1e bachelor bio-ingenieurswetenschappen Verslag: Kiemingsverloop Biologie: practicum plantkunde Inleiding Tijdens dit experiment gaan we het kiemingsverloop van de gewone boon (Phaseolus vulgaris L.), de erwt (Pisum sativum L.) en van maïs (Zea mays L.) bestuderen. Het doel is om de onderlinge verschillen tijdens de groei te bestuderen en aldus een beter zicht te hebben op de ontwikkeling van deze 3 soorten. 1 Tijdens het groeiproces letten we op 3 dingen: de groeisnelheid, kleurveranderingen en nieuwe of verdwijnende structuren. Over de lengte kunnen we op voorhand al enkele hypotheses stellen. Zo kunnen we verwachten dat maïs het snelst zal groeien. We kennen deze monocotyle plant immers en weten dat deze gemakkelijk 2m hoogte kan bereiken. Verder weten we ook dat de erwt een rankplant is. Bij gebrek aan hechtstructuren (vb: een stok) zal deze dus vrij klein blijven. Materiaal en methodes Eerst leggen we de zaden van erwt en maïs een nacht te weken in een kommetje water. Hierna planten we alle drie de zaden in 3 verschillende bekers op ongeveer 1cm diepte. Deze bekers zijn doorzichtig zodanig dat we de wortels van de planten goed kunnen observeren. Als substraat gebruiken we donkere potgrond gebruikt zodanig dat de kleur van het substraat goed contrasteert met de kleur van de wortels. Vervolgens geven we overvloedig water. Hierna plaatsen we een aluminiumfolie rondom de bekers zodat dat de wortels beschermd zijn van het licht. Indien we dit niet zouden doen zullen de wortels weggroeien van het licht en dus ook weggroeien van de rand van de bekers zodat we het wortelstelsel niet meer zouden kunnen observeren. De bekers plaatsen we op een goed verlichte en warme plaats. In mijn geval is dit op een vensterbank achter een vliesgordijn zodanig dat de planten niet in de volle zon staan. De dag waarop we de zaden planten is dag 0. Iedere dag meten we de hoogte van iedere plant en dit gedurende 25 dagen. Op dag 0, 2, 4, 6, 8, 10, 15, 20, 25 maken we een gedetailleerde tekening van de drie planten. Hierop duiden we ook de verschillende plantstructuren aan. Resultaten Eerst bespreken we de groeicurve van de verschillende planten. Hiervan maken we ook een grafiek in functie van de tijd. Vervolgens bespreken we de waarnemingen gedaan tijdens het experiment. In de bijlage tenslotte kan men de tekeningen terugvinden van de verschillende planten. Datatabel 1: hoogteverandering van de verschillende planten in functie van de tijd 2 tijd (dagen) Boon lengte (cm) Erwt Maïs 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 0 0 0 0 0 1 2 7 11 16 18 20 21 22 23 23 25 26 27 30 30 32 34 34 35 35 0 0 0 0 1 2 4 8 9 11 14 15 15 15 15 15 16 16 16 16 17 17 17 17 17 17 0 0 0 0 2 5 8 11 16 17 21 24 27 28 29 31 32 35 38 40 37 38 40 41 41 42 Groei 45 40 hoogte (cm) 35 30 Boon 25 Erwt 20 Maïs 15 10 5 0 0 5 10 15 20 25 30 tijd (dagen) Figuur 1: grafiek van de hoogte van de planten in functie van de tijd Kiemingsverloop maïs De zaden van maïs zijn oranje en ongeveer 1cm groot. Tussen dag 3 en dag nul gebeurde er niets, zoals te zien is op de tekeningen in de bijlage. Het zaadje was nog steeds in zijn rustfase. Hier kwam echter verandering in op dag 4. Op één dag 3 was er een kiemwortel en een coleoptiel gevormd en stak de plant 2cm boven de grond uit. De volgende dagen groeide de maïsplant gestaag en op dag 6 was hij al 8cm groot en waren er verscheidene bijwortels gevormd. Ook was het coleoptiel opengebroken en stak het eerste blad er al uit. Dit blad was echter nog altijd dichtgeplooid. Voorts kon men op de worteltip al wortelhaartjes onderscheidden. Tussen dag 6 en dag 8 zijn er geen structuren bijgekomen of verdwenen. De stengel is langer geworden en de wortels zijn wat groter geweest maar dat waren de enigste merkbare verschillen. Op dag 10 was het eerste blad eindelijk naar buiten geplooid. Tussen dag 10 en dag 15 was de plant liefst 10cm gegroeid. Er was nu ook een tweede en een derde blad zichtbaar. Voorts merkten we ook dat de onderkant van de stengel lichtjes rood begon te kleuren. Ook was het wortelstelsel uitgebreider. Tussen dag 15 en dag 25 waren er geen nieuwe structuren bijgekomen. De enigste verschillen waren de lengte en de wortels die beide uitgebreider zijn geworden. Bij figuur 1 zien we dat op dag 20 de maïsplant plotseling 3cm kleiner is geworden. Dit is te wijten aan het omplooien van een blad. Ook merken we dat het eerste blad een lichtjes andere vorm heeft dan de andere bladeren. Kiemingsverloop boon De zaden van de boon zijn wit en langwerpig. De boon begon als laatste te groeien. Pas op dag 5 kwam de boon boven de grond. Op dag 6 was de plant 2cm groot en was er duidelijk een kiemwortel met enkele zijwortels te zien. Ook het cotyl was nog niet doorbroken. Tussen dag 6 en dag 8 zijn vooral de wortels ontwikkeld. Op de worteltippen van zowel de hoofdwortel als enkele zijwortels waren al wortelharen te onderscheidden. Ook de plummula was nu zichtbaar. Op dag 10 was de stengel niet langer gebogen, en waren er de eerste bladeren zichtbaar. Deze waren nog wel opgevouwen. Ook is er nu een epicotyl. Een van de dingen die opvielen op dag 15 was de staat van de cotyllen deze waren al helemaal verwelkt maar vielen nog net niet af. Ook de eerste 2 bladeren zijn opengeplooid. Tussen dag 15 en dag 20 is er een enorm ontwikkeling van de 4 stengel. Er worden verscheidene nieuwe bladeren gevormd en de plant groeit tot 30cm. Ook de cotyllen waren eindelijk afgevallen. Hetzelfde scenario tussen dag 20 en dag 25. De plant ontwikkelt zich maar er vormen zich geen nieuwe structuren en er verdwijnen geen oude. Kiemingsverloop erwt De zaden van de erwt zijn geelgroen gekreukt. De erwt is ongeveer gelijk met de maïs ontkiemt op dag 4. Er was al een kleine kiemwortel te zien en ook de stengel was duidelijk zichtbaar. Op dag 6 was er nog niet veel veranderd. Op dag 8 zijn de eerste bladeren zichtbaar, maar deze zijn nog wel opgevouwen. Op dag 10 zijn de eerste ranken zichtbaar. Er zijn ook al heel wat bladeren gevormd maar de meeste zijn nog wel dichtgevouwen. Tussen dag 10 en 15 merken we een minder snelle groei. De ranken worden groter en groter. Tussen dag 15 en 25 veranderd er nog amper iets. De bladeren ontvouwen zich verder. Maar de erwt groeit nog amper. In 10 dagen slechts 2cm. Wel zijn de ranken blijven groeien. Maar bij gebrek aan een hechtingsplaats hangen deze fel door. Discussie en besluit Na afloop van het experiment konden we enkele duidelijke conclusies stellen. Zo merkten we dat onze hypothese met betrekking tot de groei van de verschillende planten klopte. Maïs was de snelst groeiende plant en was na 25 dagen reeds 45cm groot. Hierna kwam de boon met een lente van 35cm en als laatste was er de erwt met slechts 17cm (zie datatabel 1). Het eerste grote verschil kan men reeds van in het begin zien. De zaadlobben van de boon komen immers boven de grond en de zaadlobben van de erwt en van de maïs blijven onder de grond. Om de bladeren in een beginstadium te beschermen gebruiken de planten verschillende plantstructuren. De boon gebruikt hiervoor een gebogen hypocotyl en de erwt een hypocotyl. Maïs gebruikt een coleoptyl. 5 Een tweede groot verschil in ontwikkeling kan men waarnemen bij de wortels. Maïs is een monocotyle plant en heeft dus bijwortels. De Boon en de Erwt daarentegen zijn dicotyl en hebben een hoofdwortel met daaraan zijwortels. Een derde verschil zien we tussen de bladeren van de verschillende planten. De lengte van de bladsteel bij de Boon is veel groter dan de lengte van de bladsteel bij de Erwt. Deze laatste ontwikkelt dan ook nog eens bladranken. Ook de vorm van de bladeren is verschillend. Bij de Boon zijn de bladeren hartvormig terwijl dit bij de erwt totaal niet zo is. Maïs ontwikkelt veel grotere bladeren dan de andere twee en heeft een bladschede die rond de stengel zit. De Erwt daarentegen heeft als enigste steunblaadjes. Algemeen kunnen we stellen dat na 15 dagen bij alle planten alle plantstructuren aanwezig waren. Hun groei loopt dus vrij gelijk. Als bemerking kunnen we wel stellen dat de groei misschien niet representatief is. Het experiment is immers uitgevoerd bij kamertemperatuur (20°C) in goede omstandigheden (genoeg water, geen wind…). Terwijl de planten normaal in de buitenlucht groeit. Hier zijn ze dus veel meer afhankelijk van de omgevingsfacoren en zal hun groei dus gemiddeld lager liggen. Referenties Biologie Practicum Plantkunde, 2009-2010 6