317550181 11 & 12 1 Voorraden en vaste activa 1 Aan het aanhouden van voorraden zijn de volgende kosten verbonden: bestelkosten en opslagkosten. 2 Het economisch risico dat een ondernemer loopt die een voorraad aanhoudt, betreft het risico van prijsfluctuaties. De ondernemer zal maar net een voorraad goederen hebben gekocht voor een bepaalde prijs en vervolgens zien dat de prijzen gaan dalen. De waarde van de goederenvoorraad daalt daardoor, hetgeen is aan te merken als een economisch nadeel. 3 De optimale voorraad is die voorraadgrootte waarbij de som van alle kosten en risico’s zo klein mogelijk is. 4 De basis voor het antwoord ligt in de volgende relatie: economische voorraad = technische voorraad + voorinkopen – voorverkopen. Gegeven is dat de technische voorraad nihil is. We vullen daarom op die plaats een 0 in. Voorinkopen en voorverkopen zijn aan elkaar gelijk en vallen zodoende tegen elkaar weg. Het resultaat is dat de economische voorraad dan eveneens nihil is. 5 a - De kwaliteit van het papier kan worden aangetast (vochtinwerking, ongedierten). - Prijsfluctuaties. b Technische voorraad op 1 februari is 10 850 dozen. c Economische voorraad op 1 februari = 10 850 + 20 000 – 7 320 = 23 530 dozen. d Technische voorraad op 28 februari = 10 850 + 20 000 – 7 320 + 62 340 – 57 862 = 28 008 dozen. e Economische voorraad artikel op 28 februari = technische voorraad = 28 008. Er staan op 28 februari geen voorinkopen en geen voorverkopen open. 6 a Een PC rekenen we tot de vaste activa omdat ze voor een langere periode dan een jaar aan het bedrijf zijn gebonden. b De belangrijkste oorzaak van de waardedaling van PC’s is gelegen in de technische ontwikkeling. c De economische levensduur is in het algemeen geëindigd als het productiemiddel niet meer in staat is de functie te vervullen waarvoor het bestemd is. In dit voorbeeld doet zich dit voor als blijkt dat de PC niet geschikt is voor de gewenste programmatuur. d De technische levensduur is in 2001 nog niet geëindigd. De PC functioneert nog wel – dat blijkt wel uit het feit dat iemand er nog 250 gulden voor over heeft – maar is voor het advocatenkantoor niet meer bruikbaar. e Het advocatenkantoor kan de 250 gulden beschouwen als een winst. Men had de PC al volledig afgeschreven. In de boeken stond het apparaat dus gewaardeerd voor 0 gulden. Als het dan bij verkoop nog 250 opbrengt, is dat een boekwinst. 7 a Totale afschrijving = 22.500 + 1.000 = 23.500. b De jaarlijkse afschrijving = ( 22.500 + 1.000)/8 = 2.937,50. 317550181 13A 4 a b c d 2 De handelsonderneming De afzet bedraagt 20.000 stuks van artikel A. De omzet bedraagt 20.000 2 euro = 40.000 euro. De inkoopwaarde van de omzet is 20.000 1,60 euro = 32.000 euro De brutowinst bedraagt 40.000 euro – 32.000 euro = 8.000 euro. 5 a De behaalde brutowinst dient in eerste instantie om de bedrijfskosten te dekken. Wat daarna nog resteert is de nettowinst en is bestemd voor de eigenaar(s). b Verkoopprijs van een tennisracket: 2,2 75 euro = 165 euro c Dit een brutowinstopslag omdat het een percentage is dat berekend wordt over de inkoopprijs. d Een brutowinstopslag van 120% komt overeen met een brutowinstmarge van 120/220 100% = 54,55%. 6 De behaalde brutowinst is 60/40 240.000 = 360.000. De nettowinst is dan 360.000 – 200.000 = 160.000. 7 De afdracht aan BTW over de verkopen is gelijk aan het geldende BTW-percentage genomen van de toegevoegde waarde (in dit geval van de brutowinst). Afdracht over de 6% artikelen is 6% 40% 180.000 = 4.320 Afdracht over de 17,5% artikelen is 17,5% 40% 15.000 = 1.050 Sub-totaal 5.370 Betaalde omzetbelasting op bedrijfskosten 3.200 Netto af te dragen aan de belastingdienst 2.170 8 Inkoopprijs Brutowinst 75% van 30 BTW 17,5% van 52,50 Consumentenprijs 30 -22,50 52,50 - 9,19 61,69 317550181 13B 3 Gerealiseerde brutowinst 1 De inkoopprijzen lopen gestaag op. In dat geval wordt bij lifo tegenover elke volgende verkoop de laatste en dus hoogste inkoopprijs gesteld. De winst wordt daardoor lager dan bij fifo waarbij dan bij elke volgende verkoop de laagste inkoopprijs uit het verleden wordt gezet. Fifo geeft derhalve in een periode van stijgende prijzen de hoogste brutowinst. 2 datum ontvangsten hoeveel- prijs heid jan. 1 jan. 16 voorraad inkoop 18000 7,48 jan. 17 inkoop 20000 7,59 jan. 20 verkoop afgiften hoeveelprijs heid 32000 8,80 voorraad hoeveelprijs heid 50000 7,26 18000 7,48 68000 50000 à 7,26 18000 à 7,48 20000 7,59 88000 50000 à 7,26 18000 à 7,48 20000 à 7,59 32000 winstberekening omzet inkoopprijs brutoomzet (fifo) winst 281.600 232.320 (32000 à 7,26) 49.280 56000 jan. 25 inkoop 14000 7,75 3 18000 à 7,26 18000 à 7,48 20000 à 7,59 14000 7,75 70000 18000 à 7,26 18000 à 7,48 20000 à 7,59 14000 à 7,75 waarde goederenvoorraad 525.620 4 datum ontvangsten hoeveel- prijs heid jan. 1 jan. 16 voorraad inkoop 18000 7,48 jan. 17 inkoop 20000 7,59 jan. 20 verkoop afgiften hoeveelprijs heid 32000 8,80 voorraad hoeveelprijs heid 50000 7,26 18000 7,48 68000 50000 à 7,26 18000 à 7,48 20000 7,59 88000 50000 à 7,26 18000 à 7,48 20000 à 7,59 32000 56000 jan. 25 5 inkoop 14000 7,75 50000 à 7,26 6000 à 7,48 14000 7,75 70000 50000 à 7,26 6000 à 7,48 14000 à 7,75 waarde goederenvoorraad 516.380 winstberekening omzet inkoopprijs brutoomzet (lifo) winst 281.600 241.560 (20000 à 7,59 12000 à 7,48) 40.040 317550181 13C 4 Kostprijs en nettowinst 1 a Opslagpercentage voor inkoopkosten: ( 178.500 / 537.000) 100% = 33,24% van de inkoopprijs b Opslagpercentage voor overige bedrijfskosten: { 351.000 / ( 537.000 + 178.500)} 100% = 49,06% van het totaal van inkoopprijs en inkoopkosten c Opslagpercentage voor overige bedrijfskosten: {(1,06 351.000) / ( 537.000 + 178.500)} 100% = 52% van het totaal van inkoopprijs en inkoopkosten d Inkoopprijs 23,50 Opslag voor inkoopkosten 33,24% van 23,50 - 7,81 31,31 Opslag voor overige bedrijfskosten 52% van 31,31 - 16,28 Kostprijs 47,59 2 Verwachte gemiddelde inkoopprijs Opslag voor inkoopkosten 23,3% Vaste verrekenprijs Opslag voor overige kosten 41,5% Kostprijs XYZ 3 Het calculatieschema ziet er als volgt uit: Inkoopprijs Opslag voor inkoopkosten Opslag voor overige kosten 20% van 140% = Kostprijs e2,50 e0,58 e3,08 e1,28 e4,36 100% 40% 140% 28% 168% = EUR 65.250 Hieruit volgt dat de inkoopprijs gelijk is geweest aan 100/168 EUR 65.250 = EUR 38.839,29 4 a De verkoopprijs exclusief BTW bedraagt 100/117,5 47 = 40. De verkoopprijs inclusief 6% BTW is dan 1,06 40 = 42,40. b De BTW-afdracht zal lager worden, omdat 6% van een bepaald bedrag (i.c. de toegevoegde waarde van de omzet in het betreffende artikel) nu eenmaal minder is dan 17,5% van datzelfde bedrag. c De nettowinst van de winkelier blijft ongewijzigd, omdat BTW geen effect heeft op het financieel resultaat van een onderneming. BTW is een consumentenbelasting. 5 Vastgestelde verkoopprijs exclusief BTW = 100/117,5 89,30 = 76, – Inkoopprijs 55, – Opslag voor kosten 18% - 9,90 Kostprijs - 64,90 Nettowinst 11,10 Deze nettowinst bedraagt ( 11,10 / 64,90) 100% = 17,1% en dat is minder dan de vereiste 26%. De ondernemer zal de schuurmachine dus niet in het assortiment opnemen. 317550181 13D 5 Vooraf & Achteraf rekenen… 3 a Verwachte omzet Verwachte inkoopwaarde Verwachte brutowinst Verwachte inkoopkosten Verwachte overheadkosten Verwachte nettowinst b Gerealiseerde omzet Gerealiseerde inkoopwaarde Gerealiseerd verkoopresultaat Werkelijke inkoopkosten Werkelijke overheadkosten 450000 1,10 = 450000 0,80 = 425.000 0,80 5%= 15% 495.000 = - 495.000 360.000 135.000 91.250 43.750 489.500 396.050 93.450 300 93.750 17.000 74.250 445000 1,10 = 445000 0,89 = Gerealiseerde nettoresultaat (verlies) c Verwachte nettowinst Gerealiseerd verlies Nadelig verschil d 1 Resultaat op inkoopkosten Toegestane inkoopkosten 450000 0,89 0,05 = Werkelijke inkoopkosten Nadelig verschil op inkoopkosten d 2 Resultaat op overheadkosten Toegestane overheadkosten 15% 495.000 = Werkelijke overheadkosten Voordelig verschil op overheadkosten - 21.500 72.250 – 43.750 300 44.050 20.025 21.500 1.475 (-/-) 74.250 72.250 2.000 (+) 317550181 19 6 Voorraden en vaste activa 1 Aan het aanhouden van voorraden zijn de volgende kosten verbonden: bestelkosten en opslagkosten. 2 Het economisch risico dat een ondernemer loopt die een voorraad aanhoudt, betreft het risico van prijsfluctuaties. De ondernemer zal maar net een voorraad goederen hebben gekocht voor een bepaalde prijs en vervolgens zien dat de prijzen gaan dalen. De waarde van de goederenvoorraad daalt daardoor, hetgeen is aan te merken als een economisch nadeel. 3 De optimale voorraad is die voorraadgrootte waarbij de som van alle kosten en risico’s zo klein mogelijk is. 4 De basis voor het antwoord ligt in de volgende relatie: economische voorraad = technische voorraad + voorinkopen – voorverkopen. Gegeven is dat de technische voorraad nihil is. We vullen daarom op die plaats een 0 in. Voorinkopen en voorverkopen zijn aan elkaar gelijk en vallen zodoende tegen elkaar weg. Het resultaat is dat de economische voorraad dan eveneens nihil is. 5 a - De kwaliteit van het papier kan worden aangetast (vochtinwerking, ongedierten). - Prijsfluctuaties. b Technische voorraad op 1 februari is 10 850 dozen. c Economische voorraad op 1 februari = 10 850 + 20 000 – 7 320 = 23 530 dozen. d Technische voorraad op 28 februari = 10 850 + 20 000 – 7 320 + 62 340 – 57 862 = 28 008 dozen. e Economische voorraad artikel op 28 februari = technische voorraad = 28 008. Er staan op 28 februari geen voorinkopen en geen voorverkopen open. 6 a Een PC rekenen we tot de vaste activa omdat ze voor een langere periode dan een jaar aan het bedrijf zijn gebonden. b De belangrijkste oorzaak van de waardedaling van PC’s is gelegen in de technische ontwikkeling. c De economische levensduur is in het algemeen geëindigd als het productiemiddel niet meer in staat is de functie te vervullen waarvoor het bestemd is. In dit voorbeeld doet zich dit voor als blijkt dat de PC niet geschikt is voor de gewenste programmatuur. d De technische levensduur is in 2001 nog niet geëindigd. De PC functioneert nog wel – dat blijkt wel uit het feit dat iemand er nog 250 gulden voor over heeft – maar is voor het advocatenkantoor niet meer bruikbaar. e Het advocatenkantoor kan de 250 gulden beschouwen als een winst. Men had de PC al volledig afgeschreven. In de boeken stond het apparaat dus gewaardeerd voor 0 gulden. Als het dan bij verkoop nog 250 opbrengt, is dat een boekwinst. 7 a Totale afschrijving = 22.500 + 1.000 = 23.500. b De jaarlijkse afschrijving = ( 22.500 + 1.000)/8 = 2.937,50.