je 20 muizen waarvan er 5 zijn gemerkt 25% 10 x 4= 40 Formule : X xY Z X = totaal 1e vangst Y = totaal 2e vangst Z = deel gemerkt van de 2e vangst 2. Steekproef : kwadrant - Voetbalveld van 10000 m4 - 4000 grasprieten per m4 Hoeveel grasprieten ? :10000 x 4000 = 40.000.000 Relaties tussen soorten : Begrip Betekenis Voedingsrelatie De een eet de ander op , bijvoorbeel predatie of consumptie Competitie 2 soorten overlappen elkaar in voedingspatroon, schuilpatronen enz. Symbiose Een zeer nauwe samenwerking tussen 2 soorten Andere relaties Vormen van schuil-en woonplaatsen Dieren worden op basis wat ze consumeren in 3 groepen verdeeld : Begrip Herbivoren Omnivoren Carnivoren Betekenis Eten alleen plantaardig materiaal Eten plantaardig en dierlijk materiaal Eten alleen dierlijk materiaal Consumenten: Dieren die hun energie uit andere organisme halen Producenten: Planten + verschillende bacteriën die hun energie uit abiotische factoren halen : - Licht - Zon Fotosynthese: Producenten leggen zonne-energie of warme energie vast in biomassa. Als in deze gevallen de energiebron licht is noemen we dit fotosynthese 1. Consumenten 1e Orde : Consumenten die producenten eten 2. Consumente 2e Orde: Eten Consumenten van de 1e orde 3. Consumenten 3e Orde: Eten Consumenten 2e orde. Enz…. Autotrofe organismen: - Voeden zich met behulp van abiotische factoren :zonlicht, warmte - ‘’Auto ‘’ betekent : zelf - ‘’ Troof’’ betekent: voeding - Producenten zijn autotroof - Ze zorgen voor hun eigen voeding Heterotrofe organismen: - Voeden zich met behulp van biotische factoren : andere organisme - ‘’Hetero’’ betekent : anders - ‘’ Troof ‘’ betekent : Voeding - Alle consumenten zijn heterotroof - Zij ‘eten anderen’ Competitie: - Een soort haat relatie tussen organisme - Bijvoorbeeld : Leeuwen stelen liever een prooi die door een hyena gevangen is omdat ze zelf daar te lui voor zijn - Competitie kan gaan om : - Voedsel , licht, ruimte , voedingstoffen , schuilplaatsen of bescherming ect… - Als er schaarste is kan de competitie hevig zijn - Vind plaats tussen soorten of individuen van een soort : Bijvoorbeeld mannen herten die vechten om het vrouwtje Symbiose: - Organisme van verschillende soorten leven ‘innig en intiem’ met elkaar samen - Symbiose betekent letterlijk ‘samenleven ‘ 3 vormen: Begrip Betekenis Mutualisme Beide soorten hebben voordeel van de samenleving Commensalisme 1 heeft voordeel, de ander heeft geen voordeel maar ook geen nadeel Parasitisme Een van beide ( de parasiet ) heeft een voordeel de ander heeft nadeel , bijvoorbeeld : De mug , malaria Biologisch evenwicht : - Wanneer in de loop van tijd de populatie dichtheid een schommeling rond dezelfde waarde vertoont - In stabiele ecosystemen blijven de populatiedichtheden voor cerschillende soorten min of meer hetzelfde Draagkracht: - Het maximale individuen dat in een gebied kan voorkomen - Word bepaald door : Hoeveelheid : voedsel, ruimte , vijanden /predatoren en de ruimte die een soort nodig heeft Ecologische Nis ( Niche ) - De functie van een soort binnen een ecosysteem - 2 diersoorten kunnen niet binnen hetzelfde ecosysteem dezelfde Nis hebben - Hoe soorterrijker het ecosysteem, des te gespecialiseerder de nis 2 manieren om ecosystemen in een groter geheel te plaatsen: 1. Kijken naar de veranderingen van een ecosysteem in de loop van tijd 2. Kijken naar de relatie van het ecosysteem met omliggende ecosystemen Pioniersoorten : - Kunnen tegen barre omstandigheden - Na verloop van tijd verschijnen er door deze soort meerdere soorten Planten : - Beschutting tegen de wind - Vocht tussen de bladeren , toch kou tijdens stijgende temperaturen Successie: De opeenvolging van levensgemeenschappen in een bepaald gebied Climaxstadium: - Het eindstadium van successie - Zijn de voedselkringen gesloten en heersen biologische evenwichten - Wanneer deze niet verstoord worden kan de samenstelling van het bosecosysteem min of meer gelijk blijven Dynamiek : - Betekenis - Dat niet elke successie uitmont in een climax stadium is het gevolg van de dynamiek het milieu