Sheet 5.3 ECONOMISCHE KRINGLOOP: GELDSTROMEN TUSSEN DE SECTOREN IN EEN BEPAALDE PERIODE ECONOMISCHE KRINGLOOP GEZINNEN CONSUMPTIEGOEDEREN BETALINGEN VOOR CONSUMPTIE GOEDEREN PACHT, LOON INTEREST, WINST BEDRIJVEN NATUUR, ARBEID KAPITAAL ONDERNEMER STEL: GEEN BANKWEZEN GEEN OVERHEID GEEN BUITENLAND ALLE PRODUCTIEFACTOREN ZIJN IN HANDEN VAN DE GEZINNEN DIE ZE AFSTAAN AAN DE PRODUCENTEN 1 Klassieken Keynes Prijzen zijn flexibel (prijsmechanisme zorgt voor evenwicht) Geen werkloosheid (als er wel werkloosheid is, gaat het loon dalen waardoor de vraag naar arbeider(s) toeneemt en de werkloosheid verdwijnt) Nationaal inkomen bepaalt door beschikbare hoeveelheid productiefactoren (door flexibel prijsmechanisme zijn alle productiefactoren volledig ingeschakeld) Wet van Say: elk aanbod schept zijn eigen vraag (geld en goederen worden niet ongebruikt gelaten) Nadruk op aanbodkant Sparen goed voor de economie, want het betekent dat er meer kapitaalgoederen geproduceerd kunnen worden waardoor de economie kan groeien Prijzen zijn constant (geldt alleen in onderbesteding Wel werkloosheid (veroorzaakt door onderbesteding) Nationaal inkomen bepaald door effectieve vraag Consumptie bepaald door nationaal inkomen Nadruk op vraagzijde Sparen slecht voor de economie, want het leidt tot vermindering van de bestedingen 2 Kritiek van Keynes op de Klassieken: 1. de wet van Say houdt geen rekening met het feit dat mensen geld kunnen oppotten. Als dat plaats vindt dan zal de effectieve vraag kleiner zijn dan het aanbod (effectieve vraag: de som van de voorgenomen bestedingen van consumenten, producenten, overheid en buitenland; de effectieve is dus het beslag dat wordt gelegd op de productiecapaciteiten) 2. de Klassieken letten op het kostenaspect en niet op het inkomensaspect; werkloosheid betekent volgens de klassieken daling van het loon maar dat betekent ook dat de koopkracht van het publiek afneemt waardoor de effectieve vraag gaat dalen. Bovendien is de vraag naar arbeid niet zo gevoelig voor veranderingen in het loon; de winstverwachtingen zijn veel belangrijker 3. ook bij de investeringen spelen winstverwachtingen een grotere rol dan het interestpeil 4. volgens Keynes hangen de besparingen niet af van de interestvoet maar van het nationaal inkomen. Volgens Keynes worden de besparingen niet automatisch geïnvesteerd, want meer sparen betekent minder consumptie; dus slechtere winstverwachtingen, waardoor de investeringen juist zullen afnemen Multiplier of inkomensvermenigvuldiger, twee definities: de multiplier is die factor waarmee de autonome bestedingen moeten worden vermenigvuldigd om de evenwichtswaarde van het nationaal inkomen te vinden de multiplier is die factor waarmee een verandering in de bestedingen moet worden vermenigvuldigd om de verandering in het nationaal inkomen te berekenen De Keynesiaanse theorie is vooral van toepassing in een situatie met onderbesteding. Door aanpassingen in het inkomen ontstaat er evenwicht. Immers meer bestedingen leidt tot meer inkomen wat weer leidt tot extra bestedingen tot het bestedingsevenwicht is bereikt. In een overbesteding geeft de klassieke theorie een betere verklaring: extra investeringen zullen er dan toe leiden dat de prijs van de kapitaalgoederen stijgt, het aanbod van de kapitaalgoederen zal daardoor toenemen hetgeen ten koste van de consumptie gaat. Hierdoor daalt het aanbod van consumptiegoederen zodat zij in prijs stijgen. 3