6es godsdienst Thema: Grondervaringen en geloof : Wereldgodsdiensten I. Verschillende manieren van omgaan met godsdiensten. “Uiteindelijk zullen de andersgelovigen wel inzien dat het Christendom toch de enige ware godsdienst is, en zullen ze ons wel gelijk geven. Wat die boeddhisten en moslims en hindoes allemaal geloven, dat is toch gewoon bijgeloof. Ze zouden beter alleen nog katholieke godsdienst onderwijzen op school, in plaats van al die verschillende .” “Al die verschillende godsdiensten gelijken wel goed op elkaar, waarom zouden we er niet één grote gezamelijke godsdienst van maken ? Ze vertellen de mensen toch min of meer hetzelfde, dat we goed moeten leven en elkaar graag zien en zo. We geloven eigenlijk allemaal ongeveer in dezelfde dingen. Een moslim is eigenlijk niet zo anders dan een christen.” “ Ik leer graag over andere godsdiensten, over hun goden, tradities, gewoonten en zo. Dan vergelijk ik altijd met ons christendom, en door de verschillen weet ik beter wat er speciaal is aan mijn eigen godsdienst. Wat ze in andere godsdiensten geloven, vind ik niet per sé verkeerd, en het is alleen anders. We mogen elk onze eigen tradities behouden, maar kunnen soms wel leren van elkaar.” 1. Monoreligieuze houding : _________________________________________ ______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________ 2. Pluralistische houding : _________________________________________ ______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________ 3. Interreligieuze houding : _________________________________________ ______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________ 1 II. Welke vragen stellen alle godsdiensten ? 1. ? In elke godsdienst zijn er scheppingsmythen, die een verklaring proberen te geven over het ontstaan van de aarde en van de mens. In sommige godsdiensten ontstaat de aarde door de schepping van 1 God, soms ontstaat ze door een gevecht tussen verschillende goden. Elk scheppingsverhaal zegt ook iets over de taak van de mens op aarde. vb. 2. ? Alle godsdiensten bieden min of meer dezelfde leer : - anderen helpen - niet stelen, niet liegen, niet doden, - eerbied hebben voor God en je ouders Godsdiensten leren mensen hoe ze moeten leven op een goede manier. vb. 3. ? Het gebed is een manier om je gevoelens naar God te verwoorden. Bidden is heel menselijk, mensen hebben er nood aan hun gevoelens te uiten. Bidden komt in alle religies voor, ook in die zonder god. Het helpt mensen vrij te worden, eens stil te staan bij de dingen en in te zien wat écht belangrijk is. vb. 4. ? Godsdiensten willen mensen gerust stellen, hen zeggen dat ze niet bang hoeven te zijn voor de dood. De dood is het einde van dit leven. Godsdiensten bieden mensen een perspectief over de dood heen, geeft hen hoop, neemt angst weg. Tegelijk helpen godsdiensten de mens te leren aanvaarden dat hij nu eenmaal moet sterven. vb. 2 III. Belangrijke verschillen tussen godsdiensten. 1. Eén god of meerdere ? Monotheïstische godsdiensten Polytheïstische godsdiensten 2. Wel of geen goden ? Wél goden Geen goden Opmerking: 3. De wereld veranderen, of ons ervan losmaken ? 3 4. Kan je lid worden of niet ? Stamgodsdiensten open godsdiensten 4 De wereldgodsdiensten 1. Hindoeïsme Ontstaan Het hindoeïsme is in India ontstaan. Het woord ‘hindoe’ betekent Indiër. Hindoeïsme is niet alleen een godsdienst, maar ook een cultuur. Het hindoeïsme is in India ontstaan rond de rivier de Indus. Het ontstaan van het Hindoeïsme heeft geen vaste tijd in de geschiedenis, maar dankzij onderzoeken van archeologen weten we nu dat 5000 jaar geleden al mensen in het Hindoe-geloof geloofden. Goden Het hindoeïsme lijkt een polytheïstische godsdienst. Dat betekent dat ze in vele goden geloven. De goden zijn o.a. Shiva, god van schepping en vernietiging ; Ganesh, de olifantengod ; Vishnu: de beschermende god. Maar deze vele goden zijn in feite de verschillende manifestaties van één oppergod, Brahman. Shiva Ganesh Vishnu Leer Hindoes geloven dat we opgesloten zitten in deze wereld. Als we sterven, sterft enkel het lichaam. Onze ziel (atman) wordt meteen in een nieuw lichaam geboren (reïncarnatie). Dit noemt men de kringloop van wedergeboorte. Het uiteindelijke doel is het bereiken van moksha, dat is de bevrijding uit deze eeuwige cyclus, en hierdoor het stoppen van de eeuwige cirkel van leven en dood. Als ze moksha bereikt hebben, dan stopt de wedergeboorte, en wordt hun ziel herenigd met de oppergod Brahman, waaruit ze is voortgekomen. Er zijn vier wegen naar het moksha : 1) denken en studeren (bestuderen van de heilige geschriften) 2) voelen en bidden 3) doen (goede werken verrichten) 4) meditatie, ademhaling, lichaamsbeweging (yoga) 5 Elke hindoe kan de weg kiezen die best bij zijn mogelijkheden past. Het kastenstelsel in India Maatschappelijk uit zich het hindoeïsme in het kastenstelsel. Er zijn vier kasten : 1) Brahmanen: de priesters, die de heilige teksten bestuderen en godsdienstige handelingen verrichten. Dit is de hoogste, reinste kaste. 2) Ksatria’s: de krijgers, die zorgen voor het besturen van het land. 3) De Viasja’s: de boeren en handelaren die bijdragen aan de economie. 4) Sjoedra’s: de arbeiders die als dagloners in dienst bij hogere kasten. Dan zijn er ook nog de Paria’s,dat zijn de daklozen. Ze horen niet thuis in het kastenstelsel en worden niet gezien als mensen, maar als dieren. Je wordt geboren in een bepaalde kaste, en blijft je hele leven lang in diezelfde kaste. Enkel door goed te leven in dit leven en positief karma op te bouwen, kan je in een volgende leven herboren worden in een hogere kaste, en zo een beter leven hebben. Karma Karma is de optelsom van alle goede en slechte daden en gedachten in je leven. Is die som op het einde van je leven positief, dan heb je positief karma opgebouwd, en zal je herboren worden in een hogere kaste, met betere levensomstandigheden. Wie daarentegen een slecht karma heeft opgebouwd, zal opnieuw geboren worden in een lagere categorie van levende wezens. Men moet dan ook volgens het Hindoeïsme zo goed mogelijk leven zodat je in een zo hoog mogelijke kaste terechtkomt. Tijd Hindoes hebben een cyclisch tijdsbesef : Geboorte, leven, dood, hergeboorte, leven dood, … Het leven is een cirkel die zich eindeloos herhaalt, en uiteindelijk verandert er niets, de geschiedenis herhaalt zich telkens opnieuw. Dit tijdsbesef wordt uitgebeeld door Shiva, de god van schepping en vernietiging, die danst in een vuurkring. In het Westen is er een lineair tijdsbesef : we leren uit het verleden, vinden steeds nieuwe dingen uit, leren steeds meer bij… De mens wordt een steeds slimmer wezen, de wetenschap ontwikkelt zich, we krijgen het materieel beter en beter… Ons leven van nu is totaal anders dan 2000 jaar geleden. Vragen : 1) Vinden Hindoes reïncarnatie een positieve ervaring ? Waarom (niet) ? 2) Hoe is het cyclisch tijdsbesef in het oosten ontstaan ? 3) Welke gevolgen heeft het karma-geloof voor de maatschappelijke solidariteit met de zwakkeren ? 6 4) Noem drie kenmerken van deze godsdienst. (zie p 3-4) 7 Hindoeïsme Shiva : De god van schepping en vernietiging Dansende Shiva : Vuur in linkerhand : Dubbele trommel in rechterhand : Vuurcirkel : Figuur onder Shiva’s rechtervoet : Opgeheven linkervoet : Rechterhand : Derde oog : 8 2. Boeddhisme Ontstaan De stichter van het boeddhisme was Boeddha. Hij was geen god, maar een mens, de Indische prins Siddharta Gautama, die omstreeks de 6e eeuw v Chr. in India leefde. Hij wilde zich vrij maken van de ellende van het bestaan. Door jarenlange meditatie bereikte hij de verlichting (het nirvana), en werd Boeddha. Hij is het voorbeeld geworden voor alle mensen. Deze religie heeft zich nadien verspreid en vertakt over heel Azië. Het boeddhisme is ontstaan uit het hindoeïsme, en gelooft ook in reïncarnatie. Leer : niets is echt Boeddhisten geloven dat niets echt bestaat, ook niet onze ziel. Alles is ontstaan uit iets anders, bvb. Een tafel is ontstaan uit hout van een boom, een boom uit een zaadje, …. Alle dingen zijn veranderlijk, en niets blijft steeds hetzelfde. Vb. rivier, kaarsvlam, mens, golven in de zee. Eens gaan alle dingen dood, niets gaat eeuwig mee. Het heeft dus geen zin om je vast te klampen aan dingen die er op een dag toch niet meer zullen zijn. Wanneer we dat begrijpen en ophouden met ons vast te klampen aan dingen die toch niet eeuwig zijn, bereiken we het nirvana. Nirvana is een staat van verlangenloos en eeuwig vredevol bestaan. Na nirvana volgt de verlichting, en worden we zelf een boeddha. Dan houdt de reïncarnatie op. De vier edele waarheden 1) het leven is lijden : geboren worden, ziekte, ouder worden, sterven, dat is allemaal lijden. Dat betekent niet dat er geen mooie momenten zijn in het leven, maar wel dat ze voorbijgaand en vergankelijk zijn. Alles is immers aan de wet van voortdurende verandering onderworpen. Van niets kan gezegd worden dat het op zichzelf bestaat. Ook de mens bezit geen echt ‘ik’. Het ego is een illusie. 2) De oorzaak van het lijden is bij de mens te zoeken : mensen klampen zich vast aan materiële dingen, geld, macht, succes, schoonheid, jeugd… terwijl deze dingen een illusie zijn, want vergankelijk, en niet eeuwig. Dit verlangen veroorzaakt lijden, want door deze vastklampende houding (waardoor we willen bekomen wat we graag willen, en willen vermijden wat we niet leuk vinden) stelt de mens slechte daden, en dit maakt ons ongelukkig. 3) Je kan het lijden stoppen door los te laten. De mens kan zich verlossen uit deze uitzichtloze kringloop van wedergeboorte door zich volkomen van het begeren af te keren : je niet meer vastklampen aan dingen die toch niet eeuwig duren, zoals jeugd, schoonheid, … Het uitdoven van deze begeerte en de absolute innerlijke vrede heet ‘nirvana’. 4) De weg naar nirvana is het achtvoudig pad : juist zien, juist hopen, juist zeggen, juist doen, juiste manier van levensonderhoud, juist proberen, juist denken, juist mediteren. Hierin staan juist inzicht (het juist begrijpen van de vier edele waarheden), het juist handelen (ethiek, eerbied voor het leven), en juiste meditatie (geestelijke technieken gericht op loslaten van het aardse) centraal. 9 Karma Ook in het boeddhisme is de leer van Karma belangrijk. Door goede daden kan je positief karma opbouwen, en word je na je dood in een beter leven herboren. Wie slecht karma opbouwt, krijgt hierna een slechter leven. Hoe beter je karma, hoe sneller je vordert op het pad naar het nirvana. Dan kan je ook boeddha worden. Maar let op : je mag niet te zeer gehecht zijn aan de gevolgen van je goede daden (vb. jezelf prijzen omdat je een goed rapport hebt, denken dat je onmisbaar bent voor anderen omdat je hen geholpen hebt, …), want ook goed karma is karma, en zolang je karma opbouwt, blijf je reïncarneren. Het komt erop aan om goed te doen, zonder al te veel belang te hechten aan het resultaat van je daden. (Ook in het christendom kennen we dit : ‘Doe wel en zie niet om.’!). Ook je gedachten of gemoedsgesteldheid op het moment van het sterven, hebben een grote invloed op je karma : toon je spijt en liefde op het moment dat je stervende bent, dan kan slecht karma toch nog goed worden. Boeddhisme en hindoeïsme Volgens de Boeddha had het offerritueel van de hindoes geen enkele waarde. Hij gaf zijn volgelingen de raad ‘met zorg hun eigen redding uit te werken’. De oude rituelen kregen een nieuwe vorm : offeren van dieren werd zichzelf opofferen voor anderen. Het einddoel is niet het opgenomen zijn in Brahman – de Absolute – en ook niet de eenheid met God, maar wel het nirvana, het uitdoven van de vuren van begeerte en gehechtheid. Hinayana en Mahayana Er zijn verschillende strekkingen binnen het boeddhisme. Het oorspronkelijke is ‘Hinayana’, of ‘Kleine voertuig’. Daarnaast ontwikkelde zich een andere vorm, die zichzelf ‘Mahayana’ of ‘Groot voertuig’ noemde. Het mahayana-boeddhisme benadrukt het belang van bodhisattva’s : Deze wezens hebben het nirvana bereikt, maar stellen hun eigen ‘boeddha-zijn’ uit om nog eens te reïncarneren en iedereen op aarde te helpen die nog niet verlicht is en lijdt. Bij het hinayana-boeddhisme ligt de nadruk veel meer op het bereiken van de eigen verlichting, bij het mahayana is mededogen met het lijden van anderen heel belangrijk. De bekendste bodhisattva uit het mahayana is Avalokiteshvara. Avalokiteshvara als bodhisattva Avalokiteshvara later vereerd als Boeddha 10 Vragen : 1) Welk verschil is er tussen de ziel in het hindoeïsme en het boeddhisme ? 2) Is Nirvana hetzelfde als moksha ? 3) Noem drie belangrijke kenmerken van het boeddhisme. (zie p 3-4) 4) Leg aan de hand van het beeld van Boeddha en Jezus uit hoe men in het boeddhisme en in het christendom omgaat met lijden. 11 Boeddhisme Filmfragment : Spring, Summer, Fall, Winter … and Spring 1. Op welke manier reageert de leraar op het kind dat dieren mishandelt ? 2. Welke boeddhistische les wil hij hiermee duidelijk maken ? 3. Wat gebeurt er wanneer de leerling ouder wordt ? 4. Hoe reageert de leraar op zijn gedrag ? 5. Wat is typisch boeddhistisch aan zijn reactie ? 12 Versie leerkracht I. Verschillende manieren van omgaan met godsdiensten. 1. Monoreligieus model : « Mijn godsdienst is de ware » - neerbuigende en ontolerante houding tov de andere godsdiensten en andersgelovigen - zien enkel de verschillen, niet de overeenkomsten of raakpunten met de eigen godsdienst 2. Pluralistisch model : « Het is allemaal hetzelfde » - zeer tolerante houding tov andere godsdiensten en andersgelovigen - gevaar : leidt tot relativisme : enkel de gelijkenissen worden beklemtoond, men heeft geen oog voor het specifieke van elke godsdienst, dat wat typisch is voor een bepaald geloof. - wie alle godsdiensten aanvaardt en ok vindt, is maar zelden zelf echt gelovig. 3. Interreligieus model : Leren over anderen om je eigen geloof te versterken » - Oog hebben voor de verschillen van andere godsdiensten leert je bewuster kiezen voor je eigen godsdienst - Door de verschillen met andere godsdiensten te zien, weet je beter wat speciaal is aan je eigen godsdienst II. Op welke levensvragen bieden alle religies een antwoord ? 1. Waar komt de mens vandaan ? In elke godsdienst zijn er scheppingsmythen, die een verklaring proberen te geven over het ontstaan van de aarde en van de mens. In sommige godsdiensten ontstaat de aarde door de schepping van 1 God, soms ontstaat ze door een gevecht tussen verschillende goden. Elk scheppingsverhaal zegt ook iets over de taak van de mens op aarde. 2. Hoe kunnen wij op de juiste manier leven ? Alle godsdiensten bieden min of meer dezelfde leer : - anderen helpen - niet stelen, niet liegen, niet doden, - eerbied hebben voor God en je ouders Godsdiensten leren mensen hoe ze moeten leven op een goede manier. 3. Hoe bidden wij ? Het gebed is een manier om je gevoelens naar God te verwoorden. Bidden is heel menselijk, mensen hebben er nood aan hun gevoelens te uiten. Bidden komt in alle religies voor, ook in die zonder god. Het helpt mensen vrij te worden, eens stil te staan bij de dingen en in te zien wat écht belangrijk is. 13 4. Wat gebeurt er met ons na de dood ? Godsdiensten willen mensen gerust stellen, hen zeggen dat ze niet bang hoeven te zijn voor de dood. De dood is het einde van dit leven. Godsdiensten bieden mensen een perspectief over de dood heen, geeft hen hoop, neemt angst weg. Tegelijk helpen godsdiensten de mens te leren aanvaarden dat hij nu eenmaal moet sterven. III. Belangrijke verschillen tussen godsdiensten. 1. Eén god of meerdere ? Monotheïstische godsdiensten 1 God God = Schepper van alles, houdt alles samen goede < God, slechte < mensen die zich afweren van God vb. Christendom, Jodendom, Islam Polytheïstische godsdiensten meerdere goden moeilijk om 1 grondreden te vinden goede < goede goden slechte < slechte goden vb. Hindoeïsme 2. Wel of geen goden ? Het boeddhisme, het confucianisme, het taoïsme en het shintoïsme zijn religies zonder God, maar geven wel antwoord op de 4 grote levensvragen die alle religies beantwoorden. 3. De wereld veranderen, of ons ervan losmaken ? (zie ook p 10) Deze twee houdingen komen in elke godsdienst voor, maar er is telkens nadruk op één van de twee. vb. Hindoeïsme & boeddhisme : loskomen van de wereld door meditatie, zich bevrijden van de onwetendheid. tegenover Jodendom, Christendom, Islam : al het mogelijke doen om de wereld beter te maken door naastenliefde en barmhartigheid, en door het lijden te dragen, het niet uit de weg te gaan. 4. Kan je lid worden of niet ? Stamgodsdiensten afkomst is belangrijker dan geloof je kan als buitenstaander niet toetreden vb. hindoeïsme, jodendom open godsdiensten ontstaan uit de leer van 1 leraar vb. Jezus, Mohammed, Boeddha iedereen die gelooft in de leer, kan toetreden vb christendom, boeddhisme, islam 14 Boeddhisme Versie leerkracht Filmfragment : Spring, Summer, Fall, Winter … and Spring 1. Op welke manier reageert de leraar op het kind dat dieren mishandelt ? Hij doet hetzelfde bij het kind, bindt hem een steen op de rug terwijl hij slaapt. Hij wil het kind zelf laten voelen wat hij de dieren heeft aangedaan, en zelf tot inzicht laten komen, zonder hem de les te spellen. 2. Welke boeddhistische les wil hij hiermee duidelijk maken ? Het kind moet de dieren bevrijden. Indien ze dood zijn, dan zal dit ook gevolgen hebben voor het kind zelf. Hierdoor wordt de wet van karma uitgelegd : geen enkele daad blijft zonder gevolg. 3. Wat gebeurt er wanneer de leerling ouder wordt ? Hij wordt verliefd op een meisje dat tijdelijk in hun klooster verblijft om te genezen. Hij gaat in op zijn gevoelens van verliefdheid en begeerte, en beleeft enkele passionele momenten. 4. Hoe reageert de leraar op zijn gedrag ? De leraar observeert hun verliefd gedrag, maar zegt niets. Wanneer de gezondheid van het meisje veel verbetert, zegt hij : ‘Misschien was dit wel de goede remedie’. 5. Wat is typisch boeddhistisch aan zijn reactie ? De leraar grijpt niet in, en onderwerpt de leerling ook niet aan een vaste, dogmatische leer over ‘goed’ en ‘kwaad’. Hij laat de leerling zelf de gevoelens van begeerte voelen, om ze beter te begrijpen. 15