NIEUWSBRIEF Driemaandelijks, september 2005 Nummer 3 na Met steun van de Vlaamse Gemeenschap In dit nummer: • • • • • Woord vooraf Hoe fit en actief is de Vlaming? Hoe overgewicht bij tieners voorkomen? Naar het werk fietsen is gezond American College of Sports Medicine Woord vooraf In een studie van mei 2005 ‘De vergrijzing, een collectieve uitdaging’ zet de CM heel wat interessant cijfermaterieel op een rij. Zo berekende de CM dat een 25-jarige man vandaag de dag gemiddeld een levensverwachting heeft van 76,5 jaar. Belangrijk evenwel is dat deze man tot halverwege zijn 63ste levensjaar in goede gezondheid zal zijn om vervolgens met 13 jaren in slechte gezondheid af te sluiten. Voor een vrouw berekende de CM een levensverwachting van 82,5 jaar. Tot haar 65ste jaar zou het goed gaan met die vrouw, waarna nog maar liefst 17,5 jaar in slechte gezondheid zou volgen. Tevens blijkt duidelijk uit hun cijfers dat de levensverwachting in goede gezondheid correleert met het opleidingsniveau. Hoe hoger opgeleid, hoe gezonder. Cijfers met betrekking tot de relatie met sportbeoefening en fysieke activiteit zijn niet bekend. Het lijkt ons essentieel om ook deze relatie in de toekomst op te volgen. Met één van de interventiestudies van het Steunpunt SBG waarbij we sedentaire senioren gedurende een heel jaar aan het sporten zetten, houden we alleszins een vinger aan de pols. In het najaar publiceren we de resultaten en voornaamste conclusies van dit onderzoek. In het basisonderwijs wordt per 1 september 8 miljoen vrijgemaakt om 245 extra leerkrachten LO aan te nemen. Met de resultaten van het Steunpunt SBG, met name het ‘SPARK’-project in de hand is dat alvast een stap in de ‘goede’ richting naar meer LO op school. Guido Steens Directeur Steunpunt SBG -1- Hoe fit en actief is de Vlaming? In de vorige nieuwsbrief hadden we het in het kader van het grote fitheidonderzoek van de volwassen Vlamingen (N= 5.170) over de sportparticipatie. In deze bijdrage gaan we nader in op bepaalde aspecten van de fysieke fitheid en de fysieke activiteit. Morfologische fitheid Onder morfologische fitheid verstaan we de verschillende lichaamsmetingen zoals lichaamslengte, gewicht, omtrek- en huidplooimetingen Bij de gemiddelde waarden van de lichaamslengte krijgen we een bevestiging van de seculaire trend, m.a.w. de mensen werden alsmaar groter de afgelopen 30 jaar. De jongste leeftijdsgroep is gemiddeld 180 cm groot bij de mannen en 168 cm bij de vrouwen. Dit gemiddelde daalt in functie van de leeftijd continu tot respectievelijk 173 en 161 cm. Wat de BMI-waarden betreft, gaven we reeds een gedetailleerd overzicht in de eerste editie van deze nieuwsbrief. Samenvattend kunnen we hier nogmaals stellen dat vanaf 40 jaar bij de mannen en 50 jaar bij de vrouwen meer dan 50% te kampen heeft met overgewicht. Vanaf de leeftijd van 45 stijgt zowel bij SAR (cm) HGR (kg) PLT (sec) SBJ (cm) SUP (N) SHR (sec) 18-24 21,4 (± 9,1) 47,4 (± 9,6) 11,5 (± 2,9) 202,5 (±25,4) 24,9 (± 4,8) 20,5 (± 1,5) 25-29 22,4 (± 9,3) 49,2 (±10,5) 10,5 (± 2,0) 195,8 (±23,4) 24,5 (± 4,2) 20,5 (± 1,6) 30-34 22,5 (± 9,1) 52,7 (±11,0) 10,8 (± 2,6) 191,3 (±26,5) 22,5 (± 4,0) 20,9 (± 1,6) 35-39 21,6 (± 8,5) 50,9 (±10,5) 11,0 (± 2,7) 187,1 (±25,0) 20,7 (± 5,0) 21,6 (± 2,3) 40-44 20,6 (± 8,8) 51,2 (±10,1) SAR (cm) HGR (kg) PLT (sec) SBJ (cm) SUP (N) SHR (sec) 18-24 24,2 (± 8,0)) 28,2 (± 8,3) 12,5 (± 3,3) 151,0 (±20,8) 19,3 (± 4,7) 22,5 (± 1,9) 25-29 26,0 (± 7,1) 30,3 (± 7,8) 11,7 (± 2,7) 146,8 (±20,0) 18,5 (± 3,6) 22,8 (± 1,7) 30-34 26,1 (± 7,6) 31,2 (± 7,5) 11,41 (± 2,4) 143,0 (±19,1) 17,3 (± 4,8) 23,2 (± 2,2) 35-39 25,0 (± 7,9) 32,4 (± 7,4) 11,8 (± 2,5) 140,0 (±23,6) 15,2 (± 4,9) 23,8 (± 2,1) 40-44 23,9 (± 8,1) 32,7 (± 8,2) mannen als bij vrouwen het percentage obesen boven de 10% uit. De vetpercentages, berekend op basis van huidplooimetingen, gaan voor de mannen in stijgende lijn met de toename van de leeftijd van gemiddeld 17,1 naar 24% en bij de vrouwen van 29 naar 36%. Motorische fitheid Voor het meten van motorische fitheid (kracht, lenigheid, snelheid en coördinatie) werd gebruik gemaakt van de testbatterij Eurofit for Adults. Deze resultaten zijn een echte nulmeting in die zin dat de fitheid van de volwassen Vlaming nu voor het eerst op deze schaal en op deze wijze werden getest. Trends kunnen derhalve dan ook niet vastgesteld worden vermits er geen vergelijkbare resultaten beschikbaar zijn. In tabellen 1 en 2 kunnen we toch vaststellen dat zowat alle motorisch parameters vanaf 18 jaar achteruitgaan, behalve de handknijpkracht. Dit is logisch gezien de statische kracht ook positief gerelateerd is met het lichaamsgewicht. 45-49 20,4 (± 9,2) 48,8 (±10,0) 50-54 20,0 (± 8,8) 48,8 (± 9,2) 55-59 17,8 (± 7,9) 46,6 (± 9,4) 60-64 16,8 (± 8,2) 43,3 (± 8,5) 65-69 14,0 (± 8,4) 41,0 (± 8,5) 70-74 14,4 (± 8,0) 39,4 (± 8,6) Tabel 1: Gemiddelden (± SD = standaarddeviatie) van de Eurofit-tests bij volwassen Vlaamse mannen (SAR = sit and reach, HGR = handgrip, PLT = plate tapping, SBJ = standing broad jump, SUP = sit-ups, SHR= shuttle run) 45-49 24,1 (± 8,0) 30,2 (± 7,8) 50-54 23,3 (±7,8) 30,3 (± 7,7) 55-59 22,6 (±7,8) 27,3 (± 7,2) 60-64 22,1 (±7,5) 26,2 (± 6,3) 65-69 21,9 (± 7,9) 25,7 (± 5,9) 70-74 19,1 (± 8,2) 24,1 (± 6,1) Tabel 2: Gemiddelden (± SD = standaarddeviatie) van de Eurofit-tests bij volwassen Vlaamse vrouwen (SAR = sit and reach, HGR = handgrip, PLT = plate tapping, SBJ = standing broad jump, SUP = sit-ups, SHR= shuttle run) -2- Cardiorespiratorische fitheid Voor het meten van de uithouding werd afhankelijk van de leeftijd en het risicoprofiel van de proefpersoon de aangepaste uithoudingshuttle run (= bieptest met een aanvangssnelheid van 4 km/u ipv 8 km/u) of de 6 minuten wandeltest afgelegd. Het gemiddeld aantal gelopen minuten van de uithouding-shuttle run gaat in dalende lijn van jong naar oud van 15 tot 13,3 minuten bij de mannen en van 10,1 tot 9,6 minuten bij de vrouwen.De gemiddelde wandelafstand ging eveneens in dalende lijn van jong naar oud van 612 tot 557 m bij de mannen en van 566 tot 502 m bij de vrouwen. Ook hier is geen trend vast te stellen omdat dit de eerste maal gemeten werd. De bloeddrukwaarden werden eveneens gemeten en de percentages van de bevolking die aan hypertensie lijdt, worden weergegeven in figuur 1. Hypertensie wordt gedefinieerd als een diastolische bloeddruk van 90 mm Hg of meer of een systolische bloeddruk van 140 mm Hg of meer. Opvallend hierbij twee vaststellingen: o de mannen hebben in alle leeftijdsgroepen een stuk meer te kampen met hypertensie dan vrouwen; o de hoge percentages in de groep van de 50plussers niettegenstaande er in deze groep nog een onderschatting gebeurt omdat een aantal onder hen dank zij medicatie de bloeddruk binnen de normen houdt. Figuur 1: Percentages van de volwassen Vlaamse bevolking met hypertensie 70 60 Percentage hypertensie 50 40 mannen vrouwen 30 20 10 0 18-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 Leeftijdscategorieën Ten slotte werd ook met een spirometrietoestel de vitale longcapaciteit gemeten. De vitale capaciteit is de maximale hoeveelheid lucht die uitgeademd kan worden na een geforceerde inademing. De longen van een volwassene bevatten circa 6 liter lucht. Bij rustige ademhaling wordt ongeveer een halve liter in – en uitgeademd maar met grote inspanning kan 4 tot 5 liter worden uitgeademd na een zo diep mogelijke inademing. Het longvolume varieert volgens leeftijd, geslacht en gestalte. Deze waarden gaan gemiddeld volgens onze cijfers in dalende lijn van jong naar oud van 5,2 naar 3,9 liter bij de mannen en van 3,8 naar 2,6 liter bij de vrouwen. Metabole fitheid Voor de verschillende cholesterolparameters werden de referentiewaarden voor leeftijdsgroepen per 10 jaar berekend omdat niet van heel de proefgroep bloedstalen werden afgenomen. De jongste leeftijdsgroep is de 1829 jarige groep en de oudste is de 50-59 jarige groep. Zowel bij mannen als bij vrouwen nemen het totaal cholesterol toe met de leeftijd. Bij mannen is er een sterke stijging te zien tussen de 18-29 en de 30-39 jarige groep. Bij vrouwen is de stijging minder groot. De hoogste waarde voor P50 voor het totaal cholesterol bedraagt 212 mg/100ml bij mannen -3- en 216 mg/100ml bij vrouwen. Behalve voor de jongste leeftijdsgroep hebben meer dan 50% van de mannen een te hoog totaal cholesterol (totaal cholesterol > 190 mg/100ml). Bij vrouwen is dit enkel voor de twee oudste leeftijdsgroepen. Ook hier geldt weer dat dit een onderschatting is gezien mag verondersteld worden dat heel wat ouderen medicamenteus hun cholesterol onder controle houden. Sedentariteit Steeds meer onderzoeksgroepen brengen hoge prevalentiecijfers voor sedentariteit aan het licht, zowel op Europees als op wereldniveau. Een voldoende hoeveelheid fysieke activiteit is echter noodzakelijk voor de preventie van gewichtstoename en een hele reeks ziektes en aandoeningen, waaronder hypertensie, hart- en vaataandoeningen, diabetes, sommige kankers, osteoporose,… Internationaal wordt aangenomen dat een dagelijkse hoeveelheid fysieke activiteit noodzakelijk is om preventief op te treden tegen obesitas en diabetes. De gecomputeriseerde vragenlijst stelde ons eveneens in staat om de dagelijkse fysieke activiteit te berekenen, de zogenaamde PALscore (PAL = Physical Activity Level). Dit is het gemiddeld energieverbruik per week, dat overeenkomt met een bepaald veelvoud van het rustmetabolisme (= 1 MET waarbij 1 MET gemiddeld overeenkomt met 1 kcal/kg/u). De PAL-waarde varieert meestal tussen 1,3 MET en 3,5 MET en de kritische ondergrens wordt internationaal op 1,75 MET gelegd. Individuen met een gemiddelde PAL-waarde van 1.75 of lager vertonen een ongezonde, sedentaire levensstijl. De PAL-score houdt dus rekening met alle bronnen van energieverbruik: sporten, werk, tuinieren, wandelen, fietsen, etc. Uit de cijfers in figuur 2 blijkt onmiddellijk dat ook in Vlaanderen een hoge graad van sedentariteit kan worden vastgesteld. Concreet zien we dat voor de mannen in elke leeftijdsgroep minstens 40% niet het voorgeschreven activiteitsniveau haalt met uitschieters voor de jongste volwassenen (61%) en de 60-plussers (meer dan 80%). Voor de vrouwen haalt in elke leeftijdscategorie minstens 66% dit niveau niet met uitschieters bij de jongste leeftijdsgroep (84%) en vanaf 55 jaar (meer dan 80%). Figuur 2: Percentage inactieven of sedentairen (PAL< 1,75) in de volwassen Vlaamse bevolking 100 90 80 Percentage inactieven 70 60 mannen vrouwen 50 40 30 20 10 0 18-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 Leeftijdsgroepen -4- 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 Kijkindex De gecomputeriseerde vragenlijst inventariseerde eveneens de kijkindex, d.i. het aantal uren dat de mensen gemiddeld per week spendeerden aan TV-kijken, video of computerspelletjes. In figuur 3 stellen we het gemiddeld aantal uur voor per leeftijdsgroep en volgens geslacht. We stellen vast dat er haast geen verschillen zijn in kijkgedrag tussen mannen en vrouwen en dat de kijkindex in het algemeen toeneemt met de leeftijd. De senior kijkt bijna één etmaal per week naar TV! Figuur 3: Kijkgedrag van de volwassen Vlaamse bevolking 25 Kijkgedrag (u/week) 20 15 mannen vrouwen 10 5 0 18-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 Leeftijdsgroepen Alarmfase 1? Kunnen deze beschrijvende statistieken nu een antwoord geven op de vraag die in deze en voorgaande titels (zie nieuwsbrieven 1 en 2) gesteld werden? Gaan we onder druk van de media meer sporten, zijn we fitter, leven we gezonder? Qua sportparticipatiecijfers kunnen we stellen dat de cijfers (zie nieuwsbrief nr. 2) in de lijn liggen van de voorgaande VRIND-statistieken. Qua fitheid werd voor het eerst de nulmeting gerealiseerd onder een volwassen bevolking en dit laat geen uitspraak toe over het feit of we al dan niet fitter zijn. Qua gezondheid kunnen we stellen dat de cijfers ronduit alarmerend zijn. Overgewicht, sedentariteit, hypertensie en hoge cholesterolwaarden zijn massaal aanwezig in de Vlaamse bevolking en deze laatsten wijzen er dan weer op dat er misschien toch iets aan de hand is met ons sport- en bewegingspatroon. *Dit onderzoek wordt geleid door de hoofdpromotoren Lefevre, Philippaerts en Duquet met medewerking van de bursalen Matton, Duvigneaud en Wijndaele. Meer info: info@steunpuntsbg.be -5- Hoe overgewicht bij tieners voorkomen? De ‘couch potatoe-generatie’ was een tiental jaar geleden nog populair-wetenschappelijk jargon om een nieuw fenomeen te beschrijven, nl. die van de bewegingsarme en chipsetende TV-kijker. Ondertussen is gebleken dat de combinatie van ongezond voedsel en sedentariteit een spiraal van overgewicht en obesitas bij de jeugd in werking heeft gezet. De couch potatoe is zijn sociologische wortels ontgroeid en is stilaan de meest geduchte vijand van de volksgezondheid geworden. Reden te meer voor het Steunpunt Sport, Beweging en Gezondheid om na te gaan of het mogelijk is om overgewicht bij jongeren te voorkomen via een gerichte interventie op school rond promotie van gezonde voeding en beweging. Beginsituatie Onder leiding van prof . I. De Bourdeaudhuij van U Gent zette Leen Haerens een interventie op in de eerste graad van 10 West-Vlaamse scholen met TSO- en BSO-richtingen. Bij de aanvang van de interventie werden de leerlingen uit deze 10 scholen en nog eens 5 andere controlescholen al onmiddellijk getest. Deze baseline gegevens gaven aan dat 17,5% van de jongens en 20,2% van de meisjes al op erg jonge leeftijd te kampen had met overgewicht. Deze percentages liggen hoger dan de referentiewaarden van 10 tot 15% voor de Vlaamse jongeren. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat jongeren uit technisch en beroepsonderwijs vaker uit milieus met lager scholingsgraad en lagere sociale klasse komen. Deze laatsten zijn dan weer geassocieerd met een hogere prevalentie van overgewicht. Een ander opvallend resultaat van het baselineonderzoek is dat de jongeren met overgewicht minder fysiek actief zijn en minder fit zijn dan de jongeren met een gezond gewicht. Dit betekent dat deze jongeren nog meer risico lopen om hun overgewicht te behouden of om obees te worden. De norm om gezondheidsvoordelen te verkrijgen voor jongeren ligt op 60 minuten matige tot intense activiteit per dag. Ook hier blijkt bij aanvang van de studie dat maar liefst 61% van de jongens en 83,5% van de meisjes deze norm niet haalt. Vooral meisjes en jongens met overgewicht halen deze norm niet. Tenslotte werd op basis van het onderzoek vastgesteld dat jongeren met overgewicht slechter presteerden op een fysieke uithoudingstest dan jongeren met een gezond gewicht. Wat voeding betrof, werd vastgesteld dat 66% van de jongeren niet voldeed aan de aanbevelingen inzake vetinname. Wat fruitconsumptie betreft, haalde 84% niet de aanbevolen hoeveelheid van twee stukken fruit per dag. De consumptie van softdrinks was zeer hoog. Interventie Tot zover de beginsituatie. In hoever kan een interventie deze situatie keren? Ook hier geldt weer dat de school de ideale setting is om aan preventie te doen omdat alle jongeren bereikt kunnen worden. Er werd gewerkt rond gezonde voeding én meer beweging. De interventie creëerde een gezondheidsbevorderende schoolomgeving en stond voor een aanpak op individueel niveau. Voor voeding werd gewerkt rond drie gedragsveranderingen die ondersteund werden door omgevingsveranderingen: o de fruitconsumptie verhogen tot 2 stukken per dag; o het drinken van 1,5 liter water per dag stimuleren; o de vetinname verlagen. Voor fysieke activiteit werd als doel gesteld om de jongeren 60 minuten per dag aan het bewegen te krijgen door: o extra bewegingsmomenten te creëren tijdens en na de schooluren; o sportmateriaal beschikbaar te stellen; o actief transport naar en van school aan te moedigen. -6- Op individueel niveau kregen de leerlingen een op maat gemaakt advies over hun vetinname, fruitconsumptie en bewegingsgewoontes. Dit gebeurde aan de hand van een cd-rom die tijdens de les aan bod kwam. De uitbouw van de interventie was op maat van de school gesneden, wat resulteerde in heel wat diverse initiatieven (posters, fruitverkoop, educatieve spelen, gezond ontbijten, gratis drinkbus etc.). In een aantal scholen werden extra inspanningen geleverd om de ouders te betrekken bij de interventie. Dit gebeurde vooral door nieuwsbrieven en schoolkrantjes. Foto 1: Promotie van het drinken van water in het Sint-Jozefscollege Izegem Resultaten Na één jaar interventie bleek alvast dat de scholen onder impuls van directie en leerkrachten erin slaagden om het voedings- en bewegingsprogramma te implementeren. Wat fysieke activiteit betreft, werd een positief effect vastgesteld: o bij meisjes bleek de zelfgerapporteerde totale fysieke activiteit te verhogen; o er werd meer gebruik gemaakt van actief transport (jongens in schoolcontext, meisjes in vrijetijdscontext); o zowel jongens als meisjes participeerden meer in extra-curriculaire sportactiviteiten; o een verhoging van sportparticipatie in de vrijetijd kon niet worden vastgesteld, wat enigszins te verklaren is door de zomerstart van de meeste sportclubs. Wat voeding betreft: o geen effect op de consumptie van softdrinks en fruit; o met steun van de ouders was er een positief effect op vetinname bij meisjes. Wat BMI betreft, kon worden vastgesteld dat er reeds na één schooljaar een positief effect bij de meisjes waar te nemen was. Zijn meisjes dan toch meer ‘dieet-minded’? Een stap in de goede richting? Op basis van deze resultaten kunnen we stellen dat preventie van overgewicht een dringende noodzaak is bij jongeren uit het technisch en beroepsonderwijs. Een meerderheid eet ongezond en is te weinig actief om gezondheidsvoordelen te verkrijgen en dit al op erg jonge leeftijd. Het is dan ook een erg hoopvol gegeven dat mits een gerichte interventie de school in staat kan zijn om jongeren aan te zetten om meer te bewegen en gezonder te eten. Meer info: leen.haerens@ugent.be -7- Naar het werk fietsen is gezond In de eerste nieuwsbrief gaven we het opzet aan van een interventiestudie die tot doel had na te gaan of de werkende bevolking er kon toe aangezet worden om met de fiets naar het werk te rijden en of dit dan ook positieve effecten had voor de gezondheid. In het licht van het actuele verkeersdebat in Vlaanderen kan dit belangrijke informatie opleveren. Ondertussen hebben zo’n 80-tal mensen meer dan een jaar met de fiets naar het werk gereden en is Bas de Geus (VUB) druk bezig de laatste eindtests af te nemen. Dit belet niet dat er nu al zicht is verkregen op belemmerende en faciliterende factoren en het effectieve gezondheidsgehalte van zo’n dagelijkse fietstrip. Drempels versus motivaties Op basis van een vragenlijst werden 694 werkende volwassenen, waarvan 52% die regelmatig naar het werk fietsen, bevraagd. Uit deze bevraging bleek dat de volgende factoren als drempels werden ervaren om naar het werk te fietsen: o afstand; o niet praktisch; o veiligheid; o regen/zweten. Factoren die de mensen dan weer wel konden motiveren om naar het werk te fietsen zijn de volgende: o douchemogelijkheid op het werk; o aanwezigheid van fietspaden; o financiële stimuli. Gezondheidseffecten? De huidige consensus met betrekking tot gezondheidsgerelateerde richtlijnen voor fysieke activiteit bij volwassenen legt de lat momenteel op 30 minuten fysieke activiteit van matige intensiteit of meer en dit liefst alle dagen van de week. Matige intensiteit staat volgens de richtlijnen van het American College of Sport Medicine gelijk met 3 tot 6 MET. Op het eerste gezicht lijkt een activiteit als commuter cycling of pendelen met de fiets een ideale gewoonte om aan deze richtlijnen te voldoen, maar is dat ook zo? Aan 20 personen van de commuter cycling interventie werd gevraagd om hun dagelijkse traject naar het werk aan een intensiteit te fietsen die ze gewoonlijk ook doen. Zij kregen een draagbare spirometer. De resultaten van deze veldtest werden naast de resultaten van hun maximale inspanningstest in het labo gelegd. De proefpersonen fietsten aan een intensiteit die gemiddeld 75% van hun maximale waarde was. Zo was de gemiddelde hartfrequentie gemiddeld 138 slagen per minuut. Hieruit bleek dat mannen gemiddeld tegen een METwaarde van 7,6 (+/- 1,6) en de vrouwen gemiddeld aan 5,6 (+/- 1,3) fietsten. De gemiddelde duur van het traject was 25,5 minuten (+/- 12,0). Op basis van deze resultaten kan gesteld worden dat commuter cycling als een gezondheidsbevordererende activiteit kan bestempeld worden. Impact van de bedrijven Om na te gaan wat de mogelijke impact zou kunnen zijn van de bedrijven zelf op het al dan niet fietsgedrag van haar werknemers, werd een telefonische enquête georganiseerd. Een aantal bedrijven met meer dan 200 werknemers met een hoofdzetel in Vlaanderen werden gecontacteerd, waarvan 89 (respons van 52%) effectief participeerden. Van de werkgevers stelt 65% dat zij verantwoordelijkheid dragen inzake mobiliteit van de werknemers en 44% meende dat ze invloed konden uitoefenen op de keuze van transport. Zowat 35% van de werkgevers promoten de fiets als transportmiddel maar dan vooral om imagoredenen of op vraag van de werknemers. Meer dan 80% van de werkgevers geeft een financiële compensatie, heeft douchemogelijkheden en fietsstallingen. Meer info: bas.de.geus@vub.ac.be -8- American College of Sports Medicine 52nd annual meeting, Nashville, USA Dit jaar organiseerde ACSM haar jaarlijks congres in Nashville, USA. Meer dan 4500 deelnemers vanuit alle werelddelen namen deel en meer dan 2200 voordrachten, tutorials, clinical lectures en posters werden voorgebracht. Dit is HET wetenschappelijk congres in bewegingswetenschappen en – sportgeneeskunde. De prestigieuze Wolf-lecture werd dit jaar gehouden door Frank Booth die in een geanimeerd betoog de gezondheidseffecten van een voldoend actieve levensstijl toelichtte. Hij toonde aan hoe over de laatste decennia, en in snel tempo de laatste vijftien jaar, de landkaart van de USA steeds maar meer en meer rood gekleurd is met staten die een hoge prevalentie van obesitas vertonen.. Eén van zijn belangrijke conclusies is dan ook dat het voor de geïndustrialiseerde landen hoog tijd is om tot een drastische wijziging over te gaan in het preventieve gezondheidsbeleid. In de VS wordt jaarlijks slechts 3 tot 5 % van het totale gezondheidsbudget besteed aan preventieve gezondheidszorg en dit zou een veelvoud ervan moeten worden. Hoe kan het dat één van de meest welvarende landen ter wereld een bedroevende plaats bekleedt wanneer het gaat over de prevalentie van overgewicht en obesitas. Indien de USA op de Olympische Spelen van Peking een even bedroevende plaats zou bekleden en geen gouden medailles mee naar huis zou brengen dan zou het land op zijn kop staan en zouden onmiddellijk allerlei initiatieven genomen worden om hieraan te verhelpen. Waar hebben we dat nog gehoord? Steunpunt SBG-bijdragen op ACSM 2005 De Belgische delegatie was dit jaar uitzonderlijk groot met minstens een vijftal afgevaardigden van elk van de Vlaamse universiteiten, enkele vertegenwoordigers van de hogescholen en een aantal Waalse collega’s. De promotoren en bursalen van het Steunpunt Sport, Beweging en Gezondheid hebben in verscheidene sessies hun studies toegelicht op basis van de gegevens die nu reeds in de projecten van het Steunpunt verzameld werden. o Stefanie Verstraete e.a., Effects of a 2 year elementary-school physical education intervention based on Spark in Belgium (abstract) o Leen Haerens e.a., Effect of a Middle school physical activity and healthy food intervention on BMI Z-scores (abstract) o Heleen Spittaels e.a., Does a tailored intervention program delivered through the internet enhance physical activity in adults (abstract) o Nathalie Duvigneaud e.a., Prevalence of overweight and obesity in Flemish adults (abstract) o Gaston Beunen e.a. , Generational differences in physical fitness (abstract) o Johan Lefevre e.a. , Familial resemblance in physical fitness (abstract) o Lynn Matton e.a., Familial resemblance in physical activity (abstract) o Peter Deriemaeker e.a., Nutritional intake in Flemish adults from the age of 18 up to 75 (abstract) o Katrien Wijndaele e.a., Association between clusters of perceived stress correlates and physical activity in adults (abstract) -9- Nieuwe richtlijnen Ook de nieuwe uitgave van “ACSM’s Guidelines for exercise testing and exercise prescription” werd in een symposium grondig toegelicht met de nadruk op de gezondheidsgerelateerde fysieke activiteit. Bill Haskell, een van de pioniers in het onderzoek naar de effecten van gezondheidsgerelateerde fysieke inspanningen, stelde dat er meer dan voldoende goede wetenschappelijke studies zijn om ‘evidence based’ richtlijnen voor te schrijven voor de hele populatie. Het is hoog tijd om van de Ivory Tower van de wetenschapper af te dalen naar de ‘Towns’ en gerichte initiatieven te nemen om een fysiek actieve en gezonde levensstijl voor iedereen te promoten. Men zou dit kunnen vertalen naar ‘Fysieke Activiteit voor Allen’. We zijn inderdaad geëvolueerd van Sport voor Allen naar Gezondheidsgerelateerde Fysieke Activiteit voor Allen. In wetenschappelijke kringen kan men inderdaad gewagen van een verandering in paradigma over de laatste 50 jaar in de bewegingswetenschappen. Anderzijds blijft Steve Blair van de Cooper Clinic zijn standpunt verdedigen en bewijzen dat een lage fysieke conditie, en meer specifiek een lage cardiorespiratorische fitheid, een belangrijke risicofactor is voor vroegtijdig overlijden. Een hoge cardiorespiratorische fitheid zou namelijk de negatieve gevolgen van overgewicht en zelfs obesitas gedeeltelijk compenseren, zodat een individu met een goede cardiorespiratorische fitheid en overgewicht of matige obesitas minder risico loopt dan iemand met een lage cardiorespiratorische fitheid. In een ander symposium met o.a. onze Nederlandse collega Willem Van Mechelen werden de gunstige effecten van de promotie van gezondheidsgerelateerde fysieke activiteit in de arbeidssituatie (o.a. bij KLM) geanalyseerd. Hierbij werd ook toegelicht hoe dergelijke interventiestudies best dienen opgevat te worden vanaf de planning t.e.m. de effectstudie en kosten-batenanalyse. Prof. Gaston Beunen Promotor-coördinator Steunpunt Sport, Beweging en Gezondheid Studentenwijk Arenberg 1 3001 Heverlee Tel: 016/32.91.61 Fax: 016/32.91.67 E-mail: info@steunpuntSBG.be http://www.steunpuntSBG.be/ Colofon Deze nieuwsbrief is het infoblad van het Steunpunt Sport, Beweging en Gezondheid. Het Steunpunt Sport, Beweging en Gezondheid wordt gefinancierd door de Vlaamse Gemeenschap in het kader van het programma “Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek”. In deze mededeling wordt de mening van het Steunpunt SBG en niet van de Vlaamse Gemeenschap weergegeven. De Vlaamse Gemeenschap is niet aansprakelijk voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de in deze mededeling opgenomen gegevens. Abonneren kan gratis via www.steunpuntsbg.be Artikels uit deze nieuwsbrief mogen overgenomen worden, mits bronvermelding. Werkten mee aan dit nummer: Prof. Ilse De Bourdeaudhuij, Prof. Gaston Beunen, Prof. Johan Lefevre, Prof. Renaat Philippaerts, Guido Steens, Prof. William Duquet, Leen Haerens, Bas de Geus. Lay-out: Jannes Pockelé V.U.: Guido Steens -10-