Tijdvak: Tijd van Monniken en Ridders Periode: 500 – 1000 n. Chr. Maak een tijdbalk met 10 belangrijke gebeurtenissen: 476: De laatste keizer van het Romeinse Rijk wordt afgezet. 496: Clovis neemt christelijke geloof aan. 610: Eerste openbaring aan Mohammed. 622: Hedsjra van Mohammed. 632: Mohammed sterft. 690: Willibrord begint kerstening in West-Europa. 732: Slag bij Poitiers. 800: Karel de Grote wordt tot keizer gekroond. 840: Aanvallen van de Noormannen nemen toe. 911: Rollo de Noorman krijgt Normandië als leen van de Franse koning. Titel kenmerkend aspect: Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur. 1 Omschrijf dit aspect aan de hand van een persoon / gebeurtenis / ontwikkeling / afbeelding: Na de dood van Clovis in 511 werd zijn rijk verdeeld onder zijn zonen. Clovis’ opvolgers hadden moeite om hun positie te handhaven. Uiteindelijk kwam de macht in handen van Karel Martel. Hij moest vaak veldslagen leveren. Karel had dus een leger van ruiters nodig om zijn oorlogen te kunnen voeren. Ridders onderscheidden zich van andere krijgers door het bezit van paarden en wapenuitrusting. Het aanschaffen daarvan was echter zeer kostbaar. Wanneer de koning deze mannen aan zich wilde binden, moest hij hen belonen met land, het zogeheten leen. Hieruit ontstond het feodalisme of het leenstelsel. De koning was de leenheer, de ridder de leenman. De verhouding tussen de leenheer en de leenman werd vaak ook minder persoonlijk, omdat het de leenman vooral ging om het verkrijgen van het gebied. Leenmannen gingen zelf ook leenmannen benoemen die trouw zwoeren aan hun lokale heer en niet aan de koning. Dit leidde soms tot grote conflicten. Begrippen bij dit aspect: Leen Leenheer Leenman Feodalisme / leenstelsel Vazallen Dit begrip past erbij, omdat: Dit het gebied was dat de leenman in bruikleen kreeg van zijn leenheer, in ruil voor ondersteuning bij het bestuur en militaire steun. Dit de persoon was die het gebied beleent, zoals een koning of keizer. Dit de persoon was die het leen ontvangt, zoals een ridder of graaf. Dit het bestuurssysteem was dat is ontstaan. Het leenstelsel berust op de verhouding tussen de leenheer en zijn leenmannen. Dit waren de krijgslieden van Clovis die hij nodig had om zijn gebied uit te breiden. Titel kenmerkend aspect: De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid. 2 Omschrijf dit aspect aan de hand van een persoon / gebeurtenis / ontwikkeling / afbeelding: In het Romeinse Rijk hadden steden een bestuursfunctie, centra van handel en nijverheid. Grootgrondbezitters vormden samen met de Romeinse bestuursambtenaren en rijke handelaren de elite. Onder aan de sociale ladder stonden de slaven: een samenleving die zo ingedeeld is, heet een agrarisch-urbane samenleving. Door de Germaanse invallen in de vijfde eeuw liepen de steden leeg en werd de maatschappij agrarischer. De landbouw productie daalde sterk en veel kleine boeren konden zich niet meer handhaven. Ze plaatsten zichzelf onder de bescherming van een grootgrondbezitter, maar moesten daarvoor wel hun eigen akkers en vrijheid prijsgeven. Grootgrondbezitters organiseerden hun landgoederen in domeinen. Zo’n domein was grotendeels zelfvoorzienend. In plaats van een agrarisch-urbane samenleving ontstond er een agrarisch-autarkische samenleving. Begrippen bij dit Dit begrip past erbij, omdat: aspect: Agrarisch-urbane samenleving Dit was de samenleving in het Romeinse Rijk voordat de agrarisch-autarkische samenleving ontstond. Autarkisch De domeinen van grootgrondbezitters waren autarkisch. Agrarisch-autarkische samenleving Deze samenleving kwam na de agrarisch-urbane samenleving en is autarkisch. Horigen Deze boeren bewerkten het land voor een bepaalde lokale heer in ruil voor bescherming. Herendiensten Dit waren de taken die de horigen voor de heer deden. Hofstelsel Het systeem dat ontstond, waarbij boeren zich specialiseerden. Titel kenmerkend aspect: De verspreiding van het christendom in geheel Europa. 3 Omschrijf dit aspect aan de hand van een persoon / gebeurtenis / ontwikkeling / afbeelding: Het chistendom was door keizer Theodosius in 391 in het hele Romeinse Rijk tot staatsgodsdienst verklaard. Germanen die in Europa de leiding hadden overgenomen, hadden vaak al het christendom van hun nieuwe onderdanen overgenomen. De eerste Frankische koning die overging tot het christendom was Clovis, rond 500. Vanaf de zesde eeuw stuurde de paus missionarissen eropuit om de bevolking van Europa te kerstenen. In 690 kwam de missionaris Willibrord vanuit Ierland naar het vasteland om de bevolking te kerstenen. Vanaf 716 kreeg hij steun van Bonifatius. Bonifatius was tot hoge leeftijd actief. De mensen bleven zich verzetten tegen kerstening en Bonifatius wilde zich niet daarbij neerleggen. Toen hij 80 was, ging hij naar Dokkum om de Friezen opnieuw te bekeren. Deze waren hier niet van gediend en doodden in 754 Bonifatius en zijn volgelingen. De terugkeer van het christelijke geloof in de vroege middeleeuwen heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de Europees-christelijke cultuur. Begrippen bij dit aspect: Dit begrip past erbij, omdat: Missionarissen Dit waren de mensen die eropuit trokken om mensen te bekeren tot het christendom. Kerstenen Kerstenen is mensen tot het christendom bekeren. Karolingische Renaissance De mensen waren erg geïnteresseerd in de klassieke cultuur tijdens de periode aan het hof van Karel de Grote. Titel kenmerkend aspect: Het ontstaan en de verspreiding van de islam. 4 Omschrijf dit aspect aan de hand van een persoon / gebeurtenis / ontwikkeling / afbeelding: In 570 werd Mohammed geboren in Mekka. Volgens de leer van de islam kreeg Mohammed in 610 een openbaring van Allah, die hem opdroeg om zijn woorden op te schrijven. Dit werd de Koran: in korte tijd ontwikkelde Mohammed zich tot de profeet van Allah. Het verspreiden van diens woorden gingen niet gemakkelijk. In 622 moesten Mohammed en zijn volgelingen vluchten uit Mekka. Dit is de hedsjra. Mohammed slaagde erin steeds meer mensen te bekeren en kon uiteindelijk terugkeren naar Mekka. Na de dood van Mohammed in 632 breidde de islam zich verder uit. De moslims zagen het als hun heilige plicht om de islam te verspreiden. Mede door de religieuze veroveringsdrift van de moslims en de aantrekkingskracht van de islam werd het islamitische grondgebied fors uitgebreid. Begrippen bij dit aspect: Islam Reconquista Dit begrip past erbij, omdat: Dit het gebied was dat de leenman in bruikleen kreeg van zijn leenheer, in ruil voor ondersteuning bij het bestuur en militaire steun. Dit de persoon was die het gebied beleent, zoals een koning of keizer. thema Christendom Kies een kenmerkend aspect dat past bij dit thema. Leg uit waarom. De verspreiding van het christendom in geheel Europa, omdat dit gaat over de verspreiding van het christendom. Omschrijf een gebeurtenis die past bij dit thema. Leg uit waarom. In 690 kwam de missionaris Willibrord vanuit Ierland naar het vasteland om de bevolking te kerstenen. Vanaf 716 kreeg hij steun van Bonifatius. Bonifatius was tot hoge leeftijd actief. De mensen bleven zich verzetten tegen kerstening en Bonifatius wilde zich niet daarbij neerleggen. Toen hij 80 was, ging hij naar Dokkum om de Friezen opnieuw te bekeren. Deze waren hier niet van gediend en doodden in 754 Bonifatius en zijn volgelingen. 5