Grondwet Grondwet Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden van 24 augustus 1815, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2008, 348 HOOFDSTUK 5 WETGEVING EN BESTUUR § 2 Overige bepalingen Bestuur, verdrag boven wet Artikel 94. Binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften vinden geen toepassing, indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende be palingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties. (Zie ook: art. 120 GW) (Zie ook: art. 8 WvSr) Bestuur, belastingheffing Artikel 104. Belastingen van het Rijk worden geheven uit kracht van een wet. An dere heffingen van het Rijk worden bij de wet geregeld. (Zie ook: art. 132 lid 6 GW) HOOFDSTUK 6 RECHTSPRAAK Rechtspraak, toetsingsverbod Artikel 120. De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen. (Zie ook: art. 91 lid 3, 94 GW) (Zie ook: art. 11 Wet AB) HOOFDSTUK 7 PROVINCIES, GEMEENTEN, WATERSCHAPPEN EN ANDERE OPENBARE LICHAMEN DIV Provincie en gemeente, inrichting/ samenstelling/ bevoegdheid Artikel 132. 1. De wet regelt de inrichting van provincies en gemeenten, alsmede de samenstelling en bevoegdheid van hun besturen. 2. De wet regelt het toezicht op deze besturen. 3. Besluiten van deze besturen kunnen slechts aan voorafgaand toezicht worden onderworpen in bij of krachtens de wet te bepalen gevallen. 4. Vernietiging van besluiten van deze besturen kan alleen geschieden bij konink lijk besluit wegens strijd met het recht of het algemeen belang. 5. De wet regelt de voorzieningen bij in gebreke blijven ten aanzien van regeling en bestuur, gevorderd krachtens artikel 124, tweede lid. Bij de wet kunnen met af wijking van de artikelen 125 en 127 voorzieningen worden getroffen voor het geval het bestuur van een provincie of een gemeente zijn taken grovelijk verwaarloost. 6. De wet bepaalt welke belastingen door de besturen van provincies en gemeenten kunnen worden geheven en regelt hun financiële verhouding tot het Rijk. (Zie ook: art. 104, 124 GW) (Zie ook: art. 107 e.v., 201 e.v., 207 e.v., 220 e.v., 261 e.v. Prov.w.) (Zie ook: art. 110 e.v., 124, 155, 203, 218 Gem.w.) 1298