Teisho van 11 november 2001 over koan 40 uit de mumonkan (en deel 2 van 12 november er achter aan) Goede morgen. Zen voor managers, zen voor leidinggevenden. Als ik zoiets hoor is er altijd een lichte irritatie bij mij. Ik gebruik zen om beter te functioneren in mijn bedrijf, om mijn bedrijf winstgevender te maken, of om de kwaliteit van mijn relatie te verbeteren. Dat oneigenlijk gebruik van zen voor iets anders, dat is altijd iets wat op mij werkt, en dat is heel merkwaardig deze irritatie. Als zen gebruikt wordt waarvoor het bedoeld is, om te ontwaken, om echt mens te worden, om de spirituele wanhoop, de existentiële wanhoop in uw leven aan te pakken, voor die ultieme vragen, dan is dat prima. Maar het moet geëigend zijn op waarvoor zen bedoeld is. Als je fysiek niet goed bent, moet je naar een dokter. Heb je psychische problemen, dan ga je naar een therapeut. En zen is echt toegeëigend voor die ultieme vragen, de waarom vragen, de vragen over het uiteindelijke. Dat is één constatering. Maar als je dat nu eens historisch bekijkt. Als Bodhidharma in de 4e/ 5e eeuw na Chr. van India naar China komt, dan zie je dat zijn impact op de Chinese samenleving toch heel veel in de bovenste lagen van de bevolking plaats heeft, het keizerlijk hof, de mandarijnen, de leidinggevenden. Boeddha was volgens de legende een prins van Koninklijken bloede, in hoeverre dat historisch is of legendarisch? Jezus, was ook van Koninklijken bloede, hij was wel zo arm als een luis, maar zijn vader zou uit het huis van David stammen. Dat is waarschijnlijk een mythische manier van spreken. In China is dat duidelijk en in ieder geval historisch aanwijsbaar, in het Indisch boeddhisme minder naar mijn gevoel. De zen gaat dan naar Korea, naar Vietnam en Japan, en men ziet daar hetzelfde fenomeen. Zen is toch, of je dat nu leuk vindt of niet, een beetje elitair. Het had veel impact bij de Samurai, bij de leidinggevende klasse, de krijgerstand zoals men dat toen noemde. De shogun en het keizerlijke hof. Hoe zit dat nu, waar gaat het nu om? Naast die elitaire zen ontwikkelt zich ook een volksboeddhisme, die andere invloeden aanneemt. En je hebt ook zoiets als boerenzen; de Soto. Als je ziet hoe deze vorm zich nu voordoet als een hoogkerkelijke zen die meer op de regels is dan de Rinzai vorm. Maar het is belangrijk om naast dat historische fenomeen, dat culturele fenomeen, zen en iets elitairs, om iets dieper te kijken. Waar gaat het in wezen om? In de oude culturen en dat is in alle culturen, of dat dat nu in India, of bij de Maya’s of indianen is, overal heb je een soort wijsheid van regeren. Een soort koningswijsheid, die je ook in de Bijbel vindt. Hoe moet je ordening aanbrengen? Volgens welke wetten gaat die gerechtigheid die groter is dan de mensen, hoe werkt dat in de maatschappij? En de koning, elke koning, was uiteindelijk een sacrale figuur die eigenlijk iets van die supermenselijke ordening, die rechtvaardigheid, die vrede, doorlaatbaar maakt naar de maatschappij, naar de ordening, ook voor de kleine en de zwakke. En de koning doet dat niet in eerste instantie door wetten en regels te maken, maar door te zitten. En de koning zelf zit in die rust, bij wijze van spreken in die inkeer. In dat principe dat voorbij de differentiatie is, voorbij wetten en geboden en verboden en zijn ministers dienen hem. Dat oerbeeld, dat archetype van de Koninklijke mens die eigenlijk handelt vanuit iets anders. Daaruit kan men natuurlijk die fascinatie van leidinggevenden voor zen verklaren. In deze wereld waar zoveel beslissingen, zoveel verantwoordelijkheden, zoveel vermenging is van goed en kwaad. Waar draken en slangen samen leven. Een onontwarbaar kluwen van struikgewas waar wij voortdurend in verstrikt raken, is er toch een principe dat mijn leven moet leiden. En dat geld natuurlijk voor iedereen. Door wat laat ik mij leiden, wat is het principe dat mij eigenlijk stuurt op mijn weg, wat is wat mij leidt naar uiteindelijk heil, naar vrede, naar verzoening. Naar uiteindelijk mens zijn. Dat principe dat ik eigenlijk, dat ik moet herontdekken in mijn eigen hart, is natuurlijk voorbij mijn redeneren. Ook voorbij alle onderscheiden, alle moraliteit, alle dingen die ik in mijn jeugd geleerd heb. Alle dingen die ik van thuis heb mee gekregen, hoe goed en waardevol ze ook zijn, mijn kerkelijke opvoeding, zijn uiteindelijk niet voldoende om mijn heel persoonlijke weg te vinden. Niets is echt afdoende, er moet een ander principe zijn. Er moet iets zijn dat heel individueel op mij is toe gesneden, wat ik niet kan leren van mijn onmiddellijke omgeving. Wat ik niet kan leren van kerken, van instituten. Hoe helpend dat ik ook kunnen zijn, op een zeker moment sta ik er alleen voor. Moet ik die kracht vinden om de juiste beslissing te nemen. Onafhankelijk van goedkeuring of afkeuring, ik moet mezelf realiseren en mijn weg vinden. Dat principe, hoe kunnen wij dat vinden. Wat geeft de leiding in mijn leven? De kunst van het besturen, de kunst van het leiding geven is natuurlijk geënt op dat; op die oneindige creativiteit. Op dat onverwachte. En het is bekend dat mensen die veel zen doen, als je veel in die sanmai, in die verzonkenheid, in die inkeer, in die verzameling komt, dan worden wij creatiever. Wij worden meer eigen. Mensen gaan gedichten schrijven na een sesshin, zij gaan iets uitdrukken wat heel intiem is. Ze maken een mooie tekening of wat dan ook. Er is een soort creatieve intelligentie die aangesproken wordt, juist door niet te denken. Door die spirituele vermogens te verzamelen als het ware. In die inkeer, in die sanmai. De eerste koan die ik met jullie zou willen behandelen, gaat een beetje in deze richting. Het is koan 40 van de mumonkan, waar Hyakujo, een van de grote zenmeesters uit de Tang dynastie een opvolger voor een stichting, een abt voor een stichting moet kiezen. Welke monnik kan ik nu de leiding van het klooster toevertrouwen? En welk criterium gebruik ik daarvoor? Natuurlijk leuk om dat te zien waar die mensen op beoordelen, de vaardigheid om te besturen, om leiding te geven, om creatief in te spelen in alle moeilijke omstandigheden. Een hele simpele koan maar zoals allemaal zijn toch mooi naar mijn gevoel. Ik lees hem eerst: koan 40 uit de mumonkan: Hyakujo wilde een monnik uitzenden om een nieuw klooster te openen. Hij vertelde zijn leerlingen dat degene die het meest vaardige antwoord op een vraag gaf aangewezen zou worden. Hij zette een vaas met water op de grond en vroeg: Wie kan zeggen wat dit is zonder het een waterkruik te noemen? De hoofdmonnik zei: Niemand kan het een houten schoen noemen. Isan, de kok monnik stootte de vaas om met zijn voet en ging naar buiten. Hyakujo glimlachte en zei: de hoofdmonnik heeft verloren. En Isan werd de meester van het nieuwe klooster. Wat gebeurt hier eigenlijk? Het is een heel leuk voorval, je moet dus een selectie maken. De traditie wil dat grote klooster waarin Hyakujo, ik zal eerst de personen even voorstellen. Hyakujo is een belangrijke zenleraar geweest die ook in andere koans voor komt ook in de tweede koan van de mumonkan en die zelf een leerling was van Nansen, de leraar van Joshu die wij ook kennen. En Hyakujo had een groot bloeiend klooster en dat puilde wat uit, er was te weinig plaats voor de monniken, en dan denkt men aan een nieuwe stichting. Nu was er onder zijn leerlingen zegt de traditie een paragnost, iemand die dus het derde gezicht had en die had gezien dat er op een berg in de omgeving in het noorden van China een heel bloeiend klooster zou zijn in de toekomst. Met 1500 monniken. Hij had daar een soort profetie van gekregen en hij gaat naar zijn meester en zegt: daar op die plaats kan het boeddhisme gaan bloeien. Als je daar een nieuw klooster sticht, je kunt daar grond verwerven, ik heb dat gezien. En de meester zegt: Oh wat leuk een nieuw klooster, zal ik er zelf naar toe gaan? Nee, zegt die paragnost, want die berg is heel rond en jij bent heel mager en slank, dat past niet. Ik vind dat wel leuk die oude principes van Feng Sui, die meester paste niet op die berg, die moest daar niet naar toe gaan. Dus moet hij een selectie maken, een nieuwe monnik zoeken die daar wel op die ronde berg past. En dan start hij dus een selectieprocedure en dan is het vanzelfsprekend dat de oudere trainees de mannen die al langer oefenen in de zendo dat die natuurlijk de meeste maturiteit, de meeste rijpheid zouden hebben. In het bijzonder natuurlijk de hoofdmonnik die zorgt voor de discipline in de zendo. Die eigenlijk de baas is in de zendo. Zoals je dat weet in traditionele zenkloosters is niet de meester de baas, maar de hoofdmonnik. De meester komt daar als gast. Die zit gewoonlijk in zijn eigen celletje, in zijn eigen kluisje te mediteren en die bezoekt nu en dan de zendo. En de hoofdmonnik leidt de training, die staat voor discipline, voor ordening, voor ijver, voor toeleg en dat is vanzelfsprekend dat hij aan de bak zou komen. En dan is er ook een Tenzo een kok. Zorgt die hoofdmonnik voor het spirituele goed lopen van de training, de kok die moet natuurlijk voor de voeding zorgen, erg belangrijk. Een goede voeding bij een training is belangrijk, is de voeding niet te zwaar, te log, is het goed uitgebalanceerd zodat hij helpt bij de training. En de tenzo, de kok, is Isan. Dat is een heel interessante figuur die het theravada boeddhisme bestudeerd heeft en het mahayana en uiteindelijk bij Hyakujo terechtkomt en die ziet hem wel en stuurt hem dan naar de keuken, dat is ook paradoxaal, hij maakt hem geen hoofdmonnik, maar stuurt hem naar de keuken. Daar moet hij dus rijpen blijkbaar. En dan zet hij deze test op met de uitnodiging, noem dit geen waterkruik. Alle verworven kennis, al onze etiketten op de dingen zijn onbruikbaar, deugen niet. Alle woorden, alle begrippen die wij er op kunnen plakken zijn niet juist. Kun je bij wijze van spreken naar een ander niveau van bewustzijn. En de werkelijkheid, nieuw, origineel en creatief benaderen? Hoe los je een probleem op? Ga je er een ander etiket op plakken en dat doet die hoofdmonnik. Die zegt het is geen sandaal. Natuurlijk is het geen sandaal. Maar die blijft op hetzelfde niveau, het is geen houten sandaal. Die zit gevangen op het niveau van concepten. Die kan niet creatief naar die zaak kijken. En wat doet de tenzo? De kok die komt naar voren en schopt die kruik om en gaat naar buiten. Dat is natuurlijk heel leuk, die laat zich niet vangen door de die opgezette val. Die doet niet mee aan die flauwe kul. Die gaat gewoon zijn eigen weg, die gaat koken. Voor deze spielerei heb ik geen tijd, ik ga koken. De clou van de koan is natuurlijk dat juist de tenzo in de val trapt. Want zo zegt de traditie, hij moet de mindere verantwoordelijkheid laten voor een grotere verantwoordelijkheid om het juk van leraar op zich te nemen. En het juk van leraar is zwaar. Dat is het ijzeren juk zegt de traditie. Dat is een berg of trappen beklimmen vol met blote zwaarden. Wat ook tegen mij gezegd werd toen ik leraar werd: je moet een trap op vol met zwaarden. Dat is de grote verantwoordelijkheid. Hij trapt natuurlijk in een andere val. Hij wordt hoofdmonnik. De traditie vertelt dat hij inderdaad naar die berg gegaan is, die prachtige ronde berg, ze hadden daar een stuk grond verworven, hij is daar gaan zitten. En wat doet Isan, en daar toont hij zijn echte meesterschap, hij bouwt een hutje als kluizenaar en gaat daarin zitten. En hij heeft 8 jaar gezeten en er is geen mens komen opdagen. Nou ja al die voorspellingen van paragnosten, daar klopt geen bal van. Dus na 8 jaar zegt hij, ik sluit de tent en ga terug naar het klooster, ik heb het nu wel gehad. En hij verlaat zijn hutje en hij komt buiten en er staat een tijger. En hij kan dus niet weg. En dat ziet hij als een soort teken, de tijger, het symbool van het koninklijk dier dat niet meer bedreigd wordt door iemand anders. Die daar vrij in de natuur, die overal kan slapen, kan liggen want hij heeft geen natuurlijke vijanden meer. De tijger is dikwijls het symbool van de Verlichte. En inderdaad na een paar dagen komen er drie monniken en op den duur is de profetie waar geworden. Er is een klooster van 1500 monniken, een heel bloeiend boeddhistisch centrum ontstaan. Leuk is hoe Isan te werk gaat. Niet eerst een geweldige superstructuur bouwen, beginnen met een centrum en weet ik wat, allerlei folders en overal reclame maken. Hij is gaan zitten 8 jaar. Gewoon zitten, gebeurt het, dan gebeurt het, gebeurt het niet, dan gebeurt het niet. Wij in het westen hebben altijd de neiging om met de buitenkant te beginnen, hopende dat de binnenkant zich opvoedt. Zoel eerst het koninkrijk Gods en de rest zal u gegeven worden. Die mysterieuze vruchtbaarheid. Dus Isan blijkt de goede abt te zijn, heel creatief, heel zorgzaam voor die binnenkant, die waarachtige Dharma, het waarachtige inzicht. Ik zal even het commentaar van Mumon lezen, dat is altijd toch interessant en het gedicht dat hij erbij schrijft. Isan was flink genoeg, maar hij kon niet ontsnappen aan Hyakujo’s list. Aan de eerste ontsnapt hij, maar aan de tweede niet. Maar hij wordt abt. Tenslotte gaf hij een lichte baan op en nam een zware aan. Maar snapt u dat dan niet? Hij nam zijn gemakkelijke hoed af en zette zichzelf in ijzeren blokken. Het koekgerei er aan geven, de babbelkous verslaan. De zaken van de keuken opgeven en de babbelaar, de hoofdmonnik verslaan. Hoewel zijn leraar een versperring voor hem opricht, zullen zijn voeten alles omstoten, zelfs de Boeddha. Vervolg deel 2, de dag er na: Teisho door Jef Boeckmans, gehouden op 12 november 2001 Gistermorgen hebben wij die koan behandeld over de selectie van een nieuwe abt voor een nieuwe stichting: het omstoten van de waterkruik. Het leuke is dat er in de zentraditie verschillende varianten van dit verhaal zijn. En èèn werd mij onder de aandacht gebracht door Peter in een boek van Patrick Chatelion Counet, een prof uit Nijmegen die gepromoveerd is, zijn boek ( over Gods zwijgen)i s ook uitgegeven, een soort postmodernistische Bijbelexegese. Post modern Bijbellezen is ook onderdeel van dit boek, waardoor je een soort deconstructie, zoals dat heet in deze nieuwe filosofie, van oude teksten maakt. Je kent waarschijnlijk wel iets van die nieuwe filosofie, “het einde van de grote verhalen”. Deconstructie is een belangrijk element. Hij is dus daarop gepromoveerd en in het boek gaat het over: Hoe kunnen wij op een nieuwe manier oude teksten lezen. Hij begint met het voorbeeld van de koan die wij gisteren hebben behandeld. Maar en dat is leuk om dat te lezen, het is van een hele jonge begaafde geleerde, wat hij met die koan doet. Hij heeft een versie genomen die hij gevonden heeft in het boek van Suzuki ( inleiding tot het zenboeddhisme) en dan heeft er zelf mee gewerkt om het wat smeuïger te maken. Ik vind het heel leuk om te zien wat er met teksten gebeurt. Ik ga het voorlezen zodat je er een indruk van krijgt. Toen meester Hyakujo zijn einde voelde naderen en moest beslissen wie hem als abt van het klooster zou opvolgen, ontboot hij 4 van zijn beste leerlingen. De situatie is hier veranderd, hij is niet meer in de kracht van zijn leven, maar aan het einde. In een verder lege kamer liet hij op ene tafel de vaas plaatsen die sinds jaar en dag het heilige der heilige opsierde.Prachtig hè, een man die veel met het oude testament is bezig geweest. En dan zegt hij: Zeg mij wat er op deze tafel staat? Hij haalt hier dus de valstrik weg van je mag het niet benoemen. De eerste leerling stapt naar voren omdat hij het geheugen van zijn oude meester graag te hulp wilde schieten en zei: Dit geleerde meester is de vaas uit ons heiligdom. Dat vind ik mooi, de man is een beetje aan het dementeren en weet niet meer wat het is. De abt knikte instemmend. Dat is ook een goed antwoord, ook vanuit zen gezien. Waarop de tweede leerling naar voren trad om te laten zien dat hij de verlichting al bereikt had, antwoordde hij: Deze vaas is Boeddha. Hyakujo knikte opnieuw instemmend. Waarop de derde leerling naar voren trad en zei: Deze vaas dat zijn wij; ik ben de vaas. Opnieuw knikte de meester instemmend. Toen trad de vierde leerling naar voren en schopte het tafeltje onder de vaas vandaan waardoor deze in gruzelementen op de grond viel. Hij vroeg de andere leerlingen en zijn meester: Zeg mij wat hier op de grond ligt. Dat is het einde van het verhaal. Daar begint hij zijn boek mee, het is het eerste hoofdstuk. En dan gaat hij daarop variëren. Wie heeft er nu eigenlijk gewonnen in dit dharma gevecht? Wie is nu de meest geschikte om abt te worden? En dan zegt hij: de moderne mens zou de eerste kiezen, die is het zakelijkst. De tweede is een beetje bevangen in zijn meditatie, die is nog niet rijp. Alles is Boeddha. Dat is natuurlijk wel waar, maar nog niet zo rijp. De derde, en dat is natuurlijk heel mooi wat die er van maakt, Ik ben de vaas. Blijkbaar heeft hij toch nooit iets in zen geleerd en dus zegt hij Ja die man heeft teveel ik bewustzijn. Die is de moderne tijd erg vooruit met het individualisme en teveel ego. Dat is zeker niet de intentie van het verhaal in deze variant. Dan de vierde, dat is interessant. Die vernietigt de vaas. Dat zou als koan antwoord nooit goed gekeurd worden naar mijn gevoel. Hij zegt dat uiteindelijk de vierde het haalt. Hij laat natuurlijk wel de vergankelijkheid, hij laat zien dat de vorm niet het uiteindelijke is, dat dat voortdurend verandert en zo. Maar ik vind dat geen goed antwoord, dat geweld. Door de vaas in tact te laten, kun je iets doen, door te zien dat het niet gevangen zit in concepten, in een netwerk. Maar leuk wat er met zo’n verhaal is gebeurd. Dat is natuurlijk ook met onze Bijbelverhalen zo gebeurt. Ook met veel heiligen verhalen in het oude en nieuwe testament. Dan is er de vormgeschiedenis, hoe is die vorm ontstaan, welke vorm is de meest authentieke, de oudste. ? Welke lezing. Wij leerden dat vroeger, de moeilijkste lezing heeft waarschijnlijk de meeste kans om de meest authentieke te zijn De mensen maken alles steeds meer begrijpelijk. Lectio dificilior probabilior: de moeilijkste lezing is de waarschijnlijkste. En dit is natuurlijk ook duidelijk gemakkelijk gemaakt dit verhaaltje. Het andere is echt een koan. Maar het is mooi om te zien. Hier zitten natuurlijk ook nog wel antwoorden in die in de zen zitten, nou ja zen shit zijn zouden wij zeggen. Ik ben de vaas, ik ben de Boeddha. Dat is natuurlijk wel waar, maar als je het zo zegt. Maar het zegt niets van de waarde van het boek hoor, het is een heel uitstekend boek. Het is leuk om te zien hoe koans in zen verhalen al niet meer begrepen worden. En dan gebeurt daar van alles mee. Ik wou u vandaag confronteren met een nieuwe koan, deze keer uit de hekiganroku, namelijk nummer 17. Ik zal eerst de inleiding lezen en dan stilaan naar de koan zelf gaan, die zeer kort is. Sjang Ling: lang zitten maakt moe. Door nagels snijden en ijzeren banden doorknippen, dan kun je een waarachtig meester zijn, dan kun je het oerprincipe vatten. Als je wegloopt van de pijl en uitwijkt voor het zwaard, hoe kun je dan een bekwaam leerling zijn? Laten wij buiten beschouwing de in zichzelf geslotenheid, waar geen speld in kan. Spreken wij liever over de razende storm als de schuimende golven de hemel schoonspoelen. Laten wij een voorbeeld geven: Kijk ( en nu lees ik de koan zelf) Een monnik vroeg Sjang Ling: waarom kwam de patriarch uit het westen naar ons? Sjang Ling antwoordde: Lang zitten en moe worden. Wij nemen alle elementen even terug. De eerste zin: door nagels snijden en ijzeren banden doorknippen is natuurlijk een soort oerbeeld van onze gehechtheid. Wij zijn zo ontzettend gehecht aan het zelf, aan ons zelfbehoud, Het gaat hier natuurlijk om een spiritueel zelfbehoud, die grip op onszelf die maar niet lost. Wat ik gisteren zei waar wij eigenlijk ook onder lijden. Want die gedachten zijn misleidende gedachten, die oordelen zijn misleidend en ik heb daar verdriet van, ik kan daar niet door en wij zijn als het ware met nagels vast gepind, met ijzeren banden gekluisterd aan onze wanen. Aan onze onvrijheid, aan ons verdriet aan ons verleden, aan onze vroege pijnen . Daar gaat het natuurlijk om; dat door snijden, dat is het eigenlijke werk. Maar het eigenlijke werk van dat losrukken uit die verstrikking is een moeilijk werk, een pijnlijk lang werk. En dat horen wij niet graag. Er moet toch wel een therapie zijn die sneller werkt. Er moet toch weel manier zijn die spectaculairder is, waar je met catharsis werkt. Waarom dat moeizame lange werk van uren zitten en steeds de zelfde herhaling, steeds dezelfde gedachten die mij teisteren, steeds dezelfde wanen…waarom? Is er geen directe weg? Doorsnijden van de nagels en de ijzeren banden doorknippen, om het wezen te pakken te krijgen. Want dat is onze roeping: Vrijheid! Meester zijn in eigen huis. Niet begeleid worden door mijn afhankelijkheden, mijn wanen en angsten. Kan ik die waardigheid, die ingeboren Koninklijke waardigheid hervinden? In die vrijheid. Door de nagels en de banden door te knippen. En dan zegt hij; als je wegloopt van de pijl en uitwijkt voor het zwaard, hoe kun je dan een bekwaam leerling zijn? Dat is strijd en strijd is nu en dan een klap krijgen en dan een klap geven. Dat is strijd, dat is niet duidelijk, dat is ook niet helder. Van waar komt de aanval en hoe. Het is belangrijk in deze teksten dat dat woord strijd en pijl, dat dat metaforen zijn. Het gaat niet om een vorm van geweld, noch in begeleiding of wat, het gaat om vrij te worden. En dat is moeilijk. Ik vind de metafoor van de strijd toch heel goed, want zo is het ook.Dat is niet een rechte lijn. Dat is niet van: ik doe dat nu en dan ga ik voortdurend altijd maar en dan ben ik er; nee, dat is soms vooruit en soms achteruit op een oude positie gezet. Je valt weer in dezelfde valkuil. Kun je dat of ga je lopen voor de strijd? En dan zegt hij: (ik vind dit zelf heel moeilijke te interpreteren en er worden verschillende uitleg aan gegeven) Laten wij buiten beschouwing de in zichzelf geslotenheid waar geen speld in kan. Dat laten wij buiten beschouwing zegt hij, er is strijd maar ook een in zichzelf geslotenheid waar niets in kan. Wat betekent nu deze zin? Er zijn naar mijn gevoel twee mogelijkheden en ik weet zelf niet wat de juiste is. Je kunt inderdaad mensen hebben die zo in hun idiotie, idiotie in de oorspronkelijke betekenis van het Griekse woord ideos, die in zichzelf zo gevangen zitten, daar kun je niet meer in. Dat heeft niets te maken met gebrek aan verstandelijke vermogens, idioot dat is eigenlijk in zichzelf gevangen zitten, gesloten, alleen maar afweren. Dat zou een mogelijkheid kunnen zijn, daar kun je met geen speld meer in, daar is geen opening in te vinden om de wanen los te peuteren, hoe moet je dat zeggen; die zijn in zichzelf opgesloten. Hun wereld, hun opinie, hun oordelen, hun wanen. Of…, en dat is naar mijn gevoel de betere interpretatie, als je helemaal in keer bent, in sanmai in verzameling, als je helemaal èèn bent in de kracht van de meditatie, is daar ook geen speld in te krijgen. Dat is natuurlijk een ervaring die wij zelf ook al eens hebben gehad, als wij echt goed bij onszelf zijn, dan deren die dingen ons niet, die slagen dan zijn er geen slagen, geen pijlen. Het kan alle twee waar zijn. Het kan de afgeslotenheid zijn van het ego dat helemaal gevangen zit: het kan de vrijheid van het ego zijn dat diep in zichzelf verzonken is en niet meer bereikbaar is voor stormen en de wanen en de oordelen en opinies van anderen. Je bekijkt het dan als getuige, maar je raakt er niet meer in vervlochten. Dat is een heel mooie en waarschijnlijk is het dat denk ik.Maar dan zegt hij: dat is ok, maar dat laten wij buiten beschouwing, dat is helemaal afgesloten. Maar laten wij het liever hebben over de razende storm die de hemel schoonwast. Een prachtig beeld: The fuming waves washing the sky. Een storm met windkracht, geweldige golven wassen de hemel schoon. Ik vind dit een aangrijpend beeld uit de Pi- yen lu, ( hekiganroku) dat is zoals u weet dat is mijn lievelingsboek. Dat zie je soms; mensen die in hun leven machtige stormen hebben doorstaan, die kunnen zo puur zijn, hun hemel is helemaal schoon gewassen. Dat is altijd het moeilijke, die razende storm die kan u breken. Inderdaad als wrakhout op het strand laten liggen en dat gebeurt ook. Heel tragisch mensen wiens leven verwoest is. En sommige mensen die komen door die storm heen en die zijn, nou ja die hemel is schoongewassen. Stralend helder. En als je dan die levensgeschiedenis hoort dan denk je van Jeetje hoe is dat nu mogelijk dat je daar zo bent uitgekomen. Een beeld van de strijd, het is echt strijd. Waar kan ik door mijn illusies, door mijn wanen heen breken? En dan geeft hij dat prachtige voorbeeld : Een monnik vroeg Chang lin ; waarom kwam de patriarch uit het westen naar ons ? Deze vraag die slaat historisch op het komen van Bodhidharma, de eerste zenpatriarch van India naar China. Die komt uit het westen in China. Dat is een heel eigenaardige kwestie, alleen al historisch gezien is dat merkwaardig. Bodhidharma die drie jaar reist, zegt de traditie, alle mogelijke moeilijkheden want het reizen toen is niet als nu. Wij stappen in een vliegtuig en er weer uit, nee heel moeizaam bergen en rivieren, watervloeden oversteken, bedreigd worden door rovers, door honger door dorst door uitputting. Die man komt helemaal van India, na die heel moeilijke reis, ook een deel overzee zegt de traditie, met alle gruwelijkheden van dien in die tijd. Die maakt heel die lange reis en dan staat hij voor de keizer en dan vraagt de keizer: wat is nu het wezenlijke van jouw leer? En dan antwoord hij Leegte. Hoe nu leegte? Daar moet je toch niet helemaal voor naar China komen? Leegte, niets heiligs, dat is zijn antwoord aan de keizer, en dat is mijn leer die ik kom brengen. En wat doet hij dan ? Dan gaat hij bij de keizer weg en gaat acht jaar voor een muur zitten, de beroemde muur meditatie. Daar hoef je toch niet voor naar China te komen. Is dat nu zijn leer? Wat is dat voor een rare. Hij komt eigenlijk niets brengen en toch die moeilijke tocht van India naar China om niets te komen brengen. Merkwaardig. En dat is de vraag die voortdurend gesteld wordt in de zenpraktijk. Waarom kwam Bodhidharma uit het westen naar China. Of waarom spannen wij ons zo in met die stomme sessies en pijnlijke knieën en moe worden en rugklachten en verveling en lang duren, als het er toch allemaal is? Als wij toch de Boeddha natuur hebben, als wij toch allemaal dat goddelijke in ons hebben ? Waarom hebben Boeddha’s en patriarchen zo lang geoefend? Dat is de beroemde koan van Dogen zoals u weet: als wij al intrinsiek de Boeddhanatuur hebben, waarom al die moeilijkheden, die pijnlijke lange trainingsperioden. Met honger en gebrek aan slaap en moeheid en pijnlijke knieën. Dat is natuurlijk heel wezenlijk Het wezenlijke is gratis, dat krijg je zo maar, dat is genade, dat is echt zo. Dat is niet te maken en toch is er oefening, discipline. En dan geeft Gang lin het prachtige antwoord : Wat is het wezenlijke van zen, waarom doet hij dat ? Waarom komt hij van India naar China? Wat is het wezenlijke van de geestelijke zoektocht, wat is het wezenlijke van zen, wat is het wezen van het leven; en dan zegt hij: lang zitten en moe worden. Prachtig dat is het wezenlijke van zen; lang zitten en moe worden. Daar is niets buiten, geen doel daarbuiten. De weg zelf, die strijd, MU, het vechten tegen uw wanen, uw opinies, uw voorkeuren en afkeer, uw hechtingen. Dat zelf, niet het resultaat. Lang zitten en moe worden.