Elektriciteit Inzichtvragen elektriciteit. © Ing W.T.N.G. Tomassen Serie. Twee identieke weerstandjes zijn in serie geschakeld. Als er een stroom loopt in deze schakeling, dan is de stroom in de 2e weerstand 1. gelijk aan; 2. de helft van; 3. kleiner dan, maar niet per se de helft van, de stroom in de 1e weerstand. De stroomdraad. In bovenstaande schakeling wordt een koperdraadje over een lampje gespannen. Als je dit doet: 1. blijft alle lading door het lampje heen lopen; 2. stroomt de helft van de lading door het lampje en de andere helft door het draadje; 3. stroomt alle lading door het draadje; 4. geen van bovenstaande antwoorden. Serie of enkel? De schakeling hierboven bestaat uit twee identieke lampjes Bij serie als R1 =die R2even fel branden. Als je deis schakelaar sluit, dan U1 = U2 1. gaat lampje A feller branden; Als deerschakelaar dicht is danop is U2 = 0 V A; 2. treedt geen verandering in lampje Dan is U1 = U tot 3. gaat lampje A minder fel branden. Meer spanning bij dezelfde lamp is een grotere stroom. Dus veel meer licht Serie & Parallel. De vier lampjes hierboven zijn identiek. Welke schakeling geeft Bij serie Utot = U1 + U2in zijn totaliteit meer licht? Bij parallel Utot 1. Schakeling I; = U1 = U2 2. Beide schakelingen geven evenveel licht; Grotere spanning meer stroom 3. Schakeling II. (R = constant van een apparaat) Gevolg meer licht. Schokkend. Wat gebeurt er als de schakelaar gesloten wordt? Stroom kiest de makkelijkste weg dus bij 1. Alleen Ottodekrijgt een schok; Paul door draad. Verder is de spanning over de lampkrijgt veel een en veel groter dan over 2. Alleen Paul schok; een en stukje draad. 3. Otto Paul krijgen allebei een schok; 4. Geen van beiden krijgt een schok. Gevolg Otto staat onder een spanning van bijna 230 V. Hij krijgt dus de schok Volt en Ampère meters. Voltjemeter. Als de grootte van een weerstand wilt Weerstand groot altijd bepalen gebruik je parallel aan het apparaat. Ampere meter. 1. schakeling 1; Weerstand klein altijd in serie met het apparaat. 2. schakeling 2; 3. schakeling 3. Parallel. Denk aan eenmeer watervat. Als je steeds weerstand toevoegt aan Meer buisjes zorgt er voor dat hetwordt vat sneller de parallelschakeling hierboven de leeg stroomt. Rv wordt dus kleiner. totale weerstand tussen punt P en Q 1.Vuist groter; regel bij parallel Rv is kleiner dan de 2.kleinste blijft gelijk; weerstand. 3. kleiner. Rv = Utot : Itot Bij parallel is U constant en neemt I toe bij meer weerstanden Vervangweerstand. Hoe groot moeilijk de vervangende schakeling ook. altijd Hoe is de weerstand Rt? 1.Rv3 =Ω;Utot : Itot 2.Rtot 27 =Ω;9V : 3A = 3Ω 3. 9 Ω; 4. Hiervoor heb je meer informatie nodig. Wet van Ohm De de weerstand in bij eende schakeling veranderd Als spanning bron verdubbelt, zomaar. de stroom doordat de 1.niet Verdubbelt Rv = Utot : Itot = Constant weerstand constant is 2.U Blijft de stroom constant omdat de en I zijn evenredig weerstand verdubbeld. U twee maal zo groot I twee maal zo groot 3. Blijft de stroom hetzelfde omdat de weerstand constant is.