K O N I N K L I J K E N E D E R L A N D S E A K A D E M I E VA N W E T E N S C H A P P E N J A A R V E R S L A G 2007 Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Postbus 19121, 1000 GC Amsterdam T 020-551 07 00 F 020-620 49 41 knaw@knaw.nl www.knaw.nl JAAR ver slag koninklijke nederlandse akademie van 2007 wetenschappen – Samenstelling besturen vanaf 1 mei 2005 – algemeen bestuur President: F.P. van Oostrom Vice-president: J.W.M. van der Meer Algemeen secretaris: R. Kaptein Overige leden: J.A.M. Bleeker, W.Th.M. Frijhoff, G.J.F. van Heijst, mw. M. Joëls, mw. J.J. Meulman, E. Noort, K.A. Worp, J.W. Zwemmer dagelijks bestuur President: F.P. van Oostrom Vice-president: J.W.M. van der Meer Algemeen secretaris: R. Kaptein Lid: W.Th.M. Frijhoff bestuur afdeling letterkunde Voorzitter: W.Th.M. Frijhoff Ondervoorzitter: E. Noort Secretaris: J.W. Zwemmer Assessoren: Mw. J.J. Meulman, K.A. Worp bestuur afdeling natuurkunde Voorzitter: J.W.M. van der Meer Ondervoorzitter: J.A.M. Bleeker Secretaris: R. Kaptein Assessoren: G.J.F. van Heijst, mw. M. Joëls – Directie in 2007 – Algemene zaken/directievoorzitter: E.A.A.M. Broesterhuizen Onderzoek: T.W. Mulder Bedrijfsvoering: R.T. Jongerius Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Jaarverslag 2007 — 1 — Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Postbus 19121, 1000 GC Amsterdam T 020-551 07 00 F 020-620 49 41 knaw@knaw.nl www.knaw.nl isbn 978-90-6984-551-7 © 2008 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van fotokopie, via internet of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de rechthebbende, behoudens uitzonderingen bij de wet gesteld. – vormgeving – Ellen Bouma, Alkmaar Françoise Berserik (typografie omslag) – fotografie – Henk Thomas, Thomas Fotografie, Amsterdam Eva Conrads, Studio UniFoto.at, Wenen (foto Marcel van der Linden) – interviews nieuwe leden – Hans Ariëns en Bruno van Wayenburg – interviews akademiehoogleraren en knaw-onderzoekers – Frans van der Helm – interviews janneke gerards en rob kaptein Marian Tjaden – druk – A-D Druk b.v., Zeist Het papier van deze uitgave voldoet aan de ∞ iso norm 9706 (1994) voor permanent houdbaar papier — 2 — Inhoud Voorwoord 5 1 knaw in hoofdlijnen 7 Inleiding 9 Wetenschappelijk genootschap en adviesorgaan 11 Koepelorganisatie voor wetenschappelijke instituten 21 Bedrijfsvoering 29 2 knaw in detail 43 Fondsen, beurzen, subsidies en wetenschapsprijzen 45 Raden en commissies 49 De Jonge Akademie 54 Kwaliteitszorg en onderzoeksevaluatie 56 Internationale samenwerking 63 KNAW-instituten 70 Personeel 111 3. Jaarrekening 2007 117 1. Algemene toelichting op de jaarrekening 2007 118 2. Balans per 31 december 2007 123 3. Exploitatierekening 2007 124 4. Kasstroomoverzicht 2007 125 5. Algemene toelichting – grondslagen 126 6. Toelichting op de balans per 31 december 2007 129 7. Niet uit de balans blijkende verplichtingen 134 8. Toelichting op de exploitatierekening 2007 135 9. Overzicht belangrijke samenwerkingsverbanden 140 10. Accountantsverklaring 141 Bijlagen Organogram 152 Bijeenkomsten, symposia, workshops 153 Rapporten, publicaties en redactiecommissies 157 Lijst van meest gebruikte afkortingen 159 Interviews Nieuwe leden, overzicht leden 2007 33 Janneke Gerards – De Jonge Akademie 55 Akademiehoogleraren 58 Rob Kaptein – secretaris internationale zaken KNAW 69 Strategiefonds – onderzoekers van instituten 105 — 3 — — 4 — Voorwoord Duurzame wetenschap vereist vernieuwing Alle jaren zijn belangrijk, maar sommige jaren zijn belangrijker dan andere. Voor de Akademie lijkt het jaar 2007 zo’n sleuteljaar. Het stond in ieder geval geheel in het teken van de toekomst. Zo was 2007 het eerste volle jaar voor de uitvoering van Duurzame Wetenschap, het strategisch plan van de KNAW. Een heel jaar om spijkers met koppen te slaan. Daarbij was 2007 het voorbereidingsjaar voor het kroonjaar 2008 waarin het tweehonderdste bestaansjaar van de Akademie uitgebreid wordt gedacht. Een korte terugblik op het afgelopen jaar langs de lijnen van het strategisch plan. In 2007 zijn voorstellen ontwikkeld en getest om de forumfunctie van de Akademie te versterken. Het accent ligt daarbij op kruisbestuivingen: door wetenschappers van verschillende disciplines te groeperen rond belangwekkende thema’s en door hen samen te brengen met andere maatschappelijke smaakmakers uit politiek, bestuur, bedrijven, media en kunst. Met haar adviezen wil de Akademie beter en sneller inspelen op de maatschappelijke vraag en op de bestuurlijke actualiteit. Door het aantal adviesraden te halveren wordt meer recht gedaan aan de samenhang der dingen; door de ontwikkeling van een geïntegreerde advies- en verkenningenagenda wordt gewaakt over de relevantie van de adviezen. Om de waarde van de Nederlandse wetenschap in het buitenland beter voor het voetlicht te brengen en om samenwerking en krachtenbundeling te stimuleren, is een foreign secretary toegevoegd aan het bestuur. De KNAW werkt samen met zusterorganisaties binnen en buiten de Europese Unie en bouwt relaties met de hoofdrolspelers op het nieuwe wereldpodium China, India en Indonesië. Daarnaast werkt de Akademie mee aan een wetenschappelijke infrastructuur in Afrika. In het afgelopen jaar is het zaad gezaaid voor communicatiebeleid dat meer recht doet aan de positie van de Akademie en aan haar ambities. Een volwaardige communicatieafdeling is gevormd opdat de brug tussen wetenschap en samenleving intensief verkeer verdragen kan. Omdat het jubileumjaar logischerwijs tal van communicatiekansen oplevert, wordt veel aandacht besteed aan de voorbereiding daarvan. Ook in 2007 toonde De Jonge Akademie zich een waardige vaandeldrager en ambassadeur voor het belang van de wetenschap. Ook voor onze instituten was 2007 een belangrijk jaar – er is vele malen meer gebeurd dan past in de minimalistische samenvatting die een voorwoord nu eenmaal is. Het belangrijkste begrip in iedere poging tot samenvatting is in ieder geval samenwerking. Samenwerken met de Amsterdamse universiteiten en hun respectieve universitair medische centra aan de oprichting van het Spinozacentrum voor hersenonderzoek; samenwerken met het Utrechtse Universitair Medisch Centrum aan uitbreiding van het Hubrecht Instituut voor ontwikkelingsbiologie. Ook in de geesteswetenschappen wordt vergaande samenwerking voorbereid en wel in de vorm van clustering van activiteiten rond het thema taal, cultuur en geschiedenis van Nederland. Het is al vaker gezegd en dat is omdat het nu eenmaal van het grootste belang is: alle KNAW-instituten onderscheidden zich ook in 2007 met excellent onderzoekswerk. Lof en hulde zij hun deel. In het laatste kwartaal van 2007 boog een evaluatiecommissie onder voorzitterschap van prof. dr. L.J. Gunning-Schepers zich over ons werk. Het advies van de commissie mag gerust bemoedigend en motiverend worden genoemd. De door — 5 — de Akademie ingezette vernieuwingen werden zeer gewaardeerd en de commissie stimuleert ons dan ook de realisatie voortvarend ter hand te nemen. Dat deden we in 2007 en dat zullen we blijven doen – al is de substantiële korting op onze financiële middelen bepaald een rem op onze ambities. In dat opzicht is 2007, als eerste bezuinigingsjaar, een jaar dat wel iets minder opmerkelijk had mogen zijn. Een kritische noot plaatste de evaluatiecommissie bij de representativiteit van het genootschap. Het is zaak erop toe te zien dat het genootschap een goede afspiegeling blijft van de wetenschapsgebieden. De Akademie neemt deze kritiek ter harte en betrekt haar bij de eerstvolgende reglementaire evaluatie van het genootschap die voor 2009 op de rol staat. Dan kan ook worden bezien of de verbeteringen die op dit vlak eerder in gang waren gezet voldoende vruchten hebben afgeworpen. Het jaar 2007 was ook mijn laatste volle jaar als president van de Akademie – als u dit jaarverslag onder ogen krijgt, heb ik mijn plaats inmiddels afgestaan aan Robbert Dijkgraaf. Ik heb hem al vanaf tal van plaatsen succes mogen wensen in deze wonderschone functie en ik doe dat hier opnieuw. Ik wens hem en de zijnen veel inspiratie en fraaie resultaten op de weg die leidt naar duurzame wetenschap voor Nederland. Frits van Oostrom president — 6 — Deel 1. knaw in hoofdlijnen — 7 — “Als forum, geweten en stem van de wetenschap bevordert de KNAW de kwaliteit en de belangen van de wetenschap en zet zij zich in voor een optimale bijdrage van de Nederlandse wetenschap aan de culturele, sociale en economische ontwikkeling van de samenleving.” — 8 — Inleiding In het strategisch plan van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) voor 2007 tot 2010 staat de duurzaamheid van de wetenschapsbeoefening centraal. Zo pleit de KNAW in Duurzame wetenschap voor langetermijninvesteringen en voor meer carrièremogelijkheden, vooral voor jonge wetenschappers. De Akademie wil dit bereiken met een aantal vernieuwingen die meer dynamiek binnen de organisatie zullen creëren. Daarnaast staat het verstevigen van de gezaghebbende positie van de Akademie binnen het onderzoeksbestel hoog op de agenda. Welke stappen de KNAW in 2007 zette om deze ambities te verwezenlijken, leest u in dit eerste deel van het jaarverslag. Een nieuwe president in 2008 In oktober 2007 heeft de huidige president Frits van Oostrom, hoogleraar Nederlandse letterkunde van de middeleeuwen aan de Universiteit Utrecht, bekendgemaakt dat Robbert Dijkgraaf, hoogleraar mathematische fysica aan de Universiteit van Amsterdam, door de leden is gekozen om hem in mei 2008 op te volgen. Belangrijke ontwikkelingen in 2007 met consequenties voor de komende jaren De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) gaf in 2007 opdracht voor een externe evaluatie van de KNAW. Dit resulteerde in een positief getoonzet briefadvies van de Commissie Gunning-Schepers begin 2008. De KNAW is blij met de waardering en de aanmoediging van de commissie om de vernieuwingsplannen van de KNAW verder vorm te geven en beschouwt het advies als een steunbetuiging. Deze steun staat echter haaks op de subsidiekorting die het rijk in 2007 aankondigde. De korting bedraagt 1,5 miljoen euro in 2008 en loopt op tot 5,4 miljoen euro (6 procent van de rijksbijdrage) in 2010. Een bezuiniging van deze omvang zal de in gang gezette vernieuwing en modernisering van de Akademie bemoeilijken. De KNAW staat voor de lastige opgave om de komende jaren met minder middelen de positief geëvalueerde koers te vervolgen. — 9 — — 10 — Wetenschappelijk genootschap en adviesorgaan De Akademie is in 1808 bij Koninklijk Besluit door Lodewijk Napoleon opgericht en viert in 2008 haar tweede eeuwfeest. In de Nederlandse onderzoekswereld neemt de KNAW als wetenschappelijk genootschap met 220 op kwaliteit geselecteerde leden de plaats in van een onafhankelijk adviesorgaan. Het genootschap bestaat uit twee afdelingen, Natuurkunde en Letterkunde, die gezamenlijk het gehele wetenschapsveld beogen af te dekken. De KNAW als een afspiegeling van het hele onderzoeksveld De Akademie streeft ernaar haar gezaghebbende positie binnen het wetenschapsbestel te behouden en verder uit te bouwen door haar leden te selecteren op wetenschappelijke verdiensten en spreiding over alle onderzoeksgebieden, inclusief relatief jongere, multi- en/of interdisciplinaire gebieden. Een goede afspiegeling van de wetenschapgebieden is voor het genootschap van belang om met gezag te kunnen optreden. In 2004 is daarom besloten tot een uitbreiding van het aantal leden van 200 naar 220. Vijftien van de twintig extra plaatsen zijn bedoeld voor relatief jongere, multi- en/of interdisciplinaire vakgebieden en jonge en/of vrouwelijke wetenschappers, de zogenaamde ‘beleidsruimteplaatsen’. De extra plaatsen zullen de komende jaren gefaseerd worden ingevuld. In 2007 werden negen nieuwe KNAW-leden benoemd, waarvan drie op beleidsruimteplaatsen. Eind 2007 is een uitgebreide inventarisatie gestart van ondervertegenwoordigde vakgebieden binnen het genootschap met het oog op het beschikbaar stellen van plaatsen in de komende jaren. Nieuwe KNAW-leden in 2007 −− mevrouw J.M. Bensing, hoogleraar klinische psychologie en gezondheidspsychologie (beleidsruimteplaats) −− R. Bernards, hoogleraar moleculaire carcinogenese (beleidsruimteplaats) −− H.R. Butcher, hoogleraar observational techniques in astronomy −− R. Coehoorn, hoogleraar fysica en applicatie van nanostructuren −− G.B.M. Engbersen, hoogleraar algemene sociologie −− M. Kalmijn, hoogleraar sociologie −− H.L.G.J. Merckelbach, hoogleraar psychologische functieleer −− mevrouw B. Meyer, hoogleraar culturele antropologie −− R. Rabbinge, hoogleraar duurzame ontwikkeling en voedselzekerheid (beleidsruimteplaats) (Zie ook de interviews elders in dit jaarverslag.) Aantrekken van talent: De Jonge Akademie De Jonge Akademie (DJA) is in 2004 opgericht om een impuls te geven aan de gewenste vernieuwing en verjonging van het genootschap. De primaire doelstellingen van DJA zijn: −− jonge onderzoekers in aanraking te brengen met vakgebieden buiten het eigen specialisme en met de mogelijkheden van interdisciplinair onderzoek — 11 — −− hen aan te moedigen visies te ontwikkelen op de toekomst van het eigen vakgebied en de samenwerking met andere vakgebieden, en op het te voeren wetenschapsbeleid −− hen te stimuleren hun wetenschappelijke inzichten in de maatschappij uit te dragen −− en hen te steunen in hun eigen ontwikkeling als wetenschapsbeoefenaar. In 2007 is DJA uitgegroeid tot een genootschap voor jongere excellente wetenschappers met zestig leden, die zowel binnen als buiten de Akademie actief zijn in wetenschappelijke adviesorganen, zoals de KNAW-adviesraden en het Innovatieplatform. De dynamiek van de DJA blijft gewaarborgd doordat de leden niet langer dan vijf jaar lid mogen blijven en niet langer dan twee jaar bestuurslid mogen zijn. In 2007 werd DJA voorgezeten door Janneke Gerards, hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden (zie ook het interview elders in dit jaarverslag). DJA zet zich ook in om het bredere publiek, en met name jongeren, te interesseren voor de wetenschap. Dit doet zij met behulp van aansprekende projecten, zoals de website DeJongsteAkademie.nl gericht op basisscholen en de wetenschapsbus (DJA on wheels). Daarnaast houdt DJA zich actief bezig met onderwerpen van wetenschapsbeleid, zoals loopbaanbeleid en onderzoeksfinanciering. (Zie voor een uitgebreider verslag deel 2 van dit jaarverslag; het DJA-jaarverslag is beschikbaar op www.knaw.nl.) De KNAW als dé plaats voor het wetenschappelijk gesprek Van oudsher ontmoeten leden elkaar in de Akademie voor inspirerende gesprekken met collega’s over wetenschap en samenleving (‘forumfunctie’). In de hedendaagse wetenschappelijke wereld staat deze functie onder druk door de mondiale dynamiek van conferenties, specialistische vergaderingen en nieuwsgroepen op het web. Voor contact met vakgenoten hoeft men tegenwoordig bepaald niet maandelijks naar het Trippenhuis te komen. Er is dus een aanleiding om de forumfunctie van de KNAW in eigentijdse vorm nieuw leven in te blazen. Sinds de instelling in 2006 ontwikkelt de Commissie Forumfunctie voorstellen om de forumfunctie te versterken en vernieuwen. Het experiment in juni 2007 met ‘dispuutsbijeenkomsten’ over enkele aansprekende thema’s was een groot succes. Bovendien vond op 8 mei voor de eerste keer een diesviering plaats, waarbij leden van de Akademie en DJA elkaar ontmoetten. Ter illustratie een aantal opvallende bijeenkomsten in 2007: −− Op 21 mei hield de president tijdens de Verenigde Vergadering zijn Jaarrede met als titel ‘Markt en ziel’. Van Oostrom hekelde in zijn rede het doorschieten van het marktdenken in de wetenschap en bepleit het uitdragen van een nieuw en eigen geluid. −− Ter gelegenheid van de 300-ste geboortedag van Carolus Linnaeus vond op 1 en 2 oktober in samenwerking met de Zweedse ambassade en de Linnean Society of London een internationaal symposium plaats over verleden, heden, en toekomst van onderzoek naar de biodiversiteit op onze planeet. −− Op 14 mei en 26 november vonden twee bijeenkomsten plaats, waarin een actueel thema vanuit een wetenschappelijke invalshoek werd belicht, respectievelijk ‘De toekomst van het Nederlands landschap’ en ‘Onzekerheden en klimaatverandering’. −− Op 17 oktober organiseerden NWO, TNO, VNO/NCW, de VSNU en de KNAW een gezamenlijk symposium over braingain met als titel ‘NL: Pleisterplaats voor talent’. De partijen reikten de minister van OCW vijf thema’s aan om Nederland aantrekkelijker te maken voor talent. — 12 — De Akademie stelt ook eigen middelen beschikbaar voor het organiseren van colloquia, waarin een selecte groep van maximaal vijftig wetenschappers uit binnen- en buitenland bijeenkomt om van gedachten te wisselen over een actueel wetenschappelijk thema. In 2007 ging het om zes colloquia. Daarnaast verstrekte de Akademie in 2007 voor een bedrag van 340.000 euro subsidies aan internationale wetenschappelijke congressen in Nederland. Hoewel er dus nieuwe vormen worden bedacht voor de ontmoetingsfunctie, blijft het Trippenhuis in Amsterdam de centrale plaats waar wetenschappers elkaar kunnen ontmoeten. Ook de restauratie en herinrichting van het Trippenhuis blijven (onder meer) daarom van belang voor het opereren en profileren van de KNAW. In 2007 is in opdracht van de Rijksgebouwendienst een begin gemaakt met de werkzaamheden. Deze zijn vanwege het tweede eeuwfeest in 2008 onderbroken en zullen in 2009 worden voortgezet. Stimuleren van excellentie De KNAW is als hoeder van de kwaliteit van de wetenschap dé organisatie bij uitstek voor het toekennen van wetenschapsprijzen aan excellente onderzoekers, al dan niet via speciale programma’s. Het meest prominente programma is momenteel het Programma Akademiehoogleraren (PAH). Het heeft tot doel excellente hoogleraren aan Nederlandse universiteiten aan het einde van hun loopbaan vrij te stellen van bestuurs- en beheerstaken. Zo kunnen zij al hun tijd besteden aan innovatief wetenschappelijk onderzoek en het opleiden van onderzoekers. Doordat de KNAW het salaris van de Akademiehoogleraar geheel financiert, komen voor de universiteiten middelen vrij die voor het aanstellen van jonge talentvolle onderzoeksleiders kunnen worden ingezet. Hierdoor draagt het programma op dubbele wijze bij aan stimulering van excellentie en vernieuwing van het onderzoek. In 2007 werden vijf Akademiehoogleraren benoemd: −− J.M. ten Cate, hoogleraar experimentele preventieve tandheelkunde −− H.W. Lenstra, hoogleraar fundamentele en toepassingsgerichte wiskunde −− P.C. Muysken, hoogleraar algemene taalwetenschap −− J. Oerlemans, hoogleraar meteorologie −− mevrouw D.S. Postma, hoogleraar pathofysiologie van de ademhaling (Zie de interviews met de vier Akademiehoogleraren die in 2006 werden benoemd elders in dit jaarverslag). Het programma Akademiehoogleraren werd in 2007 geëvalueerd door een commissie onder leiding van P.J. van der Maas, hoogleraar maatschappelijke gezondheidszorg. De uitkomsten zullen in 2008 bekend worden. In 2007 werd filosoof L.W. Nauta benoemd op een KNAW-Mullerleerstoel tot bijzonder hoogleraar filosofie van de middeleeuwen en renaissance. Nieuwe programma’s Om talentvolle universitaire studenten nauwer te betrekken bij de wetenschap heeft de KNAW in juni 2007 samen met het Interstedelijk Studenten Overleg aan minister Plasterk voorgesteld om zogenaamde Akademie-assistenten in te voeren. Het Programma Akademie-assistenten heeft tot doel getalenteerde studenten de kans te geven om mee te werken aan een onderzoek onder leiding van een enthousiaste en inspirerende universitair docent of hoogleraar. De Akademie hoopt hiermee een belangrijk nieuw instrument toe te voegen aan de bestaande formules voor universitair onderwijs en loopbaanbeleid. Een ander nieuw programma is het Visiting Professorship Program (VPP). Met het VPP kunnen internationale topwetenschappers voor beperkte perioden naar — 13 — Nederland worden gehaald en zo een stimulans geven aan bepaalde onderzoeksprojecten, -gebieden of -groepen. Het gaat in 2008 van start. Private fondsen Een andere manier waarop het genootschap bijdraagt aan het stimuleren van wetenschappelijke excellentie, is door de beoordeling van kandidaten voor leerstoelen gefinancierd uit erfstellingen, legaten en schenkingen. De KNAW beheert ook een aantal private fondsen voor het bevorderen van wetenschappelijk onderzoek in binnen- en buitenland. Hiermee worden onderzoekers of een leerstoel gefinancierd, prijzen uitgeloofd, lezingen georganiseerd of reisbeurzen verstrekt. (Zie deel 2 van dit jaarverslag voor een gedetailleerd verslag over de private fondsen.) Het brede publiek betrekken bij de wetenschap De KNAW wil nadrukkelijk een breder publiek betrekken bij wetenschappelijke ontwikkelingen dan alleen leden en collega-wetenschappers. Wetenschap is in vele opzichten van belang voor de culturele, sociale, economische en technologische ontwikkeling van de samenleving. Resultaten van wetenschap beïnvloeden het leven van alledag steeds meer. En voor het op peil houden van de onderzoeksinspanningen is ook een breed publiek draagvlak nodig. De laatste jaren is in de wetenschapscommunicatie een overgang zichtbaar van het verschaffen van informatie over wetenschap naar het betrekken van een breed publiek bij wetenschap. Samen met andere organisaties wil de KNAW deze betrokkenheid opwekken bij een breed publiek. Het onderwijs krijgt daarbij een bijzonder accent, om jong talent te stimuleren en te wijzen op een loopbaan als onderzoeker. Het tweehonderdjarig bestaan van de KNAW in 2008 leent zich er uitstekend voor om de wetenschap een jaar lang voor het voetlicht te zetten. Onder het motto ‘Magie van wetenschap’ wil de Akademie de fascinatie, de uitdaging en het avontuur van wetenschap voor iedereen zichtbaar maken. In november 2007 is hiermee een begin gemaakt door de lancering van de speciale jubileumwebsite www.knaw200.nl. Naast het jubileumprogramma met activiteiten en lezingen bevat de site onder meer bijzondere KNAW-collecties, inspirerende gastcolumns en een videoboodschap van KNAW-president Frits van Oostrom. Omdat zowel de Akademie als Teleac/NOT de toegankelijkheid van kennis voor een groot publiek van belang vinden, hebben zij op 21 juni 2007 een alliantie gesloten. Zo wordt er een gezamenlijk crossmediaal aanbod op het gebied van wetenschap en technologie ontwikkeld. Ook de tournee langs scholen van jonge academici (DJA on wheels) past in dit kader. Jongeren kunnen zo in levende lijve kennismaken met onderzoekers en ervaren dat wetenschap uitdagend en boeiend is. “Wat adviseert de KNAW?” De KNAW heeft een belangrijke adviesfunctie. Met ad-hoc adviezen en langlopende wetenschapsverkenningen draagt de Akademie bij aan de ontwikkelingen in de wetenschap en aan het te voeren wetenschapsbeleid. In het strategisch plan voor de jaren 2007 tot 2010 stelt de Akademie dat zij haar advies- en verkenningentaak wil versterken. Zij wil nog meer aandacht besteden aan de implementatie van adviezen en verkenningen. En ze is van mening dat er meer aandacht moet komen voor bredere en interdisciplinaire advisering. — 14 — Stappen om de adviesfunctie te versterken In 2007 heeft de interne Werkgroep Adviesfunctie het rapport Adviseren is vooruitzien opgesteld. Het bestuur van de Akademie heeft de aanbevelingen vrijwel ongewijzigd overgenomen. In de voorgestelde nieuwe adviesstructuur heeft het KNAW-bestuur een meer actieve regisserende rol en wordt het aantal adviesraden met ingang van 1 januari 2008 teruggebracht van tien naar vijf (voor de geesteswetenschappen, de sociale wetenschappen, de natuur- en technische wetenschappen, de aard- en levenswetenschappen en de medische wetenschappen). Dit ter bevordering van samenwerking over disciplinegrenzen heen en een meer efficiënte werkwijze. Andere belangrijke voorstellen richten zich op het sneller inspelen op de actualiteit en verbetering van de externe communicatie. In 2007 is een start gemaakt met één advies- en verkenningenagenda voor alle adviesraden. Tot dusverre hadden alle raden ieder hun afzonderlijke agenda’s. In de tweede helft van 2007 zijn voorbereidingen getroffen om de overgang naar de nieuwe adviesstructuur in 2008 goed te laten verlopen. Verkenningen Jaarlijks voert de KNAW een aantal wetenschapsverkenningen uit. Met deze verkenningen wil de KNAW richting geven aan het denken en discussiëren over wetenschappelijke ontwikkelingen in een bepaald wetenschapsgebied. In 2007 verschenen er drie verkenningen. Begin 2007 verscheen De toren van Pisa rechtgezet, over de toekomst van de Nederlandse archeologie, onder voorzitterschap van D.G. Yntema, hoogleraar mediterrane archeologie, over de wankele positie van de academische archeologie en de kloof met de commerciële archeologie. Als uitvloeisel is op initiatief van de Akademie een Platform Archeologie opgericht met vertegenwoordigers van de academische en de commerciële archeologie, NWO en het ministerie van OCW. In juni is de verkenning Duurzaamheid duurt het langst. Onderzoeksuitdagingen voor een duurzame energievoorziening aangeboden aan de minister van OCW. Dit rapport bespreekt alle energiemogelijkheden, van kernenergie tot biomassa, en geeft heldere keuzes aan voor toekomstig natuurwetenschappelijk energieonderzoek in Nederland. Voor de implementatie heeft de minister J.H.W. de Wit, hoogleraar corrosietechnologie en elektrochemie, gevraagd als voorzitter van een commissie die de bestaande voorstellen rond energieonderzoek met elkaar in overeenstemming moet brengen. Tot slot verscheen in december het rapport Samenspel in samenhang onderwijs en onderzoek in communicatie, media en informatie. In dit rapport onder voorzitterschap van hoogleraar televisie, media en cultuur mevrouw J.F.T.M. van Dijck wordt geconcludeerd dat institutionele versnippering de samenwerking tussen communicatie-, media- en informatiestudies (CMI-studies) tegenwerkt. Technologische en maatschappelijke ontwikkelingen maken meer samenwerking in het onderzoek steeds belangrijker. Ter bevordering van meer afstemming van het onderzoek en een betere presentatie naar buiten toe, zal een Platform CMI-studies worden opgericht. De verkenningen biowiskunde en regeneratieve geneeskunde worden in 2008 verwacht. Adviezen KNAW-adviezen kunnen gaan over wetenschapsinhoudelijke zaken, maar ook over bijvoorbeeld het loopbaanbeleid van onderzoekers of de Nederlandse bijdrage aan grote internationale projecten. Adviezen worden – gevraagd en ongevraagd – uitgebracht aan parlement, ministeries, universiteiten en onderzoeksorganisaties, geldverdelende organisaties en internationale organisaties. — 15 — In 2007 verschenen de volgende adviesrapporten: −− Onderzoeksmasters in de sociale wetenschappen; eerste ervaringen. Het blijkt dat er een grote verscheidenheid aan onderzoeksmasters in de sociale wetenschappen bestaat. De aanbevelingen van de Sociaal-Wetenschappelijke Raad zijn gericht op een betere aansluiting tussen onderzoeksmasters en opleidingen. −− Bodembeweging in Nederland. Advies over een aanpak om de diverse meetresultaten en bestaande kennis van de bodembeweging in Nederland te bundelen en op elkaar af te stemmen. −− Gezondheidsonderzoek: het investeren waard. Advies om meer te investeren in Nederlands gezondheidsonderzoek om op internationaal niveau excellent gezondheidsonderzoek te kunnen blijven verrichten. −− Gedragscode Biosecurity. Deze gedragscode voor onderzoekers is gericht op bewustwording van de mogelijke risico’s van het misbruik van levenswetenschappelijke kennis. (Zie deel 2 van dit jaarverslag voor een uitgebreid verslag van de adviezen.) De KNAW en het onderwijs Voor de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek in de toekomst is het van groot belang dat er jaarlijks voldoende gekwalificeerde studenten instromen in de universiteiten. De KNAW adviseert daarom ook over het onderwijs. In zijn jaarrede in mei 2007 deed de president een oproep om het universitaire onderwijs, en dan vooral de bacheloropleidingen, veel inspirerender en inhoudelijk uitdagender te maken. In november 2007 heeft de president een openingslezing gehouden op het Nationaal Onderwijs Congres met als prikkelende titel: ‘Van sjoelen naar skiën’. Hij pleitte voor het doorbreken van de verkokering binnen het Nederlandse onderwijsbestel. Keuzes voor een bepaalde vakinhoudelijke richting worden al op jonge leeftijd gemaakt, waarna veranderen nauwelijks meer mogelijk is. Bovendien betoogde hij dat leren niet meer alleen voorbehouden moet zijn aan jongeren. Levenslang leren is in Nederland te zwak ontwikkeld. Ook in het werk van de verschillende adviesraden staat het onderwijs in de belangstelling, bijvoorbeeld in het advies van de Sociaal-Wetenschappelijke Raad over de onderzoeksmasters in de sociale wetenschappen. De KNAW heeft de afgelopen jaren diverse activiteiten ontplooid in verband met het vakinhoudelijke onderwijs. Bijvoorbeeld door een bijdrage te leveren aan onderwijsvernieuwingcommissies voor scheikunde, biologie, wiskunde, natuurkunde en aardwetenschappen. Meerdere KNAW-leden waren betrokken bij de profielcommissie Natuur en Techniek/Natuur en Gezondheid die in 2007 haar eindadvies heeft aangeboden aan staatssecretaris Bijsterveldt van OCW. Zorg voor de kwaliteit van de wetenschapsbeoefening De Akademie speelt een belangrijke rol op het gebied van kwaliteitszorg en onderzoeksevaluatie. Het gaat daarbij niet alleen om actieve betrokkenheid bij beoordelingen van instituties en opleidingen, maar ook om het denken over kwaliteitszorg in de wetenschap. De Commissie Kwaliteitszorg onder voorzitterschap van P.C. van der Vliet, emeritus hoogleraar moleculaire biologie, constateerde in 2007 dat de kwaliteitszorg in Nederland complex is geworden en werkt een voorstel uit om een aanzienlijke vereenvoudiging te bewerkstelligen. Dit zal in 2008 worden ingebracht in de discussie over de vernieuwing van het Standaard Evaluatie Protocol (SEP) uit 2003 voor de evaluatie van het onderzoek aan de Nederlandse universiteiten en de instituten van KNAW en NWO. Samen met de VSNU en NWO adviseert de KNAW over de ontwikkeling van het SEP. De KNAW huisvest de Meta Evaluatie Commissie Kwaliteitszorg Wetenschappelijk Onderzoek (MEC), die is ingesteld om het functioneren van het SEP — 16 — te monitoren. In 2007 bracht de MEC een rapport uit onder de titel Trust, but verify. De MEC concludeerde dat het SEP over het algemeen goed voldeed, maar maakte ook een aantal kritische kanttekeningen. De MEC concludeerde onder meer dat te weinig zichtbaar was wat er gebeurde met de oordelen van de evaluatiecommissies, en ook dat er gaandeweg een ernstige cijferinflatie was opgetreden. Deze opmerkingen zullen meewegen in het ontwerp van een nieuw SEP. De KNAW ziet met de Erkenningscommissie Onderzoekscholen (ECOS) toe op de kwaliteit van Nederlandse onderzoeksinstellingen door ze voor zes jaar te erkennen. In 2007 volgde H.W. Lintsen, hoogleraar geschiedenis van de techniek, J.A. Michon op als ECOS-voorzitter. Daarnaast adviseert de Akademie in samenwerking met de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) over de accreditatie van research masters. Met de VSNU, NWO, Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) en de HBO-raad neemt de Akademie deel aan ERiC, onder voorzitterschap van Henriette Maassen van den Brink, hoogleraar empirische arbeidseconomie. ERiC staat voor Evaluating Research in Context en richt zich op de ontwikkeling van methodieken ter beoordeling van de maatschappelijke kwaliteit van onderzoek. In november 2007 organiseerde de Akademie voor ERiC een internationale workshop over methodiekontwikkeling. Dat sluit aan bij het feit dat steeds meer activiteiten op het gebied van kwaliteitszorg en evaluatie zich internationaal afspelen, in het bijzonder op Europees niveau. De Akademie zal daarnaast een leidende rol vervullen in de All European Academies (ALLEA) werkgroep ‘Evaluating for science’, en is tevens actief in een drietal fora op dit gebied van de European Science Foundation. Ook verricht de Akademie enkele incidentele activiteiten op het gebied van kwaliteitszorg en evaluatie. Zo werd in 2007 door de Akademie een commissie geïnstalleerd voor de evaluatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). De evaluatie zelf vindt in het voorjaar van 2008 plaats. Daarnaast leverde de Akademie de voorzitter van de begeleidingscommissie voor de evaluatie van de Vernieuwingsimpuls. Beide voorbeelden getuigen van de gezaghebbende en onafhankelijke rol van de KNAW. Internationale uitwisseling van wetenschappelijke kennis Omdat de internationale activiteiten van de KNAW de afgelopen jaren sterk zijn uitgebreid, is in 2007 de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor internationale samenwerking in handen gegeven van algemeen secretaris Rob Kaptein, emeritus hoogleraar chemie. Dit gebeurde op advies van de Commissie Internationaal Beleid (Committee for International Policy, CIP). De secretaris internationale zaken: −− vertegenwoordigt de KNAW bij bijeenkomsten van Europese en andere internationale organisaties waarvan de KNAW lid is, −− is lid van de Commissie Internationaal Beleid van de KNAW, −− is voorzitter van de China-commissie van de KNAW, −− vertegenwoordigt de KNAW in de Board en Executive Board van CO-REACH (het netwerk Co-ordination of Research Between Europe and China waarvan de KNAW trekker is voor de Europese Commissie), −− en geeft leiding aan internationale bezoeken van delegaties van en naar de KNAW. Strategische samenwerking Op hoog niveau wetenschap beoefenen veronderstelt een actieve opstelling van onderzoekers én instituten in internationale netwerken en samenwerkingsverbanden. De Akademie vertegenwoordigt Nederland in diverse internationale netwerkorganisaties. Zie voor een overzicht van alle lidmaatschappen van de KNAW, — 17 — deel 2 van dit jaarverslag. De Akademie is bijvoorbeeld lid van de Executive Committee van de InterAcademy Panel on International Issues (IAP), een netwerk van 92 academies van wetenschap wereldwijd. De IAP is verantwoordelijk voor het opstellen van richtlijnen voor een gedragscode Biosecurity, waarvan de KNAW in 2007 een Nederlandse uitwerking presenteerde. Op initiatief van de KNAW zal het IAP een statement uitbrengen over biobrandstoffen. Als lid van de European Academies Science Advisory Council (EASAC), een samenwerkingsverband van de nationale academies van EU-lidstaten, heeft de Akademie in 2007 onder meer een bijdrage geleverd aan het EASAC rapport Tackling antibacterial resistance in Europe. Daarnaast werd meegewerkt aan een statement over de impact van migratie op infectieziekten in Europa. In 2007 werd vice-president van de KNAW, Jos van der Meer, benoemd tot vice-voorzitter van EASAC. Het secretariaat van de in 1994 opgerichte ALLEA is gehuisvest bij de Akademie. In 2007 heeft de Akademie bijgedragen aan de visie van ALLEA op de Green Paper van de Europese Commissie over de ontwikkeling van de European Research Area (ERA, of Europese OnderzoeksRuimte). In oktober 2007 was de Akademie gastheer van een ALLEA-conferentie over regionale samenwerking tussen Zuidoost-Europese academies. In 2007 is de samenwerking van de KNAW met het Network of African Science Academies (NASAC) voortgezet. Er is een serie wetenschappelijke conferenties voor Europese en Afrikaanse wetenschappers gepland. De Akademie heeft in 2007 op verzoek van het directoraat-generaal Internationale Samenwerking van het ministerie van Buitenlandse Zaken een adviesrapport opgesteld over de rol van wetenschappelijke academies in Afrika. Bevorderen wetenschappelijk onderzoek Het bevorderen van wetenschappelijk onderzoek gebeurt binnen tal van samenwerkingsprogramma’s, hoofdzakelijk gericht op China en Indonesië. In het kader van uitwisselingsovereenkomsten onderhoudt de Akademie ook contacten met zusteracademies in Australië, Frankrijk, Hongarije, India, Israël, Oostenrijk, Polen, Rusland, Slowakije en Tsjechië. In 2007 vonden er veertien werkbezoeken plaats, waarvan tien inkomend. china De samenwerking met China vindt ten eerste plaats via het China Exchange Programme (CEP). Het CEP stimuleert al meer dan 25 jaar onderzoekssamenwerking tussen Nederland en China. In 2007 heeft de KNAW tien aanvragen voor uitzending van Nederlandse individuele onderzoekers en 24 voorstellen voor gezamenlijke Chinees-Nederlandse onderzoeksprojecten van wederzijds belang gehonoreerd. Binnen een ander KNAW-programma werden in 2007 tevens zes PhDaanvragen gehonoreerd. In 2007 vond de selectie plaats voor de volgende fase van het Programma Strategic Scientific Alliances, met als doel de totstandkoming van één of meer structurele wetenschappelijke samenwerkingsverbanden met China. De Akademie ontplooit ook in Europees verband initiatief voor samenwerking met China. Ze neemt deel aan het Zesde Kaderprogramma project CO-REACH (Co-ordination of Research between Europe and China), met als doel om uiteindelijk één of meerdere nieuwe Europese onderzoeksamenwerkingsprogramma’s met China op te zetten. Het jaar 2007 stond voor CO-REACH voornamelijk in het teken van prioriteiten voor nieuw op te zetten pilotprogramma’s. — 18 — indonesië Het Scientific Programme Indonesia Netherlands (SPIN) heeft tot doel om langdurige wetenschappelijke samenwerking tussen onderzoekers en onderzoeksconsortia uit Indonesië en Nederland te stimuleren en te financieren. In 2007 zijn vier nieuwe Prioriteitsprogramma’s van SPIN van start gegaan. In het kader van het East Kalimantan Programme for Coastal Zone Research Netherlands-Indonesia selecteerde de Akademie in 2007 samen met twee andere partners drie Indonesisch-Nederlandse onderzoeksprojecten en een onderzoekscluster. Daarnaast is op gezamenlijk initiatief van de KNAW en de Indonesische Academie in februari 2007 M.A. Yunita Winarto door de Gadjah Mada Universiteit in Yogyakarta feestelijk als Academy Professor Indonesia (API) geïnstalleerd. Een ander samenwerkingsverband met Indonesië is de Joint Working Committee on Indonesia (JWC). In 2007 heeft de JWC besloten om voor 2007 in te zetten op het thema ‘Agriculture beyond Food’ om de wetenschappelijke achtergronden van biobrandstoffen nadrukkelijk te agenderen. In Europees verband is de Akademie in 2007 als partner toegetreden tot het Zevende Kaderprogramma project van SEA-EU-NET. Het SEA-EU-NET consortium, bestaande uit zeventien partners uit geheel Europa en Zuidoost-Azië zal in 2008 formeel van start gaan. Hoofddoel van het project is het integreren en versterken van de EU-ASEAN dialoog over wetenschap en technologie. — 19 — — 20 — Koepelorganisatie voor wetenschappelijke instituten De KNAW is een koepelorganisatie voor zeventien instituten die wetenschappelijk onderzoek verrichten en collecties opbouwen op het gebied van de geesteswetenschappen, sociale wetenschappen en levenswetenschappen. Ongeveer 84 procent van het KNAW-budget komt ten goede aan de instituten, waar bijna 1.100 mensen werken. Ieder instituut wordt geleid door een instituutsdirecteur, als regel een vooraanstaand onderzoeker op een van de vakgebieden van het instituut. De KNAW-directie leidt de koepelorganisatie onder toezicht van het bestuur. De KNAW-instituten hebben drie centrale taken: 1. Het verrichten van wetenschappelijk onderzoek van hoge kwaliteit. 2. Het aanvullen, beheren en ontsluiten van unieke wetenschappelijke collecties. 3. Dienstverlening aan wetenschap en maatschappij. De instituten zijn verdeeld in twee clusters: het cluster Geestes- en Sociale Wetenschappen (GSW) en het cluster Levenswetenschappen (LW). Het zwaartepunt van de GSW-instituten ligt op het terrein van de (sociale) geschiedenis, taal en cultuur. Voor een deel betreft dit de taal, cultuur en geschiedenis van Nederland (Meertens Instituut, Fryske Akademy en Huygens Instituut), terwijl het werkterrein van andere instituten ook meer internationaal georiënteerd is (KITLV, NIOD, IISG en RSC). De focus van het NIDI ligt meer op de sociale wetenschappen. DANS is te zien als een faciliterend instituut ten behoeve van de verrijking van data en de verzorging van de bereikbaarheid hiervan voor het geestes- en sociaal wetenschappelijk onderzoek. VKS is het e-research onderzoeksprogramma van de KNAW. De VKS bestudeert de gevolgen van ict in onderzoek en biedt ondersteuning aan wetenschappers die experimenteren met nieuwe vormen van samenwerking en onderzoek. Het NIAS bevordert onderzoek op het terrein van de geestes- en sociale wetenschappen door faciliteiten te bieden voor wetenschappelijke verdieping en reflectie. De LW-instituten richten zich op biologische (CBS), biomedische (Hubrecht, ICIN, NIN) en ecologische wetenschappen (NIOO). Ook werd eind 2007 een samenwerkingsovereenkomst getekend voor de oprichting van het Spinozacentrum voor hersenonderzoek. (Zie deel 2 van dit jaarverslag voor meer informatie per instituut.) Het Rathenau Instituut vervult een brugfunctie tussen wetenschap en maatschappij. In 2007 is de Waddenacademie opgericht, die naar verwachting per mei 2008 met haar activiteiten zal beginnen. — 21 — Laatste externe evaluatie 2e en 3e geld-stroom (%) Bijdrage KNAW (%) Vakgebied Gerealiseerde baten 2007 (x € 1.000) KNAW-instituten Personeel (fte) 1) Overzicht van de KNAW-instituten geestes- en sociale wetenschappen Data Archiving & Networked Services (DANS) Data-archivering 20,7 3.332 Fryske Akademy Friese taal, cultuur en geschiedenis 45,1 1.648 Huygens Instituut Literatuur en wetenschapsgeschiedenis 30,1 2.520 Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) Sociale en economische geschiedenis 97,4 7.683 Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) Meertens Instituut Taal, cultuur en geschiedenis van ZuidoostAzië, het Zuidzee- en het Caraïbisch gebied Nederlandse taal en cultuur 45,2 Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (NIAS) Roosevelt Study Center (RSC) 2) 2) Virtual Knowledge Studio for the Humanities and Social Sciences (VKS) 18,5 3) – – 2002 94,4 3,6 2007 61,1 21,2 2003 4.505 69,5 17,4 2005 51,5 3.466 80,7 19,3 2006 Geschiedenis WOII 58,3 4.774 58,3 39,0 2003 Demografie 43,8 4.788 45,1 52,9 3) Faciliteren van onderzoekers 14,6 2.691 83,5 5,4 2000 9,0 441 – – 2005 9,4 1.215 78,9 19,8 3) 47,6 4.633 65,6 15,2 2002 43,8 45,5 2002 37,7 61,2 2005 67,2 30,9 2006 67,8 26,0 2004 93,2 5,0 2006 Geschiedenis en cultuur van de VS en de Nederlands-Amerikaanse betrekkingen E-research GSW 58,6 levenswetenschappen Centraalbureau voor Schimmelcultures (CBS) Schimmelonderzoek Hubrecht Instituut Ontwikkelingsbiologie en stamcelonderzoek 140,7 13.257 Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (ICIN) Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO) Cardiovasculaire systeem 83,1 6.589 Ecologie en biodiversiteit 192,1 15.559 Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen (NIN) Neurowetenschappen 140,9 14.468 35,0 5.087 overig Rathenau Instituut Technology assessment en science system assessment 31 december 2007 Gelieerde instituten, alleen KNAW-subsidie weergegeven. 3) NIDI wordt in 2008 geëvalueerd. DANS en VKS zijn relatief nieuw en worden in 2010/2011 geëvalueerd. 1) 2) Directeurswisselingen in 2007 De directeuren van de KNAW-instituten vervullen een sleutelpositie binnen de Akademie en hebben een vergaand mandaat. Ze worden voor vijf jaar benoemd met een mogelijkheid tot herbenoeming. In 2007 vonden de volgende directeursbenoemingen plaats: −− W.H. van Gilst (hoogleraar cardiovasculaire en klinische farmacologie) – herbenoemd tot directeur ICIN −− P. Kabat (hoogleraar klimaathydrologie) – voorzitter van de Waddenacademie i.o. −− P.R. Roelfsema (hoogleraar neurobiologie van cognitie en gedrag) – directeur van het NIN −− mevrouw M.J. Schwegman (hoogleraar vrouwengeschiedenis) – directeur van het NIOD −− E.E. van der Wall (hoogleraar cardiologie) – directeur ICIN −− C.I. de Zeeuw (hoogleraar neurowetenschappen en anatomie) – projectdirecteur voor de uitbouw van het NIN — 22 — Daarnaast werd in 2007 afscheid genomen van R.H.A. Plasterk als directeur Hubrecht Instituut vanwege het aanvaarden van zijn ministerschap. J.C.H. Blom ging in 2007 als directeur NIOD met pensioen en C.J.G. Wensing trad in 2007 terug als interim-directeur NIN vanwege de vervulling van deze vacature. Zeer betreurenswaardig was het in 2007 overlijden van ICIN-directeur C.A. Visser. Opvallende ontwikkelingen in 2007 Oprichting Waddenacademie In 2007 heeft de Akademie ingestemd met de komst van een nieuw instituut: de Waddenacademie. De Waddenacademie zal zich gaan bezighouden met de programmering van onderzoek naar het waddengebied, van ecologie tot cultuurgeschiedenis. Het instituut zal naar verwachting in de loop van 2008 van start gaan. De Waddenacademie wordt geheel gefinancieerd door het Waddenfonds en de provincie Friesland. De doelstellingen van de Waddenacademie zijn: 1. Het identificeren van domeinoverstijgende kennisleemtes ten behoeve van een duurzame ontwikkeling van het waddengebied en het articuleren van relevante onderzoeksvragen. 2. Het bevorderen van een samenhangende onderzoeksprogrammering op nationaal en internationaal niveau. 3. Het bevorderen van informatievoorziening en kennisuitwisseling tussen kenniswereld, overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Herstructurering Fryske Akademy In 2007 is een begin gemaakt met de voorbereidingen voor de herstructurering van de zakelijke afdelingen van de Fryske Akademy. Een aantal taken zoals de boekwinkel, de productie van uitgaven en het congrescentrum It Aljemint wordt afgestoten. Het herstructureringsplan zal in het voorjaar 2008 worden uitgevoerd. Herstructurering NIDI In 2007 is het NIDI gereorganiseerd om ruimte te scheppen voor inhoudelijke vernieuwing en om de financiële positie te versterken. Het aantal onderzoeksafdelingen is teruggebracht van drie naar twee. De inhoudelijke vernieuwing betrof in het bijzonder een impuls in het gezondheidseconomische onderzoek, dat binnen de nieuwe afdeling Projections, Migration & Health zal plaatsvinden. Digitaal Wetenschapshistorisch Centrum bij het Huygens Instituut Het Digitaal Wetenschapshistorisch Centrum (DWC) is een KNAW-initiatief dat in 2007 werd ondergebracht bij het Huygens Instituut. Het DWC gaat functioneren als een virtueel en interactief centrum voor de Nederlandse wetenschapsgeschiedenis en zal ook toegang bieden tot de Akademiebibliotheek. Het DWC zal eind 2008 operationeel zijn, waarna in 2009 en 2010 de uitbouw zal volgen. Voor de ontwikkeling is in 2007 € 290.000 toegezegd uit het KNAW-Programma Strategie en Infrastructuur. Daarnaast zal het Huygens Instituut met ingang van 2008 jaarlijks € 150.000 ontvangen ten behoeve van het DWC. Opening Maastricht Studio VKS In november 2007 opende J.M.M. Ritzen, voorzitter van het college van bestuur van de Universiteit Maastricht, de Maastricht Studio, een samenwerkingsverband tussen deze universiteit en de KNAW. Daarmee heeft de VKS nu drie vestigingen: een hoofdvestiging in Amsterdam, de Erasmus Studio aan de Erasmus Universiteit en de Maastricht Studio. — 23 — Algemeen beleid ten aanzien van de instituten Financiering De Akademie wil de organisatorische, infrastructurele en financiële voorwaarden scheppen om hoogwaardige prestaties van instituten mogelijk te maken. De instituten kregen de afgelopen jaren een vaste lumpsum van de KNAW, zonder flexibele prestatieafhankelijke bijdragen. Dit is een bewuste keuze, omdat onderzoek ‘van de lange adem’ gebaat is bij structurele financiële stabiliteit. Naast de basisfinanciering verwerven de instituten zelf middelen uit de tweede en derde geldstroom, die volledig ten goede komen aan het instituut. In tegenstelling tot veel universiteiten, kent de Akademie geen centrale afdracht voor huisvesting en overhead bij de verwerving van externe middelen. Dat de instituten succesvol zijn in het verkrijgen van extern onderzoeksgeld, blijkt uit het feit dat de externe werfkracht in enkele jaren meer dan verdubbeld is. Kwaliteitsbeleid Eens per zes jaar evalueert een internationale commissie van vakgenoten de wetenschappelijke koers en prestaties van de instituten aan de hand van het Standaard Evaluatie Protocol. Tussentijds wordt een midterm-evaluatie uitgevoerd. In 2007 zijn twee KNAW-instituten extern geëvalueerd. −− Externe evaluatie Meertens Instituut Begin 2007 verscheen het rapport van de evaluatiecommissie onder leiding van P. Schnabel, die het Meertens Instituut in oktober 2006 visiteerde. De commissie kwalificeert het Meertens Instituut als geheel als very good en sommige onderdelen van de afdeling variatielinguïstiek als excellent. Dit beeld wordt onder meer bevestigd door het grote aantal extern verworven subsidies. De commissie concludeert verder dat het instituut zeer actief en succesvol is in het “valoriseren” van de resultaten van het onderzoek: onderzoekers van het instituut dragen intensief bij aan het maatschappelijk debat en zijn goed zichtbaar in de media. −− Externe evaluatie Huygens Instituut In oktober 2007 werd het Huygens Instituut gevisiteerd door een NederlandsVlaamse evaluatiecommissie onder leiding van H. Bertens. Begin 2008 zal het evaluatiedossier openbaar worden gemaakt. Daarnaast is een externe evaluatie uitgevoerd van het Centrum voor Holocausten Genocidenstudies (CHGS), waarin het NIOD-KNAW samenwerkt met de Universiteit van Amsterdam. De commissie onder leiding van C.J.M. Schuyt heeft haar waardering uitgesproken voor wat het CHGS op het gebied van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek heeft bereikt. De aanbevelingen betroffen de verdere vormgeving van het activiteitenprogramma, in het bijzonder de samenhang ervan. Een belangrijk permanent adviesorgaan voor de instituutsdirecties en de Akademiedirectie zijn de wetenschaps­commissies. Een wetenschapscommissie volgt het beleid van een instituut kritisch en vormt zo een belangrijk klankbord voor de instituutsdirecteur. De KNAW vindt het bestaan van deze wetenschapscommissies zeer belangrijk en minimaal eens per jaar vindt overleg plaats tussen de directeur Onderzoek en de voorzitters van de wetenschapscommissies. Sinds enkele jaren worden kerncijfers per instituut verzameld. Deze cijfers zijn bedoeld om buiten de evaluatiemomenten om de halfjaarlijkse discussies tussen het centrale en instituutsmanagement te voeden met relevante kengetallen en worden gebruikt voor het jaarverslag. Over langere termijn maakt dit het mogelijk om de ontwikkelingen van een instituut te volgen. — 24 — Strategiefonds De Akademie beschikt over een Strategiefonds van ruim 2 miljoen euro per jaar voor strategische vernieuwingen in instituten. Zowel de instituutsdirecteuren als de centrale directie kunnen initiatieven nemen voor het inzetten van middelen uit het Strategiefonds. In 2007 zijn de volgende meerjarige projecten gehonoreerd: −− De samenwerking tussen het Hubrecht Instituut en het CBS in het project ‘Bioprospecting of fungal metabolites using zebrafish embryos’. Via dit project wordt onderzocht welke onontdekte potentiële geneesmiddelen de unieke collectie van het CBS herbergt. −− De samenwerking tussen het NIDI, het IISG en de VKS in het project ‘Spanning past and present: Infrastructure for interdisciplinary research on 150 years of life courses and families’. Voor dit project is een voorlopige reservering gemaakt. De definitieve toekenning is afhankelijk van de honorering vanuit het subsidieprogramma NWO Groot. −− De vernieuwing van het Vogeltrekstation dat een cruciale rol speelt in het vogelonderzoek dat door het NIOO en andere instellingen in Nederland wordt gedaan. −− Het sociolinguïstisch symposium ‘Micro and Macro Connections’ dat in april 2008 in Amsterdam door het Meertens Instituut wordt georganiseerd. −− Het gezamenlijke project van het IISG en de VKS ‘Global Hubs for Global History’. −− De ontwikkeling van de ICT-infrastructuur van het RSC zodat het instituut een digitaal portaal voor Amerikanistiek kan verwezenlijken. Behaalde prijzen en beurzen −− P.T.V.M. de Jong van het NIN, hoogleraar epidemiologie van oogziekten, heeft de Alcon Research Institute Award 2007 ontvangen. −− E.J.W. van Someren, werkgroepleider bij het NIN, heeft in 2007 een VICI-subsidie ontvangen. −− E. Berezikov en L.J. de Windt van het Hubrecht Instituut hebben een Vidi-subsidie van NWO gekregen. −− J.A. van Gils, onderzoeker bij het NIOO ontving de Nederlandse zoölogieprijs. −− G.A. Kowalchuk, senior-onderzoeker bij het NIOO en bijzonder hoogleraar Plant-microbial interactions aan de Vrije Universiteit, ontving een VICI-subsidie. −− A.F.W. van der Steen, ICIN-hoogleraar, werd benoemd tot Simon Stevin Meester van STW. Samenwerking Bij alle KNAW-instituten wordt strategische samenwerking met andere instituten en universiteiten sterk gestimuleerd. Dit komt tot uitdrukking in samenwerkingprogramma’s en -projecten, uitwisseling van gast­onderzoekers en overeenkomsten voor het delen van faciliteiten en promotie­vergoedingen. Illustratief is dat in 2007 76 onderzoekers van de KNAW-instituten als hoogleraar verbonden waren aan Nederlandse universiteiten. In 2007 zijn opnieuw enkele onderzoekers tot hoogleraar benoemd. P.F. Wouters, programmaleider van de Virtual Knowledge Studio (VKS), is benoemd tot bijzonder hoogleraar Kennisdynamica aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Mevrouw S. Wyatt, senior-onderzoeker bij de VKS, is benoemd tot bijzonder hoogleraar Digital Cultures in Development aan de Universiteit van Maastricht. M. van Oostendorp, leider van de onderzoeksgroep Variatielinguistiek bij het Meertens Instituut, is benoemd tot bijzonder hoogleraar — 25 — Fonologische Microvariatie aan de Universiteit Leiden. E. Cuppen, werkgroepleider bij het Hubrecht Instituut, is benoemd tot hoogleraar genoombiologie aan de Universiteit Utrecht. Spinozacentrum Op 18 december 2007 werd op initiatief van de KNAW een samenwerkingsovereenkomst getekend tussen NIN-KNAW, de Universiteit van Amsterdam, de Vrije Universiteit, het Academisch Medisch Centrum, de Vrije Universiteit Medisch Centrum en de gemeente Amsterdam voor de oprichting van het Spinozacentrum voor Neuro-Imaging. Deze partijen willen samen een grootschalige faciliteit met 3T en 7T fMRI scanners voor geavanceerd hersenonderzoek creëren en zo het hersenonderzoek op een hoger plan tillen. Het uiteindelijke doel is een interstedelijk samenwerkingsverband op het gebied van de neurowetenschappen als herkenbaar onderdeel van een landelijke taakverdeling. Uitbreiding Hubrecht Instituut In 2007 startte de KNAW gesprekken met het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) voor gezamenlijke investeringen in ontwikkelingsbiologisch en stamcelonderzoek. Het doel van de samenwerking is uitbreiding van het Hubrecht Instituut in termen van fte’s en infrastructuur, waardoor het zich verder kan ontwikkelen tot een beeldbepalend internationaal topinstituut. Instituut voor Geschiedenis, Taal en Cultuur van Nederland In 2007 vonden verkennende gesprekken plaats over de kansen en mogelijkheden voor een Instituut voor Geschiedenis, Taal en Cultuur van Nederland. Hiervoor is gesproken met wetenschappers en maatschappelijk prominente figuren waaronder (oud-)politici. Het werd duidelijk dat het overkoepelende thema benaderd zou moeten worden vanuit een interdisciplinair en internationaal-vergelijkend perspectief. Deze en andere bevindingen zullen in 2008 worden meegenomen in de discussie over verdergaande samenwerking, schaalvergroting en vernieuwing bij de geesteswetenschappelijke KNAW-instituten. Alfalab De ontwikkeling van Alfalab weerspiegelt de genoemde toegenomen samenwerking. Een aantal geesteswetenschappelijke KNAW-instituten (DANS, de Fryske Akademy, het Huygens Instituut, het Meertens Instituut en de VKS) hebben samengewerkt bij de realisatie van een projectplan voor Alfalab. Zo’n faciliteit zal de toegang tot, het experimenteren met en de verspreiding van geesteswetenschappelijke ICT-tools en data bevorderen. Hierbij zullen ook externe partijen betrokken worden, zodat Alfalab gezien kan worden als een door de KNAW geïnitieerde stimulans voor het geesteswetenschappelijk onderzoek in Nederland. In 2008 zal het plan nader worden uitgewerkt. Collectiebeleid Een aantal instituten heeft fysieke en/of digitale collecties en databestanden. Bij de GSW-instituten zijn dit: het Meertens Instituut, de Fryske Akademy, het Huygens Instituut, het KITLV, het NIOD, het RSC en het IISG. Bij de LW-instituten gaat het om het CBS, het NIN en het NIOO. DANS speelt een landelijke rol op het terrein van open access tot publiekgefinancierde data op het terrein van alfa- en gammawetenschappen. — 26 — Werkgroep Collectiebeleid In 2007 is de werkgroep Collectiebeleid uitgebreid met het NIOO. De werkgroep werd in 2006 opgericht om kennis en ervaring uit te wisselen en om gezamenlijk beter te kunnen anticiperen op toekomstige ontwikkelingen op het terrein van digitalisering. De overige leden zijn vertegenwoordigers van DANS, de Fryske Akademy, het IISG, het KITLV, het Meertens Instituut en het NIOD. Er werd gewerkt aan een gezamenlijk programma ten behoeve van massadigitalisering. Tijdens de bijeenkomsten in 2007 werd informatie uitgewisseld over onderwerpen als open access, zoekfaciliteiten, catalogiseringsystemen, EPrints en digitaliseringsprojecten. Inventarisatie digitale duurzaamheid In mei 2007 werd de Nationale Coalitie Digitale Duurzaamheid (NCDD) opgericht, een initiatief van DANS-KNAW en de Koninklijke Bibliotheek. De KNAW, NWO, SURF, het Centraal Bureau voor de Statistiek, het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en het Nationaal Archief maken deel uit van de coalitie. De NCDD zal in 2008 een verkenning uitvoeren van welke Nederlandse instanties welke typen digitale informatie bewaren en hoe dit gebeurt. Daarom is eind 2007 binnen de KNAW een inventarisatie gestart van de duurzaamheid van het digitale materiaal van KNAW-instituten. Proefdierbeleid KNAW-instituten De KNAW is vergunninghouder in het kader van de Wet op de Dierproeven (WOD). In drie KNAW-instituten wordt dierexperimenteel wetenschappelijk onderzoek verricht: in het Hubrecht Instituut, het NIN en het NIOO. In het proefdierbeleid van de Akademie staan de drie V’s centraal: vervanging, vermindering en verfijning. Er worden zo weinig mogelijk dieren voor experimenteel onderzoek gebruikt en de dieren die gebruikt worden, wordt zo min mogelijk ongerief toegebracht door gebruik te maken van proefdiersparende onderzoektechnieken. Een onafhankelijke Dierexperimentencommissie en twee proefdierdeskundigen (artikel 14-functionarissen uit de WOD) houden toezicht op het dierexperimenteel onderzoek in de drie instituten. Dierproeven zijn, mede door de Partij voor de Dieren (PvdD), in de afgelopen jaren in toenemende mate onderwerp van maatschappelijke discussie geworden. Naar aanleiding van een verzoek in het kader van de Wet Openbaarheid van Bestuur heeft de Akademie de Kamerfractie van de PvdD in 2007 uitgenodigd voor een gesprek om het proefdierbeleid toe te lichten. In dit gesprek is aangegeven dat dierproeven een onvermijdelijk onderdeel zijn van biomedische en biologische onderzoeksprojecten aan de KNAW-instituten. De onderzoeksprojecten zijn gericht op het verkrijgen van (fundamentele) kennis van biologische processen en mechanismen. Deze kennis speelt ook een rol bij het oplossen van gezondheidsvraagstukken. Naar aanleiding van de toegenomen aandacht voor dierexperimenten is de Akademie betrokken bij de totstandkoming van een Code Openbaarheid Dierproeven, die in samenwerking met de VSNU en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra wordt opgesteld. Overigens neemt de Akademie vanuit het genootschap via de Commissie Dierproeven en Biotechnologie ook in landelijk verband deel aan het debat over meer open(baar)heid rondom dierproeven. — 27 — — 28 — Bedrijfsvoering Personeel en organisatie Als uitvloeisel van het strategisch plan zijn in juni 2007 de instituutsdirecteuren, de voorzitter van de ondernemingsraad en de woordvoerders van het Lokaal Overleg geïnterviewd over het benodigde personeelsbeleid voor de komende vijf tot tien jaar. Hieruit kwamen de volgende belangrijke thema’s naar voren: perspectief voor promovendi/postdocs, het creëren van doorstroom binnen het instituut, flexibelere inzet binnen een vast dienstverband, investeren in leidinggevende capaciteiten van onderzoeksleiders en de spanning tussen persoonsgebonden onderzoekssubsidies en de onderzoeksmissie van het instituut. In 2008 zullen deze thema’s verder uitgewerkt worden. In 2007 vonden er drie reorganisaties plaats. De afdelingen Edita en Voorlichting van het Bureau van de KNAW zijn omgevormd tot één afdeling Communicatie. Er was een betrekkelijk kleine reorganisatie bij het NIDI. Tot slot is een reorganisatie van de Fryske Akademy voorbereid, die in 2008 haar feitelijk beslag zal krijgen. De specifiek voor de Akademie ontwikkelde functieprofielen ‘Instituutsdirecteur KNAW’ en ‘Hoofd onderzoeksgroep KNAW’ zijn goedgekeurd en de functiegroepen zijn ingedeeld in het systeem voor Universitair Functieordenen (UFO). Hiermee is de invoering van UFO als gevolg van de overgang naar de cao Nederlandse Universiteiten afgerond. Voor de periode van 1 september 2007 tot 1 maart 2010 is een definitief akkoord bereikt over een nieuwe cao. Naast een gefaseerde salarisverhoging van in totaal 4,35 procent, werd onder andere afgesproken om de eindejaarsuitkering in drie stappen te verhogen tot een volledige dertiende maand. Met de ondernemingsraad is overeenstemming bereikt over een geheel nieuwe reorganisatiecode ter vervanging van de oude leidraad uit 2000. De nieuwe code is beter toegesneden op de bevoegdheidsverdeling tussen het bestuur, de directie KNAW en de instituutsdirecteuren. In verband met de voorgenomen verhuizing van de twee NIOO-vestigingen naar Wageningen is met de werknemersorganisaties in het Lokaal Overleg overeenstemming bereikt over een Sociaal Plan Herhuisvesting. In augustus 2007 werd met de bonden in het Lokaal Overleg verder nog een aanvulling van het Sociaal Beleidskader KNAW 2006 overeengekomen. Eind 2007 hebben de directie KNAW en de werknemersorganisaties in het Lokaal Overleg voor de komende vijf jaar afspraken gemaakt over de besteding van de decentrale arbeidsvoorwaardengelden. Afgesproken is om het seniorenverlof en de aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering IPAP als bestedingsdoelen te continueren. Het centrale programma voor loopbaanoriëntatie wordt uitgebreid met een arbeidsmarktassessment voor tijdelijk personeel. Als nieuwe bestedingsdoelen zijn overeengekomen een internetvergoeding en het opzetten van een vrouwennetwerk, om de doorstroom van vrouwen naar hogere posities te stimuleren. Zie deel 2 van dit jaarverslag voor een uitgebreid verslag over personeel en organisatie in 2007. — 29 — Bureau van de KNAW In het voorjaar van 2007 is definitief besloten tot het opheffen van de afdelingen Voorlichting en Edita. De taken zijn grotendeels ondergebracht in een nieuwe afdeling Communicatie, die meer toegesneden is op de verdere professionalisering van de interne en externe communicatie. Van de afdeling Edita zijn daarnaast enkele taken overgebracht naar de afdeling Informatisering en Automatisering. De uitgeverijactiviteiten zijn ondergebracht bij Uitgeverij Aksant, die is gelieerd aan het IISG. Uitgaven die de Akademie wil stimuleren, worden uitgebracht onder een eigen KNAW-imprint (‘KNAW Press’). De overige activiteiten van de afdeling Edita worden afgebouwd. De KNAW spreekt zijn waardering uit voor de werkzaamheden die door hoofd en medewerkers over een lange reeks van jaren zijn verricht. Het plaatsingsproces is half oktober 2007 afgerond. Uiteindelijk worden drie medewerkers op termijn met ontslag bedreigd. Zij komen overeenkomstig het Sociaal Beleidskader KNAW 2006 in aanmerking voor herplaatsingbegeleiding. De nieuwe afdeling Communicatie is per 1 januari 2008 officieel van start gegaan. Onderzoeksinformatie Voor de registratie van onderzoeksinformatie is halverwege 2007 gestart met de invoering van het informatiesysteem Metis. In 2008 wordt de implementatie van Metis voor alle KNAW-instituten afgerond. Aanvullend aan dit systeem is een digitaal depot geselecteerd (EPrints) voor de opslag en ontsluiting van KNAW-publicaties. In januari is het in SURF-verband ontwikkelde DAREnet (www.darenet.nl) in beheer genomen. Dit onderzoeksportaal ontsluit de digitale depots van alle Nederlandse onderzoeksinstellingen. De KNAW integreert dit portaal in NARCIS (www.narcis.info) en biedt zo via één nationale website toegang tot full text publicaties, onderzoeksdata, informatie over onderzoeksinstellingen, onderzoekers, onderzoeksprojecten en wetenschappelijke nieuwsberichten. Informatisering en automatisering Er is een meerjarenbeleidsplan informatisering en automatisering (2007-2010) opgesteld voor de omvangrijke sanering en modernisering van de ict-infrastructuur. Er worden vier domeinen onderscheiden: basisinfrastructuur, bedrijfsvoering, interne en externe communicatie, en onderzoek en collectiebeheer. Binnen deze domeinen zijn verschillende projecten geformuleerd die in 2007 zijn voorbereid en deels ook al tot resultaten hebben geleid. Zo zijn enkele nieuwe informatiesystemen geïntroduceerd: EPrints voor de opslag en ontsluiting van publicaties, LANdesk voor automatisering van ICT-beheertaken en informatiebeveiliging, Smartsite voor de realisatie van websites en TOPdesk voor de ondersteuning van ICT-beheer. Binnen het Bureau van de KNAW is in het voorjaar de sterk verouderde emailomgeving overgezet, als voorloper van de vernieuwing van de kantoorautomatisering in 2008. Er is een draadloos netwerk aangelegd. Het financiële informatiesysteem AccountView is op nieuwe hardware heringericht, waardoor de performance en stabiliteit sterk verbeterd is. Verder is de overlegstructuur over informatisering en automatisering met de KNAW-instituten versterkt. Zo zijn verschillende vertegenwoordigingen opgericht om de ontwikkelingen en plannen met elkaar af te stemmen: de Adviesraad I&A (strategisch), het Platform I&A (tactisch) en de ICT-beheerdersgroep (opera — 30 — tioneel). Tevens is er een security officer aangesteld en een informatiebeveiligingsteam, waarin vier instituten participeren. En er zijn themabijeenkomsten georganiseerd over onderwerpen als duurzame dataopslag, GIS en videoconferencing. De ICT-dienstverlening wordt voor het Bureau en DANS centraal geregeld, sinds half 2007 ook voor het ICIN. Hiervoor zullen Service Level Agreements worden afgesloten. Met het Huygens Instituut en het Meertens Instituut wordt gesproken over een overname van de ICT-dienstverlening in 2008. Daarnaast worden verschillende centrale diensten aan andere instituten geleverd, zoals beheer van back-up, hosting van websites en netwerkbeheer. Voor verschillende instituten vindt in het voorjaar 2008 een opwaardering van de verbinding met het KNAW-net plaats. Huisvesting instituten In de notitie Huisvesting KNAW 2005-2015 is het huisvestingsbeleid van de Akademie en de agenda voor de komende jaren beschreven. Elk jaar wordt het huisvestingsbeleid in overleg met de instituten geactualiseerd en in een jaarplan vastgelegd. De strategische uitgangspunten zijn vestiging van instituten on campus bij universiteiten, en clustering van instituten om wetenschappelijke samenwerking en doelmatige bedrijfsvoering te bevorderen. Zo kreeg het Huygens Instituut in 2007 een nieuw onderkomen in het gebouw van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Het programma van eisen voor de nieuwbouw van het NIOO in Wageningen werd in 2007 tot een voorlopig ontwerp uitgewerkt en goedgekeurd door de stedenbouwkundige supervisor van de gemeente. In 2007 zijn de adviseurs voor constructies, installaties, milieu en veiligheid aangetrokken. Medio 2007 is gestart met de bouw van een extra verdieping op het NIN-gebouw op het AMC-terrein. De oplevering is in maart 2008. TNO heeft een security scan uitgevoerd op de huidige organisatorische en technische beveiligingssystemen en aanvullende preventieve maatregelen voorgesteld die in 2008 moeten worden uitgevoerd. Het Centraal Bureau voor Schimmelcultures is vanwege het gebruik van chemische, biologische, radiologische of nucleaire (CBRN-)middelen door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding als een hoog risico-project aangeduid. Een site-visit van de coördinator heeft aangetoond dat het weerstandsvermogen van het CBS op voldoende niveau is. Alleen de kwetsbaarheid van de buitenkant zou nog kunnen worden verminderd. Voor aanvullende veiligheidsvoorzieningen is vanuit het ministerie van OCW subsidie toegezegd. Bij het Hubrecht Instituut heeft een interne verbouwing plaatsgevonden, waardoor zes van de dertien portocabins konden worden verwijderd. Verder is er een ruimtebehoeftestudie gemaakt met het oog op de samenwerking met het UMCU en de daarvoor benodigde huisvesting. Vanwege de bezuinigingen is de toekomstige gezamenlijke huisvesting van een aantal geesteswetenschappelijke instituten een belangrijke weg om op de langere termijn besparingen te realiseren. Hiervoor zullen in 2008 verschillende scenario’s worden verkend. Financiën Exploitatiesaldo In 2007 bedroeg het totaal aan baten 135,1 miljoen euro en het totaal aan lasten 127 miljoen euro, waarmee het gerealiseerde exploitatieresultaat 8,1 miljoen euro bedraagt. Het grootste deel hiervan, 5,9 miljoen euro, betreft interne reserveringen en — 31 — verplichtingen die in 2008 of latere jaren tot lasten zullen leiden. Het positieve saldo bij de afzonderlijke eenheden valt voor een belangrijk deel te verklaren uit hogere gerealiseerde opbrengsten, gereserveerde projectuitgaven en het niet tijdig kunnen bezetten van vacatures. De KNAW heeft in verband met gewijzigde regelgeving een voorziening moeten treffen ter grootte van 4,5 miljoen euro voor ambtsjubilea en de seniorenregeling. Zie deel 3 van dit jaarverslag voor verdere cijfers, analyses en toelichtingen, en de jaarrekening 2007. Fondsen De resultaten van vermogensbeheer over een aantal jaren tot en met 2006 zijn geanalyseerd. De hoofdconclusie was dat een periode van neergaande markten en tegenvallende rendementen een heroverweging van de jaarlijkse bestedingsruimte voor de verschillende fondsen onvermijdelijk maakt. Het bestuur van de KNAW heeft daarom voor de jaren 2008 tot en met 2010 het uitgavenniveau van de fondsen met ongeveer 25 procent verlaagt. Vanwege het in 2007 door de algehele beursconjunctuur tegenvallende rendement op het fondsenvermogen is besloten van de bestedingen aan doelstellingen van de fondsen in 2007 eenmalig 1 miljoen euro ten laste van de gewone exploitatie te laten komen. Europese projecten De meerderheid van de KNAW-instituten voert Europese projecten uit (zie ook de bijlage bij de jaarrekening in deel 3 van dit jaarverslag). Vanuit de EU worden steeds strengere eisen gesteld aan de verantwoording. Binnen de KNAW-instituten zullen daarom veranderingen plaatsvinden in de financiële administratie. Zij betreffen in de eerste plaats de aanscherping van de urenverantwoording. In de tweede plaats wordt aangestuurd op een verantwoording van de integrale kosten voor EU-projecten. Dit grijpt diep in op de totale administratieve processen. Daartoe is naast een traject van herinrichting van de processen ook een verdere professionalisering nodig binnen de gehele financiële kolom. Integraal risicomanagement Eind 2007 heeft de directie KNAW ingestemd met het plan van aanpak voor de invoering van integraal risicomanagement. Er wordt begin 2008 een risicoanalyse uitgevoerd naar de belangrijkste risico’s die de primaire doelstellingen van de KNAW bedreigen. Daarbij wordt gekeken naar kans en impact als het risico zich voordoet en de mate waarin afdoende maatregelen zijn getroffen. De monitoring vindt in 2008 plaats aan de hand van een halfjaarlijkse rapportage risicomanagement. Begin 2009 wordt de invoering geëvalueerd met het oog op bredere invoering. — 32 — — 33 — Nieuw bij de afdeling Letterkunde Jozien Bensing Wat houdt u op dit moment (1950) is hoogleraar klinische psychologie en gezondheidspsychologie aan de bezig? ‘Door de Spinozaprijs Universiteit Utrecht en directeur van het Nederlands Instituut voor Onderzoek die ik twee jaar geleden kreeg, van de Gezondheidszorg (NIVEL). Zij heeft zich onderscheiden in het onderzoek kan ik nu meer tijd aan mijn onderzoek besteden. Ik benaar de medische communicatie: de relatie tussen arts en patiënt. schik over zestienduizend videobanden van medische en verpleegkundige consulten, die ik met technieken als sequentiële analyse en patroonherkenning in kleine elementen uiteenrafel. Ik bestudeer de cognitieve bouwstenen van zo’n gesprek, de verbale, maar ook de emotionele en non-verbale. Het blijkt dat het gedrag van de arts het gedrag van de patiënt voorspelt. Als een arts bijvoorbeeld een lange monoloog vind het essentieel dat mijn werk ook maatschappelijke relevantie houdt, raakt een patiënt overweldigd en durft weinig meer in te heeft, het gaat tenslotte allemaal om belastinggeld.’ brengen. Kijkt een arts de patiënt aan en laat hij een stilte vallen, dan begint de patiënt te praten over wat hem bezighoudt.’ Wat wilt u bij de KNAW aankaarten? ‘Ik vind interdisciplinaire samenwerking erg belangrijk. Met name in het onderzoek van herWat zijn de reacties in de medische stand? ‘Ik ben bezig de “zachte” senen en cognitie zou ik mensen bij elkaar willen brengen – de onkanten van de gezondheidszorg, de relatie tussen arts en patiënt, derwerpen vragen erom. En ik wil blijven nadenken over criteria hard te maken. In het begin proefde ik daar nog wel wat weervoor excellente wetenschappelijke én maatschappelijke kwaliteit stand tegen, maar nadat ik meer begon te publiceren, onder andevan onderzoek. Langzamerhand komt er meer aandacht voor de re in The Lancet, veranderde dat. Inmiddels worden de bevindinmaatschappelijke kwaliteit, maar hoe meet je dat?’ gen van mij en mijn collega’s in de meeste medische opleidingen gebruikt, vooral bij huisartsenopleidingen. Specialisten zijn er wat minder in getraind, maar ook bij hen zie je veranderingen, mede onder invloed van patiëntenrankings van ziekenhuizen. De oordelen van patiënten zijn belangrijk geworden. En patiënten hechten zeer aan een goede communicatie.’ Het placebo-effect van medische communicatie Wat wilt u nog begrijpen? ‘Ik wil me nu ook storten op fundamenteel onderzoek naar de effecten van medische communicatie op de gezondheidsuitkomsten van patiënten. Het placeboeffect is met de opkomst van de evidence-based medicine in de tweede helft van de vorige eeuw wat in het verdomhoekje geraakt. In de afgelopen jaren is er in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk weer meer aandacht voor gekomen. Door moderne technieken als PET-scans is vastgesteld dat medische communicatie tot hersenactiviteit kan leiden. Als een arts zegt: “Dit nieuwe pilletje werkt gegarandeerd”, kunnen er lichaamseigen opiaten vrijkomen. Het placeboeffect komt daarmee uit de kwakzalversfeer.’ ‘Daarnaast wil ik meer horen van patiënten wat zij ervaren als goede communicatie. Met collega’s in Verona en Liverpool bestuderen we ook de culturele verschillen in patiëntenoordelen. Dit onderzoek is veel toegepaster van aard. Ik Godfried Engbersen — 34 — Wat behelst uw onderzoek op dit moment? ‘Ik (1958) is hoogleraar algemene sociologie aan de Erasmus heb nu drie pijlers binnen mijn empirisch Universiteit Rotterdam. Hij geldt als specialist op het gebied onderzoek: sociale ongelijkheid binnen de van moderne armoede en de gevolgen van (illegale) migratie in verzorgingsstaat, stedelijke sociale problemen en internationale migratie. Bij de interEuropese samenlevingen. nationale migratie richt ik me op de illegale migratie als gevolg van “Fort Europa”. Hoe is illegale migratie ontstaan en hoe ziet de schijnselen en ook het publieke debat te betreden, anders verliest sociale wereld van die illegalen eruit? Het is een typisch sociolohun discipline aan betekenis. In het verleden is mijn onderzoek gisch onderwerp, omdat het de discrepantie tussen wet en werkenaar moderne armoede, werkloosheid en illegalen regelmatig in lijkheid problematiseert. Mijn onderzoek maakt duidelijk dat het beleid gebruikt. Al was ik daar in het geval van de illegalen niet zo bezit van een legale status is uitgegroeid tot een belangrijke degelukkig mee, omdat men de kritische notie over het gevoerde beterminant van iemands levensverwachting. Wie geen legale staleid negeerde.’ tus heeft treffen we bijvoorbeeld vaker aan in de criminaliteit. Dat zijn de onbedoelde gevolgen van menselijk handelen; van beleid. Wat is het lastige aan uw type onderzoek? ‘Het moet afstand nemen Mijn onderzoek mondt uit in lessen over de mate van openheid en van de waan van de dag, daar moet je altijd voor oppassen. En toegeslotenheid van een samenleving. Een totaal open samenleving gang krijgen tot de sociale werkelijkheid is niet eenvoudig. Je wilt zou ook grote sociale risico’s met zich meebrengen. Ik pleit voor niet afhankelijk zijn van de gegevens van het Centraal Bureau voor meer flexibele vormen van arbeidsmigratie.’ de Statistiek. Marginale groepen zijn daarin slecht vertegenwoordigd.’ ‘Goede sociologie heeft de ramen wijd openstaan’ Dat klinkt behoorlijk beleidsrelevant. ‘Ja. Ik vind overigens niet dat elk sociologisch product beleidsrelevantie hoeft te hebben, maar goede sociologie heeft wel de ramen wijd openstaan. Sociologen horen onderzoek te doen naar belangrijke maatschappelijke ver- Wat staat er nog op uw agenda? ‘Ik wil de relatie tussen wetenschap en beleid bestuderen. Wat is nu precies de betekenis van wetenschappelijk onderzoek voor de beleidsvorming? De aloude notie dat sociale wetenschappers de sociale ingenieurs van de toekomst zijn, is daar in ieder geval een te naïef antwoord op. Daarnaast ben ik nu ook onderzoek begonnen naar de migratie vanuit Oost- naar West-Europa. Ook deze transnationale migranten houden net als de illegale migranten uit het zuiden banden met hun landen van herkomst. Blijft dit pendelmigratie of gaan de Oost-Europeanen zich vestigen? Je kunt dit verschijnsel slecht voor de integratie noemen of juist positief waarderen, omdat de transnationale migranten in meerdere werelden actief zijn. Er ontstaat een spanning tussen het transnationale en het nationale niveau, maar is dat per se een contradictie? Dat wil ik uitzoeken …’ Matthijs Kalmijn Wat betekent het KNAW-lidmaatschap voor u? ‘Zo’n uitverkiezing is een hele eer. Ik ben pas 45, dus het lidmaatschap is mij vroeg in mijn carrière te beurt gevallen.’ — 35 — (1962) is hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Tilburg. Zijn faam dankt hij aan zijn onderzoek naar de samenhang tussen maatschappelijke ongelijkheid en gezins- en huwelijksrelaties en naar de economische en culturele determinanten van echtscheiding. Wat houdt u nu bezig? ‘Ik verzamel nu surveygegevens, dat is ook een belangrijk deel van mijn werk. Opzetten en maken van vragenlijsten, steekproeven trekken en analyseren van data. Ik heb aan de wieg gestaan van de Netherlands Kinship Panel Survey; dat heeft nu net zijn tweede golf achter de rug. Verder heb ik samen met collega’s uit Nijmegen en dankzij een subsidie van NWO een sociaal-cultureel panel op- En wat gaat u bij de KNAW agenderen? ‘In de Sociaal-Wetenschappelijke Raad heb ik al eens een pleidooi gehouden voor het wetenschappelijk belang van panels. Ik zit nog iets te kort bij de Akademie om te weten waar en hoe ik dit aan moet kaarten. Maar ik weet dat ik medestanders heb, zoals de demografe Pearl Dykstra.’ ‘We weten nog weinig van de levenslopen van allochtonen’ gezet met Nederlanders en allochtonen die we acht jaar lang willen volgen om informatie te verzamelen over vraagstukken rond sociale integratie en normen en waarden. In Nederland hebben we jammer genoeg geen traditie van longitudinale, dynamische panels in de sociologie. De surveys van het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Sociaal en Cultureel Planbureau zijn geen panels en daarom voor de sociale wetenschappen minder waardevol. De panels staan ten dienste van mijn huidige onderzoek naar familiesolidariteit, de determinanten van echtscheiding en gemengd huwen. Etnisch gemengde huwelijken, vooral Nederlanders met Surinamers en Antillianen, blijken bijvoorbeeld in Nederland vaker voor te komen dan in de Verenigde Staten. De colour line is hier wat zwakker.’ Hoe bent u op het onderwerp gekomen? ‘Ik ben zelf aan de University of California gepromoveerd en dit soort onderzoek is een traditie in de Verenigde Staten. Het enorme scala van etnische groepen maakte de Verenigde Staten tot een mooie testing ground van etnische verschillen. Dat heeft me geïnspireerd. In Nederland is immigratie van een veel recentere aard, het is de vraag of wij ook zo’n multi-etnische samenleving worden als de Amerikaanse.’ Uw onderzoeksambitie…? ‘Ik zou graag het trouwen tussen etnische groepen in een aantal Europese landen onderzoeken. Dan heb je verschillende typen samenlevingen én allemaal verschillende achtergronden … heel interessant. En ik ben erg benieuwd naar de panelgegevens van allochtonen. We weten nog weinig van hun levenslopen. Ik zou ook graag de determinanten van retourmigratie in het zicht krijgen.’ Harald Merckelbach — 36 — Wat deed u in 2007? ‘Ik ben eigenlijk (1959) is hoogleraar toegepaste functieleer, in het bijzonder de vooral bezig geweest met besturen, rechtspsychologie aan de Universiteit Maastricht. Hij is een als decaan. De tijd die over is, besteed ik aan onderzoek en aan optreexpert op het gebied van het autobiografisch geheugen. den als getuige-deskundige.’ ‘Een voorbeeld is een zaak waarbij van een moeder de kinderen dood werden gevonden in haar Volgt daar dan ook nieuw onderzoek uit? ‘Ik neem alleen zaken aan flat. De zaak lijkt op een familiedrama, en de politie onderzoekt die nieuwe inzichten kunnen opleveren. Maar het is vaak moeilijk ook langs die lijnen. De moeder wordt onder druk gezet: “je kunt om dit soort situaties wetenschappelijk tot op de bodem te onderalleen naar de begrafenis als je bekent”. De vrouw bekent, maar de zoeken. Je zou het verhoor, waarin iemand sterk onder druk gebekentenis komt niet over als authentiek, als een verhaal van hoe zet wordt, moeten nabootsen. Maar medisch-ethische commissies het gegaan is. Meer als “Oké, ik zal het wel gedaan hebben”. Haar keuren dat niet goed.’ advocaat schakelde mij in om de bekentenis te onderzoeken. Ook ‘Die terughoudendheid is niet altijd terecht, vind ik. Het gaat omdat de vrouw cocaïne gebruikte, en het zou kunnen dat dat haar toch om onderzoek van groot belang. Ik zou het gerechtvaardigd geheugen beïnvloedde. Ik buig me er dan over of dat mogelijk is.’ vinden om mensen daarvoor aan enig ongemak bloot te stellen.’ Het belang van wetenschap als intellectuele traditie Hebt u, ondanks uw bestuurlijke beslommeringen, nog successen op onderzoeksgebied weten te boeken? ‘Een hoogtepunt was een overzichtsartikel in Psychological Bulletin, echt een topblad in mijn vakgebied. Het artikel gaat over het verband tussen slaap, dromen en dissociatie. Dat is een term voor verschillende fenomenen waarbij mensen zich hun eigen gedrag niet herinneren: meervoudige persoonlijkheden, black-outs, maar ook onschuldiger zaken als dagdromen en highway hypnosis, waarbij je geen idee meer hebt hoe je ergens naartoe gereden bent. Lange tijd was de opvatting dat zulke dingen het resultaat zijn van een vervelende jeugd. Maar er zijn steeds meer aanwijzingen dat het hier gaat om een verkapte slaapstoornis, dat dromen op een of andere manier overlopen in de wakende toestand.’ Wat zou de KNAW meer moeten doen? ‘De Akademie is een oud en eerbiedwaardig instituut, ik zou graag zien dat zij zich opwerpt als hoeder van wetenschap als intellectuele traditie en als belangrijke cultuuruiting.’ ‘Bij veel organisaties, zoals NWO, zie je een nadruk op modieuze, utilitaire termen als “innovatie”, en op grote, soms megalomane projecten. Maar wetenschap omvat ook kleine gebieden als Duitse letterkunde of rechtspsychologie. Die loop je zo onder de voet.’ ‘Wetenschap is een diepgewortelde menselijke neiging om uit te zoeken hoe de wereld in elkaar zit. Afgezien van de nuttige inzichten die dat oplevert, is de zin van wetenschap ook dat je leert argumenteren en kritisch blijven op jezelf en anderen. Het is disciplinerend voor het denken, ook voor het vormen van ideeën op andere gebieden, zoals politiek.’ Birgit Meyer Wat houdt u nu bezig? ‘Ik doe onderzoek in Ghana naar de verstrengeling van religie en populaire cultuur. Vertwijfeld probeer ik tijd te vinden een boek af te ronden dat de relatie tussen de Ghanese pinksterkerken en de lokale videofilmindustrie behandelt. Tegelijkertijd ben ik bezig aan de Vrije Universiteit een interfacultair instituut voor de studie van “Religion, Culture and Society” op te zetten.’ — 37 — (1960) is hoogleraar culturele antropologie, in het bijzonder de studie van religie en identiteit, aan de Vrije Universiteit. Ze verrichtte langdurig veldwerk onder de Ewe in Togo en Ghana en kwam tot opmerkelijke bevindingen over de relatie tussen christelijke kerken en populaire cultuur. Christelijk entertainment in Ghana Hoe bent u op uw onderwerp gekomen? ‘Ik heb altijd een sterke interesse in Afrikaanse religies gehad. Tijdens een zomerkamp in Togo, waar ik meehielp een school te bouwen, stuitte ik op het werk van Duitse zendelingen. Zij hadden in Togo een kerk gesticht. De eigen ontwikkeling van het christendom daar heeft me niet meer losgelaten. Voor mijn dissertatie onderzocht ik het beeld van de duivel, waarin voor de mensen in Ghana hun oude goden voortleven.’ 2007 stond voor u in het teken van … ‘het afronden van mijn Pionier-onderzoek naar religie en media. Ghana, waar mijn onderzoek zich op richt, is in de jaren negentig gedemocratiseerd en de media zijn geliberaliseerd. De christelijke kerken hebben daar slim op ingespeeld en hun populariteit vergroot en er is een inheemse videofilmscene ontstaan die inspeelt op de populariteit van de kerken en christelijk entertainment maakt.’ Modernisering en geloof hand in hand… ‘Ja, in het Westen hebben we altijd gedacht dat democratisering en modernisering leiden tot secularisering. Wereldwijd is dat niet het geval, dat blijkt ook uit ons vergelijkend Pionier-onderzoek in Zuid-Azië, West-Afrika, Brazilië en het Caribisch gebied. Democratisering schept ook mogelijkheden voor articulatie van religie in de publieke sfeer.’ Waar wilt u nog de vinger achter krijgen? ‘Ik ben gefascineerd door de relatie tussen religie en materialiteit. In het gangbare denken staat religie voor “spiritueel, zwevend, niet-concreet”. Dat lijkt heel vanzelfsprekend, maar is in feite het resultaat van een historisch proces. Het materiële – allerlei objecten, maar ook het lichaam – is ook belangrijk in het verkeer met geesten. Twintig jaar lang heb ik materiaal verzameld over deze schijntegenstelling en ik zou er graag een theoretisch boek over schrijven.’ Moet je zelf religieus zijn om religie te begrijpen? ‘Nee. Ik beschouw mezelf niet als een religieus persoon. Religie is wel een ontzettend belangrijk verschijnsel dat ook richting geeft aan het politiek en economisch handelen. Als antropoloog probeer je altijd processen van binnenuit te beschrijven, dus ik zoek in mijn onderzoek ook de setting van de kerk op om zo dicht mogelijk bij de voorstellingen en ervaringen van de mensen zelf te komen. Zelf religieus zijn kan dat vergemakkelijken, maar ook bemoeilijken. Je blijft dan snel in je eigen denkkader steken. Een wetenschapper moet altijd reflecteren op zijn eigen bias.’ — 38 — Nieuw bij de afdeling Natuurkunde René Bernards Waar gaat het in uw (1953) is hoogleraar moleculaire carcinogenese aan de Universiteit Utrecht en werk om? ‘We werstaflid van het Nederlands Kanker Instituut in Amsterdam. Hij onderzoekt de ken al jaren aan het biomoleculaire oorzaken van het ontstaan van kanker. begrijpen van kanker. Het huidige begrip, vergeleken met dat van vijfentwintig jaar geleden, is echt dramatisch verbeterd. ‘Ander onderzoek heeft methoden opgeleverd om te voorspelToch moet je constateren dat het aantal mensen dat aan kanker len of een bepaalde kanker resistent is tegen herceptine, een van sterft, nog ongeveer hetzelfde is als vijftig jaar geleden.’ de nieuwe, succesvolle en zeer specifieke kankermedicijnen. Als ‘Eigenlijk zou de nadruk minder moeten liggen op het verga- dat zo is, zou je bijvoorbeeld kunnen kiezen voor een ander meren van nog meer fundamentele kennis, maar meer op het toepas- dicijn.’ sen van wat we nu al weten. Met zulk “translationeel onderzoek” ben ik de laatste tien jaar bezig.’ ‘In 2002 hebben we een zeventigtal genen gevonden waarmee het verloop van borstkanker zich goed laat voorspellen. Dat willen we klinisch toepassen door een test waarmee je deze genen kunt aantonen. Geen enkel bedrijf had daar belangstelling voor, dus heb ik met twee collega’s een bedrijf opgericht: Agendia. De test is nu net door de keuring van de Amerikaanse Food and Drug Administration heen. Met de resultaten kun je het risico van uitzaaiingen goed inschatten en dat heeft weer consequenties voor de behandeling.’ De vertaalslag van fundamenteel naar klinisch onderzoek ‘Kanker, zo is gebleken, is een hele verzameling van verschillende ziekten. Maar ik denk dat er, met medicijnen als herceptine, inmiddels eindelijk licht aan het eind van de tunnel is.’ Hoe bent u bij dit onderwerp gekomen? ‘Eigenlijk was dat min of meer toevallig. Ik solliciteerde bij Piet Borst, maar die wou me niet [lacht]. Toen ben ik bij Alex van der Eb in Leiden terechtgekomen. Achteraf ben ik daar heel blij om. Ik deed onderzoek naar kankerveroorzakende virussen en was later als postdoc betrokken bij de isolatie van de eerste tumorsuppressorgenen. Dat was toen iets heel nieuws maar is nu een standaardbegrip.’ Was u verrast door het KNAW-lidmaatschap? ‘Om heel eerlijk te zijn, je weet na dertig jaar wel waar je staat in het veld. Ik was blij verrast, maar het was geen donderslag bij heldere hemel.’ Wat zou de KNAW wat u betreft moeten doen? ‘Ik denk dat KNAW een actievere rol naar buiten zou moeten spelen. Neem bijvoorbeeld het onderwijs in de wetenschappen. Als ik in de studieboeken van mijn dochter kijk, kom ik op elke bladzijde koeien van fouten tegen. Als we bij de KNAW eens allemaal een paar bladzijden verbeteren...’ ‘Ook zou de KNAW kunnen bijdragen aan het enthousiasmeren van middelbare scholieren voor de wetenschap met masterclasses en praktijklessen. Bij het Center for Cancer Genomics hebben we een mobiel DNA-lab dat langs scholen gaat om practica te geven. Ik weet zeker dat er door dit soort initiatieven meer scholieren zullen instromen in het wetenschappelijk onderwijs.’ Harvey Butcher Wat vond u van uw verkiezing tot KNAW-lid? ‘Ik had het niet verwacht, ik ben toch iemand die met één been in de techniek staat. Goed, ik deed natuurlijk ook wetenschap, maar ik had altijd een beetje het idee dat mensen bij de KNAW met beide benen in de wetenschap moesten staan. Maar ik was natuurlijk verheugd.’ — 39 — (1947) is hoogleraar observationele astronomie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Van 1991 tot 2007 was hij directeur van het radioastronomieinstituut Astron in Dwingeloo, waar hij werkte aan het opzetten van de reuzenradiotelescoop Lofar. Nu is hij directeur van de Research School of Astronomy and Astrophysics in Australië. Wat wilt u het liefst begrijpen? ‘Mijn grootste problemen, of eigenlijk die van de hele astronomiegemeenschap, zijn de donkere materie en de donkere energie. De laatste decennia is gebleken dat het heelal voor maar vier procent uit zichtbare materie bestaat. Van de rest, de zogenaamde donkere materie, hebben we geen idee wat het is. Donkere energie is een naam voor het onverklaarde verschijnsel dat het heelal steeds sneller lijkt uit te dijen. Dat is meer dan raar, dat is een crisis.’ ‘Ik verwacht dat nieuwe ideeën voor de oplossing van deze problemen zullen voortkomen uit resultaten van nieuwe, gevoeligere telescopen. Radiotelescopen zoals de SKA, de Square Kilometer Array – een reuzenradiotelescoop die nog gebouwd moet worden, maar ook van nieuwe optische telescopen.’ ‘Als de wetenschappelijke drijfveren helder zijn, komt de wetenschapspolitiek en daarna de “echte” politiek. Het realiseren van dergelijke projecten kost veel tijd en inspanning, maar ik ben daar blijkbaar goed in. Dus doe ik het gewoon toch maar weer.’ ‘Donkere materie en donkere energie zijn onze grootste problemen’ Waar bent u zelf mee bezig, de laatste tijd? ‘Ik ben ten eerste de achterstand aan het inhalen op mijn vakgebied. Ik heb weliswaar astronomisch en kosmologisch onderzoek gedaan, maar heb me daarnaast zestien jaar beziggehouden met het bouwen van telescopen: Lofar in Nederland en, zijdelings, SKA. Die tijd als organisator heeft me een kennishiaat opgeleverd maar ik vermaak me prima met het inlopen daarvan.’ ‘Met nieuwe telescopen zullen we hopelijk kunnen kijken naar het licht van de allereerste sterren, sterrenstelsels en misschien zwarte gaten die niet lang na de oerknal ontstonden. Sommige daarvan kun je nu nog zien doordat hun licht en straling al die miljarden jaren onderweg zijn geweest.’ ‘Het licht is te zwak om met de huidige generatie infrarood- en radiotelescopen waargenomen te worden. Lofar zou het moeten kunnen, net als de Giant Magellan Telescope, een grote Amerikaans-Australische telescoop waaraan we op dit moment in Australië werken.’ ‘Zoiets te bouwen kost een vermogen, het is echt big science.’ Reinder Coehoorn — 40 — Welke rol zou de KNAW volgens u moe- (1956) is onderzoeker bij Philips Research Laboratories in Eindhoven ten spelen? ‘Ik was laatst aanwezig bij een KNAW-rondetafelconferentie over en deeltijdhoogleraar fysica en applicatie van nanosystemen aan de TU de adviesrol van nationale academies Eindhoven. Hij onderzocht onder andere magnetische effecten die gevan wetenschappen. Daar viel op hoe bruikt worden in computerschijven, transport van elektrische lading in verschillend deze rol in verschillende landen wordt ingevuld. De KNAW metalen en – hierop richt hij zich de laatste tijd vooral – in organische ontleent het gewicht van haar advie- geleiders. zen vooral aan het gezag van haar leden, maar de Chinese academie stuurt de wetenschap in dat land bijvoorbeeld heel sterk.’ ‘De laatste jaren is de efficiëntie van witte OLEDs in het labo‘In de Akademie gebeurt veel, vooral binnen commissies. Zo ratorium snel toegenomen, op dit moment tot het niveau van een zit ik zelf in een commissie die onderzoekscholen beoordeelt, spaarlamp. Ze kunnen worden aangebracht in heel dunne lagen, maar dat werk is voor buitenstaanders relatief onzichtbaar. Ik ben van een tienduizendste millimeter dik, op flexibele folies. Eventuer nog over aan het nadenken wat ik daarvan vind.’ eel zelfs doorzichtig, zodat je van een glazen plaat een lamp kunt maken.’ Waar werkt u aan? ‘Organische leds (OLEDs), dat zijn lichtgevende organische halfgeleiders. Leds kent iedereen al. Vroeger kwam Wat wilt u daar graag van begrijpen? ‘Wij willen doorgronden hoe je ze vooral tegen als aan-uit-lampje, maar nu ook steeds meer in elektrische lading stroomt in de organische geleiders die worden stoplichten, fietslampen en ook al mondjesmaat in gewone vergebruikt in OLEDs. De moleculen daarin zijn meestal niet mooi lichting. ordelijk gerangschikt. Het gedrag van elektronen in zulke wanor‘De eerste OLED-displays zijn al op de markt gebracht, ondelijke halfgeleiders blijkt enorm te verschillen van dat van elekder andere door Philips op een scheerapparaat. Sony is laatst met tronen in geordende metalen of halfgeleiders met een regelmatige een OLED-televisie gekomen. Heel mooi. Maar Philips heeft zijn kristalstructuur. De elektronen spreiden zich dan uit tot een soort beeldschermendivisie de deur uitgedaan en wij werken nu aan golven die het hele materiaal beslaan. In wanordelijke halfgeleiOLEDs als verlichtingsbron. Dat levert weer heel andere eisen op, ders doen ze dat juist niet. De laatste jaren is gebleken dat de elekonder andere op het gebied van efficiëntie.’ trische stroom daarin vooral langs een soort draderige “filamenten” loopt, en op andere plekken helemaal niet. Dat maakt het stroomgeleidingsgedrag heel complex. ‘Met negen vooraanstaande Europese groepen werken wij sinds begin dit jaar onder mijn leiding aan een project in het Europese Zevende Kaderprogramma, met als doel een computermodel van deze verschijnselen te bouwen om zo nieuwe doorbraken in de OLEDtechnologie mogelijk te maken. Dat model zou er in 2011 moeten zijn. Een glazen plaat als lamp – met OLEDs kan het... Rudy Rabbinge — 41 — (1946) is universiteitshoogleraar aan Wageningen Universiteit en internaWat betekent het KNAWlidmaatschap voor u? tionaal toonaangevend deskundige op het gebied van voedselzekerheid. Op ‘Ik vind het schitteverzoek van Kofi Annan is hij recentelijk toegetreden tot de ‘Alliance for a rend. Het houdt erkenning van je wetenschapgreen revolution in Africa’. pelijke werk in en in dit vak gaat het nu eenwaarbinnen verschillende landbouwproducenten verhoging van maal om waardering, erkenning en lof van de wetenschappelijke de opbrengst kunnen bewerkstelligen. Zo moet het mogelijk worgemeenschap, meer dan om materieel inkomen.’ den een gedeelte van de waarde die later in de keten wordt gerealiseerd, terug te ploegen naar de primaire producenten.’ Wat voor indruk heeft u van de KNAW? ‘Het is een organisatie ‘Het gaat mij om duurzame ontwikkeling, dat reikt dus veel waarin wetenschappelijke kwaliteit en de kracht van argumenten verder dan technische kennis over productieverhoging.’ de doorslag geven. Die onbevangenheid en kritische zin spreken me erg aan. Aan de negatieve kant zou je kunnen zeggen dat de Hoe bent u op uw onderwerp gekomen? ‘Ik heb een familieachterKNAW een beetje last van sclerose heeft. De huidige president is grond in de boerenstand. Ik begon met een grote belangstelling druk bezig er nieuw leven in te blazen, met het stimuleren van voor de landbouw en daar is een enorme fascinatie voor de biolowetenschappelijke discussies en verkenningen van het nut van gie bijgekomen. Via de entomologie – de studie van insecten – en wetenschap voor de samenleving. Dat heeft mijn volledige inde gewasecologie ben ik bij de bredere benadering uitgekomen, in stemming.’ ‘Het gaat mij primair om duurzame ontwikkeling’ Wat houdt u wetenschappelijk gezien bezig? ‘Als universiteitshoogleraar heb ik een overkoepelende rol. Ik heb geen eigen leerstoelgroep meer. Mijn voornaamste thema is duurzame ontwikkeling en voedselzekerheid. Daarbij speelt de theoretische productie-ecologie, mijn vroegere vakgebied, een grote rol. Verhoging van de agrarische opbrengst per hectare met zo gering mogelijke neveneffecten voor de omgeving is voor de wereldvoedselvoorziening noodzakelijk. Vroeger kwam vooruitgang in de landbouwproductie tot stand via trial-and-error, nu kunnen we de basisprocessen in de plant veel beter begrijpen.’ Wat zijn de belangrijkste thema’s die u in het wereldwijde onderzoek identificeert? ‘We maken ons druk over voedselzekerheid en een zo goed mogelijke benutting van ecosystemen en natuurlijke hulpbronnen. Daartoe wordt de genetische diversiteit maximaal ingezet en wordt gewerkt aan de verbetering van productiesystemen op basis van inzichten in de basisprocessen en in het behoud van natuurlijke hulpbronnen, inclusief water, nutriënten en biodiversiteit. Dat vergt ook sociaal-economisch onderzoek, want het is belangrijk dat er een enabling environment is de productie-ecologie. Ik wil inzichten van fysische, chemische, ecologische en fysiologische processen benutten voor het beheer van ecosystemen en voor een optimaal gebruik van agro-ecosystemen. Mijn drijfveer is steeds geweest dat ik het onacceptabel vind dat wij hier in weelde leven, terwijl nog steeds een miljard mensen honger lijdt in de wereld.’ Overzicht nieuwe buitenlandse leden en correspondenten en overleden leden, buitenlandse leden en correspondenten 2007 De afdeling Letterkunde heeft in 2007 de volgende buitenlandse leden en correspondenten benoemd: Buitenlands lid Prof. dr. L.J. Hubert, hoogleraar psychologie en statistiek tevens hoogleraar educatieve psychologie, University of Illinois, Verenigde Staten Correspondent Prof. dr. T.A.B. Snijders, hoogleraar methoden en technieken van sociaalwetenschappelijk onderzoek, Oxford University, Verenigd Koninkrijk De afdeling Natuurkunde heeft in 2007 de volgende buitenlandse leden en correspondenten benoemd: Buitenlandse leden Mevrouw prof. dr. M.E. Collinson, hoogleraar plant palaeobiology, Royal Holloway University of London, Verenigd Koninkrijk Prof. dr. R. MacKinnon, hoogleraar moleculaire neurobiologie, The Rockefeller University, Verenigde Staten Correspondenten Prof. dr. D. Kroon, hoogleraar geologie, University of Edinburgh, Verenigd Koninkrijk Prof. dr. C.P. van Schaik, hoogleraar biologische antropologie en anatomie, Universtät Zürich, Zwitserland Prof. dr. J. Tromp, directeur Seismologisch Laboratorium, Californië, Verenigde Staten — 42 — In 2007 zijn de volgende leden overleden: Prof. dr. J.Th.G. Overbeek, rustend gewoon lid van de Afdeling Natuurkunde, emeritus hoogleraar fysische chemie, Universiteit Utrecht Prof. dr. S. Vassiliadis, gewoon lid van de Afdeling Natuurkunde, hoogleraar ontwerp van parallelle/gedistribueerde ingebedde computersystemen en hoofd van de basiseenheid Computer Engineering, Technische Universiteit Delft. Prof. dr. R.T. Hegnauer, rustend gewoon lid van de Afdeling Natuurkunde, hoogleraar experimentele plantensystematiek, Universiteit Leiden Prof. dr. P.G. de Gennes, buitenlands lid van de Afdeling Natuurkunde, emeritus hoogleraar natuur-en sterrenkunde, College de France/directeur École de Physique et Chimie Prof. dr. Ph.J. Hoedemaeker, rustend gewoon lid van de Afdeling Natuurkunde, emeritus hoogleraar pathologie, Universiteit Leiden Prof. dr. P. van Duijn, rustend gewoon lid van de Afdeling Natuurkunde, emeritus hoogleraar histochemie en cytochemie, Universiteit Leiden Prof. dr. H.F. Linskens, rustend gewoon lid van de Afdeling Natuurkunde, emeritus hoogleraar, plantkunde, Radboud Universiteit Nijmegen Prof. dr. J.W. Smit, rustend correspondent van de Afdeling Letterkunde, emeritus hoogleraar geschiedenis, Columbia University Prof. B.O. Wilpert, buitenlands lid van de Afdeling Letterkunde, hoogleraar psychologie, Technische Universiteit Berlijn Deel knawinindetail 2. De2.KNAW detail — 44 — Fondsen, beurzen, subsidies en wetenschapsprijzen Akademiecolloquia Per jaar worden doorgaans zes Akademiecolloquia georganiseerd. In 2007 zijn bij uitzondering 7 van de 24 aanvragen toegekend. Het ging om vier colloquia op het terrein van de Afdeling Letterkunde en drie op het terrein van de Afdeling Natuurkunde. Eén ervan is op verzoek van de organisator verplaatst naar 2008. Zie de bijlage voor een overzicht van de in 2007 gehouden colloquia. Doel van de colloquia is het bijeenbrengen van een selecte groep wetenschappers uit binnen- en buitenland op een actueel wetenschappelijk thema. Het betreft wetenschappelijke bijeenkomsten van hoog niveau met een sterke internationale participatie. Per colloquium stelde de KNAW in 2007 een bedrag van maximaal 16.000 euro beschikbaar. Voor de organisatie van een aansluitende masterclass van ten hoogste twee dagen met minimaal vijftien promovendi was een additionele bijdrage van maximaal 3.500 euro per dag beschikbaar. Alle organisatoren hebben gebruikgemaakt van de mogelijkheid om een masterclass te organiseren. De KNAW leverde kosteloos organisatorische en administratieve bijstand. Akademieleerstoelen Geesteswetenschappen De Stichting Akademieleerstoelen Geesteswetenschappen van de KNAW bestaat sinds 1994 en heeft tot doel bijzondere leerstoelen in de geesteswetenschappen in te stellen op wetenschapsgebieden die speciale bescherming behoeven of gestimuleerd dienen te worden. Het kapitaal van de stichting wordt beschikbaar gesteld door de Stichting Dr. Hendrik Muller’s Vaderlandsch Fonds. De stichting heeft per 1 januari 2007 Lodi W. Nauta benoemd tot bijzonder hoogleraar filosofie van de middeleeuwen en renaissance aan de Faculteit der Wijsbegeerte van de Rijksuniversiteit Groningen. L. Nauta zal gedurende drie jaar de KNAW-Mullerleerstoel bezetten. M.W. Beijerinck Virologie Fonds Het M.W. Beijerinck Virologie Fonds (BVF) bevordert het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de virologie, met inbegrip van de daarop toegepaste biochemie en biofysica. Eens in de drie jaar kent het fonds de Beijerinck Virologie Prijs ter waarde van 34.000 euro toe aan een internationaal viroloog. Jaarlijks kent het fonds de Beijerinck Premie toe aan een postdoc onderzoeker die aan een Nederlandse universiteit excellent virusgeoriënteerd onderzoek verricht. Elk jaar subsidieert het fonds het Dutch Annual Virology Symposium. Tijdens het symposium wordt de Beijerinck Premie uitgereikt en wordt de Beijerinck Lecture uitgesproken door een internationaal gerenommeerd viroloog. In 2007 is de Beijerinck Premie toegekend aan Debbie van Baarle voor haar originele werk op het gebied van de immunologie van virale infecties. De Beijerinck Lecture werd uitgesproken door Charles Rice. Hij ontving eind 2006 de Beijerinck Virologie Prijs. Evert Willem Beth Stichting De stichting bevordert onderzoek naar en onderwijs in de moderne logica, de wijsbegeerte der exacte wetenschappen, de geschiedenis van de logica, de geschiedenis van de wijsbegeerte der exacte wetenschappen en de wetenschappelijke wijsbegeerte in het algemeen. In 2007 werden drie scholarships toegekend. De Beth Dissertation Award 2007 werd toegekend aan dr. Gabriele Puppis voor zijn PhD-thesis Automata for Branching and Layered Temporal Structures. De Beth Lecture werd gehouden door Paolo Mancosu bij de opening van het congres ‘The Classical Model of Science’ en een gecombineerde Beth/Wiener Kreis lecture werd gehouden door Graham Priest. Subsidie werd onder andere verleend aan het genoemde congres, het congres ‘Models and Simulations’ en de Brouwer-conferentie ‘Cent Ans d’Intuitionnisme’ in Cerisy. Bij de laatste gelegenheid hield Per Martin-Löf op uitnodiging van de Beth Stichting een extra Beth Lecture. Hendrik Casimir-Karl Ziegler Onderzoeksstipendia De KNAW en de Nordrhein-Westfälische Akademie der Wissenschaften verlenen sinds1997 jaarlijks het Hendrik Casimir-Karl Ziegler Onderzoeksstipendium aan een jonge, veelbelovende onderzoeker afwisselend uit de geestes- en sociale wetenschappen en de natuur- en levenswetenschappen. De onderzoeksprojecten dienen de structurele samenwerking tussen wetenschappelijke instellingen in Nederland en Noordrijn-Westfalen te bevorderen. Het stipendium bedraagt jaarlijks maximaal 50.000 euro en is bestemd om een jaar lang onderzoek te verrichten in het partnerland. In 2007 heeft de KNAW het stipendium toegekend aan Ronald Deumens, verbonden aan de Faculteit Health, Medicine and Life Sciences van Universiteit Maastricht. Ronald Deumens zal met dit stipendium een jaar lang invulling geven aan het samenwerkingsproject ‘Effects of VEGF-Collagen Implantation Therapy of the Injured Adult Rat Spinal Cord’ bij de RWTH Aachen. De Nordrhein-Westfälische Akademie der Wissenschaften heeft in 2007 Holger Rehmann van het Max-Planck-Institut voor Moleculaire Fysiologie te Dortmund beloond. Hij werkt samen met het Universitair Medisch Centrum Utrecht aan onderzoek op het gebied van proteïnen. In april vond in Düsseldorf de gezamenlijke uitreiking van de onderzoeksstipendia plaats. Congressubsidies De KNAW geeft onderzoekers de mogelijkheid subsidie aan te vragen voor van de organisatie van internationale congressen in Nederland. Met deze congressubsidies was in 2007 een bedrag van circa 340.000 euro gemoeid. Er zijn in totaal 106 verzoeken gehonoreerd. Tegen de besluiten over subsidieaanvragen zijn in 2007 twee bezwaarschriften ingediend. Vijftien aanvragen zijn op formele gronden niet in behandeling genomen. — 45 — Overzicht behandelde en gehonoreerde aanvragen congressubsidies – 2003 2004 2005 2006 2007 Afdeling Natuurkunde Ingediend Gehonoreerd 40 38 44 42 51 43 39 37 36 36 Afdeling Letterkunde Ingediend Gehonoreerd 58 54 69 57 69 57 74 61 84 70 Christiaan Huygens Wetenschapsprijs De Christiaan Huygens Wetenschapsprijs wordt jaarlijks toegekend aan een onderzoeker voor een recent verdedigde dissertatie die op vernieuwende wijze een hoogstaande bijdrage aan de wetenschap levert met uitstraling naar de maatschappij. De prijs wordt afwisselend op een van de volgende gebieden toegekend: informatie- en communicatietechnologie; econometrie en actuariaat; natuurkunde; economische wetenschappen; ruimtewetenschappen. De prijs bestaat uit 10.000 euro en een bronzen beeld van Christiaan Huygens. De prijs is in 2007 door een Akademiejury toegekend aan Roger J.A. Laeven voor zijn dissertatie op het terrein van actuariaat en econometrie (Essays on risk measures and stochastic dependence). De prijs is oktober 2007 uitgereikt door de minister van OCW. Descartes-Huygensprijs De in 1995 door de Nederlandse en de Franse regering ingestelde Descartes-Huygensprijs wordt jaarlijks toegekend aan een Nederlandse en een Franse onderzoeker voor een bijzondere wetenschappelijke prestatie en voor bijdragen aan de wetenschappelijke samenwerking tussen beide landen. De prijs van 23.000 euro voor onderzoek in het andere land wordt afwisselend toegekend aan een wetenschapper in de levenswetenschappen, geestes- en sociale wetenschappen en natuurwetenschappen. In 2007 hebben beide landen een winnaar benoemd op het terrein van de geestesen sociale wetenschappen. De Franse winnaar van de Descartes-Huygensprijs 2007 is Catherine Secrétan, verbonden aan het Institut Claude Longeon, Institut d’Histoire de la pensée classique, de l’Humanisme aux Lumières, Université de Saint-Etienne. Mevrouw Secrétan heeft zich verdiept in de politieke filosofie en ideeëngeschiedenis van Nederland. Secrétan zal enige tijd naar Nederland komen voor een aantal samenwerkingsprojecten, onder andere met onderzoekers in Rotterdam en Leiden. De Fransen hebben de Descartes-Huygensprijs 2007 toegekend aan Pim den Boer, Leerstoelgroep Cultuurgeschiedenis van Europa, Universiteit van Amsterdam. De heer Den Boer krijgt de prijs voor zijn verdiensten op het gebied van de Europese cultuurgeschiedenis. In het voorjaar van 2008 vindt de gezamenlijke uitreikingsceremonie plaats in Parijs. Dobberke Stichting voor Vergelijkende Psychologie In 2007 heeft het bestuur van de Dr. J.L. Dobberke Stichting voor Vergelijkende Psychologie 13 van de 24 ingediende subsidievoorstellen die aan de criteria beantwoordden, gehonoreerd. Het betrof circa 42.365 euro voor onderzoek, — 46 — studiereizen, de organisatie van symposia of publicaties op het gebied van gedragsbiologie of vergelijkende psychologie voor zover daarbij diergedrag centraal staat. Jaarlijks is ongeveer 50.000 euro beschikbaar. Dow Energieprijs De Dow Energieprijs is een initiatief van Dow Benelux en wordt sinds 1985 uitgereikt aan diegenen die zich bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt voor de bevordering van duurzame ontwikkelingen in de procesindustrie. Behalve het verminderen van de belasting van het milieu betreft dit vooral een efficiëntere benutting of omzetting van energie en/of grondstoffen en ontwikkelingen op het terrein van duurzame energiebronnen. Aan de Dow Energieprijs is een geldprijs van 25.000 euro verbonden. In april 2007 is de Dow Energieprijs 2007 uitgereikt aan Mark van Loosdrecht, hoogleraar biotechnologie, voor zijn bijdrage aan een innovatieve biologische afvalwaterzuiveringsmethode. Zijn vinding maakt een energiebesparing van dertig% mogelijk bij het zuiveren van afvalwater en zou de manier waarop we nu afvalwater zuiveren binnen enkele jaren ingrijpend kunnen veranderen. Mark van Loosdrecht ontving de prijs uit handen van Jacqueline Cramer, minister van VROM, tijdens een energiedebat in Den Haag. Dow Energie Dissertatieprijzen De Dow Energie Dissertatieprijzen van 2.500 euro worden toegekend aan twee onderzoekers die elk recentelijk hun promotieonderzoek hebben verricht over een onderwerp, waarmee duurzame ontwikkeling in de procesindustrie is of kan worden bevorderd. In 2007 zijn deze prijzen uitgereikt aan W.J.E. Beek voor zijn baanbrekende onderzoek aan de TU Eindhoven naar alternatieven voor de klassieke zonnecel, en P. Pronk voor zijn onderzoek naar ijsslurrie met een wervelbed-warmtewisselaar. Pronk promoveerde cum laude op dit onderzoek aan de TU Delft. Van der Gaag Stichting De Van der Gaag Stichting heeft als doel het bevorderen van hoogwaardig, maatschappelijk relevant wetenschappelijk onderzoek naar biologische, psychologische en sociale determinanten van menselijk gedrag. Het onderzoek dient te worden verricht om de mens in staat te stellen zichzelf en zijn medemens beter te leren kennen en op basis hiervan in intermenselijke relaties beter te functioneren. De stichting heeft in 2004 besloten vier bijzondere leerstoelen over pro-sociaal gedrag in te stellen. De eerste bijzondere leerstoel is in 2005 gevestigd aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de tweede is in 2006 gevestigd aan de Universiteit van Amsterdam. De leerstoelhouder op de tweede leerstoel, Aukje Nauta, heeft in december 2007 haar oratie ‘Voorbij het ‘Boiling Frog’-syndroom’ gehouden. De stichting heeft in 2007 de derde bijzondere leerstoel, die voor de ‘Sociologische aspecten van pro-sociaal gedrag’, gevestigd aan de Universiteit van Utrecht en Beate Völker als bijzonder hoogleraar benoemd op deze leerstoel. De stichting heeft de drie leerstoelhouders uitgenodigd een gezamenlijk voorstel voor een symposium in te dienen. De volgende gesubsidieerde onderzoeksprojecten zijn in 2007 succesvol afgerond: ‘Protomoral behaviour in children and rhesus monkeys: the effect of aggressive behaviour on relationship management’ en ‘Selfinterest and Other-orientation as Key Moderators in Organizational Behavior Theory’. Van Leersumfonds Het Van Leersumfonds verleent steun aan farmaceutisch onderzoek, onderzoek over ziekten van de menselijke schedel en het centrale zenuwstelsel en het behandelen van hydrocephalus, onderzoek aan multiple sclerose en onderzoek op het gebied van de neurologie, inclusief neurobiologie en de radiologie. Daarnaast verleent het fonds subsidies voor de kosten van publicaties (inclusief proefschriften) op al deze onderzoeksterreinen. In 2007 heeft het Van Leersumfonds 26 subsidieaanvragen ontvangen voor drukkosten van een proefschrift, waarvan vijftien subsidies zijn toegekend. Daarnaast heeft het fonds acht subsidieaanvragen ontvangen voor het doen van onderzoek op de hierboven vermelde vakgebieden, die alle zijn toegekend. J. Gonda-Fonds De Stichting J. Gonda-Fonds steunt het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van het Sanskriet en eventueel van andere Indische talen en letterkunde, en van de Indische cultuurgeschiedenis. De stichting vergoedt onder meer kosten van publicatie van wetenschappelijk werk en organiseert jaarlijks de Gonda-lezing. In 2007 verleende het fonds subsidie aan zes projecten en publicaties op het gebied van de indologie. Zeven buitenlandse indologen kwamen in aanmerking voor een studieverblijf met een Gonda Advanced Study Grant aan het International Institute for Asian Studies (IIAS). De leerstoel ‘Studie van de Boeddhologie’ aan de Universiteit Leiden werd opnieuw bezet. Jonathan Silk werd tot hoogleraar benoemd. Het Gonda-Fonds heeft voor vijf jaar een subsidie toegekend en is tevens vertegenwoordigd in de Raad van Advies. Het Gonda-Fonds financierde opnieuw de werkzaamheden van H.T. Bakker, bijzonder hoogleraar in ‘De interpretatie van het Hindoeïsme in de Sanskrit-traditie’ aan de Rijksuniversiteit Groningen. In december werd de vijftiende Gonda-lezing gehouden door Susan Huntington onder de titel ‘Art as Text, Art as Document: Understanding Buddhism through Art’. Gilles Holstfonds Het Gilles Holstfonds is in 1939 ingesteld als blijk van erkenning voor G. Holst ter gelegenheid van zijn 25-jarig jubileum bij Philips. Het fonds kent eens in de vier jaar een medaille, de Gilles Holstprijs, toe aan een bij voorkeur op het tussengebied van de natuur- en scheikunde werkzame onderzoeker van Nederlandse nationaliteit. In 2007 werd de medaille toegekend aan J.J. Boon van het (FOM-Instituut voor Atoom- en Molecuulfysica, Amsterdam) voor zijn massaspectrometrisch onderzoek naar de oorsprong van verouderingsverschijnselen van kunst. In oktober 2007 kreeg J.J. Boon de Gilles Holst Medaille uitgereikt in het Trippenhuis, waar hij ter gelegenheid van de uitreiking een voordracht hield over MOLART – ‘Molecular material science of art: achievements, challenges and new horizons’. Carolina MacGillavry PhD Fellowship programma De Carolina MacGillavry PhD Fellowship biedt jonge onderzoekers uit zuidelijk Afrika de kans om een onderzoeksperiode van ongeveer anderhalf jaar in Nederland en tweeënhalf jaar in eigen land te realiseren op het gebied van de natuur- en levenswetenschappen. Jaarlijks wordt er één PhD-beurs voor de duur van vier jaar met een maximale omvang van 50.000 euro ter beschikking gesteld. Deze beurs wordt gefinancierd vanuit het MacGillavry Fonds. In 2007 is Kija Ng’habi uit Tanzania gestart met zijn PhD-studie ‘Behavioural, ecological, and genetic determinants of gene flow in Anopheles gambiae malaria mosquitoes’ in samenwerking met Wageningen UR. Ter Meulen Fonds Het doel van het Ter Meulen Fonds (TMF) is de bevordering van het wetenschappelijk onderzoek dat een bijdrage levert aan de kindergeneeskunde. Het TMF stelt daartoe stipendia beschikbaar voor academici die vanuit een Nederlandse werksituatie wetenschappelijk onderzoek doen in het buitenland. Daarnaast stelt het TMF subsidie beschikbaar voor werkbezoeken voor maximaal zes maanden. Het fonds heeft een breed aandachtsgebied. Zo komen aanvragen op het terrein van de klinische kindergeneeskunde, ontwikkelingsbiologie, moleculaire biologie, microbiologie en farmacie voor subsidie in aanmerking. Daarnaast subsidieert het de Ter Meulen Fonds sessie tijdens het jaarlijkse congres van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde. In 2007 zijn veertien aanvragen voor stipendia binnengekomen, waarvan er vier zijn gehonoreerd. Voor werkbezoeken kwamen veertien aanvragen binnen, waarvan er drie zijn gehonoreerd. Ramsay Memorial Fund Het Ramsay Memorial Fund subsidieert een verblijf van een jaar in het Verenigd Koninkrijk van een jonge wetenschappelijk onderzoeker in de chemie om daar geavanceerd chemisch onderzoek te verrichten. Aan het Ramsay Memorial Fellowship is een jaarbedrag van 30.000 euro verbonden. De heer H.H. Wensink is voor het academisch jaar 2007-2008 door de Akademie in de gelegenheid gesteld als Ramsay Fellow scheikundig onderzoek te verrichten in Engeland. — 47 — Schure-Beijerinck-Popping Fonds Het fonds subsidieert ecologisch onderzoek, vooral in het veld, en met een zekere nadruk op het aquatisch milieu. Voor 2007 werden 62 subsidieaanvragen ontvangen, waarvan er 45 geheel of gedeeltelijk werden gehonoreerd. Het totaal toegekende bedrag was 108.555 euro. Uit het fonds wordt tevens een bijzondere leerstoel gefinancierd. Per februari 2000 is Ellen van Donk benoemd tot bijzonder hoogleraar limnologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen door de Stichting Schure-Beijerinck-Popping Fonds. In 2005 werd zij voor een tweede periode van vijf jaar herbenoemd. Universiteit van Michigan, Ann Arbor, Verenigde Staten Sinds 1950 biedt de Universiteit van Michigan in Ann Arbor in de Verenigde Staten jaarlijks een gasthoogleraarschap van een jaar voor een Nederlandse hoogleraar. Op verzoek van het ministerie van OCW heeft de KNAW met ingang van 1995 het voordragen van de kandidaten voor dit gasthoogleraar­schap op zich genomen. Sinds 1998 wordt het gasthoogleraarschap gezamenlijk gefinancierd door de KNAW en de Universiteit van Michigan. De Universiteit van Michigan en de KNAW hebben het Nederlands gasthoog­ leraar­schap in Ann Arbor voor 2006-2007 toegekend aan B. Arps, hoogleraar Javaanse taal- en letterkunde aan de Universiteit Leiden. Van Walree Fonds Het doel van het Van Walree Fonds (VWF) is het bevorderen van het medisch onderzoek. Het fonds subsidieert buitenlandse congres- en werkbezoeken van promovendi en buitenlandse congresbezoeken van studenten geneeskunde, reikt een tweejaarlijkse geldprijs uit voor de beste journalistieke prestatie op het gebied van de medische wetenschappen en subsidieert een bijzonder hoogleraar, de Van Walree hoogleraar, aan een faculteit geneeskunde. In 2007 kwamen veertig aanvragen voor subsidies voor promovendi binnen. Daarvan zijn dertien subsidies voor congresbezoeken van promovendi toegekend en zes subsidies voor werkbezoeken van promovendi. Voor subsidies van congresbezoek van studenten geneeskunde werden 48 aanvragen ontvangen, waarvan er 23 zijn gehonoreerd. Vertaalfonds Het Vertaalfonds subsidieert vertalingen van wetenschappelijke artikelen die in een tijdschrift of bundel gepubliceerd worden. De artikelen worden beoordeeld door leden van de Akademie die in hetzelfde vakgebied werkzaam zijn. In 2007 waren er twee aanvraagrondes. In de eerste ronde zijn er 22 aanvragen ingediend, waarvan 21 op het terrein van de alfa- en gammawetenschappen en één op het gebied van de exacte wetenschappen. Er werden dertien aanvragen gehonoreerd. In totaal werd 12.484 euro toegekend. In de tweede ronde zijn er elf aanvragen ontvangen, alle op het terrein van de alfa- en gammawetenschappen. Er werden negen aanvragen gehonoreerd, waarbij in totaal 9.694 euro werd toegekend. — 48 — Raden en commissies adviesraden van de knaw Akademie Commissie voor de Chemie De Akademie Commissie voor de Chemie (ACC) adviseert over zaken die de chemie (inclusief de chemische technologie) betreffen, en over alle onderwerpen die kunnen leiden tot de bevordering van de beoefening van de chemie. Samen met de Raad voor Medische Wetenschappen houdt de ACC zich tevens bezig met aspecten die de farmacie betreffen. Door personele wisselingen in de raad en bij het Bureau heeft deze raad in 2007 geen activiteiten ontplooid. Wel is de ACC betrokken bij de discussies rond het nieuwe adviesstelsel, zodat de advisering over de chemie in de nieuwe adviesraad is gewaarborgd. Akademie Raad voor de Wiskunde De Akademie Raad voor de Wiskunde (ARW) is in 1994 opgericht en adviseert over zaken die de wiskunde in brede zin betreffen. De ARW stimuleert ook de samenwerking tussen partijen die werkzaam zijn op het terrein van de wiskunde. Voor dit laatste doel is steeds meer het door de ARW geïnitieerde Voorzittersoverleg Wiskunde benut. Zo heeft een daaronder functionerende adhoc-commissie ‘Structuur Belangenbehartiging Wiskunde’ een conceptvoorstel uitgewerkt om de samenwerking tussen diverse partijen te optimaliseren, duplicering van werk te voorkomen en de public relations van de wiskunde te versterken. In 2008 zal een werkgroep van meest betrokken partijen hiermee concreet aan de slag gaan. Er is een begin gemaakt met een actualisatie van het in 1999 verschenen verkenningsrapport De toekomst van het wiskundeonderzoek in Nederland (TWON) om te bezien hoe de universitaire wiskunde er acht jaar na het rapport voorstaat. Hierbij wordt samengewerkt met partijen die een vervolg voorbereiden op het in 2002 verschenen rapport Nieuwe dimensies, ruimer bereik. De interdisciplinaire verkenning Biowiskunde, waarbij naast de wiskunde brede gebieden als biologie, farmacologie, geneeskunde en landbouwwetenschappen zijn betrokken, wordt in 2008 afgerond. Deze activiteiten worden de komende twee jaar nog begeleid door een Akademie Werkgroep Wiskunde (AWW) onder voorzitterschap van Frank den Hollander. Biologische Raad De Biologische Raad (BR) werd in 1923 ingesteld en is daarmee de oudste raad van de KNAW. De raad adviseert over zaken die de biologische wetenschappen betreffen en bevordert de samenwerking op dit terrein. De ontwikkelingen in de onderzoeks- (en opleidings-)infrastructuur, in dit geval de aansluiting daarbij op de aanbevelingen in het rapport Biologie: een vitaal belang (KNAW, 2001), vormen een belangrijk aandachtsveld voor de raad. Een adhoc-commissie van de raad is bezig een actualisatie van dit verkenningsrapport op te stellen; deze update komt in 2008 gereed. Van oudsher heeft de raad ook veel aandacht voor het onderwijs. Het in 2003 door de KNAW uitgebrachte advies Biologieonderwijs: een vitaal belang, heeft ertoe geleid dat de minister van OCW de Commissie Vernieuwing Biologie Onderwijs (CVBO), onder voorzitterschap van BR-lid Kerst Boersma, heeft geïnstalleerd. De CVBO koppelt regelmatig terug aan de Biologische Raad en heeft in 2007 onder meer het rapport Leerlijn biologie van 4 tot 18 jaar gepubliceerd. Met andere raden wordt samengewerkt in diverse adviesprojecten. Zo wordt er geparticipeerd in de verkenning Biowiskunde, het door meerdere organisaties uitgevoerde project ‘Synthetische Biologie’ en het thema ‘Biobrandstoffen’. Commissie voor de Biochemie en de Biofysica De Commissie voor de Biochemie en de Biofysica (CBB) adviseert over zaken betreffende de biochemie en de biofysica en bevordert acties die kunnen leiden tot het versterken van deze gebieden op het grensvlak van de levenswetenschappen, scheikunde, natuurkunde en de technische wetenschappen. Bij de CBB staan de volgende vijf thema’s centraal: 1. mens-machine interacties (in 2007 is een ‘Smart Mix’ aanvraag ter zake gehonoreerd) 2.systeembiologie (in 2007 is het Netherlands Institute for Systems Biology opgericht als samenwerkingsverband tussen een aantal Amsterdamse instituten) 3.biomaterialen/biomimetica 4.nanobioscience/synthetische biologie 5. bio-energie. Op het terrein van bio-energie zijn leden van de CBB onder meer actief binnen de European Science Foundation (ESF) onder het thema ‘Harnessing Solar Energy for the Production of Clean Fuels’. Onder auspiciën van de CBB vindt begin 2008 een internationale workshop ‘Clean Solar Fuels’ plaats, die tevens als input kan dienen voor onderzoeksprogrammering in Nederland. Op het terrein van de Synthetische Biologie is een advies in voorbereiding, op verzoek van de minister van OCW, over de ontwikkelingen in dit gebied; dit project wordt uitgevoerd samen met de Raad voor Gezondheidsonderzoek en de Gezondheidsraad en wordt begeleid door een adhoccommissie onder voorzitterschap van Wiel Hoekstra, emeritus hoogleraar microbiologie aan de Universiteit Utrecht. Raad voor Aarde en Klimaat De Raad voor Aarde en Klimaat (RAK) heeft tot taak het gevraagd en ongevraagd adviseren over zaken die de aardwetenschappen betreffen. In 2007 heeft de raad twee adviezen opgesteld. Het eerste betreft Bodembeweging in Nederland, door de RAK en de Nederlandse Commissie voor de Geodesie (NCG) aan de ministers van LNV, VROM en VenW. In dit advies wordt aanbevolen een centraal overheidsorgaan in te stellen dat een initiërende, coördinerende en sturende rol vervult bij het verder ontwikkelen, uitwerken en uitvoeren van een nationale bodemstrategie. Dit coördinerende orgaan dient te stimuleren dat de beschikbare kennis en informatie uit de verschillende technische disciplines beter op elkaar wordt afgestemd en dat er synthese van de gegevens plaatsvindt. — 49 — Een dergelijke aanpak kan leiden tot nieuwe inzichten in de problematiek rond bodembeweging. Het tweede advies, Geïntegreerd aardwetenschappelijk onderzoek ten behoeve van de ruimtelijke ordening. Een voorstel voor een raamprogramma, betreft een voorstel voor een geïntegreerde en procesmatige aanpak van het aardwetenschappelijk onderzoek ten behoeve van de ruimtelijke ordening. Een dergelijke aanpak ontbreekt momenteel, zodat er kansen op aardwetenschappelijk onderzoek blijven liggen die vooral uit oogpunt van veiligheid meer aandacht en inzet verdienen. Het advies is opgesteld door een door de RAK ingestelde werkgroep onder leiding van Johan Bouma en aangeboden aan onder meer de kennisdirecties van de ministeries van LNV, VROM en VenW en andere onderzoekfinancierende instanties. Raad voor Geesteswetenschappen In 2007 werkte de Raad voor Geesteswetenschappen (RGW) verder aan de implementatie van het verkenningsadvies ‘Gij letterdames en gij letterheren’. Nieuwe mogelijkheden voor taalkundig en letterkundig onderzoek in Nederland. Het door de RGW in dit kader opgerichte Platform Letterkunde functioneert sinds april zelfstandig. Dit platform heeft de onderzoekscholen in de literatuurwetenschap samengebracht en zoals aanbevolen in de verkenning gezamenlijk gewerkt aan een onderzoeksvoorstel op het gebied van de moderne letterkunde. In het voorjaar presenteerde de RGW het verkenningsadvies De toren van Pisa rechtgezet en richtte voor de implementatie het Platform Archeologie op. In het platform zitten vertegenwoordigers van academische en de commerciële archeologie, NWO en het ministerie van OCW. Met name aan de positie van de academische archeologie en de samenwerking met het archeologisch bedrijfsleven zal aandacht worden besteed. De verkenningscommissie Media- en Communicatiestudies rondde haar werkzaamheden af en presenteerde in december 2007 haar rapport Samenspel in samenhang. Onderwijs en onderzoek in communicatie, media en informatie. De commissie geeft hierin een beschrijving van dit complexe onderzoeksveld en van de interactie tussen onderwijs en onderzoek. De commissie concludeert in haar rapport dat de institutionele versnippering samenwerking lijkt te frustreren, terwijl technologische en maatschappelijke ontwikkelingen convergentie in onderzoek noodzakelijk maken. Om interdisciplinair onderzoek in communicatie, media en informatie te bevorderen, zal een Platform CMIstudies worden opgericht. Met de conferentie ‘De onmisbare geesteswetenschappen. Valorisatie van de geesteswetenschappen als interactief proces’ heeft de RGW in het voorjaar een eerste stap gezet in het programma ‘De actuele geesteswetenschappen’. Onderzoekers en vertegenwoordigers van departementen hebben zich verdiept in actuele onderzoeks- en beleidsvragen en onderzocht in hoeverre in de toekomst verdere of nieuwe samenwerking wenselijk en mogelijk is. Geesteswetenschappers lieten zien wat de meerwaarde van geesteswetenschappelijk onderzoek is bij belangrijke beleidsvragen, vertegenwoordigers van de departementen vertelden over het beeld dat zij van de geesteswetenschap — 50 — pen hebben en wat zij beschouwen als de oorzaak van de gebrekkige ‘interface’ tussen beleid en onderzoek. De RGW, het Gebiedsbestuur Geesteswetenschappen van NWO en de decanen van de letterenfaculteiten zullen de komende jaren samenwerken in het programma ‘De actuele geesteswetenschappen’. Tijdens een verkennende conferentie in december is met een klein aantal onderzoekers het veld van de kunstgeschiedenis in kaart gebracht. Ook is gekeken naar de positie van de kunstgeschiedenis binnen het palet aan andersoortige vakgebieden die zich in de afgelopen twintig jaar met beeldende kunst, toegepaste kunst en architectuur zijn gaan bezighouden. Daarnaast is gesproken over de internationale positie van de Nederlandse kunstgeschiedenis en naar de verhouding tussen de universitaire kunstgeschiedenis en de kunstgeschiedenis die in musea wordt bedreven. Een voorstudie kunstgeschiedenis is nu in beraad. Raad voor Medische Wetenschappen Op verzoek van de minister van OCW heeft de Raad voor Medische Wetenschappen (RMW) onderzocht welke investeringen in het gezondheidsonderzoek in Nederland nodig zijn. Op 11 april is het advies Gezondheidsonderzoek: het investeren waard aan minister Plasterk aangeboden. De RMW adviseert meer te investeren in alle vier de fasen van het gezondheidsonderzoek (basaal, translationeel, klinisch en gezondheidswetenschappelijk). Deze vier fasen hangen met elkaar samen. Wil het Nederlandse gezondheidsonderzoek tot de internationale top blijven behoren, dan is het noodzaak dat de overheid structureel in het gezondheidsonderzoek investeert. Een belangrijke ontwikkeling ziet de raad in het veranderende karakter van het gezondheidsonderzoek. Onderzoekers met een vooropleiding in de chemie, natuurkunde en wiskunde zullen een steeds grotere rol in het onderzoek spelen. De RMW heeft samen met het Netherlands Genomics Initiative en ZonMw een biobankenplan opgesteld als nadere uitwerking van het RMW-verkenningsrapport Multifactoriële aandoeningen in het genomics-tijdperk. Aanbevolen wordt bestaande biobanken en gegevensbestanden te optimaliseren en te koppelen met elkaar en met nieuw op te zetten biobanken, zoals ‘Parelsnoer’. In een aantal proeftuinsituaties kunnen de belemmeringen op het gebied van standaardisatie en juridische en ethische kwesties die spelen bij de uitwisseling van gegevens helder in kaart worden gebracht. De overheid wordt gevraagd hiervoor financiën beschikbaar te stellen. In september is de verkenning Regeneratieve geneeskunde gestart die als doel heeft om een langetermijnvisie te formuleren voor het wetenschappelijk onderzoek op dit terrein. In de verkenning wordt onder andere aandacht besteed aan de kennisbehoefte, sterktes en zwaktes van het onderzoek, (inter)nationale regelgeving en ethische aspecten. Raad voor de Natuur- en Sterrenkunde De Raad voor Natuur- en Sterrenkunde (RNS) richt zich op de bevordering van de beoefening van het natuurkundig en sterrenkundig onderzoek en het versterken van de positie van deze vakgebieden. Als uitvloeisel van het in 2004 uitgebrachte KNAW-advies Grote faciliteiten voor natuurkundig en sterrenkundig onderzoek, heeft de RNS-werkgroep Nuclear Physics in 2007 het rapport Nuclear physics in the Netherlands: future perspectives uitgebracht. Een van de constateringen van deze werkgroep is dat fundamenteel onderzoek in de kernfysica en in andere gebieden van de subatomaire fysica een zorgvuldige langetermijnplanning van middelen vereist. Aanbevolen wordt om hiervoor een Nederlands platform op te richten, waarin deze zaken bediscussieerd en gecoördineerd kunnen worden. Het rapport is onder de kernfysische gemeenschap in Nederland verspreid met de vraag of de RNS initiatief tot oprichting van zo’n platform zou moeten nemen. Uit de reacties is geconcludeerd dat er sinds het uitkomen van het rapport onder andere door de Stichting voor Fundamenteel Onderzoek der Materie (FOM) is gewerkt aan onderlinge afstemming en dat verdere actie van de RNS op dit moment niet opportuun is. Het project ‘Portfolio Nederlandse Natuurkunde’ is in 2007 voortgezet. In dit project wordt geprobeerd de verschillen in aansluiting van fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek en benutting in het bedrijfsleven in Nederland en in verschillende buitenlanden in kaart te brengen. Dit wordt onderzocht met behulp van analyses van publicaties en patenten. Hieruit hoopt de RNS uiteindelijk gebieden te kunnen identificeren die de moeite waard zijn om te stimuleren. Verder heeft de raad in de conceptfase commentaar geleverd op een sectorplan dat voor de Nederlandse natuurkunde is opgesteld. Raad voor Technische Wetenschappen De Raad voor Technische Wetenschappen (RTW) rondde in 2007 zijn visiestuk De rol van de technische wetenschappen in een innovatieve samenleving af. De RTW richt zich in zijn visiedocument op de toekomst en de positie van de technische wetenschappen daarin. De RTW ziet voor zichzelf een belangrijke rol weggelegd bij de interactie tussen technologische vernieuwingen en maatschappelijke transities. De RTW pleit voor een gezamenlijke aanpak rond de KNAWadvisering op dit terrein, bij voorkeur met andere niet-technische wetenschappelijke disciplines, waaronder met name de sociale wetenschappen. Met techniek alleen kunnen de problemen van heden en toekomst niet worden opgelost. De verkenningscommissie Duurzame energieconversie presenteerde in de zomer haar eindrapport aan het ministerie van OCW en aan het veld, met als gastsprekers P. Nijkamp (NWO), G.J. van Luijk (3 TU’s) en R.F.M. Lubbers (bestuur Energieonderzoek Centrum Nederland). Deze verkenning ondervond brede belangstelling in het veld van energieonderzoek en daarbuiten. Het verkenningsrapport bespreekt alle opties (van kernenergie tot biomassa) en maakt heldere keuzes voor Nederlands onderzoek in een internationale context. Niet alleen zijn onderzoeksvelden geselecteerd, maar ook wordt duidelijk gemaakt wat niet tot de onderzoeksprioriteiten behoort. Het advies beperkt zich daarbij niet tot fundamentele wetenschap alleen, maar neemt ook meer applicatiegericht onderzoek mee. Ter implementatie van het verkenningsadvies heeft de minister van OCW een commissie ingesteld onder leiding van J.H.W. de Wit met als leden E.M. Meijer, W.P.M. van Swaaij en E.C. Klaassen. Deze commissie diende aan de hand van de KNAW-verkenning de bestaande voorstellen rond energieonderzoek met elkaar in overeenstemming te brengen. De RTW-voorzitter en secretaris verleenden hun medewerking aan het symposium ‘Regeneratieve geneeskunde, een multidisciplinaire benadering’, dat uiteindelijk leidde tot een positief advies voor een KNAW-verkenning op dit terrein. Sociaal-Wetenschappelijke Raad De Sociaal-Wetenschappelijke Raad (SWR) heeft een advies opgesteld over de problematiek van de aansluiting van de onderzoekersopleidingen op de onderzoeksmasters op het gebied van de sociale wetenschappen. De KNAW heeft dit advies in december 2007 aangeboden aan onder meer de minister van OCW. De verkenningscommissie Media- en Communicatiestudies heeft met het verschijnen van haar eindrapport en het organiseren van de slotbijeenkomst op 10 december 2007 haar werkzaamheden afgerond. De Raad voor Geesteswetenschappen (RGW) en de SWR waren beide betrokken bij deze verkenning. De SWR heeft in 2007 plenaire conferenties gehouden over ‘De positie van het grootschalig survey-onderzoek in Nederland’ en ‘Levensloop en samenleving’. In het voorjaar hield de SWR het negende SWR-Hendrik Muller Seminar, getiteld ‘De toekomst van religie’. De SWR draagt bij aan de implementatie van door de KNAW uitgebrachte adviezen op het gebied van de sociale wetenschappen, vooral van Networked Data Services. Towards a Future Data Infrastucture for the Social Sciences in the Netherlands; Judging research on its merits en Samenleven en samenwerken. Een toekomst voor de Nederlandse sociologie. Zo dragen SWR-leden en bestuursleden van de KNAW bijvoorbeeld het gedachtegoed uit het advies Judging research on its merits uit bij andere gremia in Nederland en in discussies met vakgenoten in het buitenland. Hetzelfde geldt voor het advies Networked Data Services. Dit advies heeft in belangrijke mate bijgedragen tot de oprichting en structurering van DANS, een instituut van de KNAW en NWO. commissies met een specifieke taak Advies Commissie Wetenschap en Ethiek De Advies Commissie Wetenschap en Ethiek heeft als doel om vanuit de wetenschap bij te dragen aan de integratie van ethische overwegingen in het onderzoeksbeleid. In 2007 verscheen van deze commissie de bundel Ethiek van empirisch sociaalwetenschappelijk onderzoek. Deze bundel bevat een verslag van een in 2006 gehouden conferentie over dit onderwerp. In de bijdragen wordt aandacht besteed aan: • de rol die normatieve overwegingen spelen bij het beoordelen van aanvragen voor sociaalwetenschappelijk onderzoek • vragen naar aanvaardbaarheid van beperkingen in de verslaglegging van het onderzoek die ten koste gaan van transparantie en controleerbaarheid • de afstand die idealiter bestaat tussen sociaalwetenschappelijk onderzoek en beleid • aan het gebruik van onderzoeksgegevens door anderen dan de onderzoeker zelf en mogelijke strategieën die de — 51 — onderzoeker kan hanteren om de integriteit van zijn of haar onderzoeksgegevens te waarborgen. In een nabeschouwing van de hand van Arend Soeteman, dagvoorzitter van de conferentie, worden aanbevelingen gedaan over ethische kwesties in empirisch sociaalwetenschappelijk onderzoek. Commissie Cognitiewetenschappen De door de KNAW in 2005 ingestelde Commissie Cognitiewetenschappen vervult een ontmoetingsfunctie voor zowel leden als niet-leden van de Akademie die actief zijn in het onderzoek op het gebied van de cognitiewetenschappen. Ook levert zij door signaleringen en aanbevelingen een bijdrage aan de adviestaak van de KNAW. In 2007 is op voorspraak van de commissie een organisatieadvies uitgebracht, waarin de stand van zaken in de cognitiewetenschappen in Nederland nader is beschouwd. De resultaten zullen begin 2008 aan het dagelijks bestuur van de KNAW worden aangeboden. Daarnaast organiseerde de commissie in het Trippenhuis een dag voor vakgenoten, die werd afgesloten met een publiekslezing door de Britse neurowetenschapper Daniel Wolpert. Commissie Dierproeven en Biotechnologie In 2007 hebben de ministers van VWS en LNV hun beleidsvoornemens op het terrein van de dierproeven bekend gemaakt, als onderdeel van hun reactie op de evaluaties van de Wet op de dierproeven en het Besluit biotechnologie bij dieren. De KNAW heeft, op advies van de Commissie Dierproeven en Biotechnologie (CDB), in een schriftelijke reactie aangegeven zich in grote lijnen te kunnen vinden in de beleidsvoornemens en het van harte eens te zijn met het voornemen om de dubbele ethische toetsing te vervangen door één ethische toets. Ze heeft echter haar bezorgdheid geuit over de bescherming van het intellectuele eigendom en de privacy van onderzoekers en adviseert om de jaarverslagen van de Dierexperimentencommissies (DEC) pas twee jaar na dato vrij te geven. De CDB heeft in 2007 een werkbezoek voor Tweede Kamerleden aan het proefdiercentrum van het LUMC georganiseerd. Een viertal voordrachten werd gegeven over openheid en openbaarheid, toezicht op de werkvloer, de ethische afweging door DEC en wetenschappelijk onderzoek in de praktijk. Aansluitend konden de Tweede Kamerleden een kijkje nemen in de proefdierfaciliteiten. Zes kamerleden van vijf verschillende kamerfracties hebben aan het werkbezoek deelgenomen. De CDB heeft in 2007 een bijdrage geleverd aan de inhoud van het standpunt van de European Academies Science Advisory Council over het gebruik van niet-humane primaten in het wetenschappelijk onderzoek. De voorzitter van de CDB heeft in november op uitnodiging van de vaste kamercommissie voor VROM deelgenomen aan een rondetafelgesprek over biotechnologie. Commissie Forumfunctie De Commissie Forumfunctie heeft de opdracht voorstellen te doen voor een genootschap nieuwe stijl door de huidige forumfunctie van de KNAW tegen het licht te houden en — 52 — waar nodig te herijken, alsook nieuwe formats uit te denken (inhoudelijk en organisatorisch). In 2007 is de commissie diverse malen bijeengeweest ter voorbereiding van haar rapport dat in 2008 verschijnt. In juni 2007 heeft bij wijze van experiment een dispuutsavond plaatsgevonden op initiatief van de commissie. De opzet was om rond de onderwerpen Wetenschappelijk bewijs in soorten en maten, Wat doet prestatiedruk met wetenschap en wetenschapper?, Voortgang of vooruitgang? en Toeval in de wetenschap een inspirerend gesprek in een ontspannen, sfeervolle ambiance en juiste groepsgrootte te organiseren. De reacties van de deelnemers wezen uit dat dit initiatief als zeer geslaagd werd beschouwd en voor herhaling vatbaar is. Commissie voor de Geschiedenis en de Cultuur van de Joden in Nederland De Commissie voor de Geschiedenis en de Cultuur van de Joden in Nederland organiseerde in 2007 het elfde symposium over Joods-Nederlandse geschiedenis. Het symposium ‘Borders and Boundaries in and around Dutch Jewish History’ vond plaats in het Trippenhuis te Amsterdam en de gerestaureerde synagoge van Enschede (K.P.C. de Bazel). Het thema ‘Grenzen’ werd door binnen- en buitenlandse wetenschappers vanuit diverse invalshoeken belicht. Aan de orde kwamen onder meer sociale en culturele grenzen, grensoverschrijdingen, nationaliteiten en loyaliteiten. Tijdens het symposium werd de Hartog Beem-prijs uitgereikt aan Barbara Tanenbaum en Liesbeth Schimmel. Salvador Bloemgarten ontving de Henriette Boas Prijs voor zijn boek Hartog de Hartog Lémon, 1755-1823. Joodse revolutionair in Franse Tijd. Judith Frishman reikte het eerste exemplaar uit van de proceedings van het symposium van 2001 aan scheidend commissielid Hans Blom, onder de titel Dutch Jewry in a Cultural Maelstrom 1880-1940. Commissie voor de Vrijheid van Wetenschapsbeoefening De Commissie voor de Vrijheid van Wetenschapsbeoefening (CVW) werd in 1994 opgericht als opvolger van de Mensenrechtencommissie. Deze commissie was ontstaan uit hulpinitiatieven ten behoeve van dissidente (Joodse) wetenschappers in de Sovjet-Unie. In haar huidige hoedanigheid zet de commissie zich in voor alle wetenschapsbeoefenaren die, waar ook ter wereld, worden vervolgd of die worden bedreigd in de vrijheid van hun beroep. Gecoördineerd door het International Human Rights Network of Academies and Scholarly Societies, zetelend bij de National Academies of Sciences (NAS) in Washington. vinden brievenacties plaats ten behoeve van wetenschapsbeoefenaren wier vrijheid in de uitoefening van hun wetenschappelijke activiteit wordt bedreigd. In 2007 werden namens de commissie door de president ondertekende brieven gestuurd naar autoriteiten in Cuba, Guatemala, Iran, Egypte, Libië, India, Ethiopië, Turkije, Pakistan, de VS en China. In 2007 vond ook de tweejaarlijkse vergadering van het Executive Committee van het Network en de bijbehorende workshop plaats in Sri Lanka. CVW-secretaris P. van Dijk heeft namens de KNAW zitting in het Executive Committee. Commissie Wetenschap en Kunst De Commissie Wetenschap en Kunst is ingesteld met als doel het contact tussen kunstenaars en onderzoekers te bevorderen. Uitgangspunt daarbij is de wisselwerking tussen wetenschap en kunst. Het streven is ongeveer tweemaal per jaar vanuit de KNAW een bijeenkomst te organiseren rond een concreet onderwerp of een bepaalde spreker. In 2007 organiseerde de commissie twee grote publieksbijeenkomsten. Tijdens het symposium ‘Te Koop: Waanzin/ authenticiteit – Kunst tussen therapie en markt’ hebben kunsthistorici, kunstenaars en therapeuten hun licht laten schijnen over kunst gemaakt door psychiatrische patiënten en verstandelijk gehandicapten. In november stond het thema ‘Spontaniteit in kunst en wetenschap’ centraal. Kunst noemen we graag ‘spontaan’, maar gaat desondanks uit van bepaalde structureringsprincipes. In de wetenschap daarentegen spelen het toeval, vage intuïties en irrationele overwegingen een belangrijke rol, met name in de exacte wetenschappen, juist waar het om het doorbreken van gevestigde paradigma’s gaat. De methoden van zowel de kunstenaar als de wetenschapper waren in deze conferentie aan de orde. Rondom het verschijnen van het essay ‘De verbeelding van de emotie’ organiseerde de commissie samen met de Mondriaan Stichting en de Rijksakademie van Beeldende Kunsten een seminar. In 2007 nam LOWI-lid A.S. Hartkamp, tevens plaatsvervangend voorzitter, afscheid van het LOWI. De ontstane vacature werd nog niet in 2007 opgevuld. Het LOWI bestond per 31 december 2007 uit C.J.N. Schuyt (voorzitter) en de leden mevrouw P.A. Dykstra, J. Hartog, J.J. Sixma en J.F.G. Vliegenthart. Nederlandse Commissie voor Geodesie De Nederlandse Commissie voor Geodesie (NCG) heeft de hoofdlijnen van haar nieuwe beleidsplan vastgesteld. Het plan beschrijft het aandachtsgebied van de NCG, de maatschappelijke vragen waarvoor de geodesie en de geoinformatie zich gesteld zien, de taken en de organen van de NCG en de wijze waarop het plan geactiveerd zal worden. De NCG heeft in samenwerking met de Raad voor Aarde en Klimaat van de KNAW het advies Bodembeweging in Nederland opgesteld. Het advies is in juli 2007 uitgekomen. De belangrijkste aanbeveling betreft de instelling van een centraal overheidsorgaan met een initiërende, coördinerende en sturende rol voor het verder ontwikkelen, uitwerken en uitvoeren van een nationale bodemstrategie. De subcommissie Geo-Informatie Modellen heeft in februari 2007 de studiedag ‘Sensor Web Enablement’ georganiseerd. Werkgroep Biosecurity Als een van de eerste landen ter wereld heeft Nederland een gedragscode voor biosecurity. Mensen die dagelijks werken met biologische organismen zijn zich vaak niet bewust van de mogelijk schadelijke toepassingen ervan. Om het bewustzijn van de mogelijke risico’s van het misbruik van levenswetenschappelijke kennis bij onderzoeks- en kennisinstituten te verhogen heeft de werkgroep Biosecurity in opdracht van het ministerie van OCW een gedragscode opgesteld. De gedragscode biedt regels voor verantwoordelijkheden en levert aanknopingspunten voor sturing en sancties. In oktober 2007 werd de gedragscode aangeboden aan het ministerie van OCW. Eind 2007 is de tweede fase van het project van start gegaan, waarin de disseminatie van de gedragscode centraal staat. Door middel van een reeks workshops, artikelen in relevante vakbladen en tijdschriften en andere activiteiten zal in 2008 de vertaling van de gedragscode naar de werkvloer plaatsvinden. Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI) is een onafhankelijk adviesorgaan, het secretariaat wordt gevoerd door de KNAW. Het aantal instellingen dat onder de adviserende taak van het LOWI valt, is vanaf 1 mei 2007 uitgebreid met de Stichting Sanquin. In 2007 werd met diverse partijen gesproken over mogelijke taakuitbreidingen van het LOWI, onder andere naar aanleiding van het KNAW-advies (werkgroep Van Swaay) aan de minister van OCW over contractonderzoek. De discussies leidden nog niet tot besluitvorming. Het LOWI brengt jaarlijks een zelfstandig jaarverslag uit. — 53 — De Jonge Akademie De KNAW heeft in 2005 een genootschap opgericht voor jonge onderzoekers: De Jonge Akademie (DJA). DJA wil een aantrekkelijke en prikkelende ontmoetingsplaats zijn voor jonge wetenschappers. Zij heeft hiertoe een aantal doelstellingen geformuleerd: DJA wil jonge onderzoekers actief in aanraking brengen met vakgebieden buiten hun eigen specialisme en met de mogelijkheden van interdisciplinair onderzoek. DJA heeft het initiatief genomen voor het organiseren van de eerste Dies van de KNAW op 8 mei 2007, met als thema ‘Generaties in de Wetenschap’. KNAW- en DJA-leden konden elkaar ontmoeten in inspirerende workshops en wetenschappelijk speeddating. Ook heeft DJA in 2007 gewerkt aan het opzetten van een symposium ‘Zeker of onzeker?’ dat op 1 april 2008 zal worden gehouden. Kunstenaars van de Rijksakademie van Beeldende Kunsten geven tijdens het symposium hun visie op onzekerheid. DJA wil haar leden aanmoedigen visies te ontwikkelen op de toekomst van het eigen en aangrenzende vakgebieden, en op het te voeren wetenschapsbeleid. In 2007 is de gezamenlijke DJA-KNAW Commissie Versterking en modernisering van loopbaanbeleid van start gegaan. Medio 2008 zal de commissie een position paper uitbrengen. In deze paper zal verder worden gekeken dan het instrument van de ‘Tenure Track’: ingegaan wordt op elementen van cultuur en structuur die de ontwikkeling van een goed loopbaanbeleid kunnen belemmeren. Verder is de Vernieuwingsimpuls voor DJA een belangrijk onderwerp geweest. DJA-leden hebben een rondetafelgesprek gehouden met een delegatie van OCW over de in juni 2007 verschenen evaluatie van de Vernieuwingsimpuls 2000-2006. In het licht van de begroting 2008 en het rondetafelgesprek is een brief geschreven aan minister Plasterk ten aanzien van dit onderwerp en heeft een gesprek plaatsgevonden met de minister. Ook hebben leden van DJA deelgenomen aan een door OCW georganiseerd rondetafelgesprek over innovatie en één lid heeft deelgenomen aan een programma waarbij wetenschappers en Europarlementariërs gekoppeld werden om inzichten en ervaringen uit te wisselen (MEP/Scientist Pairing Scheme). DJA wil haar leden stimuleren hun wetenschappelijke inzichten in de maatschappij uit te dragen. DJA is actief op het gebied van wetenschapscommunicatie. DJA’ers dragen regelmatig bij aan publicaties in de landelijke pers en radio- en televisieprogramma’s over wetenschap en treden op tijdens grote evenementen, zoals Discovery 07. Enkele DJA-leden waren genomineerd voor de Prijs voor Wetenschap en Maatschappij. In twee grote projecten laat DJA leerlingen van vmbo tot vwo en basisschool actief meemaken wat wetenschap is, of beter nog: wat wetenschappers eigenlijk doen. In DJA on Wheels gaat een bus met DJA’ers op bezoek bij middelbare scholen. In een wervelend programma worden leerlingen — 54 — uitgedaagd om na te denken, vragen te stellen, te twijfelen, ‘nee’ te zeggen, te onderzoeken, samen te werken, te experimenteren en uit te leggen. In 2007 zijn er twee pilots geweest om te kijken of dit project aanslaat en hoe het programma aangescherpt kan worden. Na een voorprogramma, zal DJA on Wheels in het najaar van 2008 gaan rijden in het kader van KNAW 200. De Jongste Akademie wordt een website annex onderzoeksgame, waar leerlingen het in groepjes tegen elkaar kunnen opnemen. De site www.dejongsteakademie.nl is bedoeld voor tien- tot veertienjarigen met als thema ‘knoeien met eten’. In 2007 is een pilotwebsite gerealiseerd en heeft een klassenproef gedraaid op scholen. DJA wil haar leden steunen in hun ontwikkeling als wetenschapsbeoefenaar. DJA ondersteunt deze doelstelling niet alleen via bovengenoemde activiteiten, maar ook via beurzen. In 2007 is de regeling voor standaardbeurzen voor DJA-leden geëvalueerd en is een aantal voorstellen tot aanpassing gedaan. Er zal in 2008 een reglement komen voor de standaardbeurzen die voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt. Daarnaast is er een budget beschikbaar voor het toekennen van extra individuele beurzen. Deze beurzen werden eerst alleen toegekend voor verblijf in het buitenland. In 2007 is besloten de regeling van extra reisbeurzen om te vormen naar een regeling DJA-beurzen. Leden worden daarbij gestimuleerd om gezamenlijke initiatieven te ontplooien in een kleiner verband, binnen de doelstellingen van DJA. Het nieuwe DJA-beurzensysteem bevat hiernaast ook nog steeds de mogelijkheid om een buitenlands symposium te bezoeken of een gastdocentschap in het buitenland te vervullen. Het bestuur werd tot 27 maart 2007 gevormd door Catholijn Jonker (voorzitter), Marjolein van Asselt, Hester Bijl, Bas ter Haar Romeny en Huib Mansvelder. Op 27 maart heeft het oprichtingsbestuur de hamer overgedragen aan Janneke Gerards (voorzitter), Janet van Hell, Hans Hilgenkamp, Huib Mansvelder en Miranda van Turennout. In 2007 zijn tien nieuwe DJA-leden geselecteerd: Eveline Crone (ontwikkelingspsychologie), Sarah Durston (geneeskunde), Mirjam Ernestus (taalwetenschap), René Geurts (moleculaire biologie), Maarten Kleinhans (fysische geografie), Gijsje Koenderink (scheikunde), Elies van Sliedregt (strafrecht), Lieven Vandersypen (kwantummechanica), Wim van Westrenen (petrologie) en Pieter Rein ten Wolde (fysische chemie). De nieuwe leden van de DJA worden in maart 2008 officieel geïnstalleerd. Een volledig jaarverslag van DJA is te vinden op de website van de KNAW. — 55 — Ontmoetingsplaats voor jonge wetenschappers Janneke Gerards is hoogleraar staats- en bestuursrecht in Leiden. Sinds 2007 is zij voorzitter van De Jonge Akademie (DJA), een genootschap voor jonge wetenschappers. De leden van DJA zijn onderzoekers tussen de 25 en de 45. Ze komen uit alle richtingen, van geesteswetenschappen tot natuurwetenschappen, en van medische tot sociale wetenschappen. De Jonge Akademie heeft drie speerpunten: het algemene wetenschapsbeleid, interdisciplinair onderzoek en de verbinding tussen wetenschap en maatschappij. Janneke Gerards: ‘Een belangrijk doel van De Jonge Akademie is te zorgen voor een goed carrièrebeleid. Nu gaat het vaak mis omdat de doorstroming te beperkt is; er zit nu eenmaal een grijze prop. Als we wachten tot die uit zichzelf verdwijnt, zijn al te veel goede mensen naar het buitenland vertrokken.’ Belangrijk is volgens Gerards dat de universiteiten, NWO en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zich echt verantwoordelijk gaan voelen voor de verbetering van het carrièrebeleid. ‘Om toptalent optimaal te benutten zijn allerlei oplossingen denkbaar. Een DJA-KNAW-commissie heeft daar afgelopen jaar onderzoek naar gedaan en komt binnenkort met een rapport.’ DJA richt zich ook op het bevorderen van interdisciplinair onderzoek. Veel maatschappelijke vraagstukken kunnen niet vanuit één discipline worden opgelost. Gerards: ‘Een voorbeeld is de afweging die een zwangere vrouw moet maken of ze wel of niet een vruchtwaterpunctie wil laten uitvoeren om het syndroom van Down te ontdekken. Daar kun je als jurist ideeën over hebben, maar als je praat met mensen uit andere disciplines, dan blijkt dat voor dit soort afwegingen ook econometrische modellen bestaan. Dan kun je van elkaar leren.’ DJA organiseert tal van activiteiten om interdisciplinaire ontmoetingen te stimuleren, variërend van speeddating tot symposia en gezamenlijke onderzoeksprojecten. Daarnaast heeft DJA in 2007 veel werk gestoken in de projecten DJA on Wheels en De Jongste Akademie. ‘Bij het eerste project gaan we met een bus langs scholen, en laten we leerlingen aan de hand van het thema voedsel kennismaken met alle wetenschap die daarbij komt kijken. Het tweede project is een door DJA ontwikkelde game/website die scholieren op een heel spannende manier zelf onderzoek laat uitvoeren. De pilots van beide projecten waren een groot succes en we gaan daar dit jaar dus mee verder. Zo kunnen we jongeren, van lagere school tot vmbo en gymnasium, al vroeg voor wetenschap interesseren.’ Kwaliteitszorg en onderzoeksevaluatie Commissie Kwaliteitszorg De in 2006 door het bestuur van de KNAW ingestelde vaste adviescommissie voor kwaliteitszorg heeft zich in 2007 beziggehouden met de analyse van een aantal problemen rond het huidige stelsel van kwaliteitszorg in Nederland. Onder voorzitterschap van Peter van der Vliet heeft de commissie zich in het bijzonder gericht op de stapeling van evaluaties en de rechtvaardigheid van het stelsel. De commissie heeft daarover een rapport geschreven, waarin ook een aantal buitenlandse ervaringen is meegenomen. Het rapport zal begin 2008 aan het bestuur van de KNAW worden aangeboden. Het is de bedoeling dat het rapport ook wordt ingebracht in de discussie over het nieuwe Standard Evaluation Protocol, dat vanaf 2009 gaat gelden. Evaluating Research in Context De besturen van de Commissie van Overleg Sectorraden (COS), KNAW, NWO, QANU en VSNU hebben zich in 2006 achter het Actieprogramma Evaluating Research in Context (ERiC) geschaard. Dit programma is gericht op het evalueren van de maatschappelijke kwaliteit van onderzoek. Het wordt aangestuurd door een projectgroep onder leiding van Henriëtte Maassen van den Brink. Het beoogt de feitelijke kennisontwikkeling (methodieken) te stimuleren en de bewustwording en de verbreding van kennis te bevorderen door middel van informatie en debat. De betrokken organisaties ondersteunen het programma financieel en met personeel. In 2007 heeft de HBO-raad zich bij ERiC aangesloten. Ook het ministerie van OCW en het Rathenau Instituut zijn betrokken bij het project. De belangrijkste activiteiten in 2007 waren gericht op informatie over mogelijke methodieken en het bevorderen van bewustwording via conferenties en dergelijke. In juni werd een conferentie georganiseerd voor de Nederlandse universiteiten en onderzoeksinstituten waarop de bruikbaarheid van methodieken in verschillende disciplines centraal stond. Een uitkomst hiervan was dat er in 2008 in een aantal vakgebieden op Nederlandse universiteiten pilotstudy’s zullen worden uitgevoerd in het kader van de methodiekontwikkeling. In november werd bij de KNAW een internationale workshop georganiseerd, waarop experts uit verschillende Europese en andere landen methodieken presenteerden. Een groep onderzoekers, onder wie leden van ERiC, besloot hierna het initiatief te nemen tot het voorbereiden en indienen van een aanvraag voor een Europees project in het kader van het onderdeel Science in Society van het Zevende Kaderprogramma van de Europese Commissie. Erkenning onderzoekscholen De Erkenningscommissie Onderzoekscholen (ECOS) beslist krachtens het in 2005 herziene protocol over verzoeken van universiteiten tot (vervolg)erkenning van onderzoekscholen. In 2007 trad een nieuwe voorzitter aan, Harry Lintsen. Hij volgde John Michon op. De leden van de commissie zijn ieder tevens voorzitter van een van de zeven — 56 — subcommissies die de ECOS adviseren bij het beoordelen van de aanvragen. In 2007 heeft de vijftiende beoordelingsronde van aanvragen voor (vervolg)erkenning van onderzoekscholen plaatsgevonden. In totaal zijn acht onderzoekscholen (her)erkend. Per 1 juli 2007 zijn er in totaal 81 onderzoekscholen erkend. Het stelsel van onderzoekscholen kwam in 2007 onder druk te staan doordat sommige universiteiten voor een strategie kozen om hun onderzoek en promovendi in lokale ‘graduate schools’ te organiseren in plaats van in landelijke onderzoekscholen. De minister van OCW erkent enerzijds het belang van landelijke scholen, onder meer door het schaalvoordeel, maar heeft tegelijkertijd ruimte gemaakt voor een experiment waarbij enkele onderzoekscholen kunnen experimenteren met nieuwe vormen die worden gekenmerkt door een grotere keuzevrijheid voor de promovendi, zowel voor wat betreft hun onderwerp als hun promotor. Hoewel deze ontwikkeling de toekomst van de onderzoekscholen in de huidige vorm onzeker maakt, is het de verwachting dat de ECOS vooralsnog blijft bestaan. Die verwachting is ook gerechtvaardigd door de nog steeds bestaande stroom aanvragen voor (vervolg)erkenning. Onderzoeksgerichte masteropleidingen De Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) adviseert in opdracht van de minister van OCW over aanvragen voor onderzoeksgerichte masteropleidingen. De KNAW beoordeelt op verzoek van de NVAO de kwaliteit van de ingediende aanvragen, omdat de kwalificatie van een opleiding als onderzoeksmaster in hoge mate wordt bepaald door de onderzoeksgroepen en onderzoekers die een dergelijke opleiding dragen. Vijf disciplinegeoriënteerde commissies, die door het bestuur van de KNAW zijn ingesteld, brengen advies uit aan het bestuur van de KNAW over de aanvragen. Het bestuur KNAW adviseert vervolgens het NVAO-bestuur. De commissies voeren hun beoordelingswerk uit op basis van het Toetsingskader Nieuwe Opleidingen: Domeinspecifieke uitwerking voor Onderzoeksmasters, dat door de NVAO is vastgesteld op 1 september 2004. Per jaar vinden er drie accreditatieronden plaats. In totaal adviseerde de KNAW in 2007 over zeven aanvragen. Daarbij waren er ook nog drie aanvragen van de achtste ronde, begonnen op 1 november 2006. Alle aanvragen werden positief beoordeeld, de meesten met nadruk op een aantal aandachtspunten ter verbetering. In 2007 werden de eerste voorbereidingen getroffen om te komen tot een systeem van heraccreditatie. In 2007 bracht de SWR een advies uit getiteld Onderzoeksmasters in de sociale wetenschappen. Eerste ervaringen. Het advies constateert een grote verscheidenheid in opleidingen (qua instroom, inhoud en organisatorische inbedding) en tevens een groot enthousiasme bij de sociale wetenschappers voor dit stelsel. Het stelsel is in de ogen van de SWR nog te jong (de eerste masters zijn in 2006 afgestudeerd) om nu al ingrijpend te wijzigen. Wel pleit de SWR voor een betere afstemming met de ECOS over de aansluiting met de onderzoekscholen, en daarbij flexibiliteit te betrachten, dus zowel een eenjarige master en een vierjarige promotie als een tweejarige master en een driejarige promotie mogelijk te maken. Programma Akademiehoogleraren In 2002 is gestart met de uitvoering van het Programma Akademiehoogleraren. Hoogleraren aan Nederlandse universiteiten, die zich door hun – naar internationale maatstaven gemeten – uitzonderlijke wetenschappelijke prestaties hebben onderscheiden, worden aan het einde van hun loopbaan gedurende een periode van vijf jaar volledig vrijgesteld van bestuurs- en beheerstaken, waardoor zij volledig beschikbaar zijn voor innovatief wetenschappelijk onderzoek en de opleiding van onderzoekers. De vrijvallende universitaire middelen dienen aangewend te worden om jonge onderzoeksleiders een aansprekende positie te verschaffen binnen de Nederlandse universiteiten. Hierdoor krijgen de specialismen van de Akademiehoogleraren een bijzondere stimulans en draagt het programma op dubbele wijze bij aan vernieuwing van het onderzoek. Jaarlijks worden in de regel vier Akademiehoogleraren benoemd. In 2007 zijn er zelfs vijf hoogleraren benoemd. In 2007 zijn de volgende Akademiehoogleraren geselecteerd: Dirkje Postma (pathofysiologie van de ademhaling, RUG), Bob ten Cate (experimentele preventieve tandheelkunde, UvA), Hendrik Lenstra (algebra, UL), Pieter Muysken (algemene taalwetenschap, RU) en Hans Oerlemans (meteorologie, UU). In oktober 2007 installeerde de president van de KNAW de Akademiehoogleraren tijdens een feestelijke bijeenkomst, waarop de nieuwe Akademiehoogleraren door wetenschapsjournalist Hans van Maanen werden geïnterviewd. te zijn, met name economie en taal en cultuur. De commissie vraagt hiervoor bijzondere aandacht, bijvoorbeeld door het criterium werfkracht te vervangen door een criterium dat de begrippen ‘uitstraling’ en ‘weerklank’ combineert. Het bestuur van de KNAW heeft zich in grote lijnen achter het advies van de commissie geschaard en zal in 2008 een aantal van de aanbevelingen doorvoeren. Programma Akademieonderzoekers Het Programma Akademieonderzoekers, in 1986 gestart om een bijdrage te leveren aan de verjonging van de vaste wetenschappelijke staf van de Nederlandse universiteiten, loopt op zijn eind. De functie ervan is een aantal jaren geleden deels overgenomen door de Vernieuwingsimpuls, waarin de KNAW samenwerkt met NWO en VSNU. De laatste lichting Akademieonderzoekers zal uiterlijk in 2008 afzwaaien. Ten behoeve van de Akademieonderzoekers was in 2007 nog een budget van 10.000 euro gereserveerd voor deelname aan internationale wetenschappelijke congressen. Aan een Akademieonderzoeker wordt maximaal één keer per jaar een bijdrage van ten hoogste 1.600 euro voor reis- en deelnamekosten verstrekt. Evaluatie Programma Akademiehoogleraren Eind 2007 heeft een evaluatiecommissie bestaande uit Paul van der Maas (voorzitter), Ernestine van der Wall en Ybo Buruma een rapport uitgebracht over de eerste vier jaar van het programma. Het programma werd beoordeeld op de doelstellingen en de organisatorische aspecten. De conclusie van de evaluatiecommissie was dat het programma buitengewoon succesvol is gemeten naar de belangrijkste doelstellingen: toponderzoekers vrijstellen voor onderzoek en het aantrekken van ‘gevorderd’ talent voor het vakgebied van de Akademiehoogleraren. Het programma slaagt er volgens de commissie echter niet goed in de doelstelling te halen die is gericht op het bevorderen van de positie van vrouwen in de hogere rangen van de wetenschap. Dat geldt met name voor de Akademiehoogleraren zelf. Bij de aangestelde onderzoeksleiders is het beeld gunstiger. De commissie beveelt dan ook aan het programma in de huidige omvang voort te zetten en te bevorderen (bijvoorbeeld door een financiële prikkel) dat meer vrouwen als onderzoeksleider worden benoemd. Daarnaast komt de commissie ook tot de conclusie dat niet alle vakgebieden het even goed doen in dit programma. In het bijzonder lijken een aantal gebieden in de alfa-gammasector slecht vertegenwoordigd — 57 — — 58 — Laboratorium Europa beter begrepen Sierd Cloetingh (1950), hoogleraar tektoniek aan de Vrije Universiteit Amsterdam, werd in 2006 benoemd tot Akademiehoogleraar vanwege zijn belangrijke bijdragen aan het inzicht in de dynamische processen in de lithosfeer en hun expressie aan het aardoppervlak. Zijn werk bestrijkt een breed terrein, van sedimentaire bekkens tot gebergtevorming. ‘Het begrijpen van de dynamica van sedimentatie en erosie van topografie op de schaal van een continent als Europa is een enorme uitdaging. Het is de volgende revolutie op ons vakgebied na de plaattektonische revolutie in de jaren zestig van de twintigste eeuw, die zich vooral op de horizontale bewegingen concentreerde. Sedimentaire bekkensystemen bieden de mogelijkheid de geschiedenis van verticale bewegingen aan het aardoppervlak te reconstrueren.’ ‘In 2007 heb ik me allereerst gericht op het van de grond tillen van het nieuwe Europese onderzoeksprogramma TOPO-EUROPE dat zich richt op de koppeling van processen in de diepe aarde en het aardoppervlak. Dat is essentieel om iets te begrijpen van de dynamiek van continentale topografie. Europa is het natuurlijke laboratorium – waar onderzoekers uit 23 landen hun complementaire expertise samenbrengen.’ ‘Daarnaast heb ik onder meer voor de Treatise of Geophysics een hoofdstuk kunnen schrijven over de tektoniek van sedimentaire bekkensystemen, met daarin veel van de inzichten die ik met mijn groep de afgelopen jaren heb opgedaan. Ik merk überhaupt dat ik meer tijd heb voor het doen van onderzoek, ook voor het werken aan publicaties.’ Inspiratie is er voor Cloetingh genoeg. ‘Mijn drijfveer is het beter willen begrijpen van hoe de aarde werkt als natuurlijk systeem. Daarbij is het natuurlijk erg stimulerend dat dit werk zeer relevant is voor toepassingen op aardse energie en aardse risico’s. Verder inspireert natuurlijk het prachtige tektoniekteam dat ik hier in Amsterdam om me heen heb, de samenwerking binnen de topschool ISES en de enorme internationale dimensie van dit werk. We hebben onlangs een nieuw model voor de dikte van de aardkorst in Europa opgesteld, met daarbij voor de eerste keer een ruimtelijke verdeling van de huidige mechanische sterkte.’ ‘Het Akademiehoogleraarschap bevalt me tot nu toe uitstekend. Het komt op een prima moment en het geeft me de mogelijkheid een aantal zaken die we met ISES hebben ontwikkeld verder uit te bouwen. Daarnaast geeft het veel meer tijd voor reflectie. Ik ben heel blij dat de beide beoogde onderzoeksleiders onmiddellijk “ja” gezegd hebben op het aanbod van de KNAW. De markt voor toponderzoekers is zeer schaars – zeker met de hoge olieprijs, waardoor veel onderzoekers naar de energie-industrie worden getrokken.’ — 59 — Behandelingen moeten zich bewijzen Paul Emmelkamp (1949), hoogleraar klinische psychologie aan de Universiteit van Amsterdam, werd in 2006 benoemd tot Akademiehoogleraar vanwege zijn invloedrijke werk op het gebied van evidence-based psychotherapie en gecontroleerd klinisch uitkomstonderzoek naar de effecten van cognitieve therapie en gedragstherapie. ‘De projecten die ik heb opgezet, zijn onderzoeken die jaren vergen. Daar wil ik best tijd in steken want daar kan iets heel moois uitkomen.’ Emmelkamp: ‘Er werd vroeger veel lariekoek verkocht, nu is veel meer evidence-based: met behandelmethoden die werken. Wel zo mooi, want je doel is toch uiteindelijk mensen helpen.’ ‘Ik ben vooral geïnteresseerd in echte mensen met echte problemen. Dan moet je instellingen zo gek zien te krijgen om mee te werken en dat is voor nieuw onderzoek nu gelukt, met heel uiteenlopende GGZ-instellingen. Eén onderzoek is dat naar de effecten van behandeling op mensen die niet alleen verslaafd zijn, maar ook lijden aan een posttraumatische stressstoornis. Relatief veel mensen hebben beide problemen. Wij bekijken nu de meerwaarde van een gecombineerde behandeling.’ Ook een ander project legt een belangrijk verband. Emmelkamp: ‘Huiselijk geweld blijkt in de helft van de gevallen samen te hangen met middelenmisbruik. We onderzoeken nu de meerwaarde van behandeling die zich op beide richt. Daarnaast doen we onderzoek naar de effecten van uiteenlopende behandelingen op mensen met een posttraumatische stressstoornis: naar bijvoorbeeld verschillen in therapeutische processen en predictoren. Welke behandeling is bij wie effectief en door welke processen komt dat? Op een heel ander vlak hebben we nog het onderzoek naar de effecten van Virtual Reality Exposure-therapie. Mensen met een fobie blootstellen aan datgene waar ze bang voor zijn, is heel vervelend – maar het werkt als een trein. We hebben nu aangetoond dat virtuele blootstelling net zo goed werkt in het geval van hoogtevrees en vliegtuigangst. We starten nu met paniekstoornis en pleinvrees maar willen deze methode ook gaan toepassen bij sociale fobieën. Je kunt vrij realistische avatars maken en de gevreesde blootstelling nabootsen. Mensen kunnen een sociale interactie dan net zo lang herhalen tot die goed gaat. In de realiteit is dat natuurlijk moeilijker te doen.’ De verse Akademiehoogleraar is dus al volop op stoom, zonder bestuurlijke beslommeringen. Paul Emmelkamp: ‘De overdracht is redelijk soepel gegaan. Ik ben niet meer de baas van de afdeling, daar moet ik soms nog even aan wennen, maar het bevalt allemaal uitstekend. Wat ik bijvoorbeeld ook heel prettig vind: je wordt altijd uitgenodigd voor lezingen en dergelijke. Daar kan ik nu eens op ingaan en dat is heerlijk.’ — 60 — Hoe eerlijk is – en blijft – de plant met zijn roep om hulp? Maurice Sabelis (1950), hoogleraar populatiebiologie aan de Universiteit van Amsterdam, werd in 2006 benoemd tot Akademiehoogleraar vanwege zijn unieke bijdrage aan het inzicht in de mechanismen die ten grondslag liggen aan de terugkoppeling tussen populatiedynamiek en natuurlijke selectie. ‘Eerlijke hulpsignalen komen op en gaan weer teloor. Planten kunnen zich beschermen tegen planteneters door de hulp van vijanden van deze vijanden in te roepen. Na vraat door een insect zenden ze chemische stoffen uit die door de natuurlijke vijanden van de planteneters worden gebruikt om hun prooi te vinden.’ ‘Planten kunnen de samenwerking echter ook misbruiken door voortdurend moord en brand te schreeuwen terwijl ze niet of nauwelijks last hebben van insectenvraat. Omdat de natuurlijke vijanden niet van verre kunnen bepalen of en hoeveel planteneters er zijn, moeten ze afgaan op hulpsignalen van de plant. Eenmaal aangekomen op de plant leveren ze de plant bescherming ... tot ze in de gaten krijgen dat er weinig prooi te halen valt. Op dat Cry Wolf-verschijnsel is mijn onderzoek gericht. Bij lage frequentie kunnen planten van die misleiding profiteren. Maar naarmate er meer planten komen die bedrog plegen, zullen planten met een afwijkend maar eerlijk hulpsignaal de voorkeur krijgen van natuurlijke vijanden van planteneters. Dat leren ze individueel maar dit gedrag verwerven ze ook op een evolutionaire tijdschaal door natuurlijke selectie – op beide niveaus doe ik onderzoek.’ ‘De theorie voorspelt een voortdurende afwisseling van eerlijke en oneerlijke hulpsignalen, net als bij modeverschijnselen in de mensenmaatschappij. Verrassend daarbij is hoe snel die wis- selwerking – tussen de zoektocht naar goedkoop gewin en afgedwongen eerlijkheid – zich afspeelt. Sabelis: ‘Dat vergt maar een paar generaties. Die voorspelling heeft praktische betekenis. Er zijn commerciële plannen om tomaten genetisch zo te manipuleren dat ze meer SOS-signalen afgeven ongeacht het aantal plaaginsecten op de plant. Dat lijkt een aantrekkelijke gewasbeschermingsstrategie, maar het effect zou wel eens van korte duur kunnen zijn.’ ‘Tot nu toe bracht het Akademiehoogleraarschap vooral veel heisa met zich. Het is de bedoeling de vrijkomende salarislasten te gebruiken voor versterking van de onderzoeksgroep, maar de beoordeling en procedure zijn niet goed omschreven. Dat leidt tot enorm veel bemoeienis en conflicten. De instelling van het Akademiehoogleraarschap is fantastisch, maar de wijze waarop de implementatie is geregeld, is mistig. Ondanks alles is het uiteindelijk precies de kant uitgegaan waarop ik hoopte, maar dat was pas bereikt per 1 september 2007, meer dan een jaar na toekenning. Met de nieuwe samenstelling van de onderzoeksgroep ben ik heel gelukkig, maar het proces daar naartoe.... Nee, ik voelde me in dat eerste jaar niet bevrijd van bestuurlijke beslommeringen. Hopelijk gaat dat wel gebeuren in de jaren die volgen.’ — 61 — Na de vonk: methodologisch verantwoord observeren Jan Vandenbroucke (1950), hoogleraar klinische epidemiologie aan het Leids Universitair Medisch Centrum, werd in 2006 benoemd tot Akademiehoogleraar vanwege zijn toepassing van epidemiologische methoden in het onderzoek van ziekteprocessen. ‘Tegen het falen van het menselijk brein is niets opgewassen. Methodologie en richtlijnen zijn mooi, maar goed onderzoek is soms ook een kwestie van zindelijk denken.’ Vandenbroucke richt zich in zijn onderzoek op observationele onderzoeksmethoden voor medische problemen die niet in aanmerking komen voor een gerandomiseerde experimentele aanpak. Goed en scherp gebruik van bestaande gegevens uit de medische praktijk – ofwel terug naar de basis? ‘Nee’, zegt Vandenbroucke, ‘eerder terug naar een evenwicht. Ere wie ere toekomt. Vrijwel alle vernieuwing in kennis berust initieel op observaties en observationeel onderzoek. Verificatie door experimenten met patiënten in randomised trials, als dat al mogelijk is, komt pas later – het levert geen vernieuwing op, maar bevestiging. Die bevestiging is broodnodig, maar deze vorm van onderzoek krijgt op dit ogenblik onevenredig veel belangstelling in de medische wereld. Je kunt niet evalueren zonder te ontdekken.’ Vandenbroucke wordt wel een researcher’s researcher genoemd; een nadenker over onderzoek. ‘Echt een wetenschapsfilosoof ben ik niet: ik blijf geworteld in het medische veld. Een belangrijk doel van het Akademiehoogleraarschap was mij in te zetten voor een juiste waardering van de sterkte en zwakte van observationeel onderzoek in de geneeskunde. Nu wordt dat vaak afgedaan als onderzoek dat de gekste associaties tevoorschijn tovert en daarmee de pers haalt. Denk bijvoorbeeld aan: “Koffie drinken verhoogt kans op pancreaskanker” – waarbij dan over het hoofd is gezien dat veel koffie drinken en roken vaak samengaan. Maar het grootste deel van het medisch wetenschappelijk onderzoek blijft observationeel, niet experimenteel, en het grootste deel van de medische kennis berust daarop.’ ‘In 2007 publiceerde ik, samen met een internationale groep, richtlijnen voor het goed publiceren van observationeel onderzoek. De Strengthening the Reporting of Observational Research in Epidemiology-richtlijnen. Deze werden in zeven vooraanstaande medische tijdschriften tegelijk gepubliceerd. Al eind 2006, maar vooral begin en medio 2007, kon ik door het Akademiehoogleraarschap veel tijd vrijmaken om aan deze richtlijnen te werken. Dat leidt dan weer tot een volgend artikel waarin we aangeven dat er internationaal dringend wat moet veranderen in het onderwijs van de basisprincipes van de epidemiologie.’ Over het effect van de opvolging van de ‘vrijgemaakte’ hoogleraar: ‘Dat werkt zeer zeker vernieuwend! Voor de aangestelde onderzoeksleider zouden wij anders geen geld hebben gehad. Ook werd een jonge internist aangesteld die de brug slaat tussen het theoretisch epidemiologische en het praktisch medische. Ik ben erg blij dat deze mensen nu al kunnen worden aangesteld en niet pas als mijn salaris “vrijkomt” wanneer ik met pensioen ga. Op deze wijze kan ik echt de fakkel doorgegeven.’ — 62 — Internationale samenwerking Commissie Internationaal Beleid In 2007 heeft de Commissie Internationaal Beleid (CIB) haar advies Towards Concentration and Consolidation aan het dagelijks bestuur van de KNAW gepresenteerd. Het advies werd enthousiast ontvangen. Het eerste tastbare resultaat van de CIB is het aanstellen van Rob Kaptein (algemeen secretaris bestuur KNAW) als foreign secretary van de KNAW. Op verzoek van het dagelijks bestuur heeft de CIB vervolgens één van de onderdelen van het advies verder uitgewerkt: de ontwikkeling van een Visiting Professorship Program. Dit programma heeft tot doel internationale topwetenschappers naar Nederland te halen en zo een stimulans te geven aan het Nederlandse onderzoek en gaat in 2008 van start. KNAW-leden, DJA-leden en onderzoekers van de KNAW-instituten kunnen hiervoor een aanvraag indienen. Andere onderwerpen waar leden van de CIB in 2007 over hebben geadviseerd waren onder andere een KNAW-reactie op een Green Paper van de Europese Commissie over de European Research Area, de samenwerking van de KNAW met Afrikaanse academies en de betrokkenheid van de KNAW bij een ‘Akkoord van Schokland’ met de minister van ontwikkelingssamenwerking. lidmaatschap internationale organisaties All European Academies De in 1994 opgerichte European Federation of National Academies of Sciences and Humanities (ALLEA) wordt gevormd door 53 samenwerkende Europese academies van wetenschap, waarvan het secretariaat gehuisvest wordt bij de KNAW. ALLEA fungeert enerzijds als platform voor de aangesloten academies door middel van het uitwisselen van kennis, informatie en expertise, en anderzijds als spreekbuis voor academies op Europees wetenschappelijk niveau. In 2007 heeft de KNAW bijgedragen aan de visie van ALLEA op de Green Paper van de Europese Commissie over de ontwikkeling van de European Research Area en de rol die academies van wetenschap daarin kunnen hebben. In oktober was de KNAW gastheer van een ALLEA-conferentie over regionale samenwerking tussen Zuidoost-Europese academies. De KNAW heeft in samenwerking met enkele andere academies en de leiding van ALLEA een plan opgesteld voor een werkgroep over onderzoeksevaluatie. Met de leiding van ALLEA werd het gesprek geëntameerd over de invoering van een contributiesysteem. European Academies Science Advisory Council European Academies Science Advisory Council (EASAC) is een samenwerkingsverband van de nationale academies van EU-lidstaten en heeft als doel om wetenschap een grotere rol te laten spelen in de formulering van beleid op Europees niveau door het verschaffen van onafhankelijk en betrouwbaar advies over de wetenschappelijke kanten van beleid aan beleidsmakers. Ook heeft de KNAW een bijdrage geleverd aan verschillende EASAC-projecten: in juli verscheen het EASAC-rapport Tackling antibacterial resistance in Europe. In september heeft EASAC een statement uitgegeven over de impact van migratie op infectieziekten in Europa. Verder heeft de KNAW experts voorgedragen om advies te geven over een rapport dat een EASAC-werkgroep aan het voorbereiden is over ecosystems services. Tevens heeft de KNAW een wetenschapper voorgedragen om lid te worden van een EASAC-werkgroep die zich zal bezighouden met het bevorderen van efficiëntie en effectiviteit van het Europese elektriciteitsnet. EASAC heeft gefaciliteerd om een lid van De Jonge Akademie voor te dragen om mee te doen aan een programma van de Europese Commissie waarbij wetenschappers een week lang op bezoek gaan bij leden van het Europees Parlement met als doel de invloed van de wetenschap bij het maken van beleid te vergroten. De KNAW nam deel aan de EASAC-meetings in juni en december 2007. Een belangrijk punt van discussie was de afstemming van het beleidsadvieswerk van de verschillende academies met de toekomstige EASAC-strategie. EASAC zal hiertoe het advieswerk van academies inventariseren en op de voet volgen. European Science Foundation De European Science Foundation (ESF) stimuleert toponderzoek op Europees niveau. De stichting, met 78 leden in 30 Europese landen, bevordert de ontwikkeling van de wetenschap door toponderzoekers en financiers bij elkaar te brengen voor overleg, planvorming en implementatie van Europese initiatieven. De KNAW heeft aan ESF een voorstel gedaan hoe academies van wetenschap een grotere rol kunnen spelen bij de activiteiten van ESF en hoe de academies nuttiger gebruik kunnen maken van hun lidmaatschap van ESF. Dat gebeurde in het kader van gedachtevorming over het ESF-lidmaatschap van de KNAW. ESF heeft positief op dit voorstel gereageerd, wat voor de KNAW reden was het lidmaatschap te continueren. De KNAW participeerde in de ontwikkeling van een ESFvisie op de verkenningen, Forward Looks, die ESF uitvoert. Het met steun van de KNAW ingediende Forward Looks topic ‘Ageing, Health and Pensions’ is door ESF geaccepteerd. Met de Forward Looks beoogt ESF te bepalen welke relevante onderwerpen op het gebied van Europese wetenschap op de agenda komen te staan voor de komende jaren. De KNAW doet mee aan de volgende fora waarbij lidorganisaties van ESF bij elkaar komen om zich te buigen over een bepaald thema: Peer Review, Research Careers en Evaluation of Funding Schemes and Research Programmes. De door de KNAW voorgedragen Louise Vet, directeur NIOO, is door ESF verkozen als een van de vijf topwetenschappers die deel uitmaken van de Science Advisory Board, een door ESF ingestelde raad die een bijzondere adviestaak zal vervullen ten behoeve van de Chief Executive. ESF heeft een vijftal Standing Committees voor de grote wetenschapsgebieden. Tevens zijn er voor bepaalde studies ESF Expert Committees. De KNAW draagt regelmatig, in samenspraak met NWO, wetenschappers voor deze commissies voor. — 63 — Ten slotte nam de KNAW deel aan de jaarlijkse ESF Algemene Vergadering in november. De vergadering werd voorafgegaan door een conferentie over wetenschapsbeleid, waarbij wetenschappers, beleidsmedewerkers en onderzoekers afkomstig uit Azië, Europa en Noord-Amerika de kans kregen hun mening te laten horen over de Europese onderzoeksruimte (ERA), ook gezien vanuit internationaal perspectief. Global Change Commissie De Global Change Commissie initieert en stimuleert de Nederlandse bijdragen aan de internationale wetenschappelijke programma’s DIVERSITAS (International Programme of Biodiversity Science), het International Human Dimensions Programme on Global Environmental Change (IHDP), het International Geosphere-Biosphere Programme (IGBP), het World Climate Research Programme (WCRP) en het werkprogramma van het Scientific Committee on Problems of the Environment (SCOPE). In januari vond de workshop Interdisciplinarity in Research Practice plaats. Deze op de bèta-gamma-interactie gerichte bijeenkomst werd medegeorganiseerd door de Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek (RMNO) en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Er namen 160 belangstellenden aan de workshop deel. De bijbehorende publicatie Building Bridges. Researchers on their experiences with interdisciplinary research in the Netherlands is in december 2006 verschenen. In december werd het symposium ‘Biodiversiteit en biobrandstoffen. Op naar een duurzame ontwikkeling van bio-energie?’ gehouden. In de zoektocht naar verantwoorde alternatieve energiebronnen komt het thema biobrandstoffen steeds meer in de belangstelling te staan. Hoewel kansen en voordelen evident lijken, blijven de nadelige effecten van grootschalige productie van gewassen voor biobrandstoffen veelal onderbelicht. Vooral de gevolgen voor de biodiversiteit kunnen aanzienlijk zijn, niet alleen op landschap- en ecosysteemniveau, maar tevens op het gebied van klimaatverandering. Tijdens dit symposium, dat medegeorganiseerd werd door het Copernicus Instituut van de Universiteit Utrecht, werden de voor- en nadelen van de productie van biobrandstoffen vanuit verschillende invalshoeken belicht. Er waren 200 deelnemers aanwezig. InterAcademy Council De InterAcademy Council (IAC) is een organisatie van twintig (wisselende) academies van wetenschap die op internationaal niveau wetenschappelijk advies over beleid geven. De KNAW is gastheer voor het secretariaat en observer van de board van de IAC. In januari 2007 was de KNAW in deze hoedanigheid vertegenwoordigd bij de IAC boardmeeting. In 2007 is er gesproken over nauwere samenwerking tussen de IAC en het InterAcademy Panel (IAP). InterAcademy Panel De IAP, het InterAcademy Panel on International Issues, is een netwerk van 92 academies van wetenschap wereldwijd. De KNAW is lid van de Executive Committee van de IAP en is in 2007 vertegenwoordigd geweest bij de twee vergaderingen van dat comité. Bovendien zijn de werkzaamheden — 64 — in het kader van het voorzitterschap van het Biosecurity initiatief van de IAP voortgezet. International Council for Science ICSU, de International Council for Science, is een organisatie van nationale wetenschapsorganisaties (zoals in Nederland de KNAW en NWO) en internationale wetenschappelijke unies. Het doel van ICSU is om wetenschap te bevorderen op een internationaal niveau zodat ze optimaal van nut kan zijn voor de gemeenschap. In oktober 2007 heeft de jaarlijkse vergadering van Europese leden van ICSU plaatsgevonden, waaraan de KNAW heeft deelgenomen. Tijdens deze bijeenkomst werden plannen gemaakt voor meer coördinatie tussen de Europese nationale leden. Ook is er in 2007 besloten om Nederlandse wetenschappelijke beroepsverenigingen die lid zijn van ICSU te benaderen over samenwerking aan het lidmaatschap. Nederlandse SCAR Commissie De Nederlandse SCAR Commissie behartigt de belangen van het Scientific Committee on Antarctic Research (SCAR) in Nederland en van het Nederlands Antarcticaonderzoek bij SCAR. Nederlands Antarctisch onderzoek betreft een breed scala van disciplines, van meteorologie tot biologie, van oceanografie tot archeologie, van milieugerelateerde vakken tot juridisch onderzoek. In maart 2007 vond in Leeuwarden de officiële start plaats van het International Polair Year (IPY). De dag daarop werd in Groningen met het Polair Symposium het wetenschappelijke startsein gegeven. De organisatie van deze bijeenkomst was in handen van de Nederlandse SCAR Commissie, de nationale IPY Commissie en het Nederlands Polair Programma (NPP) van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Tijdens het symposium werden de meest recente resultaten van het poolonderzoek door Nederlandse onderzoekers gepresenteerd en werd er tevens vooruit geblikt naar toekomstige nationale onderzoeksactiviteiten in het kader van het IPY. Het doel van IPY, dat nog tot maart 2009 duurt, is een impuls geven aan internationaal gecoördineerd wetenschappelijk onderzoek van de poolgebieden, het breed uitdragen van de resultaten en een breed publiek bewust maken van het belang van de poolgebieden voor de samenleving. Het Nederlands onderzoek in IPY richt zich op vier thema’s: 1. veranderingen in de cryosfeer als gevolg van klimaatveranderingen 2.veranderingen in de Zuidelijke en Arctische Oceaan door klimaat en menselijk toedoen 3.polaire land- en kustzone ecosystemen en global change 4.invloed van menselijke activiteiten op poolgebieden en invloed van klimaatverandering op mensen. Nederlandse SCOR Commissie De Nederlandse SCOR Commissie behartigt in Nederland de belangen van het Scientific Committee on Oceanic Research (SCOR) en die van de Nederlandse oceaanonderzoekers in SCOR. In augustus 2007 vond de XXXVIIIth SCOR Executive Meeting plaats in Bergen, Noorwegen. Ter voorbereiding hierop bespraken de leden van de Nederlandse SCOR Commissie tijdens hun jaarlijkse bijeenkomst drie nieuwe werkgroepvoorstellen voor het SCOR-programma, waaronder het voorstel The Coral Triangle: the centre of maximum marine biodiversity van commissielid Bert Hoeksema, over maatstaven voor biodiversiteit. Voorts bespraken de commissieleden de voortgang van zeven lopende SCOR working groups met Nederlandse deelname. In verband met het verstrijken van de aanstellingstermijn nam voorzitter Hein de Baar afscheid van de Nederlandse SCOR Commissie. Hij is opgevolgd door Lucas Stal. Union Académique Internationale De Union Académique Internationale (UAI) coördineert een aantal internationale projecten op het terrein van de geesteswetenschappen. Aan sommige van die projecten wordt in meerdere landen gewerkt, waarbij de deelnemende academies ieder de verantwoordelijkheid hebben voor het eigen deelproject, andere worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van één academie. In 1996 heeft het bestuur van de Afdeling Letterkunde een UAI-Commissie ingesteld. In 2006 is het bestuur overgegaan tot hernieuwde instelling van de UAI-Commissie voor een periode van vijf jaar. De commissie heeft onder meer als taak het bewaken van de voortgang van de onder de UAI ressorterende projecten en het adviseren van het bestuur over in UAI-kader te nemen beslissingen. UAI-projecten waaraan wordt deelgenomen, zijn: Corpus Vasorum Antiquorum, Works of Hugo Grotius (1583-1645), Aristoteles Semitico-Latinus, Encyclopedie van de Islam, Opera Omnia Desiderii Erasmi en Europa Humanistica. Network of African Science Academies In 2007 is de samenwerking met het Network of African Science Academies (NASAC) voortgezet. Deze heeft vooral vorm gekregen in de planning van een serie wetenschappelijke conferenties voor Europese en Afrikaanse wetenschappers, samen met de andere partners in de conferentieserie (de ESF, ICSU, de Royal Society, de British Academy, de Zweedse Academie en de Franse Academie). Ook zijn er in november 2007 ideeën besproken voor verdere gezamenlijke activiteiten tussen de KNAW en NASAC, die in de loop van 2008 uitgewerkt zullen worden. Op verzoek van het Directoraat-generaal Internationale Samenwerking (DGIS) van het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de KNAW een adviesrapport, in samenwerking met een aantal Afrikaanse academies, opgesteld over de (potentiële) rol die academies van wetenschap in Afrika kunnen spelen in de ontwikkeling van hun land. wetenschappelijke samenwerking met china De wetenschappelijke samenwerking met China vindt plaats in het kader van vier samenwerkingsovereenkomsten met Chinese counterparts, te weten Ministry of Science and Technology (MOST), Ministry of Education of China (MOE), Chinese Academy of Sciences (CAS) en Chinese Academy of Social Sciences (CASS). In de bilaterale onderzoekssamenwerking tussen de Chinese en Nederlandse overheid, spelen zowel het ministerie van OCW als de KNAW van oudsher een belangrijke rol. Het ministerie van OCW als verantwoordelijk ministerie voor onderzoek en wetenschap en de KNAW als uitvoeringsorganisatie van de bilaterale wetenschappelijke samenwerkingsprogramma’s. Ook vanuit het ministerie van EZ en vanuit individuele universiteiten blijkt er een toenemende interesse te zijn in samenwerking met China. KNAW en NWO zien concrete mogelijkheden voor een efficiëntere inzet van de wederzijdse kennis, expertise en instrumentarium op het gebied van wetenschappelijke samenwerking met China en hebben een gezamenlijke beleidsnotitie opgesteld. De KNAW en NWO hebben een gezamenlijk onderzoeksbeleid geformuleerd met als doel meer schaalvergroting te bereiken bij de samenwerking met China en de zichtbaarheid van Nederland te vergroten. De notitie is door de president KNAW en voorzitter NWO aangeboden aan de minister van OCW. China Exchange Programme In 2007 heeft de KNAW 10 aanvragen voor uitzending van Nederlandse individuele, dat wil zeggen niet-projectgebonden, onderzoekers en 24 voorstellen voor gezamenlijke Chinees-Nederlandse onderzoeksprojecten van wederzijds belang gehonoreerd. Binnen deze projecten worden Nederlandse onderzoekers uitgezonden en Chinese onderzoekers ontvangen. Voorts zijn 6 aanvragen voor studiebezoeken van Chinese onderzoekers gehonoreerd. Met het China Exchange Programme was in 2007 een bedrag van circa 540.000 euro gemoeid. Verdeling van de projecten en bezoeken over de samenwerkingspartners Projecten Nederland naar China China naar Nederland MOST MOE CAS CASS 6 2 - 5 4 - 9 3 - 4 1 CAS-KNAW Joint PhD Training Programme Het CAS-KNAW Joint PhD Training Programme beoogt promotieonderzoek bij reeds succesvol lopende projecten structureel mogelijk te maken. Het doel van het CAS-KNAW PhD Programme is om joint training PhD-posities beschikbaar te stellen voor excellente Chinese en Nederlandse PhD studenten in het kader van bewezen succesvolle gezamenlijke onderzoeksprojecten tussen CAS-instituten en publiek gefinancierde Nederlandse universiteiten en onderzoeksinstituten. De vierde ‘call for proposals’ ging in oktober 2007 uit. Vanaf de tweede aanvraagronde kunnen ook voorstellen voor training in China van Nederlandse PhD-studenten voor financiering in aanmerking komen. Het programma zal op termijn een nieuwe generatie jonge wetenschappers opleveren die zowel in Nederland als in China is opgeleid. CAS en de KNAW verwachten dat de betrokkenheid van deze jonge wetenschappers de samenwerking voor de lange termijn zal versterken. Het programma heeft een duur van acht jaar (met vijf selectierondes) waarin jaarlijks maximaal zes PhD-studenten aan de opleiding beginnen. Het budget voor het programma — 65 — aan Nederlandse zijde wordt door de KNAW en het ministerie van OCW gezamenlijk beschikbaar gesteld en bedraagt 145.200 euro per jaar. CAS heeft matching van de kosten van het programma aan Chinese zijde op basis van wederkerigheid toegezegd. Tot op heden zijn in totaal achttien projectvoorstellen gehonoreerd. Programme Strategic Scientific Alliances between the People’s Republic of China and the Netherlands Het Programme Strategic Scientific Alliances (PSA) beoogt de wetenschappelijke samenwerking tussen Nederland en China te intensiveren en naar een hoger plan te trekken. Doel van het programma is de totstandkoming van één of meer structurele wetenschappelijke samenwerkingsverbanden van wederzijds belang, zogenaamde strategische allianties, tussen toponderzoeksinstellingen in Nederland en China op de geprioriteerde onderzoeksgebieden materiaalonderzoek, biotechnologie en biofarmaceutica, en milieuonderzoek. Het programma is gericht op fundamenteel wetenschappelijk onderzoek en heeft een looptijd van vijftien jaar. Het jaarlijkse budget voor het programma aan Nederlandse zijde bedraagt circa 1,36 miljoen euro. Een gelijkwaardige financiële bijdrage wordt door MOST aan Chinese zijde ingebracht. Vanaf 1 april 2004 zijn vijftien projecten formeel van start gegaan. In februari 2007 is een ‘call for proposals’ uitgegaan naar projectleiders van de lopende projecten voor vervolgaanvragen binnen de programmafase van PSA. Naar aanleiding van deze call zijn twaalf aanvragen ontvangen. De KNAW en MOST zijn tot een gezamenlijke eindselectie gekomen van zes projecten binnen de programmafase van het PSA. Gelijktijdig aan de selectieprocedure voor de programmafase heeft een externe evaluatie van de projectfase van het PSA plaatsgevonden. De evaluatiecommissie stond onder voorzitterschap van R.S. Reneman. Het positieve advies van de evaluatiecommissie, waarin gezien de hoge kwaliteit van de participerende samenwerkingsverbanden, verruiming van het PSA door investering van additionele middelen en honorering van meer projecten wordt aanbevolen, is in november 2007 aangeboden aan de minister van OCW. De minister heeft in reactie op de adviezen te kennen gegeven het PSA te continueren en het selectieadvies van de KNAW voor continuering van zes projecten integraal over te nemen. Het totale jaarbudget van 1,36 miljoen euro dat in de projectfase over vijftien projecten verdeeld was, zal nu in de vijf jaar durende programmafase over deze zes succesvolle projecten verdeeld worden. De samenwerking zal verder geïntensiveerd worden onder meer door de mogelijkheid om naast een postdoc ook één of meer PhD-studenten binnen het project aan te kunnen stellen. Coördination of Research between Europe and China Het Coördination of Research between Europe and China (CO-REACH) netwerk wordt gefinancierd uit het Zesde Kaderprogramma van de Europese Commissie als ERA-NET Coördination Action. CO-REACH is in mei 2005 gelanceerd, heeft een looptijd van vijf jaar en bestaat inmiddels uit veertien partners en zes observatoren. De belangrijkste doelstelling van het netwerk is om gezamenlijke activiteiten te — 66 — ontwikkelen en uiteindelijk één of meerdere nieuwe Europese onderzoeksamenwerkingsprogramma’s met China op te zetten. Het jaar 2007 stond voornamelijk in het teken van het identificeren van prioriteiten en modaliteiten voor de nieuw op te zetten CO-REACH pilot programma’s. In maart en april 2007 zijn in dit kader twee workshops georganiseerd door de Poolse Academie van Wetenschappen, waar de consortiumpartners gezamenlijk aan twee sets beleidsmatige aanbevelingen hebben gewerkt. Vanwege het grote belang dat door het consortium wordt gehecht aan het betrekken van het wetenschappelijke veld is er in juni 2007 een grote tweedaagse conferentie getiteld ‘Towards Future Sino-European Research Collaboration’ door de Royal Society in Londen georganiseerd. Deze conferentie bracht ruim zeventig onderzoekers uit de deelnemende Europese landen bij elkaar en daarnaast enkele tientallen stafleden van partnerorganisaties en de vijf belangrijkste Chinese counterpart-organisaties. De deelnemers hebben in thematische sessies uitgebreid van gedachten gewisseld over toekomstige prioriteiten in Europees-Chinese samenwerkingsverbanden. De aanbevelingen en conclusies zijn door de Royal Society uitgewerkt in een rapport; aan een samenvatting bestemd voor een breder publiek wordt momenteel de laatste hand gelegd. Omdat het ontwikkelen van multilaterale onderzoeksprogramma’s geen gemakkelijke exercitie is, heeft de Finse academie in 2007, in samenwerking met de andere partners, gewerkt aan een protocol met richtlijnen voor het opzetten van multilaterale Europees-Chinese programma’s. Deze richtlijnen zullen de basis vormen voor de opzet van nieuwe CO-REACH programma’s. Eind september vond de derde jaarlijkse boardmeeting plaats bij de KNAW. Tijdens de boardmeeting is formeel goedkeuring verleend voor de toetreding van de veertiende partnerorganisatie, het Duitse Lucht- en Ruimtevaart centrum (PT-DLR). In november is het CO-REACH netwerk erin geslaagd consensus te bereiken over de thematische invulling van de op te zetten pilotprogramma’s. Er is besloten een pilotcall op het gebied van de sociale wetenschappen te ontwikkelen en een pilotcall met als thema sustainability. Voor beide calls is ruime belangstelling vanuit de Europese deelnemende organisaties en voor de sociale wetenschappen heeft de Chinese Academy of Social Sciences interesse getoond om als Chinese counterpart deel te nemen aan de opzet en financiering. De verdere uitwerking en voorbereiding van de lancering van deze twee pilotprogramma’s vormen de speerpunten voor het werkprogramma voor 2008. Twee van de observatoren, het Oostenrijkse Federale Ministerie van Wetenschap en Onderzoek (BMWF) en de Hongaarse Nationale Organisatie voor Onderzoek en Technologie (NKTH), hebben interesse getoond in deelname aan de opzet van de CO-REACH pilots en zullen naar verwachting in 2008 toetreden als partners in het consortium. In de nationale context heeft het CO-REACH National Steering Committee, waarin NWO, VSNU, Nuffic, TNO, SenterNovem en de ministeries van OCW, EZ en Buitenlandse Zaken vertegenwoordigd zijn, in 2007 een National Quick Scan van de bilaterale onderzoeksamenwerking met China uitgevoerd. Omdat alle organisaties dit een bijzonder nuttige exercitie vonden, is besloten dit document jaarlijks bij te werken, zodat er altijd een compleet overzicht van beleidsprioriteiten en activiteiten beschikbaar is. wetenschappelijke samenwerking met Indonesië Academy Professorship Indonesia In februari 2007 is M.A. Yunita Winarto door de Gadjah Mada Universiteit in Yogyakarta feestelijk als Academy Professor Indonesia (API) geïnstalleerd. De Indonesische Academie van Wetenschappen en de KNAW selecteerden haar in 2006 voor een eerste periode van drie jaar. M.A. Yunita Winarto, een Indonesische sociaal wetenschapper, die voor de duur van haar hoogleraarschap zal worden verbonden aan de Gadjah Mada Universiteit in Yogyakarta, zal zich gaan bezighouden met ‘Farmers’ Struggle in the Changing Global World’. Zij zal ook betrokken zijn bij een toekomstig onderzoeksprogramma ‘Agriculture beyond Food’, dat gaat over een bio-based economy. Het doel van API is om de positie van de wetenschap in Indonesië te versterken, om de ontwikkeling van een academisch klimaat en wetenschappelijke nieuwsgierigheid te ondersteunen en om maatschappelijk bewustzijn te creëren voor het belang van wetenschap voor de Indonesische samenleving. De bedoeling is het programma in 2008 uit te breiden met een API in de levenswetenschappen. Met API is een bedrag van 30.000 euro per leerstoel per jaar gemoeid. East Kalimantan Programma In 2007 selecteerde de KNAW samen met NWO-WOTRO en het Indonesische Consortium voor Kust- en Zeeonderzoek (ICoMAR) drie Indonesisch-Nederlandse onderzoeksprojecten die waren ingediend in het kader van een ‘extended call for proposals’, die samen met vier reeds geselecteerde projecten een geïntegreerd onderzoekscluster vormen specifiek gericht op fysische, biologische en sociaaleconomische processen in de Mahakam Delta. Het East Kalimantan Programma (EKP) bestaat nu uit een onderzoekscluster in en rondom het Berau estuarium. In november 2007 heeft overleg plaatsgehad in Indonesië tussen de KNAW, NWO, ICoMAR en EKP-onderzoekers over Indonesisch-Nederlandse integratie, bèta-gamma interactie en Mahakam-Berau links, alsmede over coördinatie en informatie-uitwisseling. Met EKP is een totaalbedrag van 3,65 miljoen euro gemoeid, waarvan Scientific Programme Indonesia–Netherlands-KNAW 1,25 miljoen euro voor haar rekening neemt. Voor het EKP Mahakamcluster is een speciale website opgezet (www.eastkalimantan.org). Joint Working Committee for Scientific Co-operation Indonesia–Netherlands De Joint Working Committee (JWC) is een strategisch discussieforum dat de taak heeft de bilaterale wetenschaps- en technologiesamenwerking tussen Indonesië en Nederland te coördineren en de regering en de maatschappij in beide landen hierover te adviseren en te informeren. In februari 2007 is in het kader van de JWC bij de KNAW een verkennende expertmeeting Agriculture beyond Food gehouden over hoe een verantwoorde en duurzame invulling kan worden gegeven aan verdergaande samenwerking tussen Indonesië en Nederland op dit gebied. Het resultaat van de verkenning is overgebracht aan de minister van OCW en de Indonesische minister van Research and Technology tijdens een KNAW-delegatiebezoek aan Indonesië eind februari 2007. De JWC is in mei 2007 in Amsterdam bijeengekomen; er is formeel besloten om voor het komende jaar in te zetten op het thema ‘Agriculture beyond Food’. De tweede helft van 2007 is gebruikt om het wetenschapsveld in Indonesië en Nederland te mobiliseren voor een toekomstig wetenschappelijk samenwerkingsprogramma Agriculture beyond Food. In november 2007 heeft de KNAW in samenwerking met NWO en het Eijkman Instituut in Jakarta een Open Science Meeting (OSM07) georganiseerd. De OSM vond plaats op Bali en had als thema ‘Towards a Sustainable World’, dat werd belicht vanuit drie invalshoeken: milieu, economie en gezondheid. Aan de OSM namen ongeveer 150 onderzoekers deel. Er werden 60 voordrachten gehouden en 30 laptop posters gepresenteerd. De conclusies van de OSM en ‘extended abstracts’ zullen op de Indonesië-website van de KNAW worden gepubliceerd. De KNAW heeft in 2007 als partner meegedaan aan een Duitse EU FP7 aanvraag ter ondersteuning van EU-ASEAN science and technology cooperation getiteld SEA-EU-NET, dat voor een groot deel is gebaseerd op het SEA-EU proposal van de KNAW uit 2006. Deze deelname aan SEA-EUNET moet worden gezien als een uitwerking die past in de JWC doelstelling. SEA-EU-NET is goedgekeurd en zal in 2008 formeel van start gaan. De KNAW ontvangt een bedrag van 121.000 euro voor dit project. Scientific Programme Indonesia–Netherlands Binnen het Scientific Programme Indonesia–Netherlands (SPIN) worden drie programma’s uitgevoerd. Het prioriteitsprogramma, het postdocprogramma en het mobiliteitsprogramma. Het doel van de prioriteitsprogramma’s met Indonesië is om langdurige wetenschappelijke samenwerking tussen onderzoekers en onderzoeksconsortia uit Nederland en Indonesië te stimuleren en te financieren. In 2007 zijn de vier nieuwe prioriteitsprogramma’s formeel van start gegaan. Met deze prioriteitsprogramma’s is 3,6 miljoen euro gemoeid. Deze programma’s zijn: • In Search of Middle Indonesia (Erasmus University Rotterdam/KITLV Leiden en Gadjah Mada University, Yogyakarta). — 67 — • Valorisation of Indonesian renewable resources and particularly Jatropha curcas using the BIO-REFINERY concept (Rijksuniversiteit Groningen-RUG, Stratingh Institute en Bandung Institute of Technology-ITB/Centre for Biotechnology). • High Quality Solanaceous Vegetables by Exploration of Natural Biodiversity (INDOSOL) (Wageningen University and Research Center en Bogor Agriculture University–IPB/Research Center for Natural Resources and Biotechnology). • Parasitic Infections and Inflammatory Diseases: The web of immune responses, host genetics and environmental exposure (Leiden University Medical Center–LUMC en University of Indonesia-UI, Department of Parasitology). In februari 2007 bezocht een KNAW-delegatie de prioriteitsprogramma’s in Indonesië. Tijdens dit bezoek is inzicht verkregen in de voortgang van de prioriteitsprogramma’s en postdocprojecten. Nieuwe samenwerkingsinitiatieven tussen medische groepen in Indonesië en Nederland zijn onderwerp van gesprek geweest, alsook nadere samenwerking op het gebied van Agriculture beyond Food. Daartoe is onder meer een bezoek gebracht een Jatropha curcas plantage in Jatitujuh op Java. In overleg met het Eijkman Instituut in Jakarta is besloten beide onderwerpen te agenderen op de Open Science Meeting in november 2007. Het doel van het Postdocprogramma is om Indonesische postdocs te verankeren in het wetenschapssysteem van Indonesië door postdoctorale posities aan te bieden aan recent gepromoveerde excellente Indonesische PhD’s. In februari 2007 bezocht een KNAW-delegatie de eerste zes Indonesische postdocprojecten die in het kader van het SPIN Postdocprogramma door de KNAW zijn toegekend. Voor de tweede ronde van het programma heeft de KNAW in 2007 uit 36 ingediende aanvragen 7 projecten gehonoreerd. De KNAW heeft in 2007 opnieuw opgeroepen tot het indienen van aanvragen in het kader van het Postdocprogramma. Van de ontvangen 29 aanvragen kunnen er 6 worden gehonoreerd. Met het Postdocprogramma is jaarlijks 300.000 euro gemoeid. Het doel van het Mobiliteitsprogramma is tweeledig: het stimuleren van de samenwerking tussen Nederlandse en Indonesische toponderzoekers om de wetenschappelijke netwerken tussen beide landen te versterken en het stimuleren van activiteiten gericht op multilaterale netwerken en op het voorbereiden van onderzoeksaanvragen in het kader van multilaterale (bijvoorbeeld de EU) financieringsprogramma’s. In het kader van het in 2002 ingestelde Mobiliteitsprogramma zijn in 2007 elf aanvragen ingediend, waarvan er acht zijn toegewezen. In 2008 zal het Mobiliteitsprogramma voortgang vinden. Met het Mobiliteitsprogramma is jaarlijks 150.000 euro gemoeid. — 68 — wetenschappelijke samenwerking met zusteracademies De KNAW heeft uitwisselingsovereenkomsten met zusteracademies in Australië, Frankrijk, Hongarije, India, Israël, Oostenrijk, Polen, Rusland, Slowakije en Tsjechië. Deze hebben als doel om door middel van voornamelijk korte werkbezoeken senioronderzoekers te stimuleren om bilaterale wetenschappelijke samenwerking te initiëren. In 2007 vonden er veertien werkbezoeken plaats, waarvan tien inkomend. De belangstelling was dit jaar het grootst uit Rusland; vanuit Nederland reisde men naar India en Australië. Het aantal werkbezoeken op het terrein van de geestesen sociale wetenschappen en het gebied van de natuur- en levenswetenschappen was dit jaar gelijk. Diplomaat voor een duidelijk buitenlandbeleid — 69 — Rob Kaptein, emeritus hoogleraar scheikunde aan de Universiteit Utrecht, is algemeen secretaris van het KNAW-bestuur. In 2007 werd hij daarnaast benoemd tot secretaris internationale zaken (foreign secretary) van de KNAW. ‘Er zijn wel vaker foreign secretaries geweest, maar het was nooit een officiële functie. Het hing altijd een beetje af van degene die op dat moment president was. Dat is nu veranderd, de KNAW wilde een duidelijker buitenlandbeleid’, aldus Rob Kaptein. De functie van foreign secretary is vergelijkbaar met een diplomatenfunctie. Dat betekent contacten onderhouden met internationale wetenschappelijke organisaties zoals ALLEA, de federatie van Europese Nationale Academies en de European Science Foundation (ESF). Kaptein: ‘Hoewel Nederland een klein land is, hebben we in die netwerken een goede reputatie.’ Kaptein vertegenwoordigt de KNAW ook in het IAP, het InterAcademy Panel, een wereldwijde organisatie van wetenschappelijke academies. Het doel is beleidsmakers van verschillende landen van goede wetenschappelijke informatie te voorzien op het gebied van wereldwijde maatschappelijke problemen. ‘Dan moet je bijvoorbeeld denken aan het gebruik van biobrandstoffen. Groene energie is prachtig, maar niet als het uit maïs of graan gemaakt wordt. Dan ontstaat een verstoring van de lokale economie en milieuschade, omdat grote stukken oerwoud worden platgebrand om ruimte voor de teelt te maken. Wij kunnen vanuit de wetenschap adviezen geven hoe je dat beter kunt aanpakken. Een aantal KNAW-leden, onder wie Rudy Rabbinge, gaat dat nu doen. Zo hopen we beleidsmakers te beïnvloeden. Want biobrandstoffen hebben wel degelijk toekomst. De tweede generatie biobrandstoffen is al veel beter, die wordt onder meer uit afval gemaakt.’ De KNAW is voortrekker van een Europees initiatief om gezamenlijk contacten met China te leggen, een ERA-NET (European Research Area Networks van de Europese Unie), genaamd CO-REACH (Co-ordination of Research between Europe and China). Kaptein: ‘Dat is voor China overzichtelijker dan allemaal losse plannen. Voor landen als China is het logisch dat je naar de maatschappelijke kant kijkt. Ze hebben enorme vervuilingsproblemen, een grote energiebehoefte, en grote problemen met watermanagement. Dus de focus ligt op sustainable energy, landbouw, zonneenergie en biobrandstoffen. Ik denk dat hier een belangrijke rol voor de KNAW is weggelegd. We zijn geen grote funding agency, zoals NWO, maar we faciliteren onderzoeksprojecten.’ KNAW-instituten centraalbureau voor schimmelcultures Directeur: prof. dr. P.W. Crous Missie Het Centraalbureau voor Schimmelcultures (CBS) Fungal Biodiversity Centre is ruim 100 jaar geleden opgericht ter bescherming van de biodiversiteit van schimmels. Het CBS bezit de grootste collectie levende schimmels ter wereld. Met tal van onderzoeksprogramma’s genereert het instituut zo veel mogelijk toegevoegde waarde voor de schimmelcollectie. Werkgebied De informatie over schimmels is beschikbaar voor internationaal wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast adviseert het CBS nationale en internationale overheden en bedrijven over de biodiversiteit van schimmels. Strategie en evaluatie Sinds de voltooiing van de reorganisatie in mei 2006, heeft het CBS weer een solide financiële basis weten op te bouwen; momenteel is 34% van de inkomsten afkomstig uit externe bronnen. De beslissing van het CBS om de informatie uit de databases en publicaties ter beschikking te stellen in de vorm van ‘open access’ heeft ook een gunstige uitwerking gehad: MycoBank (een internationaal online repository voor informatie over schimmels) wordt per dag door 10.000 bezoekers geraadpleegd, en de publicaties van Studies in Mycology hebben binnen het gebied van de mycologie in ISI een impactfactor van 2,957 bereikt. De beslissing om DNA-barcoding een prominente rol te geven en in het verlengde daarvan de oprichting van een DNA-bank heeft geleid tot grote successen. Het CBS is nu de leider van diverse barcoding-initiatieven in Europa (www.ecbol.org) en participeert in vele DNA-barcodingprojecten, die significant bijdragen aan de inkomsten voor het instituut. Bijzondere prestaties In 2006 werd besloten om de Studies in Mycology (SIM) bij HighWire Press, Stanford University (Verenigde Staten) onder te brengen in de vorm van open access, via de internetsite www.studiesinmycology.org. Dit leidde tot een hogere impact van SIM. Was het aantal succesvolle aanvragen per week in het eerste kwartaal van 2007 nog gemiddeld 2.000, in 2008 is dit aantal gestegen tot gemiddeld 6.500 aanvragen per week. Dit jaar zal SIM ook bij PubMed Central worden opgenomen als een ‘open access journal’. Desondanks zit er een stijgende lijn in de verkoop van de publicaties en groeit de populariteit. Mycobank, een internationale online repository voor informatie over schimmels wordt nu beheerd door de International Mycological Association, die de belangen van 30.000 internationale mycologen behartigt. MycoBank zal zich voortaan ook focussen op metadata geassocieerd met schimmelnamen (publicaties, beschrijvingen, illustraties, DNA-barcodes, DNA trace files). Gedurende 2007 heeft het CBS ook een actieve rol gespeeld in de publicatie van drie schimmelgenomen in Nature Biotechnology, The Plant Cell en Proceedings of the National Academy of Sciences U.S.A. (PNAS) (Malessezia, geassocieerd met roos, Stagonospora nodorum, een pathogeen van koren, en Aspergillus niger, de grootste producent van aflotoxines). Het CBS heeft ook deelgenomen aan de eerste publicatie waarin DNA-barcoding werd toegepast om schimmelsoorten te onderscheiden, resulterend in een artikel in PNAS. Afgelopen jaar ging de European Distributed Institute of Taxonomy (EDIT) van start. Het betreft een door de EU gefinancierde onderzoeksinfrastructuur, waarvoor het CBS het onderdeel DNA Barcoding in Europe coördineert. Deze activiteit is nauw verbonden met de vestiging van een schimmel DNA-bank in het CBS, die tot doel heeft DNA-informatie over schimmels voor de lange termijn te bewaren en ontsluiten, evenals de DNA-barcoding van velerlei — 70 — soorten schimmels. De DNA-bank is tevens relevant voor indoor air and food microbiology, medical mycology en landbouw. Onderzoekssamenwerking met een internationaal consortium (met grants van de National Science Foundation) heeft geleid tot een publicatie waarin een nieuwe ‘higher level’ classificatie van Schimmels geïntroduceerd wordt. Het aantal interne en externe promovendi bij het CBS is gedurende 2007 fors toegenomen, en heeft geleid tot verschillende artikelen in tijdschriften met een hoge impactfactor. Sommige van deze artikelen komen voor in de top 100 van meest gebruikte artikelen in de lijst van BioMed Central. Het CBS was in 2007 succesvol bij het binnenhalen van EU-gelden en diverse andere subsidies, wat zal leiden tot een stijging in het aantal tijdelijke onderzoeksplaatsen voor de komende jaren. Bedrijfsvoering De directie van het CBS bestaat uit een wetenschappelijk directeur, een directeur bedrijfsvoering en een managementassistent. Het onderzoek is geconcentreerd in vijf groepen: collectie en databases; evolutionaire fytopathologie; medische mycologie; biodiversiteit van gisten en toegepast en milieuonderzoek. Ondersteunende diensten, zoals financiële en personeelszaken, worden gedeeld met het naburige Hubrecht Instituut. Contactgegevens: Postbus 85167, 3508 AD UTRECHT tel. 030-2122600 www.cbs.knaw.nl info@cbs.knaw.nl Personeel en financiën Totale formatie - fte’s Aandeel wetenschappelijk personeel - % totale formatie Aandeel tijdelijk personeel - % totale formatie Promovendi (aio’s) - fte’s Gerealiseerde baten - k€ Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) - % Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) - % Onderzoek Wetenschappelijke publicaties Promoties Gemiddelde onderzoeksinzet - fte’s Door KNAW-medewerker bezette leerstoelen 2005 46,8 43,6 32,1 2006 49,6 42,3 43,8 2007 47,6 42,0 44,5 6,0 6,0 4,0 4.093 2,5 4,2 4.274 4,5 5,8 4.633 1,9 13,3 2005 90 2 24,0 2 2006 120 2 35,2 2 2007 138 6 22,8 2 — 71 — data archiving and networked services Directeur: dr. P.K. Doorn Missie De missie van Data Archiving and Networked Services (DANS) is om de blijvende toegankelijkheid van digitale onderzoeksbestanden voor de alfa- en gammawetenschappen te garanderen. Werkgebied DANS levert databestanden en daaraan gerelateerde diensten aan onderzoekers en bevordert samenwerkingsprojecten met en tussen onderzoeksgroepen. DANS is partner in Europese en andere internationale dataorganisaties, zodat gegevensbestanden uit het buitenland gemakkelijk te verkrijgen zijn voor Nederlandse onderzoekers. DANS streeft naar een zo open mogelijke toegang tot wetenschappelijke gegevensbestanden. DANS biedt garanties omtrent datakwaliteit, duidelijke voorwaarden voor datagebruik en heldere criteria voor digitale databewaarplaatsen. Strategie en evaluatie DANS stelde een nieuw strategisch plan en werkprogramma 2007-2010 op als opvolger voor de ‘Blauwdruk DANS’, waarmee het instituut in 2005 van start ging. Belangrijkste aanpassing was de vervanging van ‘thematische ontwikkelprogramma’s’ door ‘dataprojecten’. Open toegang vormt het uitgangspunt voor de voorwaarden waaronder bestanden bij DANS worden gearchiveerd, geraadpleegd of geleverd. Op 1 januari 2007 kwamen alle via DANS toegankelijke CBS-data gratis beschikbaar voor onderzoekers. Aan het eind van het jaar werden ook enkele basisbestanden van het Kadaster (topografische dienst) gratis toegankelijk voor onderzoeksdoeleinden. Het nieuwe DANS EASY (Electronic Archiving System), waarmee onderzoekers zelf bestanden kunnen archiveren en downloaden, werd in 2007 in gebruik genomen. Bijzondere prestaties In 2007 participeerde DANS als projectleider, partner of onderaannemer in de volgende projecten: −− Alle gehonoreerde NWO middelgroot projecten (investeringen) van geesteswetenschappen (EDNA II – Taking the electronic archive for Dutch Archaeology to the next level; Hub for Aggregated Social History (HASH). Toward an integrated infrastructure for Dutch municipal data, 1812 – 2000; Data infrastructure for the study of guilds and other forms of corporate collective action in pre-industrial times). −− Toegekende startsubsidies voor dataprojecten, waarbij technisch advies en ondersteuning werd geleverd aan het digitaal ‘collaboratorium’ cultuurhistorische boomtijdkunde voor de lage landen en aan Medieval Memoria Online (MeMO): de constructie en dynamiek van het religieus-sociale geheugen; inventarisatie, beschrijving en beschikbaarstelling van tekst en beeld met een functie in de memoria in de middeleeuwen. −− De ESFRI-Roadmap projecten Digital Research Infrastructure for the Arts and Humanities (DARIAH), Council of European Social Science Data Archives (CESSDA) en Common Language Resources and Technology Infrastructure (CLARIN). −− Het R&D project Migration to Intermediate XML for Electronic Data (MIXED), gefinancierd door het ministerie van OCW (PRIMA/SenterNovem). −− Het project ‘Alfageo’, gefinancierd door het innovatieprogramma ‘Ruimte voor Geo-Informatie’, ter stimulering van de toepassing van geodata in de humaniora. −− Het Nederlandse e-science project ‘Big Grid’, waarin DANS werkt aan grid-archivering. −− De Nationale Coalitie Digitale Duurzaamheid, in samenwerking met de KB en andere partijen. −− Een aantal kleine dataprojecten, gericht op het beschrijven en toegankelijk maken van belangrijke datasets, haalbaarheidsstudies, pilots en verkenningen op het gebied van nieuwe manieren van archiveren of toegankelijk maken van onderzoeksdata. — 72 — Verder werden met het door NWO-Maatschappij en Gedragswetenschappen gefinancierde project ‘Panel Study of Social Dynamics in the Netherlands’ afspraken gemaakt over de archivering en beschikbaarstelling van de data; werden de data van het WoonOnderzoek Nederland (VROM) toegankelijk via EASY; werd een datacontract gesloten met het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) voor de archivering en toegankelijkstelling van WODC-data en werden grote dataverzamelingen van academische onderzoekers, zoals het laatste Nederlands Kiezersonderzoek, beschikbaar gesteld. Daarnaast werden datainventarisaties gestart of gecontinueerd op de gebieden psychologie, visuele cultuur, taal & tekst en geodata. In aansluiting op internationale criteria voor trusted digital repositories presenteerde en publiceerde DANS de eerste versie van het ‘Data Keurmerk’. DANS begon met de implementatie van URN als gezamenlijke oplossing met SURF, academische repositories en de KB voor Persistent Identifiers. DANS organiseerde in 2007 vijf wetenschappelijke symposia rond verschillende belangrijke dataverzamelingen. Het boek ‘Twee eeuwen Nederland geteld’, ter afsluiting van de digitalisering van de Nederlandse volkstellingen, werd in samenwerking met het CBS gepresenteerd op een conferentie. Het kwartaalblad E-data&research werd uitgebreid met nieuwe deelnemers (KB en CBS). Bedrijfsvoering DANS wordt mede gefinancierd en bestuurd door NWO. DANS fungeert als netwerk met een centrum dat verantwoordelijk is voor de organisatie van de data-infrastructuur. Toezichthouder is een stuurgroep, die is samengesteld uit leden van de directies van NWO en de KNAW. Daarnaast is er een wetenschappelijke adviesraad die de directeur adviseert. DANS vertoont een sterke groei ten opzichte van vorig jaar. In 2007 is dan ook tijdelijk extra kantoorruimte gehuurd. Contactgegevens: Postbus 93067, 2509 AB ’S-GRAVENHAGE tel. 070-3494450 www.dans.knaw.nl info@dans.knaw.nl Personeel en financiën Totale formatie - fte’s Aandeel wetenschappelijk personeel - % totale formatie Aandeel tijdelijk personeel - % totale formatie 2005 11,8 Promovendi (aio’s) - fte’s Gerealiseerde baten - k€ Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) - % Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) - % Onderzoek Wetenschappelijke publicaties Promoties Gemiddelde onderzoeksinzet - fte’s Door KNAW-medewerker bezette leerstoelen 2005 4 0 1,2 0 2006 15,8 0 19,0 2007 20,7 4,8 36,2 0 0 3.114 12,0 3,1 3.332 0,0 18,5 2006 12 0 1,4 0 2007 14 0 1,9 0 — 73 — fryske akademy Directeur: prof. dr. R. Salverda Missie De doelstelling van de Fryske Akademy is om te fungeren als het wetenschappelijk centrum van Friesland en hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek te verrichten op het gebied van de Friese taal, cultuur, geschiedenis en samenleving. Werkgebied Met haar onderzoek levert de Fryske Akademy een bijdrage aan de wetenschap; vaak ook kan die bijdrage van directe maatschappelijke betekenis en relevantie zijn in de provincie Friesland. Naast haar primaire onderzoekstaak verzorgt de Fryske Akademy universitair onderwijs op het gebied van de Friese taal- en letterkunde aan de universiteiten van Amsterdam en Leiden. Strategie en evaluatie In 2007 werd het Masterplan voor de toekomst van de Fryske Akademy 2007-2012 vastgesteld en goedgekeurd. Het plan richt zich op drie prioriteiten: een reorganisatie bij de zakelijk-administratieve afdelingen, logistieke en financiële verbetering van de huisvestingssituatie en de vernieuwing en verjonging van het wetenschappelijk onderzoek. Het centrale doel van het Masterplan is herstel van de financiële gezondheid van de Fryske Akademy om daarmee ook in de toekomst de wetenschappelijke bloei van het instituut te verzekeren. Op basis van dit Masterplan werd een akkoord gesloten met de KNAW en provincie Friesland, waarbij beide subsidiënten een bedrag van in totaal 1 miljoen euro extra aan de Fryske Akademy hebben toegezegd als bijdrage in de kosten van reorganisatie en vermogenssuppletie. Bijzondere prestaties Projecten: De volgende nieuwe projecten gingen in 2007 met succes van start: het Mercator Kenniscentrum Meertaligheid en Taalleren (met subsidie uit het Stadsconvenant tussen provincie Fryslân en gemeente Leeuwarden); −− het pilotproject Verdieping HISGIS (met subsidie uit Geo-ruimte); −− het project Morfologische component van de Friese taaldatabanken (met subsidie uit het Strategiefonds van de KNAW); −− het project Boppeslach-onderwijsonderzoek (in het kader van het provinciale onderwijsbeleid). Symposia: In maart 2007 vond het afscheidssymposium voor oud-directeur L.G. Jansma plaats, waarbij hem de bundel On the mysteries of research werd aangeboden. In april werd tezamen met de twee andere onderzoeksinstituten in Leeuwarden, Wetsus en Cartesius, een presentatiedag in It Aljemint georganiseerd van nieuwe en vernieuwende onderzoeksprojecten op het gebied van Water, Innovatie en Cultuur. Begin oktober werd ter gelegenheid van de tweede bijeenkomst van de Wetenschapscommissie een onderzoeksmiddag georganiseerd, waar uiteenlopende onderzoeksprojecten van de Fryske Akademy werden gepresenteerd. Begin december werd in het nieuwe Historisch Centrum Leeuwarden een symposium gewijd aan leven en werken van de belangrijke zestiende-eeuwse Friese staatsman Viglius van Aytta. In december werd het pilotproject Vernieuwing HISGIS-2 afgesloten met een symposium over het gebruik van GIS en andere ICT-systemen in historisch onderzoek. Internationale samenwerking: Het Mercator Kenniscentrum heeft in 2007 een aantal succesvolle internationale congressen georganiseerd en trok daarnaast een geregelde stroom buitenlandse delegaties aan, onder andere uit Moldavië, Kazachstan, Noord-Ierland en Polen. Van groot belang was de publicatie van het Mercator onderzoeksrapport The development of Minimum Standards for Education in Regional and Minority Languages, dat in mei 2007 is aangenomen door de Raad van Europa. — 74 — In oktober 2007 werd een samenwerkingsovereenkomst getekend tussen het Baskische ministerie van onderwijs en de Fryske Akademy voor een meerjarenprogramma van onderzoek en wetenschappelijke samenwerking op het gebied van meertaligheid, taalleren en taalminderheden. Personen en presentaties: Op 21 september werd tijdens de Akademy-dag het boek Gewestelijke financiën ten tijde van de Republiek van Fryske Akademy-onderzoeker Cor Trompetter aangeboden aan oud-minister H.J. Langman. Dit was het tweede boek over Friesland van Trompetter; eerder verscheen zijn boek Een grote familie. Doopsgezinde elites in de Friese Zuidwesthoek 1600-1850. Van het grote Woordenboek der Friese Taal verscheen het 23ste deel. In december nam Durk Gorter, na bijna dertig jaar als onderzoeker werkzaam te zijn geweest aan de Fryske Akademy, afscheid wegens zijn benoeming tot onderzoekshoogleraar in Baskenland. Daarnaast blijft hij als ‘senior honorary research fellow’ aan de Fryske Akademy verbonden. Bij zijn afscheidssymposium werd hem de zilveren erepenning van de Fryske Akademy verleend wegens zijn buitengewone wetenschappelijke verdiensten. Bedrijfsvoering Op basis van het Masterplan is eind augustus het reorganisatievoornemen aan de ondernemingsraad voorgelegd, in oktober gevolgd door het concept-reorganisatieplan, dat tot doel heeft een herstructurering van de zakelijke afdelingen door het afstoten van niet-essentiële taken als de boekwinkel, de productie van uitgaven en het congrescentrum It Aljemint. In goed en constructief overleg met de ondernemingsraad wordt toegewerkt naar vaststelling en vervolgens uitvoering van dit reorganisatieplan in het voorjaar van 2008. Contactgegevens: Postbus 54, 8900 AB LEEUWARDEN tel. 058-2131414 www.fryske-akademy.nl fa@fa.knaw.nl Personeel en financiën Totale formatie - fte’s Aandeel wetenschappelijk personeel - % totale formatie Aandeel tijdelijk personeel - % totale formatie Promovendi (aio’s) - fte’s Gerealiseerde baten - k€ Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) - % Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) - % 1 1 2005 48,8 44,5 15,6 2006 41,9 42,5 13,1 2007 45,1 41,5 22,2 1,5 0 1,0 1.541 1.545 1.648 De Fryske Akademy is een aan de KNAW gelieerd instituut. Alleen de KNAW-subsidie is weergegeven. Onderzoek Wetenschappelijke publicaties Promoties Gemiddelde onderzoeksinzet - fte’s Door KNAW-medewerker bezette leerstoelen 2005 41 1 21,7 4 2006 60 0 23,0 4 2007 67 0 24,5 4 — 75 — hubrecht instituut Directie: prof. dr. J.C. Clevers en tot 22 februari 2007 prof. dr. R.H.A. Plasterk Missie Het Hubrecht Instituut verricht fundamenteel onderzoek in het veld van de ontwikkelingsbiologie, met nadruk op embryonale en adulte stamcellen. Werkgebied Ontwikkelingsbiologie in het Hubrecht Instituut houdt zich bezig met een van de meest fundamentele processen in de levende natuur: de ontwikkeling van een compleet dier vanuit een enkele cel, de bevruchte eicel. De ambitie van het Hubrecht Instituut is meespelen in de top van de wereld op het gebied van de ontwikkelingsbiologie, met nadruk op embryonale en adulte stamcellen. Dat betekent dat het onderzoek in het instituut zich moet kunnen meten met topinstituten in Europa en departments van de beste universiteiten in de Verenigde Staten. Naast wetenschappelijk onderzoek beschouwt het Hubrecht Instituut deelname in onderwijsactiviteiten voor met name masterstudenten als een belangrijke taak. Op dit terrein wordt samengewerkt met de Universiteit Utrecht. Het Hubrecht Instituut speelt verder een belangrijke rol in de Utrecht Graduate School for Developmental Biology. Alle groepsleiders en promovendi van het instituut participeren in de school. Strategie en evaluatie In 2007 zijn besprekingen gestart tussen de KNAW met het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) over een mogelijke samenwerking tussen het UMCU en het Hubrecht Instituut. Het doel van de samenwerking is het verder uitbouwen van het Hubrecht Instituut tot een internationaal beeldbepalend instituut op het gebied van biomedisch onderzoek. De besprekingen hebbent geleid tot ondertekening van een samenwerkingsovereenkomst op 21 februari 2008. De basisfinanciering van het Hubrecht Instituut groeit daarmee van 5,7 miljoen euro naar 9,7 miljoen euro per jaar. Het Hubrecht Instituut heeft inmiddels een traditie opgebouwd van royale aandacht voor de communicatie van wetenschap naar de samenleving. Regelmatig wordt het instituut benaderd om reactie te geven op actuele wetenschappelijke ontwikkelingen in de wereld, zowel door de pers als door de politiek. Bijzondere prestaties Bij het Hubrecht Instituut is in 2007 een aantal belangwekkende ontdekkingen gedaan. Deze ontdekkingen worden weergegeven in het wetenschappelijke Progress report 2007 van het instituut. Dit onderzoek heeft in 2007 geleid tot ongeveer 86 wetenschappelijke publicaties in gerefereerde internationaal vooraanstaande tijdschriften. In het bijzonder vermelden wij hier de publicatie van de Ketting-groep in Cell over Piwi-eiwitten (Houwing et al.) en de publicatie van de Clevers-groep in Nature over de ontdekking van darmstamcellen (Barker et al.). Een volledige publicatielijst is ook te vinden op de website van het instituut. De stafleden Leon de Windt en Eugene Berezikov kregen een prestigieuze VIDI-toekenning van NWO. René Ketting is toegelaten tot het EMBO Young Researchers Programme. Eind 2007 kwam het bericht binnen dat Marcel Tijsterman en René Ketting de prestigieuze Starting Grant van de European Research Council zullen ontvangen. Edwin Cuppen is in juni van het jaar benoemd tot hoogleraar genoombiologie aan de faculteit bètawetenschappen, departement biologie, van de Universiteit Utrecht. In 2007 hebben elf academische promoties plaatsgevonden bij de Universiteit Utrecht. Via de Stichting Vrienden van het Hubrecht Instituut worden charitatieve fondsen geworven. Dit heeft in 2007 onder andere geleid tot de aanschaf van een nieuwe SOLiD sequencer (DNA-leesfaciliteit) en de mogelijkheid voor het aanstellen van een nieuwe groep op het gebied van diabetesonderzoek. — 76 — Bedrijfsvoering Het onderzoek in het Hubrecht Instituut is georganiseerd in projectgroepen. Aan het hoofd van elke projectgroep staat een lid van de wetenschappelijke staf, onder wie projectmedewerkers ressorteren, voor het grootste deel in tijdelijke dienst: postdocs, promovendi en analytische staf, aangevuld met stagestudenten. De ondersteunende diensten vallen onder de directeur bedrijfsvoering. In de directie vindt afstemming plaats tussen ondersteuning en het primaire proces. Het Hubrecht Instituut voert een actief valorisatiebeleid, waarbij het initiatief bij de individuele onderzoeker ligt. Vanwege zijn benoeming tot minister van OCW heeft Ronald Plasterk in februari zijn functie als mededirecteur van het instituut neergelegd. In april is besloten de naam ‘Hubrecht Laboratorium/Nederlands Instituut voor Ontwikkelingsbiologie’, te wijzigen in Hubrecht Instituut voor Ontwikkelingsbiologie en Stamcelonderzoek. Deze nieuwe naam sluit beter aan bij het huidige onderzoek dat in het instituut plaatsvindt. De KNAW verstrekt het instituut een basisfinanciering en verzorgt de huisvesting. Van de totale omzet van het instituut (exclusief huisvestingslasten) is inmiddels zo’n 57% afkomstig uit externe fondsen, is voor het grootste deel NWO, KWF Kankerbestrijding en internationale subsidies (zoals de Europese Unie). Contactgegevens: Postbus 85164, 3508 AD UTRECHT tel. 030-2121800 www.niob.knaw.nl nimwegen@niob.knaw.nl Personeel en financiën Totale formatie - fte’s Aandeel wetenschappelijk personeel - % totale formatie Aandeel tijdelijk personeel - % totale formatie Promovendi (aio’s) - fte’s Gerealiseerde baten - k€ Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) - % Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) - % Onderzoek Wetenschappelijke publicaties Promoties Gemiddelde onderzoeksinzet - fte’s Door KNAW-medewerker bezette leerstoelen 2005 148,7 54,9 56,0 2006 143,6 55,8 56,1 2007 140,7 56,6 59,3 39,0 40,0 40,0 12.483 13.191 13.257 13,9 13,6 14,2 30,8 31,6 31,3 2005 78 1 80,9 4 2006 83 1 93,2 3 2007 97 11 90,8 3 — 77 — huygens instituut Directeur: dr. H. Wals Missie Het Huygens Instituut ontsluit teksten en verricht onderzoek op het gebied van de Nederlandse literatuur- en wetenschapsgeschiedenis vanaf de middeleeuwen tot het heden. Informatietechnologie vormt daarbij een belangrijk hulpmiddel; het instituut ontwikkelt programmatuur en doet onderzoek naar de wijze waarop ICT kan worden ingezet bij tekstgericht onderzoek. Werkgebied Het Huygens Instituut richt zich op de Nederlandse literatuur- en wetenschapsgeschiedenis in een internationale context. In de tijd strekt de historische belangstellingssfeer zich uit van de vroege middeleeuwen tot het heden. Wat het thema ICT en tekstonderzoek betreft, is de werkingssfeer zonder meer internationaal. Strategie en evaluatie In 2007 vond een externe evaluatie plaats. In oktober bracht een vijfkoppige internationale commissie een site-visit aan het instituut. Het nieuwe onderzoeksprogramma, dat in september verscheen, werd aan de commissie voorgelegd. De conclusie was positief: naar de mening van de commissie functioneert het instituut uitstekend, het maakt een vitale en dynamische indruk en de internationale aanwezigheid van het onderzoek is onmiskenbaar en groeiende. Uit de grote hoeveelheid recensies die de afgelopen zes jaar verschenen, leidde de commissie af dat de maatschappelijke relevantie van in elk geval de literaire edities groot is. De langlopende projecten vond men zonder uitzondering van belang, en ze maken naar de mening van de beoordelaars hun ambitie waar. Verder was de evaluatiecommissie onder de indruk van de manier waarop ICT van een ondergeschoven kind inmiddels een factor is geworden die binnen het onderzoek een centrale en bindende rol heeft. Bijzondere prestaties Het Huygens Instituut realiseerde in 2007 een groot aantal samenwerkingsverbanden met verscheidene partners. Eén daarvan betreft ‘Interedition’, een Europees samenwerkingsverband voor het ontwikkelen van programmatuur om teksten digitaal ter beschikking te stellen, te verrijken en te analyseren. Bij de European Science Foundation verwierf het instituut daartoe een subsidie in het kader van het zogenaamde COST-programma. Een ander plan betrof het Digitaal Wetenschapshistorisch Centrum (DWC). Het DWC moet een virtueel centrum van de Nederlandse wetenschapsgeschiedbeoefening worden; een webportaal met onder meer biografieën van Nederlandse geleerden, bibliografische informatie en onderzoeksbestanden. Het Huygens Instituut ging voor de opbouw van het DWC een samenwerkingsverband aan met GeWiNa, het genootschap van Nederlandse wetenschapshistorici. Naast de samenwerking met GeWiNa ontstond een samenwerkingsverband met het nieuwe Utrechtse Descartes Centrum. Descartes en Huygens ontwikkelen samen een programma voor het bestuderen van de vroegmoderne wetenschapsgeschiedenis. In 2007 werd het eerste project geformuleerd: de digitalisering van zo’n 25.000 vroegmoderne geleerdenbrieven en het programmeren van software om deze te analyseren. Andere partners in dit project zijn de Virtual Knowledge Studio, de Koninklijke Bibliotheek, DANS en de Universiteit van Amsterdam. In de zomer van 2007 werd een formele samenwerkingsovereenkomst gesloten met het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie te Gent. Dit initiatief, waarbij de instituten informatie uitwisselen en samenwerken bij het ontwikkelen van software en de vernieuwing van de editiewetenschap, heeft als doel de opbouw van een gezamenlijke infrastructuur binnen de Nederlandse geesteswetenschappen te versterken. — 78 — Samen met het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds en de Stichting Nederlandse Klassieken heeft het Huygens Instituut samengewerkt aan de opzet van een klassiekenreeks nieuwe-stijl, waarin op basis van een wetenschappelijke webeditie verschillende producten worden gegenereerd, met onder meer hertaalde en aantrekkelijk vormgegeven boeken voor een breed publiek en het onderwijs. Bij NWO verwierf het Huygens Instituut een subsidie voor het maken van een elektronische varianteneditie van Lodewijk van Deyssels Menschen en Bergen, de eerste in zijn soort in Nederland. Een onderzoeksresultaat dat veel publiciteit kreeg, was de biografie van Hugo de Groot door Henk Nellen. De biografie berust grotendeels op de zestiendelige uitgave van Grotius’ correspondentie, een megaproject waaraan Nellen in 2001 de laatste hand legde. Grote publieke belangstelling was er ook voor het Gruuthuse handschrift, dat door de Koninklijke Bibliotheek werd aangekocht en gescand. De scans worden getoond op de website van de Koninklijke Bibliotheek en gaan gepaard aan door het Huygens Instituut gemaakte transcripties en annotaties. In oktober ging Marijke Gumbert-Hepp met pensioen. Zij was hoofd van de werkgroep Middeleeuwen/renaissance. Mevrouw Gumbert-Hepp presenteerde bij haar afscheid haar laatste onderzoeksresultaat voor het Huygens Instituut: een editie van de Annalen van Egmond, medebezorgd door J.W.J. Burgers en J.P. Gumbert. Bedrijfsvoering Het onderzoek is bij het Huygens Instituut in vier thema’s verdeeld: kenniscirculatie, cultuuroverdracht, ICT & teksten en literaire monumentenzorg. Binnen de thema’s zijn projecten georganiseerd in samenhangende clusters, met elk een senioronderzoeker aan het hoofd. Een tweetal informatici en een ontwikkelteam van vier programmeurs ondersteunen het onderzoek. In april betrok het Huygens Instituut een nieuwe verdieping in de Koninklijke Bibliotheek. Daarmee beschikt het instituut over een representatieve en adequate huisvesting, voorzien van alle nodige congres- en vergaderfaciliteiten. Contactgegevens: Postbus 90754, 2509 LT ’S-GRAVENHAGE tel. 070-3315800 www.huygensinstituut.knaw.nl info@huygensinstituut.knaw.nl Personeel en financiën Totale formatie - fte’s Formatie in dienst KNAW - fte’s Formatie in dienst externe organisatie, maar werkzaam voor KNAW- fte’s1 2005 35,8 28,8 7,0 2006 38,4 31,7 6,7 2007 30,1 30,1 0 70,7 22,1 50,5 15,1 43,2 13,0 2,3 0,6 0,6 1.925 4,6 4,5 2.465 7,1 0,0 2.520 2,1 1,5 2006 30 0 26,8 3 2007 36 0 21,4 2 Aandeel wetenschappelijk personeel - % totale formatie Aandeel tijdelijk personeel - % totale formatie Promovendi (aio’s) - fte’s Gerealiseerde baten - k€ Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) - % Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) - % 1 Personeel in dienst van een externe organisatie maar werkzaam voor het KNAW-instituut. Onderzoek Wetenschappelijke publicaties Promoties Gemiddelde onderzoeksinzet - fte’s Door KNAW-medewerker bezette leerstoelen 2005 32 0 24,6 1 — 79 — international instituut voor sociale geschiedenis Directeur: J.J.M.L. Kloosterman Missie Het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) verzamelt documenten, verricht onderzoek en verleent diensten op het terrein van de nationale en internationale sociale geschiedenis in het algemeen en de labour history in het bijzonder. Sinds 2005 heeft het ook de taak van het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief overgenomen, de bevordering van de wetenschappelijke studie van de economische geschiedenis, zowel door het verzamelen en ter beschikking stellen van bronnen en andere informatie als door eigen onderzoek. Het instituut beheert tevens de collectie van het Nederlands Persmuseum en de klassieke bibliotheek van de KNAW. Werkgebied Het IISG is vanouds een van de belangrijkste internationale collectievormers op het terrein van de geschiedenis van arbeid, arbeidsverhoudingen en arbeidersbewegingen en zet dit werk voort, waarbij de aandacht in toenemende mate van het relatief goed bewaarde Europese erfgoed naar Azië en het Midden-Oosten is verschoven. Het onderzoek van het instituut richt zich op de betrekkelijk nieuwe terreinen van global labour history en global economic history, waar de geschiedenis van arbeid, de verdeling van rijkdom en armoede en de ontwikkeling van (on)gelijkheid in mondiaal verband en over betrekkelijk lange periodes worden bestudeerd. Daarnaast speelt het IISG een (zowel nationaal als internationaal) toonaangevende rol bij de ontwikkeling van digitale wetenschappelijke faciliteiten op zijn vakgebied. Strategie en evaluatie In de herfst kwam een Strategy Memorandum 2007-2010 tot stand, waarin voor elk van de drie hoofdtaken een hoofddoelstelling werd geformuleerd. Het IISG wil de komende jaren het voortouw nemen bij het verder stimuleren van internationaal onderzoek naar global labour and economic history en de opbouw van daarvoor relevante grote databestanden. Op verzamelgebied wordt de aandacht geconcentreerd op het inrichten van een trusted digital repository dat het instituut in staat moet stellen zijn archieftaak ook in de toekomst naar behoren te vervullen. Op het terrein van de wetenschappelijke dienstverlening staat de ontwikkeling van een grote portal over global labour history op de agenda. De nota werd samen met een zelfevaluatie betrokken in een midterm-evaluatie, waarbij de geheel vernieuwde Internationale Wetenschapscommissie als adhoc-evaluatiecommissie figureerde. Het oordeel van de commissie was positief: het onderzoek werd als excellent aangemerkt, de verzamelactiviteit als ‘very good and potentially excellent’. Het is de bedoeling in 2008 een internationale commissie afzonderlijk naar de verzameling en het verzamelbeleid te laten kijken. Zowel om strategische redenen als vanwege de ontwikkeling van het personeelsbestand zal het IISG zich de komende jaren nadrukkelijk over de collectievorming buigen en nieuwe lijnen voor het decennium na 2010 uitzetten. Bijzondere prestaties Er werden 224 grotere en kleinere archiefcollecties verworven, met een totale omvang van circa 835 strekkende meter en variërend van een belangrijke aanvulling op het archief van het Christelijk Nationaal Vakverbond tot omvangrijke nieuwe collecties betreffende Birma. Tegelijkertijd werd een recordaantal van ruim 1.300 meter archief toegankelijk gemaakt. Van de vele publicaties verdienen bijzondere vermelding de mede door Piet Lourens en Jan Lucassen geredigeerde tweedelige bronnenpublicatie Hollandgang im Spiegel der Reiseberichte evangelischer Geistlicher over seizoensgebonden arbeidsmigratie van Duitsland naar Nederland in de negentiende eeuw, het mede door Jan Luiten van Zanden geschreven driedelige werk A History of Royal Dutch Shell en de dissertatie van Elise van Nederveen Meerkerk, De draad in eigen handen, over vrouwen en loonarbeid in de Nederlandse textielnijverheid tussen 1581 en 1810. — 80 — Van de nieuw gefinancierde projecten moet met name het door NWO gehonoreerde ‘Plants, People & Work: the Social History of Cash Crops in Asia’ worden genoemd, een onderzoek naar de maatschappelijke gevolgen van de overbrenging van tabak, indigo en suiker van Amerika naar Azië, onder leiding van Marcel van der Linden en Willem van Schendel. Aan het eind van het jaar werd overeenstemming bereikt over twee grote digitaliseringsprojecten in samenwerking met respectievelijk het Centrum voor de Geschiedenis van Migranten en Reaal Verzekeringen. In het laatste geval betreft het enkele van de grootste klassieke collecties in het IISG, waaronder de papieren van Karl Marx, Karl Kautsky en Michael Bakunin. Bedrijfsvoering Jaap Kloosterman verklaarde na ruim 20 jaar de directie (zij het niet het IISG) te willen verlaten; in het najaar werd daarom met de werving van zijn opvolger begonnen. Begin 2008 werd Erik Jan Zürcher tot directeur benoemd. Contactgegevens: Cruquiusweg 31, 1019 AT AMSTERDAM tel. 020-6685866 www.iisg.nl info@iisg.nl Personeel en financiën 2005 Totale formatie - fte’s 110,9 Formatie in dienst KNAW - fte’s 57,3 Formatie in dienst externe organisatie, maar werkzaam voor KNAW- fte’s1 53,6 Aandeel wetenschappelijk personeel - % totale formatie Aandeel tijdelijk personeel - % totale formatie 2006 115,6 59,3 56,3 2007 97,4 60,0 37,4 17,6 33,4 15,0 2,4 14,8 18,5 7,6 0 2,0 7.835 13,3 18,9 8.696 12,1 20,8 7.683 13,1 8,1 2006 92 3 16,0 9 2007 100 6 13,8 9 Promovendi (aio’s) - fte’s Gerealiseerde baten - k€ Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) - % Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) - % 1 Personeel in dienst van een externe organisatie maar werkzaam voor het KNAW-instituut. Onderzoek Wetenschappelijke publicaties Promoties Gemiddelde onderzoeksinzet - fte’s Door KNAW-medewerker bezette leerstoelen 2005 110 3 21,4 9 — 81 — interuniversitair cardiologisch instituut nederland Directie: prof. dr. W.H. van Gilst en prof. dr. E.E. van der Wall Missie Het Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (ICIN) richt zich op innovatief onderzoek naar preventie en genezing van hart- en vaatziekten. Door de samenwerking tussen de universitaire medische centra te versterken genereert het ICIN een bijzondere meerwaarde voor het wetenschappelijk onderzoek in Nederland. Werkgebied Primaire doelstelling van het ICIN is het organiseren en uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek naar preventie en genezing van hart- en vaatziekten, in en samen met alle acht universitaire medische centra. Het wetenschappelijke programma van het ICIN is gegroepeerd rond vijf onderzoeksthema’s: elektrofysiologie, interventiecardiologie, imaging, ontwikkelingsbiologie en cardiogenetica. De onderzoeksgebieden worden geleid door in totaal acht ICIN-hoogleraren. Strategie en evaluatie Het ICIN werd in 2005 geëvalueerd door een internationale peer review committee. Het eindoordeel van de commissie over het wetenschappelijk onderzoek van het ICIN was gemiddeld genomen ‘very good to excellent’, een conclusie die door directie en bestuur van KNAW onderschreven werd. Met het oog op de toekomst werden enkele aanbevelingen gedaan ten aanzien van de organisatie en de wetenschappelijke missie van het instituut. In 2007 werd een nieuwe onderzoeksstructuur ingericht met de indeling in vijf thema’s waarin de ICIN-hoogleraren een belangrijke rol spelen. Aan het eind van 2007 is de hervorming van de Wetenschappelijk Raad van het ICIN in gang gezet. In 2007 is de Internationale Wetenschapscommissie van het ICIN ingesteld, ook een uitkomst van de peer review. De commissie bestaat uit zes vooraanstaande professoren: P.A. Poole-Wilson (VK), G. Breithardt (Duitsland), Th.F. Lüscher (Zwitserland), W.J. Paulus (België), M. Komajda (Frankrijk) en M.A. Konstam (VS). De Internationale Wetenschapscommissie gaat het ICIN wetenschappelijk advies geven, maar de leden zien zichzelf ook als ambassadeurs van het instituut. Bijzondere prestaties In 2007 vierde het ICIN zijn 35-jarig bestaan. Het instituut werd in 1972 opgericht als een zelfstandige stichting, door de afdelingen cardiologie van de academische ziekenhuizen. Het doel van de stichting was de samenwerking te bevorderen om zo doublures in onderzoek te voorkomen en voorzieningen en menskracht te kunnen delen. In 1993 kwam ICIN onder de vleugels van de KNAW. De cardiovasculaire genetische databank verwierf de naam Durrercentrum. In 2007 werden de plannen voor dit centrum verder uitgewerkt en werd een eerste aanzet gedaan tot het werven van de medewerkers. Naast cardiologen werden ook de klinische genetici betrokken bij het project. Het Durrercentrum wordt gehuisvest in het AMC. De officiële opening zal plaatsvinden op vrijdag 18 april 2008. In 2007 werden in het ICIN 42 onderzoeksprojecten uitgevoerd. Enkele projecten bestaan uit een reeks deelprojecten waaraan door meerdere medewerkers in verschillende samenstellingen in de academische centra wordt gewerkt. In 2007 werd ICIN-hoogleraar Ton van der Steen benoemd tot Simon Stevin Meester van Technologiestichting STW. Bedrijfsvoering De onderzoekers van het ICIN zijn werkzaam in de afdelingen cardiologie van de universitaire medische centra in Nederland. Enkele medewerkers zijn werkzaam in het Hubrecht Instituut. Deze samenwerking met de UMCs maakt het mogelijk klinisch onderzoek te doen op een efficiënte en effectieve manier. — 82 — Eind 2007 werd een nieuwe secretaris-beheerder benoemd. De automatisering van het ICIN werd ondergebracht bij de I&A-afdeling van de KNAW. Het hoofdkantoor van het ICIN werd uitgebreid met een projectmanager en een PZ-medewerker om betere ondersteuning aan de onderzoekers in het veld te kunnen bieden. Het ICIN kreeg in 2007 een nieuwe huisstijl met een nieuw logo. De website werd geheel vernieuwd. Contactgegevens: Postbus 19258, 3501 DG UTRECHT tel. 030-2333600 www.icin.knaw.nl info@icin.knaw.nl Personeel en financiën Totale formatie - fte’s Formatie in dienst KNAW - fte’s Formatie in dienst externe organisatie, maar werkzaam voor KNAW- fte’s1 Aandeel wetenschappelijk personeel - % totale formatie Aandeel tijdelijk personeel - % totale formatie Promovendi (aio’s) - fte’s Gerealiseerde baten - k€ Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) - % Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) - % 1 2005 70,8 46,8 24,0 2006 71,5 50,1 21,4 2007 83,1 60,0 23,1 75,8 85,9 71,5 80,4 70,8 85,7 32,0 9,0 14,0 5.091 0 58,5 6.415 10,0 52,3 6.589 7,6 53,6 2005 190 0 53,7 2006 166 0 74,1 2007 317 13 83,1 8 8 8 Personeel in dienst van een externe organisatie maar werkzaam voor het KNAW-instituut. Onderzoek Wetenschappelijke publicaties Promoties Gemiddelde onderzoeksinzet - fte’s Door KNAW-medewerker bezette leerstoelen — 83 — koninklijk instituut voor taal-, land- en volkenkunde Directeur: prof. dr. G.J. Oostindie Missie De missie van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) is de bevordering van collectievorming en onderzoek op het gebied van de taalkunde, sociale en historische wetenschappen van Zuidoost-Azië, het Zuidzeegebied en het Caraïbisch gebied, in het bijzonder Indonesië, Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba. Deze missie staat centraal in de drie hoofdactiviteiten van het instituut: collectievorming, uitgeverij en onderzoek. Werkgebied Het KITLV heeft twee locaties: een hoofdvestiging in Leiden en een nevenvestiging in Jakarta. In 2007 is een beperkte verruiming van de missie van het instituut van kracht geworden in die zin dat ook postkoloniale migranten in Nederland uitdrukkelijker onderdeel zijn geworden van het aandachtsgebied van het KITLV. Strategie en evaluatie De strategie van het KITLV werd in 2005 neergelegd in de zelfevaluatie ‘Deep roots, maturing shoots’. De hoofdpunten hierin waren voortzetting van het collectie- en uitgeverijbeleid, met bijzondere aandacht voor digitalisering, en verdere versterking en internationalisering van het onderzoek. Een internationale evaluatiecommissie beoordeelde het instituut begin 2006 als ‘zeer goed’. Een ingrijpende wijziging van de doelstellingen, strategie of werkwijze was niet aan de orde, wel wordt het beleid voortdurend kritisch gevolgd en waar nodig aangepast. Bijzondere aandacht is in de afgelopen jaren besteed aan het verwerven van externe fondsen. De begroting steeg sinds 2000 van circa 2,5 miljoen tot ruim boven de vier miljoen euro. Het aandeel van de externe inkomsten bedraagt inmiddels 30% van de omzet. Bijzondere prestaties De collecties van het KITLV worden steevast beoordeeld als ‘excellent’, dat wil zeggen als wereldvermaarde, unieke topcollecties. Het gaat dan niet alleen om de uniciteit van de collecties op zich, maar ook om de kwaliteit van het beheer, van acquisitie en ontsluiting tot beheer en digitalisering. Alle cijfers van de collecties wijzen op groei: van de collecties zelf, de ontsluiting en het gebruik ervan. De KITLV Press voltooit op dit moment een ambitieus project van ‘retrodigitalisering’, de open access, online publicatie van tientallen jaargangen van de tijdschriften Bijdragen voor de Taal-, Land- en Volkenkunde en New West Indian Guide. In een onderzoek van de Australian National University, waarin meer dan vijfhonderd op Azië gerichte wetenschappelijke tijdschriften een rating kregen, werden de Bijdragen, met slechts een dertigtal andere tijdschriften, in de allerhoogste categorie (A+) geplaatst. De productie van aan het instituut verbonden onderzoekers was in 2007 bijzonder hoog. Bijzondere vermelding verdient het in drie delen verschenen magnum opus van Harry Poeze, Verguisd en vergete’, dat handelt over het leven en tijd van de Indonesische revolutionair Tan Malaka. Bedrijfsvoering Het financiële beheer van het KITLV is solide. Het belangrijke aandeel van extern gesubsidieerde projecten heeft uiteraard consequenties voor de bedrijfsvoering. Begeleiding en monitoring van de voortgang van deze projecten vergt veel tijd en goed overzicht. In 2007 werd een bescheiden organisatieaanpassing uitgevoerd met betrekking tot de ondersteuning van het management. — 84 — Contactgegevens: Postbus 9515, 2300 RA LEIDEN tel. 071-5272295 www.kitlv.nl kitlv@kitlv.nl Personeel en financiën Totale formatie - fte’s Formatie in dienst KNAW - fte’s Formatie in dienst externe organisatie, maar werkzaam voor KNAW- fte’s1 Aandeel wetenschappelijk personeel - % totale formatie Aandeel tijdelijk personeel - % totale formatie 2005 56,9 42,9 14,0 2006 45,9 41,6 4,3 2007 45,2 42,3 2,9 23,9 17,9 20,7 15,9 19,9 20,4 0 0 0 3.974 0,7 15,3 4.416 4,3 13,2 4.505 2,7 14,7 2006 84 4 11,2 4 2007 79 5 11,5 4 Promovendi (aio’s) - fte’s Gerealiseerde baten - k€ Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) - % Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) - % 1 Personeel in dienst van een externe organisatie maar werkzaam voor het KNAW-instituut. Onderzoek Wetenschappelijke publicaties Promoties Gemiddelde onderzoeksinzet - fte’s Door KNAW-medewerker bezette leerstoelen 2005 72 2 8,9 4 — 85 — meertens instituut Directeur: prof. dr. H.J. Bennis Missie Het Meertens Instituut richt zich op de wetenschappelijke bestudering en documentatie van Nederlandse taal en cultuur. Werkgebied Het onderzoek is georganiseerd in twee onderzoeksgroepen: Nederlandse etnologie en Variatielinguistiek. De onderzoeksgroep Nederlandse etnologie bestudeert verschijnselen van de alledaagse Nederlandse cultuur. Er zijn vier aandachtsgebieden: ‘Feest en Ritueel’, ‘Religieuze Cultuur’, ‘Materiële Cultuur’ en ‘Orale Cultuur’. De samenhang tussen deze gebieden is versterkt door nieuwe, integrerende invalshoeken te kiezen: ‘performance en performativiteit’, ‘beeld en beeldperceptie’ en ‘erfgoed’. De onderzoeksgroep Variatielinguistiek richt zich op de bestudering van variëteiten van het Nederlands zoals dialecten, sociolecten en etnisch Nederlands. De aandacht gaat daarbij uit naar twee centrale aspecten van de taalkunde: de syntaxis (zinsbouw) en de fonologie (klankleer), die vanuit drie perspectieven worden bestudeerd: het geografisch, sociaal en historisch perspectief. Daarnaast hoort de bestudering van voornamen, familienamen, plaatsnamen, etc. tot het onderzoek van deze groep. Naast onderzoek documenteert het instituut gegevens over taalvariatie, namen en cultuur van het dagelijks leven. Strategie en evaluatie Het Meertens Instituut is in 2006 geëvalueerd. Het evaluatierapport is in 2007 verschenen. De evaluatiecommissie onder leiding van P. Schnabel concludeert dat het instituut in het algemeen aanspraak maakt op het predicaat ‘very good’, met als toelichting dat het gezien kan worden als national leader en international player. Een deel van het onderzoek wordt beoordeeld als ‘excellent’. Dit geeft aan dat het instituut de afgelopen jaren een duidelijke progressie vertoont. Ook de constatering dat er een positieve en levendige atmosfeer heerst en dat het instituut een dynamische indruk maakt, geeft aan dat het Meertens Instituut de afgelopen jaren met succes gewerkt heeft aan het bereiken van een vooraanstaande positie op het gebied van onderzoek en documentatie van Nederlandse taal en cultuur. De belangrijkste aanbevelingen zijn: −− dat het instituut moet blijven proberen de interactie tussen de beide onderzoeksgroepen te versterken, −− dat het instituut aandacht zou moeten blijven besteden aan het optimaliseren van de relatie tussen documentatie en onderzoek, −− dat het instituut zou moeten streven naar een verdere uitbreiding van digitaal beschikbare databases voor het onderzoek en voor het geïnteresseerde publiek, −− dat het instituut het aantal promovendi verder zou moeten uitbreiden −− dat de managementstructuur van het instituut geprofessionaliseerd zou moeten worden. De directie, het managementteam en de wetenschapscommissie van het instituut en de directie en het bestuur van de KNAW ondersteunen de eerste vier aanbevelingen, zij het dat zij menen dat met de eerste aanbeveling voorzichtig zou moeten worden omgegaan. Wat betreft de laatst genoemde aanbeveling zijn zij van mening dat de huidige managementstructuur voldoet. Bijzondere prestaties Een belangrijke ontwikkeling op het gebied van de digitale toegankelijkheid van het instituut is de geheel vernieuwde website die in 2007 online gegaan is. Aangezien jaarlijks rond de 1,3 miljoen mensen (unieke IP-adressen) de website van het instituut bezoeken en daar bijna acht miljoen webpagina’s opvragen, is het van groot belang dat deze website goed toegankelijk en helder georganiseerd is. Een mooie uitbreiding van de website betreft de Nederlandse Liederenbank die er in 2007 op is geplaatst. In 2007 is een aantal nieuwe projecten — 86 — van start gegaan, waaronder een project over de wederopbouw van boerderijen na de Tweede Wereldoorlog (Sophie Elpers), een biografisch project over het leven en werk van de naamgever van het instituut, P.J. Meertens (Theo van de Meer) en een project over de in gang zijnde ontwikkeling van dialect naar regiolect (Wilbert Heeringa). Belangrijke publicaties in 2007 zijn onder andere het boek Reframing Dutch Culture; between Otherness and Authenticity, waarin onder redactie van Peter Jan Margry en Herman Roodenburg een overzicht wordt geboden van de stand van zaken in het onderzoek op het gebied van Nederlandse etnologie en het themanummer van het tijdschrift Fabula onder de titel Narratives, Roles and Beliefs in the New Age Era. Homo narrans – Homo ludens – Homo religiosus onder redactie van Theo Meder. Tenslotte moet hier nog vermeld worden dat de inventaris van het omvangrijke archief van het instituut voor de periode 1930-1997 in 2007 gereed gekomen is en in boekvorm (en natuurlijk via de website) beschikbaar is. Bedrijfsvoering Er hebben zich in 2007 geen belangrijke ontwikkelingen voorgedaan op het gebied van personeel, financiën of de organisatiestructuur. Contactgegevens: Postbus 94264, 1090 CG AMSTERDAM tel. 020-4628500 www.meertens.knaw.nl info@meertens.knaw.nl Personeel en financiën Totale formatie - fte’s Aandeel wetenschappelijk personeel - % totale formatie Aandeel tijdelijk personeel - % totale formatie 2005 55,9 48,3 30,9 2006 48,1 50,3 24,1 2007 51,5 48,5 30,7 6,8 5,8 3,8 Gerealiseerde baten - k€ Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) - % Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) - % 3.056 0,2 12,8 3.384 15,3 4,5 3.466 15,3 4,0 Onderzoek Wetenschappelijke publicaties Promoties Gemiddelde onderzoeksinzet - fte’s Door KNAW-medewerker bezette leerstoelen 2005 69 2 21,3 6 2006 70 8 20,9 6 2007 75 5 19,1 7 Promovendi (aio’s) - fte’s — 87 — nederlands interdisciplinair demografisch instituut Directeur: prof. dr. F.J. Willekens Missie De missie van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) is het bestuderen van bevolkingsvraagstukken in hun maatschappelijke context. De missie wordt nagestreefd door het uitvoeren van hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek naar bevolkingsvraagstukken (de kerntaak) en het ontsluiten en vertalen van demografische kennis en informatie voor gebruikers in wetenschap, beleid en samenleving. Werkgebied Het NIDI wil zijn positie als nationaal uniek en internationaal toonaangevend onderzoeksinstituut voor bevolkingsvraagstukken verder uitbouwen. Dit vereist een hechte verankering in nationale en internationale netwerken. Binnen Nederland gebeurt dit vooral door middel van gerichte samenwerkingsverbanden met de universiteiten en met de beleidswereld, zoals departementen en planbureaus. Met een blijvend sterke verankering in Nederland ambieert het NIDI een positionering als Europees ‘centre of excellence’ in de context van een veranderende academische onderzoeksomgeving in Europa: een gemeenschappelijke en in hoge mate competitieve European Research Area. Het NIDI neemt actief deel aan de EU kaderprogramma’s, initiatieven van de European Research Council en de European Science Foundation en aan beleidsonderzoek in opdracht van de Europese Commissie en de Verenigde Naties. Ook draagt het NIDI actief bij aan onderwijs en training binnen zowel nationale als internationale programma’s. Strategie en evaluatie Op basis van de strategische uitgangspunten richt het NIDI zich met zijn onderzoeksprogramma op een beperkt aantal zwaartepunten met gebruikmaking van geïntegreerde theoretische, analytische en empirische kaders met als kernbegrippen levensloop, generatie en sociale interdependentie. Dit gemeenschappelijke integratiekader wordt gedeeld door de onderzoeksprogramma’s en projecten in het werkprogramma. Een interdisciplinair perspectief, een internationale oriëntatie en een goede balans tussen meer fundamenteel en meer toepassingsgericht onderzoek staan centraal. Het overkoepelende thema van het NIDI-onderzoek is ‘Lives in Contexts’: het bestuderen van levens(lopen) van mensen in hun context. Dit geeft aan dat voor een goed begrip van demografische ontwikkelingen op macroniveau inzicht in het demografisch gedrag op microniveau is vereist. Het centrale thema wordt uitgewerkt in de zwaartepunten Vroege en late fasen in de levensloop, Intergenerationele verhoudingen, Bevolkingstrends en beleid, Prognoses en modellen, Migratie en integratie en Gezondheid. In 2007 heeft het NIDI een zelfstudie uitgevoerd: ‘New Balance. Self Assessment NIDI 2007’ onder andere ten behoeve van de evaluatiecommissie. Belangrijk onderwerp binnen de zelfstudie is het vinden van een nieuwe balans ten aanzien van de veranderende omgeving en de verschillende typen onderzoek die het NIDI uitvoert. Het NIDI is begin 2008 door een internationale commissie geëvalueerd, het evaluatierapport zal in de loop van 2008 verschijnen. Bijzondere prestaties Het NIDI is grotendeels (voor 60%) afhankelijk van externe financiering. Daarbij slaagt het instituut er steeds beter in om projecten te verwerven die passen in de NIDI-missie. Zo was het NIDI in 2007 zeer succesvol in het Zevende Kaderprogramma van de Europese Commissie. Alle vier aanvragen waar het NIDI bij betrokken was, werden gehonoreerd. Het betreft het project ‘Multilinks’, een studie naar intergenerationele verhoudingen getrokken door het NIDI, het project ‘Reproductive Decision-making in a Macro-Micro perspective’ (REPRO), een studie naar gezinsvormingsbeslissingen, ‘Gender 2007’, een onderzoek naar — 88 — de oorzaken en gevolgen van demografische ontwikkelingen en het project ‘Activating Senior Potential in Aging Europe’ (ASPA), over arbeidsdeelname van ouderen. Ook binnen de European Science Foundation was het NIDI succesvol met het EUROSCORES programma HumVIB dat zich ook op gezinsvorming richt. Andere succesvolle acquisitie betrof de Verenigde Naties (UNFPA), EU-directoraten en verschillende Nederlandse ministeries. Het NIDI positioneert zich door een veelzijdig publicatieprogramma dat zowel gericht is op wetenschap (wetenschappelijke tijdschriften en boeken), beleid (beleidsrapportages, rapporten aan opdrachtgevers) als maatschappij (publieksrapportages, media). Het NIDI heeft in de afgelopen jaren een steeds hogere output weten te realiseren. Vooral het aantal publicaties in toptijdschriften uit de Social Science Citation Index steeg sterk. Daarnaast is er een toenemend aantal artikelen in de media en in professionele toegankelijke publicaties, die een ruimere verspreiding krijgen onder een groter publiek. Begin 2008 zal de reeks NIDI Rapporten, die tot nu toe in eigen beheer werd uitgegeven, worden ondergebracht bij uitgeverij Aksant, onder het imprint KNAW Press. Het op een breed publiek gerichte bulletin DEMOS blijft een van de belangrijkste media van het NIDI. Bedrijfsvoering Met als doel het scheppen van ruimte voor inhoudelijke vernieuwing en het verminderen van de financiële kwetsbaarheid van het instituut werd in 2007 een reorganisatie doorgevoerd. Het aantal onderzoeksafdelingen werd teruggebracht van drie naar twee en de afdeling bevolking en ontwikkeling (B&O) werd opgeheven. Alle direct betrokken medewerkers die door de reorganisatie het NIDI hebben moeten verlaten, hebben aansluitend een nieuwe werkkring gevonden. De inhoudelijke vernieuwing betrof in het bijzonder een impuls in het gezondheidseconomische onderzoek die binnen de nieuwe afdeling projections, migration & health (PMH) gestalte moet krijgen. Contactgegevens: Lange Houtstraat 19, 2502 AR ‘S-GRAVENHAGE tel. 070-3565200 www.nidi.nl info@nidi.nl Personeel en financiën Totale formatie - fte’s Formatie in dienst KNAW - fte’s Formatie in dienst externe organisatie, maar werkzaam voor KNAW- fte’s1 Aandeel wetenschappelijk personeel - % totale formatie Aandeel tijdelijk personeel - % totale formatie 2005 46,4 46,4 0 2006 46,5 44,5 2,0 2007 43,8 43,8 0 65,7 20,7 63,0 16,4 63,5 20,8 3,0 2,0 3,8 4.232 9,5 43,8 5.320 22,0 39,0 4.788 15,7 37,2 2006 82 4 34,8 3 2007 115 2 26,1 4 Promovendi (aio’s) - fte’s Gerealiseerde baten - k€ Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) - % Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) - % 1 Personeel in dienst van een externe organisatie maar werkzaam voor het KNAW-instituut Onderzoek Wetenschappelijke publicaties Promoties Gemiddelde onderzoeksinzet - fte’s Door KNAW-medewerker bezette leerstoelen 2005 87 2 32,4 3 — 89 — nederlands instituut voor neurowetenschappen Directeur: dr. C.J.G. Wensing , a.i. tot maart 2007, prof. dr. P.R. Roelfsema, vanaf maart 2007, Projectdirecteur: prof. dr. C.I. de Zeeuw Missie Het Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen (NIN) verricht fundamenteel neurowetenschappelijk onderzoek met het accent op de hersenen en het visuele systeem. Werkgebied Het onderzoek is multidisciplinair en omvat verschillende niveaus van biologische complexiteit: genetische en moleculaire, cellulaire netwerkfunctie- en systeembenaderingen. Het onderzoek richt zich op fundamentele mechanismen en de ontwikkeling van het normale functioneren, het ontstaan van ziektebeelden en de ontwikkeling van therapeutische strategieën. Strategie en evaluatie Spinozacentrum: de KNAW (en het NIN) heeft met UvA, VU, AMC en VUmc het Spinozacentrum voor neuroimaging opgezet. Doelstelling is in en nabij een van de NIN-gebouwen een 3T en een 7T MRI- machine te plaatsen. In het Spinozacentrum kan straks de vergelijking gemaakt worden tussen MRI-data en neurofysiologische maten voor hersenactiviteit, zoals de activiteit van individuele zenuwcellen. Het Spinozacentrum is gelieerd aan hoogwaardige neurowetenschappelijke centra, zoals UvA- Swammerdam Institute for Life Sciences (SILS), VU-Centre for Neurogenomics and Cognitive Research (CNCR), AMC en KNAW-NIN. Deze centra hebben toegang tot moderne neurowetenschappelijke technieken voor het meten van de activiteit van individuele zenuwcellen, neurofarmacologie en elektrische stimulatie. Nieuwe teams: eind 2007 heeft het NIN een nieuwe onderzoeksteamleider aangetrokken, Christian Lohmann. Hij zal zich gaan bezighouden met onderzoek naar de mechanismen van synapsformatie met behulp van live two photon imaging. Hij zal zijn werkzaamheden aanvangen per 1 maart 2008. Bijzondere prestaties Het onderzoeksteam Roelfsema heeft aangetoond dat de verschillende stadia van het zien, de detectie van beeldeigenschappen, de figuur-achtergrond scheiding en de visuele aandacht, tot een karakteristieke opeenvolging van veranderingen in de activiteit van zenuwcellen in de visuele hersenschors leiden. Het team De Zeeuw is er als eerste in geslaagd om whole recordings in vivo te maken van de oliva inferior in de voorste hersenstam van het brein. Deze cellen, die betrokken zijn bij het doorgeven van foutsignalen bij leerprocessen, blijken op verschillende wijzen te kunnen oscilleren en actiepotentialen door te geven. Het team Wijnholds heeft inzicht verschaft in ontstaansmechanismen van netvliesdegeneratie. Experimenten toonden aan dat dit onder andere wordt veroorzaakt door verlies van verbindingen tussen fotoreceptoren en Müllercellen. Het team Van Someren heeft als eerste op kwantitatieve wijze aangetoond, dat mensen die aan chronische insomnia lijden structurele en functionele afwijkingen in de prefrontale cortex hebben, zowel in rustende waaktoestand als gedurende het uitvoeren van taken. Het team Kalsbeek heeft laten zien dat de biologische klok grote invloed heeft op je vetopslag. Het blijkt dat een verstoord slaap/waak-ritme er aan bijdraagt dat je gemakkelijker vet opslaat dan afbreekt. Daardoor kan het zo zijn dat een slecht afgestelde biologische klok mogelijk het ontstaan van overwicht bevordert. Het team Hol heeft laten zien dat er bij een bepaalde vorm van epilepsie afwijkende hersencellen zijn die niet volledig uitgerijpt zijn en eigenschappen hebben van neuronale stamcellen. Daarnaast heeft het team een nieuwe methode ontwikkeld waarmee men veronderstelt nieuwe celmodellen te kunnen ontwikkelen die neurodegeneratieve processen zoals in Alzheimer en Parkinson kunnen beïnvloeden. Het team Verhaagen heeft een therapeutisch gen (“gentherapie”) in beschadigd zenuwweefsel geïntroduceerd, dat leidt tot een verbeterde regeneratieve — 90 — uitgroei van zenuwvezels. Verder hebben studies met microarrays (“DNA-chips”) geresulteerd in de identificatie van unieke genexpressie veranderingen in hersenweefsel van Alzheimerpatiënten. Tenslotte is vastgesteld dat humaan neuronaal littekenweefsel, dat gevormd wordt na een beschadiging, hoge concentraties aan moleculen bevat die het zenuwherstelproces afremmen. Het neutraliseren van deze moleculen zou dus een strategie kunnen zijn om regeneratie te bevorderen. Het onderzoeksteam neuroimmunologie (IMM) van Huitinga is dit jaar in het NIN gestart en onderzoekt mechanismen die multiple sclerose (MS) veroorzaken. Het team heeft als eerste genexpressie in de ontwikkeling van MS-laesies bestudeerd door met een lasermicroscoop verschillende stadia van deze hersenontstekingen te isoleren. D.F. Swaab is tot gasthoogleraar benoemd van de Zhejiang University, Hang Zhou, de derde universiteit van China. Het is Swaab’s vierde gasthoogleraarspositie in China. Nederlandse Hersenbank: De Nederlandse Hersenbank (NHB) heeft haar procedures voor donorwerving en weefseluitgifte vernieuwd. Er zijn transparante procedures ingesteld voor donorregistratie, weefselaanvragen en weefseluitgifte aan onderzoekers. In samenwerking met de Stichting MS Research heeft de NHB de voorlichtings-dvd ‘De oplossing zit in de hersenen’ gemaakt met als doel het informeren van potentiële hersendonoren over het werk van de NHB en multiple sclerose. Bedrijfsvoering Per 1 maart is de nieuwe directie aangetreden, bestaande uit P.R. Roelfsema als algemeen directeur, C.I. de Zeeuw als projectdirecteur en P. van ’t Klooster als directeur bedrijfsvoering. Alle ondersteunende taken zijn ondergebracht in de portefeuille van de directeur bedrijfsvoering. In september is gestart met de bouw van een nieuwe proefdierfaciliteit op het dak van een van de gebouwen van het NIN. Daarmee komt niet alleen een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige onderzoeksfaciliteit beschikbaar, maar ook de huisvesting van de proefdieren zal veel beter aansluiten bij hun natuurlijke gedrag. Contactgegevens: Meibergdreef 47, 1105 BA AMSTERDAM ZUIDOOST tel. 020-5665500 www.nin.knaw.nl secretariaat@nin.knaw.nl Personeel en financiën Totale formatie - fte’s Aandeel wetenschappelijk personeel - % totale formatie Aandeel tijdelijk personeel - % totale formatie Promovendi (aio’s) - fte’s Gerealiseerde baten - k€ Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) - % Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) - % Onderzoek Wetenschappelijke publicaties Promoties Gemiddelde onderzoeksinzet - fte’s Door KNAW-medewerker bezette leerstoelen 2005 151,4 46,4 38,1 2006 149,9 47,2 40,0 2007 140,9 50,8 42,0 24,6 27,4 30,6 13.170 15.601 14.468 9,8 8,2 6,8 43,8 39,0 37,2 2005 123 9 70,3 6 2006 135 14 96,8 7 2007 160 7 91,5 6 — 91 — nederlands instituut voor oorlogsdocumentatie Directeur: prof. dr. M.J. Schwegman Missie Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) wil grensverleggend historisch onderzoek verrichten en op hoog niveau collecties verzamelen en beschikbaar stellen met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog, steeds bezien in brede chronologische en geografische kaders. Het NIOD wil functioneren als een inspirerend centrum van wetenschappelijke en maat­schappelijke activiteiten, waarbij onderzoekers en belang­stellenden met uiteenlopende achtergrond uit binnen- en buitenland zijn betrokken. Werkgebied Het NIOD telt drie afdelingen: de afdeling informatie en documentatie, de afdeling onderzoek en de afdeling bedrijfsvoering. Het instituut heeft ruim 70 medewerkers. Op grond van zijn missie collectioneert het NIOD archieven en andere documentatie met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep. Het onderzoek plaats de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in de ruimere context van wereldgeschiedenis van de twintigste eeuw en concentreert zich in het bijzonder op Nederland en Nederlands-Indië/Indonesië in hun Europese en Aziatische context. Verder speelt het NIOD een steeds belangrijker en initiatiefrijker rol in de opbouw van nationale en internationale kenniscentra op zijn werkgebied. Strategie en evaluatie De ontwikkeling van de strategie van het NIOD bouwt voort op de laatste periodieke visitatie in het kader van het KNAW-beleid voor kwaliteitszorg door de Commissie Wesseling (2004) en de daarop volgende zelfevaluatie (2007). In 2007 kwam een nieuw onderzoeksprogramma gereed voor de periode 2007-2012 onder de titel De blijvende betekenis van oorlogsgeschiedenis: van ondervinding tot reflectie. Nieuw beleid heeft bij de afdeling onderzoek in het bijzon­der geleid tot versterking van de structuur van de afdeling, inhoudelijke vernieuwing en verdere ontwikkeling van (in­ternationale) samenwerking. In dit verband kan gewezen worden op de pioniersrol van het NIOD in de bestudering van de geschiedenis van Indonesië en Azië in de twintigste eeuw. Het NIOD is één van de initiatiefnemers tot het consortium van Europese instituten voor contemporaine geschiedenis (EurhistXX). Het nieuw ingezette beleid van de afdeling Informatie en Documentatie is gericht op: actieve verwerving van rele­vante oorlogsgerelateerde archieven; uitwerking van een meerjarenplan voor de papieren en digitale conservering en ook voor de digitale ontsluiting van de archieven en collecties; en verder voor de ontwikkeling van de website tot een digitaal kennisdomein over de Tweede Wereldoorlog. Het NIOD is een belangrijke partner van het ministerie van VWS bij het tot stand komen en uitvoeren van het beleid inzake het programma Erfgoed van de oorlog. Dit programma richt zich op het behoud en het digitaal ont­sluiten van WOII-collecties. In oktober is het project Onderzoeksgids Opsporing en Verificatie van start gegaan, een project dat in samenwerking met het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis wordt uitgevoerd. Doel is om archieven in Nederland op dit gebied toegankelijk te maken voor onderzoekers en andere geïnteresseerden. In november is gestart met de digitale Wegwijzer Archieven van de Tweede Wereldoorlog, die in samenwerking met het Nationaal Archief wordt ontwikkeld. Doel van het project is om een zeer toegankelijke digitale gids te maken, bestemd voor een breed publiek. Ook internationaal speelt het NIOD een belangrijke rol in samenwerkingsverban­den met aanverwante instellingen. — 92 — Bijzondere prestaties Scheidend directeur Hans Blom hield een drukbezochte afscheidsrede, die met enkele andere geschriften van zijn hand in druk verscheen onder de titel In de ban van goed en fout. Geschiedschrijving over de bezettingstijd in Nederland. Over zeer uiteenlopende ontwerpen verschenen insti­tuutspublicaties: Van Indië tot Indonesië, onder redactie van E. Bogaerts en R. Raben; In naam der wetenschap? P.J.W. Debye en zijn carrière in nazi-Duitsland van M. Eickhoff; Staat van veiligheid. De Nederlandse samenleving sinds 1900 onder red. van M. de Keizer en S. Roels; Sans égards. Prof.mr. A. Pitlo en zijn conflicten met Joodse juristen van J. Meihuizen; Nationale identiteit en meervoudig verleden. Verkenningen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) 17 van K. Ribbens en M. Grever en De vrouw als mens. De mythe van het sekseverschil van J. Withuis. De website www.niod.nl werd ingrijpend gemoderniseerd. Er zijn nieuwe rubrieken ontwikkeld zoals ‘Uitgelicht’, ‘Signalementen’ en ‘Webthema’s WO II’. Het aantal bezoekers van de NIOD-site liet in 2007 een toename zien van circa 30%. Bedrijfsvoering Aan het begin van 2007 werd Hans Blom als directeur van het instituut opgevolgd door Marjan Schweg­man. Verder hebben er geen majeure ontwikkelingen op financieel en personeelsgebied, in de organisatiestructuur en de werkprocessen plaatsgevonden. Contactgegevens: Herengracht 380, 1016 CJ AMSTERDAM tel. 020-5233800 www.niod.knaw.nl info@niod.knaw.nl Personeel en financiën Totale formatie - fte’s Formatie in dienst KNAW - fte’s Formatie in dienst externe organisatie, maar werkzaam voor KNAW- fte’s1 Aandeel wetenschappelijk personeel - % totale formatie Aandeel tijdelijk personeel - % totale formatie 2005 47,2 47,2 0 2006 63,8 49,7 14,1 2007 58,3 58,3 0 32,8 20,1 35,2 25,2 42,4 32,1 1,8 3,5 3,5 4.108 0 29,0 3.943 0,9 28,3 4.774 2,6 36,4 2006 43 1 14,6 3 2007 44 0 17,8 3 Promovendi (aio’s) - fte’s Gerealiseerde baten - k€ Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) - % Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) - % 1 Personeel in dienst van een externe organisatie maar werkzaam voor het KNAW-instituut. Onderzoek Wetenschappelijke publicaties Promoties Gemiddelde onderzoeksinzet - fte’s Door KNAW-medewerker bezette leerstoelen 2005 21 1 n.b. 3 — 93 — nederlands instituut voor ecologie Directeur: prof. dr. L.E.M. Vet Missie Het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO) verricht ecologisch onderzoek naar organismen, populaties, gemeenschappen en ecosystemen. Het Centrum voor Estuariene en Mariene Ecologie (CEME) in Yerseke legt daarbij de nadruk op het milieu van brak water en zee, terwijl het Centrum voor Limnologie (CL) in Nieuwersluis zich concentreert op zoetwaterecologie. Het Centrum voor Terrestrische Ecologie (CTE) in Heteren bestudeert landgebonden systemen. Werkgebied De doelstelling is om op het gebied van fundamenteel en strategisch ecologisch onderzoek internationaal tot de top te behoren. Verworven kennis geeft sturing aan maatschappelijk relevante toepassingen op het gebied van natuur en milieu en duurzaamheid. Strategie en evaluatie De meest recente internationale evaluatie NIOO was ‘very good to excellent’. De midtermevaluatie is voorzien voor 2008. Bijzondere prestaties De reputatie als kenniscentrum van de ecologische gevolgen van klimaatsverandering is dit jaar fors versterkt. Vooral de publicatie van het CEME over de aantasting van schelpdieren bij toenemend CO2 gehalte van de zee, heeft veel publiciteit opgeleverd in binnen- en buitenland. CEME: Het CEME heeft zich gericht op het verder uitbouwen van samenwerking binnen het programma Zee- en Kustonderzoek. Wetenschappelijke hoogtepunten waren onder meer de publicatie samen met het NIOZ over effecten van reductie van eutrofiëring op verschillende niveaus van het voedselweb in de Waddenzee. Verder werd een gekoppeld model ontwikkeld voor vegetatiegroei en landschapsontwikkeling in schorren. Als eerste toonde het CEME het effect van verzuring van de oceaan aan op de schelpvorming van mosselen en oesters. Het CEME was de wetenschappelijke organisator van de gezamenlijke eerste IMBER-LOICZ open science meeting in Shanghai en organiseerde een zeer succesvolle workshop over modelleren van biodiversiteit samen met de Census of Marine Life en DIVERSITAS. CL: In 2007 verschenen verschillende publicaties in Nature en PNAS, welke tot stand kwamen via internationale samenwerking. De Nederlandse zoölogieprijs werd toegekend aan één van de medewerkers, Jan van Gils, met een daaraan gekoppeld symposium. Het CL initieerde de organisatie van een internationaal symposium en een masterclass op het gebied van de effecten van klimaatveranderingen op aquatische ecosystemen. Samen met de Erasmus Universiteit publiceerde het CL over gedragsveranderingen van in het wild levende kleine zwanen (Cygnus colombianus bewickii) als gevolg van besmetting met een laagpathogeen vogelgriepvirus. Daarnaast was het CL wetenschappelijk betrokken bij het uitzetten van driehoeksmosselen ter bestrijding van mogelijk giftige cyanobacteriën, ook wel blauwalgen genoemd. CTE: Het gedragsonderzoek van vogels kreeg een sterke stimulans door de toekenning van een Horizon programma van het Netherlands Genomic Initiative ter bestudering van de genetische achtergrond van het gedrag van koolmezen. Het CTE levert een belangrijke bijdrage aan het ERGO programma: het nationaal onderzoeksprogramma naar de milieurisico’s van genetische gemodificeerde planten. Drie promovendi werden aangesteld om de effecten van GM-planten op het bodemecosysteem en bovengrondse voedselketens nader te bestuderen. Een derde VICI-beurs voor het CTE werd toegekend aan George Kowalchuk. Zijn onderzoek zal zich richten op het vinden van verklaringen voor het ontstaan van de enorme diversiteit van bacteriën in de bodem. — 94 — Het instituut staat vooraan in de landelijke discussie over verbetering van de duurzaamheid. Ook op andere terreinen van het milieubeleid speelt het instituut een belangrijke maatschappelijke rol, bijvoorbeeld in discussies over de ecologische effecten van klimaatverandering of de mosselvisserij. Bedrijfsvoering In 2007 is een voorlopig ontwerp voor de nieuwbouw eind 2009 van het CL en het CTE in Wageningen gerealiseerd. Belangrijk criterium is het realiseren van optimale duurzaamheid. Het streven is vernieuwende technologieën te gaan toepassen opdat het meest duurzame kantoor/laboratorium van Nederland kan worden gebouwd. Ook in de bedrijfsvoering is een duidelijke keuze gemaakt voor verdere verduurzaming. Het NIOO acht het zich aan haar stand verplicht in al haar bedrijfsvoeringprocessen duurzaamheid als uitgangspunt te kiezen. De bedrijfsvoering is verder geprofessionaliseerd en de dienstverlening is meer klantgericht gemaakt. Door een herverdeling van taken op het terrein van de ICT kon een ICT-helpdesk worden opgezet. Een verdere professionalisering van de ICT-dienstverlening is voorzien. Op het terrein van de pr en wetenschappelijke informatievoorziening heeft het NIOO een (binnen en buiten het NIOO erkende) vooraanstaande positie. De zichtbaarheid van het NIOO is groot. State-of-the-art technologieën worden vrijwel onmiddellijk aangeboden. Contactgegevens: Postbus 1299, 3600 BG MAARSSEN tel. 0294-239312/300 www.nioo.knaw.nl c.evegaars@nioo.knaw.nl Personeel en financiën Totale formatie - fte’s Aandeel wetenschappelijk personeel - % totale formatie Aandeel tijdelijk personeel - % totale formatie Promovendi (aio’s) - fte’s Gerealiseerde baten - k€ Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) - % Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) - % Onderzoek Wetenschappelijke publicaties Promoties Gemiddelde onderzoeksinzet - fte’s Door KNAW-medewerker bezette leerstoelen 2005 201,2 48,7 40,9 2006 200,6 50,2 42,9 2007 192,1 48,8 41,8 34,4 35,2 33,2 15.669 14.825 15.559 10,8 14,3 12,7 16,2 16,0 18,2 2005 247 2 97,9 14 2006 228 46 98,7 17 2007 278 25 149,3 13 — 95 — netherlands institute for advanced study Rector: prof. dr. W.P. Blockmans Missie Het Netherlands Institute for Advanced Study in the Hu­manities and Social Sciences (NIAS) beoogt de bevorde­ring van excellent onderzoek op het gebied van de gees­tes-, gedrags- en maatschappijwetenschappen. Elk jaar wordt aan ruim vijftig onderzoekers de gelegenheid gebo­den om een studieverblijf van drie tot tien maanden aan het NIAS door te brengen, hetzij op basis van een individueel project, hetzij in het kader van een themagroep. Werkgebied Het NIAS heeft internationale bekendheid en beschikt over diverse modaliteiten om via beurzen en vergoedingen geselecteerde onderzoekers uit binnen- en buitenland direct uit te nodigen. Daarnaast stelt het NIAS zich open voor kandidaten uit de hele wereld om als senior of junior fellow aan het instituut te verblijven. Het NIAS stelt zijn faciliteiten beschikbaar voor conferenties, summerschools en verkennende workshops, die ofwel door het NIAS zelf wor­den geïnitieerd ofwel door buiten­staanders worden ingebracht. Ten slotte richt het NIAS publiekslezingen in die worden gehouden door buitenlandse fellows en publiceert het deze lezingen in speciale NIAS-publicatieseries. Strategie en evaluatie In december 2007 heeft het NIAS aan de besturen van de 106 faculteiten in Nederland op zijn werkterrein twee nieuwe outreach-activiteiten aangeboden: de financiering en organisatie in zijn gebouwen van verkennende workshops en de inrichting van NIAS-lezingen in het land door eminente buitenlandse NIAS-fellows. Eveneens in december heeft het NIAS een zelfevaluatie opgesteld, met het oog op de externe visitatie. Dit rapport bevat een groot aantal statistische overzichten van de diverse activiteiten en prestaties. In het academisch jaar 2007-2008 ontving het NIAS 45 fellows, onder wie 13 vrouwen; dit is vergelijkbaar met voorgaande jaren. Er is een bijzondere inspanning verricht om een scherper inzicht te verwerven in de output van NIAS-fellowships. Uit dit overzicht blijkt dat de NIAS-onderzoeksgroepen die tijdens de voorbije 5 jaren gemiddeld per jaar 370 maanden aan het NIAS verbleven, samen ruim 350 wetenschappelijke artikelen, (hoofdstukken in) boeken en geredigeerde bundels publiceerden. Daarnaast organiseerden de onderzoeksgroepen gemiddeld achtentwintig wetenschappelijke bijeenkomsten per jaar en hielden 170 wetenschappelijke voordrachten. Ook werd er een groot aantal lezingen in binnen- en buitenland gegeven door de fellows. Tijdens het academisch jaar 2005-2006 gaven fellows veel lezingen; bijna de helft daarvan (114) vond plaats in Nederland, gemiddeld twee per fellow. Ook in 2006-2007 zijn er veel lezingen gegeven: 73 in Nederland en 64 in het buitenland. Deze activiteiten hebben een belangrijke uitstraling naar de Nederlandse universiteiten. Bijzondere prestaties In 2007 bracht het NIAS voor het eerst twee elektronische nieuwsbrieven uit, gericht aan de Nederlandse onderzoeksgroepen, de NIASbrief. Daarnaast publiceerde het NIAS in gedrukte vorm drie publiekslezingen en de speciale uitgave The Challenge to European Democracy, een verslag van de conferentie gehouden ter gelegenheid van 35 jaar NIAS. In het eerste semester van 2006-2007 was de themagroep Games, Action and Social Software actief. Deze workshop heeft een interdisci­plinair karakter en behoorde tot de eerste ac­tiviteiten van het NIAS in het per september 2006 effectief gestarte samenwerkingsprogramma met het Lorentz Centre. In dat kader verbleven in 2007 drie Lorentz Fellows aan het NIAS. In 2008 zal de laatste Jelle Zijlstra Fellow aan het NIAS werkzaam zijn. De sponsoren hebben besloten dit initiatief voort te zetten in de aangepaste vorm van het Willem F. Duisenberg Fellowship. De eerste bekleder is in december 2007 aangetreden, voor een verblijf — 96 — van drie maanden. Ook met The Hague Institute for Internationalisation of Law kon een samenwerkingsovereenkomst ge­sloten worden. Door het meewerken aan de selectie van fellows en het inrichten van workshops aan het NIAS zal dit vakgebied, dat voor Den Haag als juridische wereldhoofd­stad een bijzondere betekenis heeft, beter vertegenwoor­digd kunnen worden aan het NIAS. In dit samenwerkingsverband wordt het Henry G. Schermers Fellowship ingesteld, waarvan de eerste bekleder in 2008 verwacht wordt. In november 2007 heeft de gemeente Den Haag, in samenwerking met de Hague Academic Coalition, het NIAS aangeboden om gezamenlijk een Spinoza Fellowship in te stellen voor een internationaal befaamde geleerde die een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de thematiek van vrede, recht en veiligheid. Bedrijfsvoering Belangrijke verbouwingen die het NIAS gedurende een reeks van jaren heeft doorgevoerd, zijn in 2007 afgerond met de vernieuwing van het dak van het hoofdgebouw en de herinrichting van het restaurant. Contactgegevens: Meijboomlaan 1, 2242 PR WASSENAAR tel. 070-5122700 www.nias.knaw.nl nias@nias.knaw.nl Personeel en financiën Totale formatie - fte’s Formatie in dienst KNAW - fte’s Formatie in dienst externe organisatie, maar werkzaam voor KNAW- fte’s Aandeel wetenschappelijk personeel - % totale formatie Aandeel tijdelijk personeel - % totale formatie Promovendi (aio’s) - fte’s 2005 14,8 14,8 0 2006 15,1 15,1 0 2007 14,6 14,6 0 12,2 0 11,9 5,3 12,3 0 0 0 0 Gerealiseerde baten - k€ Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) - % Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) - % 2.545 2,5 8,0 2.605 3,3 7,1 2.691 2,8 2,6 Onderzoek Wetenschappelijke publicaties Promoties Gemiddelde onderzoeksinzet - fte’s Door KNAW-medewerker bezette leerstoelen 2005 364 0 n.b. 1 2006 192 8 0,2 1 2007 305 0 0,2 1 — 97 — rathenau instituut Directeur: mr. drs. J. Staman Missie Het Rathenau Instituut is het onderzoeks- en debatcentrum in Nederland voor wetenschap, technologie en samenleving. Het Rathenau Instituut laat de invloed van wetenschap en technologie op ons dagelijks leven zien en brengt de dynamiek ervan in kaart door onafhankelijk onderzoek en debat. Werkgebied De organisatie heeft twee kerntaken: Technology Assessment (TA) en Science System Assessment (SciSa). De afdeling Technology Assessment stimuleert het publieke debat en de politieke oordeelsvorming over maatschappelijke, ethische en politieke effecten van moderne wetenschap en technologie. De afdeling Science System Assessment verricht toegepast en fundamenteel (beleidsrelevant) onderzoek naar het functioneren van het wetenschapssysteem. Het stimuleren van debat en het inzichtelijk maken van dilemma’s is voor beide afdelingen belangrijk. Daarom communiceert het Rathenau Instituut actief over haar resultaten, door middel van publicaties, debatten, conferenties, nieuwsbrieven, mediabijdragen en haar website. Het Rathenau Instituut zoekt ook actief de samenwerking op met andere partijen: instituten, wetenschappers, uitgevers of anderszins, zowel op nationaal als Europees niveau. Strategie en evaluatie Het Rathenau Instituut wil het debat stimuleren en dilemma’s inzichtelijk maken. Daarom communiceert het Rathenau Instituut actief over haar resultaten, door middel van publicaties, debatten, conferenties, nieuwsbrieven, mediabijdragen en haar website. Het Rathenau Instituut is steeds op zoek naar vernieuwende werkvormen en experimenteert daarmee. Ook zoekt het instituut actief de samenwerking met andere partijen: wetenschappelijke instituten, wetenschappers, uitgevers of anderszins, zowel op nationaal als Europees niveau. Het Rathenau Instituut wordt volgens het instellingsbesluit van het instituut elke vijf jaar beoordeeld op effectiviteit en doelmatigheid. Eind 2006 verscheen het laatste evaluatierapport waarin het instituut positief werd beoordeeld. Bijzondere prestaties Het onderwerp privacy stond in 2007 hoog op de publieke agenda, en daaraan droeg het Rathenau Instituut bij met een aantal activiteiten. De uitgave ‘Van privacyparadijs tot controlestaat?’, die begin 2007 uitkwam, bleek een veelgeciteerde publicatie in die discussie. Ook verrichtte het Rathenau Instituut met enkele partners een publieksonderzoek naar privacybeleving van Nederlanders, waarvan de resultaten zijn neergelegd in de bundel ’Hoe denken Nederlanders over Radio Frequency Identification?’ In de tweede helft van 2007 kwam het thema aan de orde in de discussie over RFID, naar aanleiding van de uitgave ‘RFID & Identity Management in Everyday Life’, dat het instituut uitgaf in samenwerking met de Europese organisatie STOA. Tot slot nam het Rathenau Instituut deel in het zogenoemde Privacyproject.nl, een initiatief van Holland Doc. Een verdere greep uit de publicaties van de afdeling TA: ‘Leven maken, maatschappelijke reflectie op de opkomst van synthetische biologie’, ‘Ambient Intelligence, toekomst van de zorg of zorg van de toekomst’, ‘De obesogene samenleving’ en ‘Breinbeleid’. Over deze en andere onderwerpen hebben de onderzoekers van het Rathenau Instituut veelvuldig het woord gevoerd in de media. Daarnaast hebben ze geleid tot intensieve contacten met politiek, wetenschap en andere instituten. De afdeling SciSA publiceerde studies over de ontwikkeling van de onderzoeksfinanciering, over het loopbaansysteem, over selectie van onderzoekvoorstellen, over kwaliteitszorg en over transdisciplinariteit en maatschappelijke oriëntatie van onderzoek. Ook is onderzoek verricht naar ontstaan en effecten van grootschalige onderzoeksinfrastructuren. — 98 — De afdeling SciSA is verder verantwoordelijk voor een aantal studies over de dynamiek van onderzoeksvelden, zoals over kustverdedigingsonderzoek, media- en communicatiestudies, genomics, chemie en katalyse. Ten slotte is een inventarisatie gemaakt van de her en der beschikbare gegevens over het wetenschapssysteem. Samen met de eigenaars en gebruikers van deze gegevens is onderzocht waar de grootste gebreken worden gezien en waar dus inspanning nodig is om tot nieuwe dataverzameling te komen. Wetenschappelijke publicaties, rapporten om beleidsmakers te informeren, thematische bijeenkomsten met stakeholders en aandacht in de media kunnen de output van dit onderzoek vormen. Debatten en conferenties maken deel uit van het werk van het Rathenau Instituut. Rond de aanbieding van rapporten vinden vaak lezingen en discussies plaats. Deze bijeenkomsten worden veelal georganiseerd met externe partijen, waaronder NWO en STW. Daarnaast nam het Rathenau Instituut op uitnodiging van de Tweede Kamer deel aan hoorzittingen en rondetafelgesprekken, onder meer over biotechnologie en onderzoek met stamcellen. Bedrijfsvoering In 2007 waren er 40 mensen in dienst van het Rathenau Instituut. Daarnaast werkten voor kortere of langere tijd vijftien mensen op detacheringsbasis voor de verschillende afdelingen: TA, SciSA, communicatie en bedrijfsvoering & ondersteuning. Deze laatste afdeling vervult ook de financiële en personele administratie voor twee andere instituten van de KNAW: DANS en het Huygens Instituut. Contactgegevens: Postbus 95366, 2509 CJ ’S-GRAVENHAGE Tel. 070-3421542 www.rathenau.nl info@rathenau.nl Personeel en financiën Totale formatie - fte’s Aandeel wetenschappelijk personeel - % totale formatie Aandeel tijdelijk personeel - % totale formatie 2005 21,2 20,3 48,1 2006 31,5 29,2 65,1 2007 35,0 36,9 58,9 0 0 0 Gerealiseerde baten - k€ Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) - % Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) - % 3.600 0 3,6 4.589 1,2 4,3 5.087 2,1 2,9 Onderzoek Wetenschappelijke publicaties Promoties Gemiddelde onderzoeksinzet - fte’s Door KNAW-medewerker bezette leerstoelen 2005 25 0 n.b. 0 2006 11 1 6,9 1 2007 23 1 8,0 2 Promovendi (aio’s) - fte’s — 99 — roosevelt study center Directeur: prof. dr. C.A. van Minnen Missie De missie van het Roosevelt Study Center (RSC) is het bevorderen van wetenschappelijk onderzoek, collectievorming en publieksinformatie op het terrein van de geschiedenis en cultuur van de Verenigde Staten van Amerika in de twintigste eeuw en van de Europees-Amerikaanse betrekkingen. Daarnaast fungeert het RSC als een belangrijke ontmoetingsplaats en conferentiecentrum voor Europese en Amerikaanse onderzoekers op het brede terrein van de Amerikanistiek en de trans-Atlantische betrekkingen. Werkgebied Het RSC beschikt over een in Europa unieke collectie bronnenmateriaal over diverse aspecten van de moderne Amerikaanse geschiedenis die jaarlijks met nieuwe aanwinsten wordt uitgebreid en zowel door derden als de eigen staf wordt gebruikt voor onderzoeksdoeleinden. Het onderzoek van de junior- en seniormedewerkers richt zich voornamelijk op de twintigste-eeuwse Nederlands-Amerikaanse betrekkingen. Daarnaast verzorgt de senior staf in beperkte mate onderwijs op het gebied van de Amerikaanse geschiedenis en de internationale betrekkingen aan de Universiteit Gent en de Roosevelt Academy in Middelburg. Tevens draagt het RSC actief bij aan de activiteiten van de European Association for American Studies en de Netherlands American Studies Association. Met zijn lezingenserie over aspecten van de contemporaine trans-Atlantische betrekkingen tracht het RSC een breder publiek te bereiken. Strategie en evaluatie De externe evaluatie van het instituut heeft plaatsgevonden in 2005. In overeenstemming met de uitkomst van deze evaluatie en met andere strategiedocumenten is in 2007 de microfilmcollectie uitgebreid met een nieuw beschikbaar gekomen deel van de Eleanor Roosevelt Papers en werd het RSC officieel de bewaarplaats van het archief van de Nederlandse Fulbright Commission for Educational Exchange. Belangrijke internationale conferenties en seminars waren: de achtste Middelburgse conferentie voor Europese en Amerikaanse historici met het thema ‘Democracy and Political Repression in U.S. History’, de conferentie ‘The Atlantic Community and the European Idea from Kennedy to Nixon’ en de seminars voor promovendi in de Amerikaanse geschiedenis van diverse Nederlandse universiteiten en van de universiteiten in Cambridge, Parijs en Heidelberg. Andere in het oog springende en goed bezochte bijeenkomsten waren de uitreiking van de jaarlijkse Theodore Roosevelt American History Award, de twee publiekslezingen in de serie Transatlantic Lectures door respectievelijk Hubert Smeets en Ko Colijn, en de twee lezingen over Amerikaanse moderne kunst door Fulbright-Dow gastonderzoeker Gail Levin. Dankzij de instelling van de Fulbright-Dow Distinguished Research Chair kon het RSC in 2007 aan de twee Amerikaanse hoogleraren Hamilton Cravens en Gail Levin een gastonderzoekersplaats van elk vier maanden in het RSC aanbieden. Dit stelde elk van hen in staat een boekproject af te ronden. Daarnaast verstrekte het RSC onderzoeksbeurzen aan twaalf jonge onderzoekers uit zes Europese landen die gebruik maakten van de RSC-bronnencollecties. De RSC-staf voerde de redactie van zowel de nieuwsbrieven van de Netherlands American Studies Association als van het peer-reviewed digitale vaktijdschrift European Journal of American Studies van de European Association for American Studies. Tevens werden onderwijscursussen verzorgd aan de Universiteit Gent en de Roosevelt Academy. — 100 — Bijzondere prestaties Het grootschalige door het RSC geïnitieerde en gecoördineerde handboekproject over 400 jaar Nederlands-Amerikaanse betrekkingen, 1609-2009, waaraan circa 90 historici uit Nederland en de Verenigde Staten meewerken, boekte in 2007 een grote vooruitgang door de inlevering van de eerste versies van de teksten en de bespreking daarvan in 5 verschillende redactie/auteurs seminars. Van cruciaal belang voor het welslagen van dit project was de dit jaar ontvangen financiële steun van Delta N.V. en het ministerie van Buitenlandse Zaken. Een voormalige aio van het RSC verdedigde met succes haar proefschrift aan de Radboud Universiteit: Elke van Cassel, A Cold War Magazine of Causes: A Critical History of The Reporter, 1949-1968. De twee belangrijkste boekpublicaties in 2007 waren: Cornelis A. van Minnen and Sylvia L. Hilton, eds., Teaching and Studying U.S. History in Europe: Past, Present and Future (Amsterdam: VU University Press, 2007); en Hans Krabbendam and Wil Verhoeven, eds., Who’s the Boss? Leadership and Democratic Culture in America (Amsterdam: VU University Press, 2007). Bedrijfsvoering Het RSC is een stichting die wordt gesubsidieerd door de KNAW en de provincie Zeeland. Het instituut is gehuisvest in de Abdij van Middelburg en telde in 2007 vier vaste medewerkers, vier aio’s medegefinancierd door twee universiteiten, en twee Fulbright gastonderzoekers die voor de helft zijn gefinancierd door Dow Benelux. Naar aanleiding van de evaluatie in 2005 zijn in 2006 en 2007 voorbereidingen getroffen voor de aanstelling in 2008 van een ICT-medewerker. Contactgegevens: Postbus 6001, 4330 LA MIDDELBURG tel. 0118-631590 www.roosevelt.nl rsc@zeeland.nl Personeel en financiën Totale formatie - fte’s Aandeel wetenschappelijk personeel - % totale formatie Aandeel tijdelijk personeel - % totale formatie 2005 8,0 87,5 50,0 2006 5,0 n.b. n.b. 2007 9,0 73,3 55,6 Promovendi (aio’s) - fte’s 4,0 0 2,6 Gerealiseerde baten - k€ Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) - % Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) - % 275 275 441 2006 16 2 4,7 1 2007 17 1 5,1 2 1 1 Het RSC is een aan de KNAW gelieerd instituut. Alleen de KNAW-subsidie is weergegeven. Onderzoek Wetenschappelijke publicaties Promoties Gemiddelde onderzoeksinzet - fte’s Door KNAW-medewerker bezette leerstoelen 2005 8 0 4,7 0 — 101 — virtual knowledge studio Directeur: prof. dr. P.F. Wouters Missie De Virtual Knowledge Studio (VKS) ging op 1 januari 2006 van start met een tweeledige opdracht: 1. het ondersteunen van wetenschappers bij de ontwikkeling van e‑research in de sociale en geesteswetenschappen, en 2. het analyseren van de opkomst van methoden, technieken en infrastructuren op het gebied van e-research. Werkgebied Het werkterrein van de VKS omvat de raakvlakken tussen de disciplines wetenschaps- en technologiestudies, informatiewetenschap en communicatiestudies. Het onderzoek concentreert zich in het bijzonder op de onderzoeksthema’s virtuele etnografie, collaboratories, simulaties in de sociale en geesteswetenschappen, web-metrie, webarchivering, nieuwe onderzoekspraktijken rondom hybride, gedistribueerde databases en de conceptuele en theoretische basis van e-science en e-research. Alle VKS-onderzoekers hebben zowel ervaring op een bepaald terrein van de sociale of geesteswetenschappen als kennis van het gebruik van ICT in de wetenschap. De VKS wil uitgroeien tot het aanspreekpunt bij het opzetten van innovatieve projecten voor de ontwikkeling van nieuwe ICT-gebaseerde onderzoeksmethoden in de sociale en geestes­wetenschappen. Strategie en evaluatie Een belangrijke nieuwe stap in de realisering van de strategische doelstellingen van de VKS werd bereikt met de opening van de Maastricht Studio op 14 november 2007 door de voorzitter van het CvB van de Universiteit van Maastricht, J. Ritzen. Hiermee heeft de VKS drie vestigingen ontwikkeld: Amsterdam (IISG), Rotterdam (EUR Campus Woudestein) en Maastricht. De Maastrichtse campus gaat van start met twee projecten. Het eerste project bestudeert hoe wetenschappelijke disciplines en maatschappelijke groeperingen omgaan met kennis die uit simulaties wordt vergaard. Simulatiemodellen worden steeds verder geperfectioneerd en spelen een steeds zwaardere rol in beslissingen over technologieën, maar is dat wel verantwoord bij beslissingen met grote maatschappelijke consequenties? Het tweede project bouwt voort op bestaand onderzoek van de Universiteit Maastricht naar het cultureel erfgoed van Maastricht, waarbij burgers en experts gezamenlijk de geschiedenis van Maastricht verzamelen en bewaren met digitale technologieën. Het project onderzoekt hoe men digitale archieven, die samen met burgers worden opgebouwd, bruikbaar maakt voor toekomstig gebruik door historici en stedenbouwkundigen: opent zo’n digitale culturele biografie nieuwe perspectieven voor een stad? In de Erasmus Studio werden in samenwerking met EUR-onderzoekers vijf nieuwe onderzoeksprojecten vormgegeven, waarvan er twee al zijn gestart. Een daarvan is een samenwerking met de UB en het Econometrisch Instituut (gefinancierd door SURF) en richt zich op de technische vormgeving van een geavanceerd VKS-collaboratory. Het tweede project, ‘Interventionist STS’, is een samenwerking met de iBMG-onderzoeksgroep en concentreert zich op de wijze waarop onderzoekers de rol als ‘betrokken ontwerper’ van nieuwe onderzoekspraktijken kunnen combineren met de rol van ‘afstandelijk onderzoeker’ en hoe de spanningen tussen deze rollen in de praktijk door onderzoekers worden opgelost. Bijzondere prestaties Per 1 november 2007 zijn Sally Wyatt (Universiteit van Maastricht) en Paul Wouters (Erasmus Universiteit) benoemd tot bijzonder hoogleraar. VKS-onderzoekers publiceerden onder meer 29 artikelen in internationale wetenschappelijke tijdschriften en boeken, gaven 34 lezingen op uitnodiging, organiseerden 19 internationale wetenschappelijke bijeenkomsten en gaven 31 congrespresentaties. Bovendien namen VKS onderzoekers 7 maal deel aan promotiecommissies en PhD-examens. — 102 — Een belangrijke vorm van samenwerking is het indienen van gezamenlijke projecten bij onderzoekfinanciers. In 2007 werden acht onderzoeksvoorstellen toegekend waarin de VKS medeaanvrager was (totaalbudget 673.000 euro, VKS-deel 235.000 euro). Bovendien draagt de VKS bij aan het Global Hubs-project van het IISG. De door de VKS ontwikkelde kritiek op de dominante visie op e-science, waarin kwantitatieve verwerking van grote datasets centraal staat, heeft in 2007 bijgedragen tot een opmerkelijke conceptuele verbreding van e-science tot e-research. De laatste term wordt nu door een groot aantal onderzoekers en financiers gehanteerd, en tijdens de International e-Social Science Conference in Ann Arbor werd expliciet naar de VKS-kritiek verwezen. In het kader van het CREEN-project werden twee nieuwe instrumenten voor visualisatie van dynamische netwerken ontwikkeld (in samenwerking met L. Leydesdorff, UvA). De VKS werd lid van het International Internet Preservation Consortium. Bedrijfsvoering Eind 2007 telde de vestiging van de VKS in Amsterdam zeven senioronderzoekers, twee postdoctoraal onderzoekers, vier ‘visiting scholars’ en twee ‘honorary fellows’. In Rotterdam werd Franciska de Jong per 1 juni 2007 benoemd tot managing director van de Erasmus Studio, waar eind 2007 twaalf onderzoekers bij betrokken waren. Het jaarbudget van de VKS bedraagt 1,2 miljoen euro. Contactgegevens: Cruquiusweg 31, 1019 AT AMSTERDAM tel. 020-8500270 www.virtualknowledgestudio.nl info@vks.knaw.nl Personeel en financiën Totale formatie - fte’s Aandeel wetenschappelijk personeel - % totale formatie Aandeel tijdelijk personeel - % totale formatie 2005 Promovendi (aio’s) - fte’s Gerealiseerde baten - k€ Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) - % Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) - % Onderzoek Wetenschappelijke publicaties Promoties Gemiddelde onderzoeksinzet - fte’s Door KNAW-medewerker bezette leerstoelen 2005 2006 9,8 92 69,4 2007 9,4 91,5 68,1 0 0 1196 4,9 12,1 1215 10,4 9,4 2006 34 0 9,0 2 2007 29 3 9,6 4 — 103 — KNAW totaal Personeel en financiën Totale formatie - fte’s Formatie in dienst KNAW - fte’s1 Formatie in dienst externe organisatie, maar werkzaam voor KNAW- fte’s2 Aandeel wetenschappelijk personeel - % totale formatie Aandeel tijdelijk personeel - % totale formatie Promovendi (aio’s) - fte’s Gerealiseerde baten - k€ Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) - % Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) - % 3 2005 1076,6 978,0 98,6 2006 1092,6 987,8 104,8 2007 1064,5 1001,1 63,4 45,6 38,4 45,6 37,3 45,2 40,3 163 129,5 139,1 83.595 7,7 22,7 95.853 10,2 21,2 96.655 8,7 22,3 Inclusief personeel in dienst van de aan de KNAW gelieerde instituten, Fryske Akademy en RSC. Personeel in dienst van een externe organisatie maar werkzaam voor het KNAW-instituut (Huygens Instituut, ICIN, IISG, KITLV, NIOD). 3 De Fryske Akademy en het RSC zijn aan de KNAW gelieerde instituten. Van deze instituten is alleen de KNAW-subsidie meegeteld. 1 2 Onderzoek4 Wetenschappelijke publicaties Promoties Gemiddelde onderzoeksinzet - fte’s Door KNAW-medewerker bezette leerstoelen 2005 1.561,0 25,0 n.b. 66 2006 1.458,0 94,0 567,5 74 2007 1.894,0 85,0 596,5 73 De KNAW-instituten registrereren hun onderzoeksinzet en wetenschappelijke output steeds zorgvuldiger. Toch geven de cijfers hier en daar opvallende sprongen weer. Dit komt door aanscherpingen van definities. Instituten hebben niet allemaal met terugwerkende kracht de herziene definities kunnen toepassen. In 2008 en verder zullen cijfers steeds meer worden gegenereerd uit onderzoeksinformatiesysteem METIS, dat momenteel in de KNAW-instituten wordt ingevoerd. De verwachting is dat de consistentie, en daarmee de betrouwbaarheid, op termijn verder zal toenemen. 4 — 104 — — 105 — Jeroen den Hertog van het Hubrecht Instituut in Utrecht is samen met Teun Boekhout van het Centraalbureau voor Schimmelcultures (CBS) projectleider van het onderzoeksproject ‘Bioprospecting of fungal metabolites using zebrafish embryos’ dat vanuit het Strategiefonds voor KNAW-instituten wordt gefinancierd. ‘Verrassend hoog’, noemt Jeroen den Hertog het aantal schimmels met een speciaal talent: invloed op de ontwikkeling van de embryo’s van zebravissen. Ongeveer een vijfde van de circa zeventienhonderd schimmels die wij tot nu toe gescreend hebben, verstoort die embryonale ontwikkeling.’ En dat is goed nieuws. Het is een veelbelovend succes in de zoektocht naar nieuwe geneesmiddelen, een strategieproject waarin het CBS en het Hubrecht Instituut de krachten bundelen. Biochemicus Den Hertog: ‘Er bestaan nu ruim elfduizend geregistreerde geneesmiddelen. Deze geneesmiddelen bevatten maar 850 verschillende biologisch actieve stoffen en veel daarvan zijn chemisch gezien ook nog eens nauw aan elkaar verwant. Ons doel is nieuwe biologisch actieve stoffen te vinden die ontwikkeld kunnen worden tot geneesmiddelen.’ Oude bekenden binnen de geneesmiddelenproductie worden zo weer helemaal opnieuw bekeken: de schimmels. ‘Die produceren heel uiteenlopende secundaire metabolieten; een aantal daarvan is biologisch actief. Een bekend voorbeeld is natuurlijk penicilline. Het CBS herbergt een van de grootste collecties schimmels en gisten ter wereld met meer dan vijftigduizend verschillende stammen. We verwachten dat die unieke collectie een schat aan onontdekte potentiële geneesmiddelen herbergt. In twee jaar tijd willen we vijfduizend stammen screenen op biologische activiteit in zebravissen.’ ‘Zelf werk ik al zo’n tien jaar met zebravissen als model voor de embryonale ontwikkeling van gewervelde dieren. Het grote voordeel van het gebruik van zebravisembryo’s is nu dat we in één keer alle celtypes in een gewerveld dier kunnen testen. En tijdens hun embryonale ontwikkeling vinden allerlei biologische processen plaats – celgroei, celdifferentiatie, celmigratie – die ook een belangrijke rol hebben in ziektes bij de mens. Zo kunnen we een bank aanleggen van de zogenaamde supernatanten van de schimmels, die gebruikt kunnen worden in andere – specifiekere – tests, zoals het toetsen op antibiotische activiteit.’ ‘De strategische kant van dit project is vooral de samenwerking tussen twee instituten waarin twee verschillende disciplines – mycologie en ontwikkelingsbiologie – verenigd worden. Vernieuwend is het gebruik van zebravisembryo’s om de schat aan mogelijk nieuwe biologisch actieve stoffen binnen het CBS te onderzoeken. En nog los van deze strategische kant’, zegt Jeroen den Hertog, ‘is er een aardig bijkomend voordeel: de twee instituten zitten op één locatie.’ Nieuwe zoektocht naar geneesmiddelen Het Fries als voorbeeldige taal – in alle stadia Arjen Versloot van de Fryske Akademy in Leeuwarden is projectleider van het KNAW-Strategiefondsproject ‘Morfologische component Taaldatabank Fries’. ‘In ons Morfo-project proberen we de structuur van de Friese woordenschat bloot te leggen. We verbinden taalelementen die van dezelfde stam zijn afgeleid met elkaar: binnen én tussen de taalstadia. Een voorbeeld is het woord hûs, “huis”. Dat zit in het woord útfanhûzje, “logeren”, net zo goed als in Oudfries huslotha, “huisbelasting”, met Oudfries hus. Vervolgens koppelen we Nieuwfries hûs aan Oudfries hus. Zo kunnen we nagaan hoe zo’n woord gebruikt werd en wordt in verschillende afleidingen en samenstellingen.’ Aan het woord is Arjen Versloot van de Fryske Akademy. De afdeling Taalkunde, waar hij sinds 1993 werkt, bestudeert het Fries in ruimte en tijd: van middeleeuwse runen tot de 21e eeuw. Mede dankzij het Strategiefonds van de KNAW kon het Morfo-project tot stand komen. ‘Het is onderdeel van onze Databank van de Friese Taal, waarin we zoveel mogelijk geschreven en gesproken Fries van de vroegste bronnen tot de huidige tijd taalkundig willen ontsluiten. Morfo – afgeleid van morfologie, ofwel vormleer – is een essentiële bouwsteen voor de taalkundige verrijking van de databank. We kunnen zo veel sneller en vollediger inzicht krijgen in woordvorming van het Fries in alle taalstadia. Dat verdiept het inzicht in de werking van taal – en niet alleen van het Fries. Het be- grijpen van steeds weer nieuwe samenstellingen is bijvoorbeeld een probleem bij automatische spraakherkenning of spellingcheckers.’ En dat sluit weer perfect aan bij de belangstelling van Versloot, die werkt aan een proefschrift over structuren van lettergrepen in alle Friese dialecten. ‘Het meest fascinerende van onderzoek met taalmateriaal uit meerdere eeuwen is het groeiende inzicht in de dynamiek van taal: niet toevallig, maar volgens bijna mathematische structuren en patronen.’ Versloot plaatst dan ook een realistische kanttekening bij de taal van ‘ons Fryslân’ – helemaal origineel is die niet. ‘Een aardig “bijproduct” is een rudimentair etymologisch woordenboek van het Fries: we hebben nu een lijst van twaalfduizend “woordbouwstenen”, waarbij we aangeven of het geleende elementen zijn. Erg veel is geleend… Dat levert nieuwe kennis op over de taalkundige kant van meertaligheid en minderheidstalen.’ ‘Eind september zijn we klaar. Voor een instituut als de Fryske Akademy vormen de middelen van het Strategiefonds een waardevolle aanvulling op de bestaande geldstromen om dit soort grote projecten goed aan te kunnen.’ Louis Grijp is projectleider van het DOC Nederlands Lied. Dat is een van de drie Documentatie- en Onderzoekscentra van het Meertens Instituut die mede dankzij het Strategiefonds van de KNAW zijn opgericht. ‘Het meest spectaculair vind ik het zelf altijd weer als we een tekst met een melodie kunnen herenigen die elkaar al eeuwen kwijt waren. Bijvoorbeeld Vondels beroemde rei ‘Waar werd oprechter trouw’. Daarvan vond ik twee jaar geleden de melodie in de Liederenbank terug. Die bleek van de Franse componist Antoine de Boësset te zijn.’ Louis Grijp: ‘De bedoeling van de Documentatie- en Onderzoekscentra is om op drie terreinen te komen tot nationale webbased expertisecentra: volksverhalen, namen, en in mijn geval de Nederlandse liedcultuur “van Hadewijch tot Hazes”. De Nederlandse liederenbank documenteert dus het Nederlandse lied door de eeuwen heen. We hebben inmiddels 125.000 liederen ontsloten. Nu is de belangrijkste uitdaging om daarvan de volledige teksten en melodieën online te krijgen.’ ‘Vooral vroege perioden zijn bij ons al goed vertegenwoordigd – zo zijn praktisch alle middeleeuwse liederen gerepertorieerd. Voor latere perioden is het veeleer een goede doorsnee. In de twintigste eeuw is onze dekking minder, ook doordat we dan problemen met auteursrechten krijgen. Maar we hebben wel veel veldwerkopnamen, die online te beluisteren zijn.’ ‘Onze specialiteit is de contrafactuur, dat wil zeggen, liederen die gedicht zijn op de melodie van eerdere liederen. Via de liederenbank kun je melodieën koppelen aan teksten en vice versa. Ook kun je de receptie van teksten en melodieën via de lijnen van de contrafactuur volgen.’ De geschiedenis van het project zelf? ‘In 1986 kreeg ik een promotiebeurs om een database op te zetten waarin je melodieën via de strofevormen van de teksten zou kunnen achterhalen. Toen ik op het Meertens Instituut ging werken, nam ik dat databaseje mee – en dat is allengs uitgegroeid tot een van de grootste databases ter wereld op haar gebied. Dat dankzij zo’n honderd medewerkers – stagiaires, documentalisten en onderzoekers – en vaak tijdens extern gefinancierde projecten, onder meer in samenwerking met Vlaanderen.’ ‘Voor zo’n enorme onderneming heb je een lange adem nodig en ik ben dolblij dat er nu een vaste staf is die het werk van al die tijdelijke medewerkers in goede banen kan leiden en het systeem onderhoudt. Zo kan het Meertens Instituut zijn rol als hoeder van dit immateriële Nederlandse erfgoed waarmaken.’ Louis Grijp is ook van een andere kant intensief bij zijn Liederenbank betrokken. ‘Ik ben van huis uit musicoloog én musicus. In het Nederlandse lied heb ik altijd een mogelijkheid gezien de muzikale dimensie van de Nederlandse cultuur zichtbaar en hoorbaar te maken. Ik heb er allerlei concertprogramma’s en cd’s mee samengesteld. Zoals onlangs de zingende klucht van Lijsje Flepkous, die we met Camerata Trajectina weer op de planken hebben gebracht. Zo ben ik zelf de beste klant van www.liederenbank.nl.’ Van Flepkous tot Bløf en Hadewijch tot Hazes: oraal erfgoed op de bank Naar toegankelijke meerdimensionale teksten Karina van Dalen-Oskam van het Huygens Instituut in Den Haag is projectleider van het Strategiefondsproject ‘Editiemachine’. ‘Ook in de wetenschap wordt nog steeds teveel gedacht vanuit de twee dimensies van papier. Onderzoekers uit de geesteswetenschappen hebben gewoonlijk nog erg weinig ideeën over wat de nieuwe digitale media aan interessante nieuwe mogelijkheden voor hun onderzoek kunnen bieden. Door ze te laten werken op onze website, die laagdrempelig in gebruik is, kunnen we onderzoekers aan het denken zetten over die mogelijkheden. De beste nieuwe ideeën komen gewoonlijk pas op door het daadwerkelijk gebruiken van nieuwe technieken, hoe basaal ze misschien ook nog zijn.’ Aan het woord is Karina van Dalen-Oskam van het Huygens Instituut – neerlandica, mediëviste en naamkundige. ‘Ik houd me vooral bezig met het onderzoek van stilistische verschillen tussen teksten. Vragen die mij interesseren, zijn: hoe verschillen auteurs nu precies in hun stijl? Hoeveel vrijheden veroorloofden middeleeuwse tekstkopiisten zich bij het overschrijven van het werk van een auteur? En hoe kunnen we dat onderzoeken met behulp van de nieuwste technische mogelijkheden en met empirische, kwantitatieve methoden?’ ‘Het praktische einddoel van het project Editiemachine is een website waarop onderzoekers hun tekst digitaal kunnen opbouwen – en uiteindelijk met een druk op de knop kunnen omzetten in een digitale teksteditie, waarin iedereen kan bladeren, zoeken en waaraan allerlei onderzoeksvragen te stellen zijn. We ontwikkelen een werkomgeving waarin tekstonderzoekers scans van een tekst kunnen transcriberen – het volgens bepaalde wetenschappelijke regels omzetten van handgeschreven of gedrukt schrift in door de moderne mens en door de computer leesbare tekens. Die getranscribeerde tekst kunnen ze annoteren. Het programma is te gebruiken via het internet, en groepen onderzoekers kunnen er ook in samenwerken. En als er een “ouderwets” boek van wordt gemaakt, moet het bestand daarvoor vanuit de website kunnen worden geëxporteerd.’ Van Dalen-Oskam: ‘De strategische kant is de bundeling van eerder op twee instituten gestarte IT-vernieuwingen en de verdere uitbouw daarvan in het nieuwe Huygens instituut. Strategisch is natuurlijk ook op korte termijn te kunnen laten zien dat het Huygens Instituut technisch innoverend bezig is op zijn taakgebieden. Zoals onze ondertitel luidt: Tekstontsluiting en onderzoek, literatuuren wetenschapsgeschiedenis. De website-in-ontwikkeling, met de naam e-Laborate, wordt al door een aantal onderzoeksgroepen gebruikt en er is een aantal nieuwe inhoudelijke projecten in voorbereiding’, zegt Karina van Dalen-Oskam. ‘Er komen heel concrete nieuwe wensen bij ons binnen voor nieuwe functionaliteit. Het lijkt er dus sterk op, dat we onze doelstellingen bereiken.’ Marcel van der Linden, directeur onderzoek bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) in Amsterdam, is projectleider van het Strategiefondsproject ‘Global Hubs for Global History’. ‘De geschiedschrijving van onze globaliserende maatschappij staat nog in de kinderschoenen. Als socioloog en historicus wil ik graag bijdragen aan het inzicht in wereldwijde samenhangen. Dat is niet alleen een kwestie van wetenschappelijke nieuwsgierigheid; het lijkt me ook van belang voor de totstandkoming van een modern wereldburgerschap’, zegt Marcel van der Linden van het IISG. ‘Het IISG werkt aan de sociale en economische geschiedschrijving van het moderne wereldsysteem zoals dat vanaf 1500 tot nu is gegroeid. In het middelpunt van onze belangstelling staat de ontwikkeling op wereldschaal van vrije en onvrije arbeidsverhoudingen – loonarbeid, slavernij – en van gelijkheid en ongelijkheid. Voor de bestudering van deze onderwerpen hebben we veel kwantitatieve en kwalitatieve gegevens nodig over de manieren waarop arbeid werd georganiseerd; over lonen en prijzen en over de manieren waarop ondernemers en vrije en onvrije arbeiders hun belangen verdedigden.’ Het instituut heeft als doel een mondiaal knooppunt te worden van websites en databanken op het gebied van de sociale en economische geschiedenis. Daarvoor worden ‘collaboratories’ ontwikkeld – samenvoeging van collaboration en laboratory – die via internet een virtueel laboratorium creëren. Onderzoekers kunnen onderzoeksgegevens gestandaardiseerd en gedocumenteerd met elkaar delen. De website van de collaboratory vormt het digitale knooppunt – de ‘hub’. Van der Linden: ‘De IISG-databanken beslaan grofweg de thema’s lonen en prijzen, beroepen, levenslopen en levenskansen, gilden, vakorganisaties, stakingen en andere arbeidsconflicten. Ze kunnen worden ingezet in wereldwijde studies naar veranderende arbeidsverhoudingen en veranderingen in sociale en economische ongelijkheid. Die inzet is het einddoel. Elk van de databases belicht een aspect van het onderzoeksveld, maar juist hun combinatie zal het in de toekomst mogelijk maken de dynamiek van de langetermijnprocessen bloot te leggen. De inspanning is er dan ook op gericht tot een optimale uitwisselbaarheid van gegevens te komen, door middel van documentatie, standaardisatie en zoekmogelijkheden.’ ‘Afzonderlijke onderzoekers kunnen de heterogene gegevens en ontwikkelingen niet allemaal verwerken, door de enorme taalen vertaalproblemen en natuurlijk ook door het gebrek aan tijd. Maar wat individuen niet kunnen, kunnen internationale teams wél. Het IISG probeert de opbouw van zulke teams en de bijbehorende datahubs met kracht te bevorderen. We doen dat ter wille van het vak, maar we verwachten ook, dat het IISG op dit terrein zijn prominente strategische positie nog verder versterkt’, zegt Marcel van der Linden. En het Strategiefonds? ‘Dat werkt zonder al te veel bureaucratische rompslomp en is voor ons een enorme steun in de rug geweest.’ Van slavernij en gilde tot vakbond en virtuele werkomgeving Grootscheeps onderzoek naar veranderende familierelaties Pearl Dykstra van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) in Den Haag is projectleider van het mede door het Strategiefonds gefinancierde project ‘Netherlands Kinship Panel Study’ (NKPS). ‘De bestudering van familierelaties is van maatschappelijk en wetenschappelijk belang, omdat aan de hand daarvan inzicht wordt verkregen in vraagstukken van ongelijkheid en cohesie. Families fungeren immers van oudsher als een belangrijk bindmiddel in de samenleving. Uiteindelijk vormen gezin en familie de belangrijkste instituties van waaruit personen participeren in de maatschappij’, aldus Pearl Dykstra van het NIDI. Dat heeft samen met de Universiteit Utrecht, Universiteit van Amsterdam en Universiteit van Tilburg de afgelopen jaren door de Netherlands Kinship Panel Study (NKPS) een gegevensbestand opgebouwd over familierelaties en veranderingen daarin. Dykstra: ‘De NKPS is een grootschalig panelonderzoek naar solidariteit in familierelaties in Nederland. Met vijf bijzondere kenmerken die in combinatie uitermate innovatief zijn. Er is de grote omvang – de gerealiseerde steekproef omvat ruim 9.500 mannen en vrouwen in de leeftijd van 18 tot 79 jaar. Het panelkarakter is mooi: hoofdrespondenten en hun familieleden zijn in de tijd gevolgd. Kwantitatieve en kwalitatieve methoden komen daarbij samen: naast vragenlijsten met voorgestructureerde antwoordcategorieën zijn diepte-interviews afgenomen. Dan is er het zogenaamde multi-actorkarakter: we hebben gegevens verzameld bij zowel hoofdrespondenten als hun familieleden. En ten slotte is er de oververtegenwoordiging van migranten. Er is een speciale steekproef getrokken onder de vier grote groepen migranten in Nederland: Antillianen, Surinamers, Marokkanen en Turken.’ ‘Longitudinale gegevens over allochtonen in Nederland zijn uitermate schaars. Voor zover ze bestaan, zijn ze gebaseerd op kleine, niet-representatieve steekproeven. Met longitudinale NKPSdata zullen we voor het eerst de mogelijkheid hebben om de dynamiek in de familierelaties van allochtonen te onderzoeken.’ Nu al zijn er opvallende conclusies. Dykstra: ‘Onder veel meer: allochtonen voelen zich sterker verplicht dan autochtonen om hun familie bij te staan, maar zijn niet intensiever betrokken bij praktische steunverlening.’ Ook de meer algemene steekproef levert veel nieuws. Zo zien we een mogelijk gebrek aan solidariteit tussen de generaties, vooral onder hoogopgeleiden. Niettemin was er aanvankelijk een flinke tegenvaller voor het onderzoek – de invoering van de zogenaamde ‘Flexwet’, in 2001. Dykstra: ‘Die had tot gevolg dat de tarieven voor interviewers met ruim 70 procent stegen. We hebben initiatieven ontplooid om aanvullende financiering te krijgen. De aanvraag in het kader van het KNAW Strategiefonds Onderzoekorganisatie was er daarvan één.’ ‘Het Strategiefonds vervult een mijns inziens onmisbare functie. Het principe is mooi: namelijk instituten ondersteunen bij hun pogingen vernieuwingen te realiseren. Meestal lukt het wel om bij NWO, bij ministeries of elders financiering te vinden voor promovendi en postdocs. Financiering van dataverzameling is moeilijker. Dan is het mooi dat een aanvraag kan worden ingediend bij het Strategiefonds. Het moet vooral blijven.’ Personeel Strategisch HRM-beleid In 2007 zijn de instituutsdirecteuren, de voorzitter van de Ondernemingsraad KNAW en de woordvoerders van het Lokaal Overleg geïnterviewd over het huidige en in de toekomst benodigde personeelsbeleid voor de komende vijf tot tien jaar. De hoofdlijnen uit de interviews zijn verwerkt in een notitie. Deze notitie is met alle geïnterviewden besproken in een gezamenlijke bijeenkomst in september. Als belangrijkste thema’s voor het strategische HRM-beleid werden genoemd: perspectief voor promovendi/postdocs, het creëren van doorstroom binnen het instituut, flexibelere inzet binnen een vast dienstverband, investeren in leidinggevende capaciteiten van onderzoeksleiders en de spanning tussen persoonsgebonden onderzoekssubsidies en de onderzoeksmissie van het instituut. In 2008 zullen de geformuleerde uitgangspunten verder uitgewerkt worden tot een strategisch HRM-beleid voor de KNAW. Organisatorische herstructureringen Vergeleken met voorgaande jaren heeft de KNAW als organisatie in tamelijk rustig vaarwater verkeerd. Gedurende 2007 is er in drie gevallen sprake geweest van een reorganisatie. Zo zijn de afdeling Edita en Voorlichting van het Bureau omgevormd tot één afdeling Communicatie. Een deel van de taken van Edita, namelijk het uitgeverschap, is ondergebracht bij Aksant, dat gelieerd is aan het IISG. De reorganisatie is in 2007 afgerond en de nieuwe afdeling Communicatie is op 1 januari 2008 gestart. Verder heeft er een betrekkelijk kleine reorganisatie plaatsgevonden bij het NIDI. Ook hier was het doel een deel van de primaire taken van het instituut te herdefiniëren. Tot slot is een reorganisatie van de Fryske Akademy voorbereid, die in 2008 haar feitelijk beslag zal krijgen. UFO De specifiek voor de KNAW ontwikkelde functieprofielen Instituutsdirecteur KNAW en Hoofd onderzoeksgroep KNAW zijn in het voorjaar van 2006 geaccordeerd door de werkgevers- en werknemersorganisaties. Vervolgens zijn betreffende functiegroepen ingedeeld in het systeem voor Universitair Functieordenen (UFO). In de categorie instituutsdirecteuren zijn dertien functies gelijk ingedeeld en zijn vier functies één schaal hoger ingedeeld ten opzichte van de indeling volgens de oude systematiek (rode bundels). Twee functies zijn één schaal lager; en twee functies zijn twee schalen lager ingedeeld. Van de 35 werkgroepleiders, hoofden onderzoeksgroep, specifieke onderzoeksmedewerkers en dergelijke zijn 4 functies één schaal hoger ingedeeld. De indeling van de overige 31 functies is niet veranderd ten opzichte van de oude systematiek. Hiermee is de invoering van UFO als gevolg van de overgang naar de CAO NU afgerond. Arbeidsvoorwaarden Nieuwe cao In november 2007 hebben de cao-partijen bij de Nederlandse Universiteiten een definitief akkoord bereikt over een nieuwe cao voor de periode van 1 september 2007 tot 1 maart 2010. Naast een gefaseerde salarisverhoging van in totaal 4,35% spraken zij af om de eindejaarsuitkering in drie stappen te verhogen tot een volledige dertiende maand. Een deel van de salarisverhoging is uitgeruild tegen vakantie-uren. Verder wordt de loondoorbetaling tijdens het eerste en tweede ziektejaar voortaan anders verdeeld: tijdens de eerste negen maanden ontvangt de zieke medewerker 100% van zijn bezoldiging en vanaf de tiende maand 76%. Werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn verklaard, krijgen na afloop van de loondoorbetalingsperiode 100% betaald over de gewerkte uren in de functie waarin ze op dat moment zijn geplaatst, en 80% van hun oorspronkelijke bezoldiging over de niet-gewerkte uren. Het dagvenster van de toelage voor arbeid op ongebruikelijke werktijden werd gewijzigd van 18.00 naar 20.00 uur. De aanspraak op de toelage gaat daarmee op een later tijdstip van de dag in. Postdocs met een dienstverband van 50% of meer krijgen volgens het cao-akkoord in 2008 en 2009 een persoonlijk budget van 1.000 euro. Het budget is bedoeld om hun arbeidsmarktpositie te versterken. Wetenschappelijk personeel is bij uitstek gebaat bij sturing op resultaten; de cao-bepalingen over werktijden en verlofverantwoording hebben voor hen minder betekenis. Cao-partijen hebben het daarom mogelijk gemaakt om tijdens de looptijd van de CAO NU 2007-2010 te experimenteren met zogenaamde functiecontracten voor wetenschappelijk personeel. Op basis van vrijwilligheid worden in een functiecontract de afspraken vastgelegd over de arbeidsprestaties die de wetenschappelijk medewerker het komend jaar gaat leveren. Een aantal cao-bepalingen over werktijden en verlof en de uitruil van arbeidsvoorwaarden blijven in dat geval buiten toepassing. In de nieuwe cao is ook een kader opgenomen waarbinnen de loopbaanvorming van jonge wetenschappers aan de hand van tenure track verder gestalte kan krijgen. Tenure track is een formeel vastgelegd traject dat toe leidt naar een dienstverband voor onbepaalde tijd voor wetenschappelijk personeel. Cao-partijen hebben de ontslagbeschermingtermijn bij reorganisaties teruggebracht van twaalf naar tien maanden. Decentrale arbeidsvoorwaardengelden 2007 Voor de besteding van de decentrale arbeidsvoorwaardengelden hadden partijen in het Lokaal Overleg aan het begin van 2007 een aantal afspraken gemaakt: een deel van de gelden zou ook in 2007 aan het centrale programma voor — 111 — persoonlijke ontwikkeling en loopbaanoriëntatie worden bestemd. Verder is afgesproken dat de seniorenregeling uit de CAO NU voor een deel uit de decentrale gelden gefinancierd blijft. De oormerking van de besteding seniorengelden bij de instituten is echter komen te vervallen. Instituten hoeven de gelden niet meer uitsluitend te besteden aan herbezetting, omdat dat in de praktijk namelijk niet eenvoudig blijkt te realiseren. De omvang van de claims van instituten op de herbezettingsgelden seniorenverlof nam de afgelopen jaren fors toe, mede als gevolg van wijzigingen in het (pre)pensioenstelsel. Op basis van de verwachte ontwikkeling in de personeelsopbouw wordt voor de komende periode de volgende kostenontwikke­ling ten aanzien van de herbezettingsgelden voorzien: 370.000 euro in 2008 oplopend tot 400.000 euro in 2010 en volgende jaren. In het Lokaal Overleg in januari 2007 is afgesproken dat hiervan 100.000 euro structureel uit de LO-gelden wordt gefinancierd. Verder werden de afspraken over de zogenaamde IPAP-verzekering, die de KNAW bij Loyalis had afgesloten voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten, en het budget voor de inhuur van het bedrijfsmaatschappelijk werk gecontinueerd. Decentrale arbeidsvoorwaardengelden 2008-2012 Aan het einde van 2007 hebben de directie KNAW en de werknemersorganisaties in het Lokaal Overleg voor de komende vijf jaar vanaf 1 januari 2008 afspraken gemaakt over de besteding van de decentrale arbeidsvoorwaardengelden. Afgesproken is om seniorenverlof en de IPAP-verzekering als bestedingsdoelen te continueren. Het centrale programma voor loopbaanoriëntatie wordt uitgebreid met een arbeidsmarkt-assessment voor tijdelijk personeel met een contract langer dan twee jaar. Als nieuwe bestedingsdoelen zijn overeengekomen een internetvergoeding en het opzetten van een vrouwennetwerk. Doel van dit netwerk is om de doorstroom van vrouwen naar hogere posities te stimuleren. Over het centrale programma voor persoonlijke ontwikkeling en de vrijval van de cao-overgangstoelage worden in de loop van 2008 nadere afspraken gemaakt. Bij de besteding van beschikbare middelen zal voorrang geven worden aan activiteiten op het gebied van persoonlijke ontwikkeling in het kader van de HRM-strategie. Nieuwe reorganisatiecode Met de Ondernemingsraad KNAW bereikte de directie KNAW in februari 2007 overeenstemming over een geheel nieuwe reorganisatiecode ter vervanging van de oude leidraad uit 2000. Vervanging was noodzakelijk vanwege de overgang per 1 januari 2005 van de cao van de onderzoekinstellingen naar de cao van de universiteiten. Ook los van de cao-overgang was vervanging wenselijk: de procedures in de Reorganisatieleidraad uit 2000 waren nogal omslachtig door een gedetailleerde fasering met veel uitvoeringslasten als gevolg. De nieuwe Reorganisatiecode KNAW 2007 is verder beter toegesneden op de bevoegdheidsverdeling tussen bestuur, directie KNAW en directeuren van KNAWinstituten, zoals in 2003 werd doorgevoerd in de KNAWreglementen. — 112 — Sociaal flankerend beleid De voorgenomen verhuizing van de twee NIOO-vestigingen in Nieuwersluis en Heteren naar Wageningen kan voor de medewerkers ingrijpende gevolgen hebben. In verband hiermee is in juni 2007 met de werknemersorganisaties in het Lokaal Overleg overeenstemming bereikt over een Sociaal plan herhuisvesting CTE & CL/BD NIOO. NIOO-medewerkers krijgen geen verhuisplicht opgelegd, maar een aanvulling op de reguliere verhuiskostenvergoeding. Er geldt een overgangsregeling voor extra reiskosten woon-werkverkeer en een gewenningsperiode, waarin langere reistijden deels worden beschouwd als werktijd. In augustus 2007 werd met de bonden in het Lokaal Overleg verder nog een aanvulling van het vigerend Sociaal beleidskader KNAW 2006 overeengekomen. De aanvulling betreft het herleven van de ontslagbeschermingstermijn en de herplaatsingsbegeleiding na een mislukte plaatsing in het kader van een reorganisatie. Een vergelijkbare regeling was al vastgelegd in de Reorganisatiecode KNAW 2007. Met instemming van de Onderdeelcommissie van het Bureau, de Ondernemingsraad KNAW en de werknemersorganisaties in het Lokaal Overleg is voor de op dat moment al lopende reorganisatie van de afdelingen Voorlichting en Edita van het Bureau, de nieuwe Reorganisatiecode uit 2007 en het nieuwe Sociaal beleidskader uit 2006 van toepassing verklaard. Alle betrokken partijen zagen in de toepassing van het nieuwe kader meer voordelen voor medewerkers. Een aanvullend sociaal plan werd voor de reorganisatie van Voorlichting en Edita dan ook niet nodig geoordeeld. Ook voor de voorgenomen reorganisatie van de Fryske Akademy kwam het Lokaal Overleg tot het oordeel dat geen aanvullend sociaal plan nodig was omdat de sociale gevolgen van de reorganisatie afdoende worden ondervangen door het Sociaal beleidskader KNAW 2006. Levensloopregeling Vanaf 1 januari 2006 hebben medewerkers van de KNAW bij wet de mogelijkheid om op een fiscaalvriendelijke manier een voorziening in geld op te bouwen die ze kunnen aanwenden om eerder te stoppen met werken of om een periode van onbetaald verlof te financieren. Met het Lokaal Overleg werd over een nadere uitwerking van het cao-kader in de Levensloopregeling KNAW overeenstemming bereikt. Hoewel er onder KNAW-medewerkers vanwege de al bestaande goede verloffaciliteiten weinig animo bestaat om te sparen voor levensloop, is de regeling van belang voor medewerkers die ouderschapsverlof willen opnemen. De medewerker kan via deelname aan de levensloopregeling gebruikmaken van ouderschapsverlofkorting. Deze heffingskorting vult de loondoorbetaling aan tot circa 75% van het loon. Technische wijzigingen van elf arbeidsvoorwaardenregelingen Nadat per 1 juni 2006 een integraal herziene CAO NU op de rechtspositie van het personeel van de KNAW toepassing was geworden, moesten tijdens 2007 nog elf aanvullende arbeidsvoorwaardenregelingen van de KNAW daarop worden aangepast. Over de technische wijzigingen werd overleg gevoerd met het Lokaal Overleg, respectievelijk de Ondernemingsraad KNAW. De registratie van nevenwerkzaamheden werd per 1 maart 2007 gedecentraliseerd. Leerstoelen medewerkers KNAW Een in 2007 uitgevoerde inventarisatie heeft uitgewezen dat circa 76 onderzoekers een (veelal: bijzondere) leerstoel bij een universiteit bekleden. Dat is een uiting van de intensieve relaties die bestaan tussen KNAW-instituten en universiteiten. Vanwege het grote belang van dergelijke verbintenissen en de noodzaak deze in de bredere strategische context van de strategische samenwerkingsrelaties tussen de KNAW en universiteiten te plaatsen, is vastgesteld dat voor het (doen) vestigen van leerstoelen en het (doen) benoemen van medewerken op die leerstoelen, voorafgaande goedkeuring gewenst is van de directie KNAW. Het Standaardmandaat bedrijfsvoering KNAW 2006 is hierop aangepast. Medezeggenschap In totaal heeft de directie negen keer regulier overleg gehad met de Ondernemingsraad, waarvan twee keer in aanwezigheid van leden van het dagelijks bestuur van de KNAW (ex artikel 24 WOR). Naast de lopende zaken bij instituten is er overleg gevoerd over het strategische HRM-beleid, P&O Agenda, re-integratiebeleid, uitvoering strategisch plan, Arbobeleid, evaluatie van de invoering van UFO, huisvestingsplan en de meerjarenbegroting. Het LO (Lokaal Overleg van werkgevers- en werknemersorganisaties) is vijf keer bijeen gekomen. Naast de arbeidsvoorwaardenregelingen en reorganisaties die hierboven al besproken zijn, is er onder andere overleg gevoerd over het strategisch HRM-beleid, de P&O Agenda en de evaluatie van de invoering van UFO. Daarnaast is een start gemaakt met de herziening van het bezwarenreglement van de KNAW en de mogelijke overgang van de Corneabank (NIN) naar een nieuw te vormen organisatie. Opleidingsbeleid, loopbaanbegeleiding en mobiliteit In 2007 bedroegen de investeringen in studie en opleidingen in totaal 569.000 euro, of 1% van de loonsom. Dit is 0,1% minder dan in 2006. Vanuit het Bureau KNAW is, evenals in voorgaande jaren, een aantal opleidingen centraal aangeboden: een training Writing English for Publication, een leergang Sturen in Samenwerking, en een training Succesvol Presenteren. Daarnaast namen elf eerstejaars promovendi deel aan de training Doelgericht werken en plannen (Goal oriented working and planning), die sinds 2002 in samenwerking met FOM wordt gegeven. Er werden in totaal 60 coachingsgesprekken gevoerd met 8 promovendi, 6 postdocs en 2 niet-wetenschappelijke medewerkers. De reden voor een dergelijk gesprek is bijvoorbeeld het naderende einde van een arbeidscontract of onzekerheid over de voortzetting van de loopbaan in de wetenschap. Ook de soms moeizame communicatie tussen promovendus en begeleider is een terugkerend thema. Ten slotte komen incidenteel misverstanden voor die te maken hebben met een verschil in culturele achtergrond; bijna veertig% van de promovendi is namelijk van buitenlandse origine. In het kader van loopbaanoriëntatie werden twee workshops Netwerken en een workshop Succesvol Solliciteren georganiseerd. Daarnaast maakten vijftien medewerkers gebruik van de mogelijkheid van een midcareerconsult. Ook deden een aantal instituten een beroep op een bijdrage vanuit de LO-gelden voor individuele loopbaanbegeleidingtrajecten. Matchpoint is een KNAW-faciliteit die de interne vacaturebank van de KNAW beheert en een bemiddelende rol heeft bij de re-integratieactiviteiten voor ontslagbedreigden, uitkeringsgerechtigden en gedeeltelijk arbeidsongeschikten. De begeleiding bij complexe vragen over loopbaan en re-integratie zijn ondergebracht bij externe bureaus. Ook medewerkers die een professioneel loopbaanadvies wensen, kunnen daarvoor terecht bij een extern bureau. In 2007 hebben zich zestig nieuwe kandidaten aangemeld voor loopbaanbegeleiding en re-integratie. Daarvan waren 27 personen in een wetenschappelijke en 33 personen in een niet-wetenschappelijke functie werkzaam. Er waren in totaal 140 vacatures: 48 voor wetenschappelijke en 92 voor nietwetenschappelijke functies. Bezwaar en beroep In 2007 werden zeven bezwaarschriften tegen een rechtspositionele beslissing ingediend. Eén bezwaarschrift is inhoudelijk behandeld. Deze is voor een advies aan de Centrale Commissie van Advies Arbeidsgeschillen (CCAA) voorgelegd. De commissie heeft in het betreffende geval geadviseerd om het bezwaar ongegrond te verklaren. De overige zes bezwaarschriften hoefden (nog) niet inhoudelijk te worden behandeld; twee omdat zij niet ontvankelijk werden verklaard, drie omdat zij enige tijd na het indienen weer zijn ingetrokken, nadat een minnelijke regeling overeen was gekomen, en het laatste bezwaarschrift omdat deze gedurende de onderhandelingen over een dergelijke regeling nog is aangehouden. Tijdens 2007 zijn vier beroepszaken die werden aangespannen tegen genomen beslissingen op bezwaar door de rechtbank behandeld. In de uitspraken die hierop volgden kwam vast te staan dat de genomen beslissingen op bezwaar in stand konden blijven. Drie beroepschriften zijn door de bestuursrechter ongegrond verklaard. Eén laatste is niet ontvankelijk verklaard. Ziekteverzuim en arbeidsomstandigheden Het ziekteverzuim inclusief WAO bleef vrijwel stabiel op 2,7% in vergelijking met het voorgaande jaar. Enkele instituten kwamen (iets) boven de 6,5% uit. Dit als gevolg van langdurig zieken. De meldingsfrequentie, het aantal keren dan een medewerker zich gemiddeld per jaar ziek meldt, daalde iets van 1,1 in 2006 naar 0,9 in 2007. De gemiddelde verzuimduur in 2007 nam toe van 6,7 tot 10,8 dagen. In 2007 deed zich geen bedrijfsongeval voor. In het contract met de arbodienst Achmea Arbo werden wederom alleen kleine veranderingen aangebracht, als gevolg van wettelijke regelingen en ervaringen die met het vorige contract zijn opgedaan. Het vernieuwde contract met Achmea Arbo kreeg de instemming van de Ondernemingsraad KNAW. — 113 — Van de instituten waarin in 2006 een risico-inventarisatie en -evaluatie (RIE) is gehouden, werden de rapportages ontvangen. De instituten stelden daarop hun plannen van aanpak op. Deze zijn ter toetsing aan de RIE, voorgelegd aan de auditeur. Wat betreft de algemene voorzieningen, zoals werkruimtes en meubilair. voldoen de onderzochte instituten goed aan de gestelde eisen, zo gaf de RIE aan. Op het gebied van bedrijfshulpverlening is veel op orde, maar zijn nog verbeteringen gewenst. De voortdurende voorlichting en instructies over werkplek en werkhouding lijken vruchten af te werpen; klachten over RSI worden meestal direct aangepakt en leiden tot zeer weinig ziekte-uitval. Aanbevolen wordt deze aandacht voor beeldschermergonomie vast te houden. In de Tussenbalans is de stand van zaken geëvalueerd rond de arbeidsomstandigheden halverwege het Arbobeleidsplan 2004-2008. Daaruit resulteert het Plan van Aanpak KNAW 2007-2008. Belangrijkste onderdelen zijn het verder verbeteren van de bedrijfshulpverlening; het in overleg met de brandweer opstellen van een aanvalsplan voor de bescherming van bijzondere collecties en gebouwen en het verder terugdringen van het ziekteverzuim waar dit te veel boven het KNAW-gemiddelde uitsteekt. De Tussenbalans en het Plan van Aanpak kregen de instemming van de Ondernemingsraad KNAW. In 2007 is weer een audit gehouden rond het gebruik van chemische stoffen. De opslag en het gebruik ervan voldeed vrijwel geheel aan de normen; waar nodig werden voorstellen tot verbetering aangegeven. Het chemicaliënbeheerssysteem werd gekoppeld aan een geactualiseerd stoffendata- en informatiesysteem. Daarmee is alle noodzakelijke informatie over het veilig werken met chemische stoffen voor iedereen beschikbaar. Chemisch afval wordt conform de wettelijk eisen gescheiden, opgeslagen en afgevoerd. In het NIN werd een RIE Biologische Agentia gehouden. Het Bedrijfsmaatschappelijk Werk (BMW) is uitbesteed aan GIMD. Het aantal uren dat het BMW beschikbaar was, bleef onveranderd achttien uur netto per week. Overigens loopt het aantal cliënten van BMW in de loop der jaren langzaam terug. In tijden van reorganisatie wordt er een aanmerkelijk groter beroep gedaan op de dienstverlening van BMW. — 114 — Personeelscapaciteit in fte's, per 31 december 2007 Totale formatie1 CBS DANS Fryske Akademy Hubrecht Instituut Huygens Instituut ICIN IISG KITLV Meertens Instituut NIAS NIDI NIN NIOD NIOO Rathenau Instituut RSC VKS Bureau KNAW Totaal KNAW Instroom 47,6 20,7 45,1 140,7 30,1 83,1 97,4 45,2 51,5 14,6 43,8 140,9 58,3 192,1 35,0 9,0 9,4 124,7 4,6 6,3 11,4 32,0 1,9 23,9 9,1 4,8 8,1 1,3 3,6 14,0 9,4 36,8 11,5 3,0 0,6 11,2 6,6 1,5 2,7 34,9 3,4 14,0 16,7 5,5 4,7 1,8 4,3 23,0 0,8 45,4 8,1 2,0 1,0 16,6 1189,0 193,4 193,0 Inclusief personeel in dienst van een externe organisatie, maar werkzaam voor een KNAWinstituut 1 Leeftijdsopbouw CBS DANS Fryske Akademy Hubrecht Instituut Huygens Instituut ICIN* IISG KITLV Meertens Instituut NIAS NIDI NIN NIOD NIOO Rathenau Instituut RSC VKS Bureau KNAW Totaal KNAW 30-39 40-49 > 50 12,8 4,9 6,8 57,0 2,7 35,0 2,7 1,4 8,0 1,0 5,8 33,3 7,5 38,8 7,8 3,0 0,0 4,2 11,3 2,8 3,9 42,2 3,4 12,8 13,2 9,1 7,6 1,8 5,5 39,3 8,5 52,4 12,1 2,0 3,0 33,4 12,6 6,6 10,9 24,2 11,1 6,9 29,1 10,8 11,6 2,9 10,8 24,9 16,7 46,6 11,2 2,0 4,4 40,0 10,9 6,4 23,4 17,3 12,9 5,4 52,4 24,0 24,3 8,9 21,8 43,3 25,6 54,3 3,8 2,0 2,0 47,1 232,8 264,2 283,0 385,9 Van een aantal ICIN-medewerkers (23,1 fte), die aangesteld zijn via een universiteit, maar werkzaam zijn voor het ICIN, zijn geen personele kenmerken beschikbaar. in fte's, per 31 december 2007 Man Vrouw CBS DANS Fryske Akademy Hubrecht Instituut Huygens Instituut ICIN* IISG KITLV Meertens Instituut NIAS NIDI NIN NIOD NIOO Rathenau Instituut RSC VKS Bureau KNAW 25,4 13,8 27,1 84,5 19,8 35,7 56,4 26,6 26,1 7,2 19,7 89,2 34,3 117,8 13,1 6,0 3,6 61,2 22,2 6,9 18,0 56,2 10,4 24,4 41,0 18,6 25,4 7,5 24,1 51,7 24,0 74,3 21,9 3,0 5,8 63,5 Totaal KNAW 667,3 498,6 Van een aantal ICIN-medewerkers (23,1 fte), die aangesteld zijn via een universiteit, maar werkzaam zijn voor het ICIN, zijn geen personele kenmerken beschikbaar. * Ziekteverzuim in fte's, per 31 december 2007 < 30 jaar Geslacht Uitstroom Ziekteverzuim (%) * CBS DANS Fryske Akademy Hubrecht Instituut Huygens Instituut ICIN* IISG KITLV Meertens Instituut NIAS NIDI NIN NIOD NIOO Rathenau Instituut RSC VKS Bureau KNAW 1,9 3,7 6,6 1,4 6,6 0,1 1,9 1,7 2,6 7,8 9,4 3,2 4,1 2,0 6,4 nb 1,0 2,6 Totaal KNAW 2,7 Ziekteverzuim excl. WAO (%) 1,9 3,7 6,6 1,3 4,3 0,1 1,9 1,7 2,6 7,8 6,1 2,7 4,1 2,0 5,3 nb 1,0 2,6 2,4 Gemiddelde ziekteduur (dagen) 8,0 14,0 5,8 7,8 19,2 4,8 5,0 9,5 7,5 10,5 17,3 3,7 20,7 8,9 19,0 nb 3,6 11,5 Gemiddeld aantal ziektemeldingen 0,9 1,1 1,6 0,6 1,2 0,1 1,5 0,8 1,2 2,0 1,6 0,3 0,3 1,1 1,4 nb 1,1 1,3 10,8 0,9 Van een aantal ICIN-medewerkers (23,1 fte), die aangesteld zijn via een universiteit, maar werkzaam zijn voor het ICIN, zijn geen personele kenmerken beschikbaar. * — 115 — — 116 — 3. Jaarrekening Deel 3. 2007 jaarrekening — 117 — 1. Algemene toelichting op de jaarrekening 2007 Algemeen De jaarrekening van de KNAW is samengesteld uit de financiële jaaroverzichten van de insti­tu­ten van de KNAW inclusief die van het Bureau KNAW en de concernbudgetten; tevens zijn via consolidatie opgenomen de jaarrekeningen van de private wetenschap­ pe­lijke fondsen en stichtingen waarvan de administraties separaat worden gevoerd (zie bijlage 1). Organisatieontwikkelingen Binnen de KNAW-organisatie zijn de afgelopen jaren diverse reorganisaties uitgevoerd. In 2007 is de vorig jaar al aangekondigde reorganisatie Edita / Voorlichting gerealiseerd; een nieuwe afdeling Communicatie bij het Bureau is operationeel sinds 1 januari 2008. Ten behoeve van deze bureaureorganisatie is in 2007 een bedrag van k€â€¯905 gedoteerd aan de reorgani­satie­voorziening. In 2007 is ook een organisatieaanpassing uitgevoerd bij het NIDI; deze kon beperkt blijven en de kosten konden binnen de exploitatie worden gedekt in 2007; de aanlei­ding voor de aanpassing is geweest de voortdurende druk op de exploitatielasten en de sterke afhankelijkheid van externe financieringsbronnen in krapper wordende onderzoeks­markten. De financiële bewegingen rondom de reorganisatievoorzieningen worden nader toegelicht bij het desbetreffende balansonderdeel. In termen van invloed op de exploitatie 2007 kan gesteld worden dat er bij CBS, NIN, NIOO en NIWI vrijval is gerealiseerd op de bestaande reorgani­satie­voor­zieningen ter grootte van k€â€¯1.823 (veelal veroorzaakt door (her-)­plaatsingen van op wacht­­geld gesteld ex-personeel); dit betekent dat in het verleden genomen verliezen vanwege dotaties in 2007 gedeeltelijk konden worden teruggedraaid. In totaal is de reorganisatievoor­ziening KNAW teruggelopen met een bedrag van k€â€¯2.744. De KNAW heeft ten behoeve van het Hubrecht Instituut een meerjarig samenwer­kings­ ver­band gesloten met het Universitair Medisch Centrum Utrecht (zie ook hoofdstuk 9). De samen­­werking betekent dat er een belangrijke jaarlijkse subsidiestroom vanuit het UMC Utrecht zal worden toegevoegd aan de exploitatie van het Hubrecht Instituut. Voor een deel wordt deze stroom gereguleerd via een ultimo 2007 met financiële middelen van het UMC Utrecht gevormd egalisatiefonds op de balans van k€â€¯20.000. Voor verdere toelichting wordt verwezen naar het desbetreffende balansonderdeel. Ultimo 2007 is er een samenwerkingsovereenkomst tot stand gekomen tussen de KNAW (mede ten behoeve van het KNAW-instituut NIN), het Academisch Medisch Centrum Amsterdam, de Uni­ver­siteit van Amsterdam (ten behoeve van de Faculteit Maatschappij- en Gedragsweten­schap­pen en de Faculteit Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica) en de Vrije Universiteit te Amsterdam (mede ten behoeve van het VUMC). De overeenkomst betreft de oprichting van het Spinozacentrum voor Neuroimaging (KNAW-instituut); het doel is het ont­wikkelen en instandhou­den van de infrastructuur van geavanceerde fMRI appa­ratuur en het ter be­schik­­king stellen van deze apparatuur aan onderzoeksgroepen van participanten en aan derden. Zie voor verdere toelichting hoofdstuk 9. De KNAW heeft in mei 2007 de bereidheid uitgesproken tot de oprich­ting van de Wadden­academie als KNAW-instituut, die als taak heeft het ontwikkelen van een duurzame kennis­huishouding van het waddengebied. De Waddenacademie wordt gehuisvest in Leeuwar­den. Er is een ondernemingsplan uitgewerkt en er is een subsidieaanvraag in­ge­diend bij het Waddenfonds. Na toekenning, die medio 2008 wordt verwacht, zal de Wad­den­academie ook financieel van start kunnen gaan. — 118 — Exploitatieresultaat In de begroting 2007 is een exploitatieresultaat geraamd van k€â€¯734. Het uiteindelijke gerea­li­seer­de positieve resultaat bedraagt k€â€¯8.095; in deze vergelijking valt het resultaat over 2007 dus k€â€¯7.361 positiever uit. Dit verschil is de resultante van een groot aantal effecten. Hierna volgt een toelichting vanuit twee verschillende gezichtspunten: vanuit de exploitatie­resultaten van de verschillende organisatieonderdelen en vanuit de verbijzondering van baten en lasten. Exploitatieresultaat vanuit de exploitatieresultaten van de verschillende organisatieonderdelen. Het KNAW-exploitatieresultaat is opgebouwd uit de exploitatieresultaten van de verschil­ lende organisatieonderdelen. In de analyse van het verschil ten opzichte van de begroting worden de volgende onderdelen onderscheiden: • de groep instituten. Deze groep noteert een resultaatverbetering van k€â€¯7.834. De groep instituten levenswetenschappen neemt hiervan k€â€¯4.653 voor zijn rekening: extra niet begrote baten k€â€¯1.440, vrijvallende balansbedragen die vóór 2007 zijn gereserveerd k€â€¯886, niet tijdig kunnen bezetten van vacatures op de vaste formatie k€â€¯795, vertraagde start van nog uit te voeren KNAW-projecten k€â€¯966 en overige effec­ten k€â€¯566. De groep instituten geestes- en sociale wetenschappen draagt k€â€¯2.068 bij aan de resultaatverbetering van de groep instituten: vrijvallende balansbedra­gen die vóór 2007 zijn gereserveerd k€â€¯822, vertraagde start van nog uit te voeren KNAW-projecten k€â€¯857 en overige effecten k€â€¯389. Tot slot het aandeel van het Rathenau Instituut (niet ingedeeld bij de hiervoor genoemde twee groepen) in het bedrag van k€â€¯7.834; dit bedraagt k€â€¯1.112. Dit bestaat voor k€â€¯340 uit extra ver­kregen baten en voor k€â€¯772 uit nog niet bestede middelen voor het programma Science System Assessment SciSA. Voor verdere uitbreiding van het betreffende werkprogramma zijn in 2007 zodanige stappen gezet dat de nu tot en met 2007 gereserveerde middelen ad k€â€¯1.688 vanaf 2008 tot besteding zullen komen. • Het Bureau KNAW. Het voordeel ten opzichte van de begroting bedraagt hier k€â€¯ 747. Van dit bedrag is k€â€¯688 bestemd om nog aan eigen Bureau-projecten uit te geven in 2008 e.v. met name op het gebied van vernieuwing ICT-infrastructuur. Verder is er een bedrag als kosten verwerkt van k€â€¯905 ten behoeve van de vor­ming van de reorganisatievoorziening Edita / Voorlichting (gedeeltelijk gedekt uit een bijdrage uit de centrale wachtgeldvoorziening). Het effect van meer overige baten en minder overige lasten is k€â€¯59. • de centrale KNAW-inkomsten (‘concern’). Het tekort op deze middelen is k€â€¯ 4.911 ten opzich­te van de begroting. Een belangrijk aspect is de dekking van toe­komstige perso­ neels­kosten in het kader van ambtsjubilea en de senioren­rege­ling waarvoor tot op heden nog geen voorzieningen waren getroffen; met deze dek­king is een bedrag gemoeid van k€â€¯4.490 (zie ook de toelichting onder voor­zieningen in hoofd­stuk 6). Verder heeft het bestuur van de KNAW besloten voor 2007 k€â€¯1.000 bij te dragen als éénmalige compensatie voor de uitgaven op de fondsen. Ook is er het positieve effect van niet-bestede door OCW verstrekte technische bijstellingsgelden 2006 / 2007 van k€â€¯174 alsmede het effect van extra rente-inkomsten van k€â€¯384; de overige effecten salderen naar een bedrag van k€â€¯ 21. • externe programma’s. Het overschot op deze middelen is k€â€¯1.950 ten opzichte van de begroting. Middelen die vanaf 2008 nog tot besteding moeten komen voor de programma’s zijn vastgesteld op k€â€¯1.101. Aan baten voorgaande boekjaren kon nog een bedrag van k€â€¯218 worden bijgeschreven. Het effect van overige niet-bestede middelen is k€â€¯631. • de concernbudgetten en deelnemingen. Het totale positieve effect op het exploi­ta­tie­resultaat ten opzichte van de begroting was k€â€¯1.741. De afzonderlijke budget­ten worden hierna kort toegelicht. De begrote middelen voor huisvesting waren nagenoeg voldoende om — 119 — de kosten te dekken; er resulteerde een klein negatief sal­do van k€â€¯17. Het budget voor centraal personeelsbeleid is niet volledig besteed; er is een bedrag van k€â€¯236 gereserveerd voor kosten die in 2008 e.v. nog moeten worden gemaakt; verder was een extra reservering voor centrale wachtgelden nood­zakelijk van k€â€¯366; tot slot zijn er meevallers geboekt voor in totaal k€â€¯115. Op het strategiefonds is k€â€¯70 niet besteed in 2007, maar dit bedrag zal wel in 2008 worden aangewend. Als laatste zijn er middelen gereserveerd voor de uitvoering van strategische infrastructuurplannen; van het budget van k€â€¯3.532 is k€â€¯1.744 niet in 2007 besteed; dit zal in de komende jaren alsnog worden geïnvesteerd. De deelneming in Agamyxis leidde tot een verwerkt negatief exploitatieresultaat van k€â€¯41. Vanuit de analyse van het exploitatieresultaat op de hiervoor geregistreerde wijze valt nog op dat van het totale positieve effect van k€â€¯7.361 een bedrag van k€â€¯6.434 wordt geoormerkt voor uitgaven die niet konden worden gerealiseerd in 2007, maar waarvoor wel binnen de KNAW afspraken in de vorm van interne verplichtingen zijn vastgelegd. Zie hiervoor ook de toelichting op het eigen vermogen in hoofdstuk 6 (bestemmingsreserves). Daarmee wordt aange­geven, dat het maken van kosten in het wetenschapsveld met zorg wordt gedaan, ook al ont­staat er enige vertraging in de uitvoering van de activiteiten. Zorg wordt ook be­steed aan de kwalitatief hoogwaardige invulling van vacatures; het cumulatieve effect van vacaturegeld over 2007 mag gesteld worden op k€â€¯926. Ten behoeve van dek­king van ver­plichtingen aan het personeel is een bedrag gemoeid van k€â€¯3.954. Voor het ove­ri­ge (k€ 3.955) is duidelijk dat het ontvangen van allerlei soorten van niet gebudgetteerde in­kom­sten ook bijdraagt aan het positieve resultaat; ook hiervan is vast te stellen, dat omzetting in plannen voor wetenschapsactiviteiten en de daarbij behorende kosten meer tijd vergt dan in één boekjaar beschikbaar is. Exploitatieresultaat vanuit de verbijzondering van baten en lasten. Het voordeel van k€â€¯7.361 van het gerealiseerde exploitatieresultaat ten opzichte van de be­gro­ting en dan gezien vanuit de verbijzondering van baten en lasten op hoofdlijnen (conform de opstelling van de exploitatierekening 2007 in tabel hoofdstuk 3) leidt tot de volgende analyse: • Baten: OCW-middelen. Door de jaarlijkse technische bijstellingen komt de lump sum van OCW voor de KNAW k€â€¯2.311 hoger uit; hoofdmoot hierin is k€â€¯2.036 als looncom­ pen­satie en k€â€¯255 als prijscompensatie. De KNAW gebruikt deze middelen voor dekking van de kostenstijgingen; zo ontvingen de instituten en het Bureau samen k€â€¯2.117 als dekking voor loonkostenstijgingen en k€â€¯418 voor algemene kosten­stijgingen, samen goed voor k€â€¯2.535; uit de centrale KNAW-middelen wordt het verschil gedekt. • Baten: opbrengst werk voor derden. De opbrengst op deze categorie van de baten was k€â€¯3.217 lager dan begroot; dit heeft feitelijk weinig invloed op het resultaat omdat een overeenkomstige verlaging van de bijbehorende lastencategorieën een logisch gevolg is. • Baten: overige baten. Het totale voordeel in deze groep bedraagt k€â€¯6.365. De component rente-inkomsten is opvallend; het effect is k€â€¯697 en is voor de helft het gevolg van de hogere gemiddelde rente van 3,92% t.o.v. een begrote rente van 3,5%; de andere helft ontstaat door een hogere liquiditeit dan begroot. In de categorie overige opbrengsten is k€â€¯1.622 meer binnengekomen dan begroot; hierin is begrepen een bedrag van k€â€¯253 van het ministerie van LNV voor het Programma Akademie Hoogleraren; verder is nog een bedrag geboekt van k€â€¯575 zijnde baten voorgaande boekjaren. Zie voor verdere toelichting hoofdstuk 8. • Lasten: personele lasten. Het negatieve effect op deze post is k€â€¯2.779 ten opzich­te van de begroting. De loonkosten (lonen samen met de sociale lasten) zijn k€â€¯ 1.323 lager dan begroot; hiervan is ca. 60% niet bezette vacatureruimte. De post ‘uitzendkrachten e.d.’ is k€â€¯1.414 hoger dan begroot, terwijl deze post wel nagenoeg gelijk is aan het bedrag voor 2006. De kosten voor personeelsvoor­zie­ningen waren k€â€¯3.846 hoger dan begroot, — 120 — voornamelijk door eenmalig verwer­king van dotaties voor dekking van aanspraken van het per­soneel op het gebied van ambtsjubilea en van de seniorenregeling; voor laatst­ genoemde twee onder­wer­pen is een bedrag geboekt van k€â€¯4.490. Zie voor dit laatste ook hoofdstuk 6 onder de voorzieningen. De overige personele lasten leverden een voordeel op van k€â€¯1.158. • Lasten: materiële lasten. Gezamenlijk tekent deze categorie voor een positief effect van k€â€¯4.681 ten opzichte van de begroting. Een belangrijk onderdeel van dit bedrag is k€â€¯1.524 als effect van lagere toekenningen van subsidies aan derden. Een andere verklaring voor de lagere materiële lasten is de lagere opbrengst werk voor derden annex het contractonderzoek (zie ook hiervoor bij de toelichting op de baten). Verder is er de compensatie van k€â€¯1.000 voor de doelstellingsuitgaven 2007 van de fondsen, conform de bestuursbeslissing. Op de verschillende onder­de­len wordt hierop in de toelichting op de exploitatierekening nader ingegaan. Ontwikkeling vermogen en liquiditeit De financiële positie van de KNAW blijft onveranderd gezond. Relatief is het aandeel van ‘eigen vermogen + voorzieningen’ op de balans – met name door het positieve exploitatie­ saldo over 2007 – redelijk stabiel gebleven: 41,1% (ultimo 2006) resp. 46,6% (ultimo 2007). De stijging wordt met name veroorzaakt door het egalisatiefonds Hubrecht Instituut van k€â€¯ 20.000 en door de extra dotatie aan de voorzieningen van k€â€¯4.490; zonder deze twee bedragen zou het aandeel ‘eigen vermogen + voorzieningen’ op 37,5% zijn uitgekomen. Ook de liquiditeitspositie is verder verbeterd, wat blijkt uit de verhouding tussen ‘vorderin­gen + geldmiddelen’ en ‘kortlopende schulden’; deze verhouding was ultimo 2006 1,36 en is ultimo 2007 1,59; dit wordt met name veroorzaakt door de vordering van de KNAW op het UMC Utrecht van k€â€¯20.000 als gevolg van de samenwerkingsovereenkomst (het bedrag is uitgekeerd in februari 2008). Het kasstroomoverzicht (zie tabel hoofdstuk 4) geeft de bewegingen weer die de uiteindelijke stand van de liquiditeit hebben bepaald in 2007. Belangrijke oorzaak van de liquiditeitsverbe­tering is het positieve exploitatiesaldo van 2007 ad k€â€¯8.095; daarnaast is een belangrijke fac­tor het investeringsbedrag van k€â€¯10.700. Binnen de rubriek ‘kortlopende schulden’ (stand ultimo 2007 k€â€¯118.830) wordt bijgehouden wat de stand is van de ‘nog uit te voeren werkzaamheden voor contractprojecten’. Ultimo 2007 was dit k€â€¯97.744; dit houdt een lichte stijging in ten opzichte van ultimo 2006. De bijgaande tabel laat het verloop van deze post in de tijd zien. bedragen in € x 1.000 Nog uit te voeren projectwerkzaamheden ultimo bedrag 2003 2004 2005 2006 2007 68.025 78.284 95.083 95.194 97.744 Fondsen De KNAW beheert een privaat vermogen dat is opgebouwd uit giften, legaten en erfstel­ lingen. Dit vermogen is separaat zichtbaar in de balans onder ‘fondsen’. De doelstellingen van de verschillende wetenschappelijke fondsen worden bewaakt door stichtingsbesturen of commissies van advies, welke worden benoemd door het bestuur van de KNAW. Het beheer van dit vermogen wordt binnen door het bestuur vastgestelde kaders uitgevoerd en is sinds 2006 in handen van Goldman Sachs te Londen. De uitgaven ten gunste van de doelstellingen van de verschillende fondsen bedroegen — 121 — in 2007 k€â€¯1.200 (2006 k€â€¯1.475). De resultaten van het vermogensbeheer kwamen netto nog net positief uit op k€â€¯179 (2006: k€â€¯1.592). Omdat het beleggingsresultaat bij lange na niet de doelstellingsuitgaven kon dekken, heeft het bestuur van de KNAW besloten eenmalig k€â€¯ 1.000 beschikbaar te stellen voor compensatie. Reden voor die beslissing is dat de fonds­besturen niet tijdig hun uitgavenpatroon hebben kunnen bijstellen. Het saldo van de fondsen ultimo 2007 is vastgesteld op k€â€¯24.856 (ultimo 2006 k€â€¯24.877). Een specificatie van de fondsen is opgenomen in bijlage 2. Overige belangrijke ontwikkelingen Bij de Miljoenennota 2008 heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een korting op de rijksbijdrage voor de KNAW ingepland die in de jaren tot en met 2010 oploopt tot een structureel jaarbedrag van k€â€¯5.400. Directie en bestuur van de KNAW hebben sinds de afkondiging gewerkt aan een Ombuigingsplan 2008-2013, een plan dat op 26 februari 2008 als concept is vastgesteld en binnen de organisatie in bespreking is gebracht. In de jaarrekening 2007 is met dit plan geen rekening gehouden. Het laat zich echter aanzien dat de eerste financiële consequenties op korte termijn zichtbaar worden. Bij de aan de KNAW gelieerde Fryske Akademy is in 2007 de noodzakelijke reorganisatie in een zodanig ver stadium gevorderd dat in de jaarrekening van de Fryske Akademy een voor­zie­ning kon worden getroffen; de KNAW heeft hieraan een bedrag van k€â€¯400 bijgedragen. Op 2 mei 2007 is de Willem F. Duisenberg Fellowship Stichting opgericht; de bestuursleden van deze stichting worden benoemd door de KNAW. De doelstelling van de stichting ligt in belangrijke mate in het verlengde van de doelstellingen van het KNAWinstituut NIAS. De financiële gegevens van de stichting over 2007 zijn nihil; het laat zich aanzien dat voor 2008 consolidatie wel aan de orde zal zijn. Doorlichting financiële functie In 2007 heeft een extern onderzoek plaatsgevonden naar de consequenties voor de KNAWorganisatie van de introductie van een integrale kostprijsberekening, een financieel verant­woor­dingsprincipe waarop steeds meer projectafrekeningen dienen te worden gebaseerd. In het kielzog van dit onderzoek zijn tevens de competenties beoordeeld van de financiële ko­lom KNAW-breed. De conclusies kunnen leiden tot aanpassingen in de financiële procesgang en de organisatie van de financiële kolom. Daar dit onderwerp mogelijk intervenieert met het Ombuigingsplan 2008-2013 (zie hiervoor) worden verdere acties in dat kader voorzien. Daar waar mogelijk is bij de upgrading van de financiële systemen per januari 2008 in finan­cieel-technische zin zoveel mogelijk rekening gehouden met de geschetste ontwikkelingen. — 122 — 2. Balans per 31 december 2007 bedragen in € x 1000 31-12-2007 31-12-2006 26 30 Materiële vaste activa 54.359 53.057 Financiële vaste activa 25.231 26.177 Activa Vaste Activa Immateriële vaste activa Collecties p.m. p.m. 79.616 79.264 Vlottende activa Voorraden Vorderingen en overlopende activa Liquide middelen Totaal activa 514 343 109.287 78.840 79.651 73.185 189.452 152.368 269.068 231.632 Passiva Eigen vermogen/groepsvermogen Algemene reserve 79.487 77.198 Bestemmingsreserves 10.366 4.519 Totaal eigen vermogen 89.853 81.717 9 50 89.862 81.767 Minderheidsbelang derden Totaal groepsvermogen Egalisatiefonds Hubrecht Instituut 20.000 0 Fondsen 24.856 24.877 15.520 13.368 Kortlopende schulden en overlopende passiva Voorzieningen 118.830 111.620 Totaal passiva 269.068 231.632 — 123 — 3. Exploitatierekening 2007 jaar 2007 bedragen in € x 1000 begroting jaar 2007 2006 Baten Rijksbijdrage OCW 91.561 89.250 89.207 Opbrengst werk voor derden 29.603 32.820 30.252 Overige baten 13.980 7.615 14.211 135.144 129.685 133.670 75.910 73.131 72.555 3 0 0 Totaal der baten Lasten Personele lasten Afschrijving immateriële activa Afschrijving materiële activa 9.335 9.388 9.494 Huisvestingslasten 8.672 8.958 9.002 Overige materiële lasten Toekenningen aan derden Totaal der lasten Exploitatiesaldo uit bedrijfsvoering 19.824 20.328 19.487 13.305 17.146 15.025 127.049 128.951 125.563 8.095 734 8.107 Fondsen van de KNAW Baten 440 1.500 1.887 Lasten 461 1.500 1.770 Mutatie van de fondsen -21 0 117 0 0 0 8.095 734 8.107 Exploitatiesaldo Aandeel exploitatieresultaat derden -41 0 0 Aandeel exploitatieresultaat KNAW 8.136 734 8.107 Algemene Reserve 2.289 1.662 8.107 Bestemmingsreserves 5.847 -928 0 8.136 734 8.107 Bestemming van het resultaat KNAW — 124 — 4. Kasstroomoverzicht 2007 bedragen in € x 1000 Exploitatiesaldo Afschrijvingen Overige mutaties zonder kasstroom 2007 2006 8.095 8.107 9.335 5.921 9.494 6.609 15.256 Veranderingen in werkkapitaal -10.447 Vorderingen / overlopende activa -171 Voorraden 7.210 Kortlopende schulden / overlopende activa -3.765 Voorzieningen Kasstroom uit operationele activiteiten Investeringen materiële vaste activa Desinvesteringen Inbreng Agamyxis Aflossingen op verstrekte leningen Verstrekte leningen Kasstroom uit financieringsactiviteiten Netto kasstroom Mutatie liquide middelen Stand per 1 januari Stand per 31 december -7.598 131 -1.039 -5.498 -7.173 -14.004 16.178 10.206 -10.700 63 Kasstroom uit investeringsactiviteiten 16.103 -7.380 183 -10.637 0 1.000 -75 -7.197 -30 1.100 0 925 1.070 6.466 4.079 73.185 79.651 69.106 73.185 6.466 4.079 — 125 — 5. Algemene toelichting – grondslagen Grondslagen van waardering Algemeen De jaarrekening is opgesteld met inachtneming van de ‘Richtlijnen voor de jaarrekening Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen’ van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (editie 1999). De grondslagen die worden toegepast voor de waardering van activa en passiva en de resul­taat­bepaling zijn gebaseerd op historische kosten, tenzij anders vermeld. Stelselwijziging In 2007 zijn de grondslagen voor waardering en resultaatbepaling aangepast aan de in 2005 ingevoerde richtlijn RJ 271 Personeelsbeloningen. Uit dien hoofde zijn ultimo 2007 voor­zieningen getroffen voor jubileumuitkeringen en de seniorenregeling. Het effect op het ver­mogen en resultaat van deze stelselwijziging bedraagt in 2007 k€â€¯4.490 negatief. De vergelij­kende cijfers zijn niet aangepast. Presentatiewijziging In 2007 is overgegaan tot het afzonderlijk presenteren van de bestemmingsreserves als onder­deel van de toelichting op het eigen vermogen. Immateriële vaste activa Een immaterieel vast actief wordt in de balans opgenomen als: • het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen die een actief in zich bergt, zullen toekomen aan de organisatie KNAW; en • de kosten van het actief betrouwbaar kunnen worden vastgesteld. Uitgaven inzake een immaterieel vast actief dat niet aan de voorwaarden voor activering vol­ doet (bijvoorbeeld uitgaven van onderzoek en intern ontwikkelde merken, logo’s, uitga­ven­ rechten en klantenbestanden) worden rechtstreeks in de exploitatierekening verantwoord. De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs of vervaardi­ gings­­prijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen danwel de lagere realiseerbare waarde (hier de hoogste van de bedrijfswaarde en opbrengstwaarde). Het afschrijven van de immateriële vaste activa geschiedt stelselmatig op basis van de geschatte economische levens­duur met een maximum van 20 jaar. De economische levensduur en afschrijvings­methode worden aan het einde van ieder boekjaar opnieuw beoordeeld. Indien de geschatte economische levensduur langer is dan 20 jaar zal vanaf het moment van verwerking aan het einde van elk boekjaar een impairmenttest worden uitgevoerd. — 126 — Materiële vaste activa De materiële vaste activa worden gewaardeerd op de aanschaffingsprijs verminderd met lineai­re afschrijvingen op basis van de geschatte economische levensduur. De gehanteerde afschrijvingspercentages zijn: • terreinen nihil • casco gebouwen 1,67 % • afbouw gebouwen 3,33 % • inbouw gebouw 6,67 % • gebouweninstallaties 6,67 % • bedrijfsinstallaties (laboratorium e.d.) 10,67 % • ICT installaties (netwerk e.d.) 12,50 % • activa in aanbouw 0,33 % • computerapparatuur 33,33 % • inventaris (bureaus, kasten e.d.) 10,33 % • inventaris (bureaustoelen e.d.) 20,33 % • vervoermiddelen 25,33 % • technische apparatuur 25,33 % • vaartuigen 5,33 % Collecties van boeken, tijdschriften en andere informatiedragers alsook biologische collecties worden p.m gewaardeerd. Financiële vaste activa De effecten (beleggingen van de fondsen) worden gewaardeerd tegen de marktwaarde ultimo van het boekjaar. Leningen worden opgenomen tegen nominale waarde. Voorraden Voorraden worden op aanschaffingsprijzen gewaardeerd. Voor incourante voorraden wordt een voorziening getroffen. Vorderingen De vorderingen worden gewaardeerd op nominale waarde onder aftrek van een voorziening voor mogelijke oninbaarheid. Fondsen De fondsen worden opgenomen overeenkomstig de marktwaarde van de onderliggende beleggingen ultimo van het boekjaar (zie financiële vaste activa). Verantwoording projectgelden Toegekende projectgelden worden verantwoord op het moment van de officiële toekenning en tegen nominale waarde (zie kortlopende schulden). De nog te ontvangen projectbedragen worden verantwoord onder de post vorderingen. De kosten van projecten worden toegerekend aan de periode waarop deze betrekking hebben, onder gelijktijdige ‘vrijval’ vanuit de kortlopende schulden. — 127 — Grondslagen voor de bepaling van het exploitatiesaldo Baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. De baten worden gevormd uit de Rijksbijdrage OCW, overige overheidsbijdragen, baten van fondsen, opbrengsten werk voor derden, financiële baten en overige baten. Lasten en risico’s die hun oorsprong vinden voor het einde van het verslagjaar worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden. Het exploitatiesaldo uit gewone bedrijfsvoering wordt gedefinieerd als het verschil tussen de baten en de lasten over het verslagjaar met inachtneming van de hiervoor vermelde waarde­ringsgrondslagen. Grondslagen voor consolidatie In de geconsolideerde jaarrekening worden opgenomen de financiële gegevens van de KNAW en haar groepsmaatschappijen per 31 december van het boekjaar. Groepsmaatschappijen zijn rechtspersonen en vennootschappen waarin beslissende zeggen­schap wordt uitgeoefend door de KNAW. Hierbij worden mede in aanmerking genomen de financiële instrumenten die potentiële stemrechten bevatten en direct kunnen worden uit­geoefend. De groepsmaatschappijen worden geconsolideerd vanaf de datum waarop beslissende zeggenschap op de groepsmaatschappij is verkregen. De groepsmaatschappijen worden niet meer in de consolidatie opgenomen vanaf de datum waarop geen sprake meer is van beslissende zeggenschap. De posten in de geconsolideerde jaarrekening worden volgens uniforme grondslagen van waardering en resultaatbepaling vastgesteld. Het aandeel van derden in het eigen vermogen en in het resultaat is afzonderlijk in de geconsolideerde jaar­rekening tot uitdrukking gebracht. Voorts beheert de KNAW privaat vermogen dat is opgebouwd uit giften, legaten en erfstel­lin­gen. In de geconsolideerde jaarrekening van de KNAW zijn de fondsen onder beheer sepa­raat opgenomen. De zeggenschap over dit vermogen berust bij de besturen van de afzon­der­lijke fondsen. De KNAW heeft hierin beslissende zeggenschap. Voor een overzicht van de organisatieonderdelen, deeluitmakend van de jaarrekening 2007 wordt verwezen naar bijlage 1. Voor een overzicht van de fondsen onder beheer van de KNAW wordt verwezen naar bijlage 2. — 128 — 6. Toelichting op de balans per 31 december 2007 Immateriële vaste activa bedragen in € x 1000 31-12-2007 31-12-2006 Patenten 26 30 Totaal 26 30 De immateriële vaste activa betreffen licenties op patentaanvraag P71059PC00 ingediend op 10 november 2004 en patentaanvraag P75495EP00 ingediend op 9 december 2005 door de KNAW. De patenten beogen kennis te beschermen die van toepassing kan zijn bij de ontwikkeling van geneesmiddelen voor de behandeling van aandoeningen van de menselijke darm en slokdarm, met name de behandeling van adenoma en adenocarcinoma en het syndroom van Barrett. Beide aanvragen zijn ingediend conform het Patent Cooperation Treaty (PCT) en zullen vervolgens als nationale en internationale aanvragen worden ingediend. De aanvragen zijn nog niet verleend. Materiële vaste activa bedragen in € x 1000 31-12-2007 31-12-2006 Terreinen en gebouwen Activa in aanbouw Inventaris en apparatuur Vaar- en voertuigen 36.867 3.872 13.424 196 39.186 1.259 12.371 241 Totaal 54.359 53.057 Op de balans wordt de boekwaarde van de materiële vaste activa geregistreerd, zijnde het saldo van aanschafwaarde (investeringen tegen historische prijzen) en de gerealiseerde af­schrij­vingen. De totale investeringen in 2007 bedroegen k€â€¯10.700; hiervan is k€â€¯3.671 in gebouwen en ter­reinen geïnvesteerd. In inventaris, apparatuur en vaar- en voertuigen is k€â€¯7.029 geïnves­teerd. Verder is er aan diverse apparatuur en inventaris een investeringswaarde van k€â€¯1.301 buiten gebruik gesteld of verkocht. Een verloopoverzicht is in de hierna volgende tabel opgenomen. Materiële vaste activa Omschrijving Terreinen en Gebouwen Activa in aanbouw Inventaris en Apparatuur bedragen in € x 1000 Vaar- en Totaal Voertuigen Stand per 31-12-2006 Aanschafwaarde Afschrijvingen 78.038 -38.852 1.259 0 60.245 -47.874 1.761 -1.520 141.303 -88.246 Boekwaarde 39.186 1.259 12.371 241 53.057 Mutatie aanschafwaarde Investeringen Desinvesteringen 1.058 -24 2.613 0 7.003 -1.239 26 -38 10.700 -1.301 Investeringen 1.034 2.613 5.764 -12 9.399 Mutatie afschrijvingen Afschrijvingen Desinvesteringen -3.353 0 0 0 -5.911 1.200 -71 38 -9.335 1.238 Afschrijvingen -3.353 0 -4.711 -33 -8.097 Stand per 31-12-2007 Aanschafwaarde Afschrijvingen 79.072 -42.205 3.872 0 66.009 -52.585 1.749 -1.553 150.702 -96.343 Boekwaarde 36.867 3.872 13.424 196 54.359 — 129 — Financiële vaste activa bedragen in € x 1000 31-12-2007 31-12-2006 Effecten Leningen u/g 24.856 375 24.877 1.300 Totaal 25.231 26.177 Effecten Het betreft beleggingen in aandelen en vastrentende waarden waaronder ook de banksaldi en deposito’s van de fondsen. De tegenwaarde van de effectenporte­feuille betreft de post ‘fondsen’ aan de passiefzijde van de balans; in de ‘fondsen’ zijn de private gelden ondergebracht die door de KNAW worden beheerd. Leningen bedragen in € x 1000 31-12-2007 31-12-2006 Fryske Akademy, Leeuwarden International Academy Council, Amsterdam OCW, Den Haag 225 150 0 150 150 1.000 Totaal 375 1.300 In de hierna volgende tabel worden de leningen nader gespecificeerd. Leningen Leninggegevens aan FA IAC OCW Financiële gegevens aan FA IAC OCW bedragen in € x 1000 vanaf 8-7-2005 2005 1-11-2003 hoofdsom 225,0 250,0 3.000,0 3.475,0 1-1-2007 150,0 150,0 1.000,0 1.300,0 opname 75,0 0,0 0,0 75,0 Voorraden einddatum p.m. 31-12-2008 31-12-2007 rente % variabel variabel 5,25 aflossing 31-12-2007 0,0 225,0 0,0 150,0 1.000,0 0,0 1.000,0 375,0 soort lening onderhandse lening onderhandse lening onderhandse lening rente 2007 8,3 5,9 0,0 14,2 bedragen in € x 1000 31-12-2007 31-12-2006 Voorraden publicaties Overige voorraden 160 354 169 174 Totaal 514 343 Voorraden publicaties De voorraden publicaties zijn aanwezig bij twee instituten: bij het CBS is de balanswaarde ultimo 2007 k€â€¯42 (ultimo 2006 k€â€¯37) en bij het KITLV is de balanswaarde ultimo 2007 k€â€¯118 (ultimo 2006 k€â€¯132). Overige voorraden De overige voorraden betreffen chemicaliën en overige gebruiksgoederen en gebruiksmaterialen. De fluctuatie in deze post houdt direct verband met de sterk wisselende voorraden chemicaliën ultimo boekjaar. — 130 — Vorderingen bedragen in € x 1000 31-12-2007 31-12-2006 Debiteuren Overlopende activa Nog te ontvangen bedragen Totaal 2.715 24.049 82.523 3.267 3.780 71.793 109.287 78.840 Debiteuren Op de ‘Debiteuren’ is ultimo 2007 een voorziening van k€â€¯139 in mindering gebracht voor mogelijke oninbaarheid (ultimo 2006 k€â€¯229). Overlopende activa Onder de overlopende activa is begrepen een bedrag van k€â€¯20.000; dit bedrag is gerelateerd aan het egalisatiefonds Hubrecht Instituut en zal door het UMC Utrecht worden uitgekeerd begin 2008. Nog te ontvangen bedragen De ‘nog te ontvangen bedragen’ bestaan geheel uit vorderingen inzake onderzoekscontracten. Het bedrag is gerelateerd aan de contractprojecten in portefeuille (zie ook onder kortlopende schulden). Ultimo 2007 was de vordering 84,4% van het bedrag aan contractprojecten in por­te­­feuille; ultimo 2006 was dit nog 75,4% (ultimo 2005: 69,8%); de percentages geven aan dat de contractpartijen relatief opnieuw minder voorschotten hebben verstrekt in 2007. Liquide middelen bedragen in € x 1000 31-12-2007 31-12-2006 Kas Rekening courant 20 79.631 23 73.126 Totaal 79.651 73.185 De rekening-courant wordt sinds de invoering per 1 januari 2003 van het Geïntegreerd Mid­delen­beheer bij het ministerie van Financiën aangehouden. Deelname van de KNAW aan de regeling via het betreffende ministerie is een wettelijke verplichting. In de liquide middelen zijn de betalingen onderweg opgenomen: ultimo 2007 k€â€¯2.439 (ultimo 2006 k€â€¯1.652). Eigen vermogen Algemene reserve bedragen in € x 1000 BestemmingsTotaal reserves eigen vermogen Stand per 1-1-2007 Resultaatbestemming 2007 77.198 2.289 4.519 5.847 81.717 8.136 Stand per 31-12-2007 79.487 10.366 89.853 Bestemmingsreserves Gezien het belang van meer inzicht in de interne bestedingsafspraken is er voor 2007 voor gekozen de bestemming van het exploitatieresultaat naar algemene reserve en bestemmings­reserves in de jaarrekening 2007 te verwerken; de cijfers 2006 zijn ter vergelijking eveneens alsnog op deze wijze verdeeld. Er was in de begroting 2007 nog gerekend op een daadwerkelijke besteding van k€â€¯928 van de bestemmingsreserves; bij de realisatie 2007 bleek echter dat er een bedrag van k€â€¯5.847 kon worden toegevoegd. Deze ontwikkeling betekent dat vanaf 2008 er aanzienlijke bestedingsplan­nen dienen te worden gerealiseerd om tijdig de inzet van de middelen van de bestemmings­reserves ad k€â€¯10.366 te kunnen realiseren. De hierna volgende — 131 — specificatie geeft een globaal beeld van de opbouw van laatstgenoemd bedrag: • Programma Strategie en Infrastructuur k€â€¯3.366 • Science System Assessment / Rathenau Instituut k€â€¯1.688 • Strategiefondsprojecten k€â€¯1.895 • Externe Programma’s k€â€¯1.745 • Overige posten k€â€¯1.672 Minderheisdbelang derden bedragen in € x 1000 31-12-2007 31-12-2006 Agamyxis 9 50 Totaal 9 50 Het exploitatieresultaat van Agamyxis bv bedraagt -/- k€â€¯41. Egalisatiefonds Hubrecht Instituut bedragen in € x 1000 31-12-2007 31-12-2006 Stand van het egalisatiefonds 20.000 0 Totaal 20.000 0 Het egalisatiefonds Hubrecht Instituut is ontstaan vanuit een bijdrage van het UMC Utrecht voor onderzoeksactiviteiten bij het instituut, te verdelen over de komende 10 jaar. Afgespro­ken is dat de renteopbrengsten eveneens onderdeel zullen gaan uitmaken van de 10-jaars verdeling. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op het eigen vermo­gen, naar de opmerkingen in de algemene toelichting (hoofdstuk 1) en naar het overzicht van belangrijke samenwerkingsverbanden (hoofdstuk 9). Fondsen bedragen in € x 1000 31-12-2007 31-12-2006 Waarde van de fondsen 24.856 24.877 Totaal 24.856 24.877 De post Fondsen op de balans vertegenwoordigt de geconsolideerde waarde van de private fondsen welke door de KNAW via fondsbesturen worden beheerd. In bijlage 2 is een specificatie opgenomen per fonds, met daarbij de mutaties in 2007. Verder wordt verwezen naar de algemene toelichting in hoofdstuk 1. Voorzieningen Wachtgeld Reorganisaties WAO / WIA eigen risico bedragen in € x 1000 Overige personeelsvoorzieningen Totaal Stand op 1-1-2007 vrijval dotaties onttrekkingen 2.078 -327 2.140 -1.420 10.529 -1.823 1.283 -2.204 761 0 154 -141 0 0 4.490 0 13.368 -2.150 8.067 -3.765 Stand per 31-12-2007 2.471 7.785 774 4.490 15.520 Voorziening wachtgeld — 132 — De gelden dienen ter dekking van ingegane en overeengekomen uitkeringen aan medewerkers en ex-medewerkers conform de regelingen binnen de geldende CAO; het betreft in de meeste gevallen de verplichting van maximaal een jaar. Vaak betreft het personeel dat in tijdelijke dienst aan contractprojecten heeft gewerkt. Voorziening reorganisaties Het gaat hier om voorzieningen die noodzakelijkerwijs worden getroffen als gevolg van reorganisaties. Het betreft hier veelal de geschatte wachtgeldverplichtingen alsmede bedragen voor dekking van herplaatsingkosten. In de hiernavolgende tabel is een specificatie opgenomen voor de betreffende KNAW-onderdelen waar reorganisaties zijn / worden uitgevoerd; de reorganisatie bij de afdeling Edita en Voorlichting bij het Bureau in 2007 is in de algemene toelichting in hoofdstuk 1 nader aan de orde gesteld. De onttrekkingen hebben betrekking op de uitkering aan personen; de vrijval ontstaat als reeds gereserveerde uitkeringsbedragen niet langer behoeven te worden aangehouden omdat de verplichting van de werkgever KNAW is vervallen wegens herplaatsing op arbeidsmarkt of anderszins. Dotaties zijn nodig als er nieuwe verplichtingen moeten worden afgedekt. Voorziening reorganisaties stand 1-1-2007 CBS NIN NIOO NIWI Bureau KNAW Totaal onttrekking vrijval bedragen in € x 1000 stand dotaties 31-12-2007 523 2.963 2.009 5.034 0 -125 -808 -283 -988 0 -181 -40 -777 -825 0 0 344 34 0 905 217 2.459 983 3.221 905 10.529 -2.204 -1.823 1.283 7.785 Voorziening WAO / WIA Eigen Risico De voorziening WAO / WIA Eigen Risico betreft de contante waarde van de lopende verplichtingen aangevuld met de te verwachten verplichtingen uit mogelijke uitbreiding van het bestand WAO-ers / WIA-ers. Overige personeelsvoorzieningen Met ingang van 2007 is aan de post voorzieningen toegevoegd overige perso­neels­ voorzieningen op basis van RJ 271. Het betreft hier de schattingen voor de posten ambtsjubilea en de seniorenregeling; de bijbehorende bedragen zijn resp. k€â€¯725 en k€â€¯3.765. De totale dotatie bedraagt k€â€¯4.490. Kortlopende schulden en overlopende activa Crediteuren Contractprojecten Overlopende passiva Totaal bedragen in € x 1000 31-12-2007 31-12-206 3.715 97.744 17.371 2.177 95.194 14.249 118.830 111.620 Contractprojecten De rubriek ‘contractprojecten’ binnen de ‘kortlopende schulden’ betreft de financiële waar­dering van de nog uit te voeren werkzaamheden. Voor inzicht in de verdeling over de ver­schil­lende instituten is een stand van zaken opgenomen in bijlage 3. Voor drie groepen van projecten zijn bijlagen met specificaties samengesteld om zicht te bieden op de toegekende en nog te besteden projectgelden ultimo boekjaar. Zie de bijlagen 4, 5 en 6 voor projecten met subsidies van resp. OCW, EU en NWO. Overlopende passiva Naast de gebruikelijke posten in de vorm van ‘nog te betalen bedragen’ wordt een belangrijk aandeel ingenomen door verplichtingen van de werkgever KNAW aan het personeel. De post betreft vakantiegeld ultimo 2007 k€â€¯1.914 (ultimo 2006 k€â€¯1.932) en verlofuren etc. ultimo 2007 k€â€¯4.245 (ultimo 2006 k€â€¯4.737). — 133 — 7. Niet uit de balans blijkende verplichtingen Huur- en erfpachtcontracten Voor een aantal KNAW instituten zijn huurcontracten e.d. afgesloten voor de bedrijfspanden; het betreft de volgende instituten (met vermelding van de jaarlijkse huur ultimo 2007): Huur- en erfpachtcontracten bedragen in € x 1000 ICIN te Utrecht NIN te Amsterdam DANS te Den Haag IISG te Amsterdam NIAS te Wassenaar Rathenau Instituut te Den Haag KITLV te Leiden / Jakarta KITLV te Leiden Bureau KNAW t.b.v. NCG te Delft Meertens Instituut te Amsterdam (RGD) Bureau KNAW te Amsterdam (RGD) NIOD te Amsterdam (RGD) 170 235 190 21 114 296 46 170 7 422 917 636 subtotaal huur Erfpacht NIOO Yerseke 3.224 151 Totaal 3.375 Leasecontracten Voor met name printers, copiers en personal computers zijn er leasecontracten afgesloten, totaal voor een jaarbedrag van k€â€¯359 (2006: k€â€¯250). — 134 — 8. Toelichting op de exploitatierekening 2007 Baten bedragen in € x 1000 Jaar 2007 Begroting 2007 Jaar 2006 Rijksbijdragen Rijksbijdragen OCW 91.561 89.250 89.207 Opbrengst werk voor derden Contractprojecten 29.603 32.820 30.252 Overige baten Overige overheidsbijdragen Financiële baten Overige opbrengsten 577 3.240 10.163 1.039 2.488 4.088 1.728 2.312 10.171 13.980 7.615 14.211 135.144 129.685 133.670 Totaal van de baten De baten zijn opgebouwd uit de baten bij de verschillende KNAW-organisatie-onderdelen. Onder andere op basis van de rijksbijdrage van OCW vindt een interne verdeling van de middelen plaats via KNAW-centraal over de diverse organisatieonderdelen. Een specificatie voor het jaar 2007 is in bijlage 7 opgenomen. De bijdrage van OCW is sinds de begroting 2007 opgehoogd met een compensatie voor loon­stijgingen 2007 van k€â€¯2.036 en voor prijsstijgingen 2007 van k€â€¯255; in de begroting 2007 was geen rekening gehouden met een compensatie. Verder was er nog een resterende aanpas­sing van k€â€¯20. Zie voor verdere specificaties en subsidietoekenningen ook bijlage 8. De post contractprojecten onder opbrengst werk voor derden betreft de vrijval van de toegekende projectgelden welke in de exploitatierekening worden verantwoord in het jaar waarin de daar­mee samenhangende kosten worden verwerkt. De post overige baten is onderverdeeld in drie delen: • Overige overheidsbijdragen. Het betreft hier een aantal posten; we noe­men de bijdrage 2007 van het Ministerie van VWS van CHGS van k€â€¯201. • Financiële baten. Deze worden gevormd door de rente-inkomsten, die met name door de hogere rente in 2007 (3,92% ten opzichte van begroot 3,5%) k€â€¯752 hoger uitkwamen. De hogere liquiditeit speelt uiteraard ook een rol. • Overige opbrengsten. Een analyse van het overschot van k€â€¯6.075 levert een veel­heid van posten op (opbrengsten voorgaande boekjaren, doorbelastingen perso­neel, doorbelasting materialen, opbrengsten congressen, catering etc.), die in de begroting 2007 te laag zijn ingezet. Belangrijk onderdeel in deze post betreft de struc­tu­rele bijdrage van NWO aan de exploitatie van DANS (2007 k€â€¯ 727). — 135 — Lasten: personele lasten bedragen in € x 1000 Jaar 2007 Lonen en salarissen Bruto-salarissen (incl. vakantietoesl.) Overige toelagen Sociale lasten Tegemoetkoming ziektekosten Pensioenpremie Sociale premies Overige personele lasten Mutaties voorzieningen personeel Uitzendkrachten, declaranten etc. Overige personele lasten Totaal Begroting 2007 Jaar 2006 47.789 3.526 51.315 50.837 2.137 52.974 47.540 2.855 50.395 2.166 6.207 834 2.034 6.165 672 2.151 5.683 942 9.207 8.871 8.776 5.922 7.797 1.669 15.388 2.076 6.383 2.827 11.286 3.800 7.598 1.986 13.384 75.910 73.131 72.555 De personeelsbezetting was ultimo boekjaar 2007 1.073 fte (ultimo 2006: 1.076 fte). In het kader van de toepassing van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT) is geconstateerd dat er geen uitkeringen zijn gedaan boven de aangegeven grenzen voor de loonlasten; dit geldt zowel voor 2007 als voor 2006. Binnen de lonen en salarissen is de stijging van de ‘overige toelagen’ veroorzaakt door de verhoging van de eindejaarsuitkering conform de nieuwe CAO-NU. In de groep sociale lasten waren de premies 2007 hoger dan in 2006 en dan begroot in 2006. Het gaat hier om lichte stijgingen van de pensioenpremies en de premie voor de ziektekosten. Mutaties voorzieningen personeel bedragen in € x 1000 Jaar 2007 Begroting 2007 Jaar 2006 Wachtgelden Reorganisaties WAO / WIA Eigen Risicodragerschap Overige personeelsvoorzieningen 1.817 -539 154 4.490 1.982 -216 310 0 1.030 2.585 185 0 Totaal 5.922 2.076 3.800 De mutaties op de voorzieningen betreffen alleen de dotaties aan en de vrijval uit de betreffende voorzieningen. De post ‘overige personeelsvoorzieningen’ betreft dotaties voor ambtsjubilea (k€ 725) en de seniorenregeling (k€ 3.765). Lasten: afschrijvingslasten immateriële vaste activa bedragen in € x 1000 Jaar 2007 Begroting 2007 Jaar 2006 Afschrijvingskosten 3 0 0 Totaal 3 0 0 In de toelichting op de balans in hoofdstuk 6 is onder Immateriële vaste activa een nadere aanduiding gegeven over de patenten die aan deze activa zijn verbonden. — 136 — Lasten: afschrijvingslasten materiële vaste activa bedragen in € x 1000 Jaar 2007 Begroting 2007 Jaar 2006 Afschrijvingskosten gebouwen Afschrijvingskosten overig 3.353 5.982 3.392 5.996 3.218 6.276 Totaal 9.335 9.388 9.494 In de toelichting op de balans in hoofdstuk 6 is onder Materiële vaste activa een specificatie opgenomen waarin ook de afschrijvingskosten voor de verschillende groepen zijn gespecificeerd. Lasten: huisvestingslasten bedragen in € x 1000 Jaar 2007 Begroting 2007 Jaar 2006 Huur / erfpacht Klein onderhoud en exploitatie Energie en water Schoonmaakkosten Heffingen en belastingen Overige huisvestingslasten 3.302 938 1.720 996 362 1.354 3.312 870 1.680 957 381 1.758 3.964 746 1.650 963 367 1.312 Totaal 8.672 8.958 9.002 Huur / erfpacht Een overzicht van de lopende huurcontracten is opgenomen onder hoofdstuk 7 Niet uit de balans blijkende verplichtingen. De opheffing van het NIWI heeft uiteraard ook geleid tot huuropzegging van een deel van het gebouw aan de Joan Muyskensweg te Amsterdam; het effect is zichtbaar in vergelijking met 2006. Lasten: overige materiële lasten bedragen in € x 1000 Jaar 2007 Begroting 2007 Jaar 2006 Administratie en beheer Inventaris en apparatuur Overige materiële lasten 5.735 2.179 11.910 5.789 1.781 12.758 6.206 2.025 11.256 Totaal 19.824 20.328 19.487 Lasten: toekenning aan derden bedragen in € x 1000 Jaar 2007 Programma Akademie Onderzoekers / Hoogleraren Vergoedingen Subsidies Toekenningen aan gelieerde insituten Lidmaatschappen Totaal Begroting 2007 Jaar 2006 4.420 1.380 4.864 2.089 552 4.969 2.227 7.597 1.787 566 5.303 1.420 5.862 1.820 620 13.305 17.146 15.025 Programma Akademie Onderzoekers / Hoogleraren In het verslagjaar worden de werkelijke jaarkosten van de individuele programma’s geboekt. Oorzaak voor de begrotingsafwijking is de vertraging in de realisatie van kosten na de benoe­mingen hetgeen een verschuiving in de tijd met zich meebrengt. In de kosten van bedoeld programma zit voor 2007 verwerkt de besteding van een bijdrage van het ministerie van LNV ad k€â€¯253 (2006: k€â€¯291). Vergoedingen Het betreft hier in hoofdzaak bijdragen van KNAW-instituten aan projecten die in samen­ werking met derden worden gerealiseerd. — 137 — Subsidies De subsidies betreffen doorgestorte bedragen vanuit veelal extern gefinancierde projecten; het verstrekken van subsidies is afhankelijk van beoordelingen van aanvragen en bijbeho­rende afrekeningen. Toekenningen aan gelieerde instituten In 2007 zijn subsidies verstrekt aan: • Fryske Akademy (FA) te Leeuwarden k€â€¯1.648. De FA heeft met de KNAW een liëringsovereenkomst gesloten d.d. 12 februari 1990, die geleid heeft tot aanpassing van de statuten van de Stichting Fryske Akademy (laatstelijk gewijzigd 24 juni 2005). De KNAW bezet 40% van de zetels in de Raad van Toezicht. Op de organisatie van de FA zijn de richtlijnen van beheer van de KNAW van toepassing. • Roosevelt Study Center te Middelburg k€â€¯441. Met het RSC heeft de KNAW een subsidieovereenkomst, laatstelijk voor de periode van 5 jaar hernieuwd in juni 2006. Exploitatiesaldo excl. resultaat minderheidsbelang derden bedragen in € x 1000 Jaar 2007 Exploitatiesaldo Begroting 2007 Jaar 2006 8.136 734 8.107 8.136 734 8.107 Een analyse van het exploitatieresultaat is opgenomen in hoofdstuk 1 Algemene toelichting. Fondsen bedragen in € x 1000 Jaar 2007 Baten beleggingsopbrengsten koersresultaten Lasten beheer- en bankkosten begeleidingskosten KNAW uitkeringen doelstellingen fondsen compensatie KNAW Mutatie van de fondsen Begroting 2007 Jaar 2006 504 -64 500 1.000 528 1.359 440 1.500 1.887 261 124 1.076 -1.000 461 250 125 1.125 0 1.500 295 111 1.364 0 1.770 -21 0 117 0 0 0 In de voorgaande tabel worden de financiële bewegingen binnen de Fondsen van de KNAW separaat verantwoord. De mutatie van de fondsen wordt verrekend met de balanspost waarin het geoormerkte fondsvermogen wordt geregistreerd. De beleggingsopbrengsten bestaan uit rente op de banksaldi, couponrente op de vastrentende waar­den, divi­denduitkeringen. De verschillen tussen 2006 en 2007 waren niet groot. Dat is anders bij de post koersresultaten; voor 2006 is nog een plus behaald van k€â€¯1.359 tegenover een tegenvallend resultaat voor 2007 van -/- k€â€¯ 64. Overigens kan gesteld worden dat het koers­resultaat 2007 zich wel ontwikkelde in de lijn van de marktbewegingen. De begroting 2007 is achteraf toch te optimistisch geweest. Deze ontwikkelingen hebben het bestuur van de KNAW doen besluiten éénmalig een bedrag van k€â€¯1.000 beschikbaar te stellen uit de exploitatie 2007 teneinde compensatie te bieden voor de uitkeringen ten behoeve van de doelstellingen in 2007. Genoemd bedrag is verantwoord als compensatie KNAW onder de lasten. Zie voor dit punt ook bijlage 2, waar in een aparte kolom het bedrag van k€â€¯1.000 over de verschillende fondsen is verdeeld. — 138 — Analyse van de resultaten 2007 heeft wel geleid tot de beslissing om de doelstellingsuitgaven voor 2008 e.v. met ca. 25% neerwaarts bij te stellen. Voor 2007 gold nog het afgesproken hogere uitgavenniveau. Voor een globale analyse voor de verschillende fondsen wordt verwezen naar de bijlage 2 en naar de algemene toelichting op de jaarrekening 2007. — 139 — 9. Overzicht belangrijke samenwerkingsverbanden Hieronder volgt een opsomming van belangrijke samenwerkingsverbanden en de belangrijkste contractuele bepalingen. Samenwerkingsovereenkomst KNAW – UMC Utrecht inzake het Hubrecht Instituut Het doel van de samenwerking is om het Hubrecht Instituut uit te bouwen tot een beeldbe­pa­lend, internationaal topinstituut met als missie het verrichten van fundamenteel onderzoek in het veld van de ontwikkelingsbiologie, met nadruk op embryonale en adulte stamcellen; het is de ambitie van het instituut om mee te spelen in de wereldtop in deze discipline. De samen­wer­kings­overeenkomst geldt voor onbepaalde tijd en kan op het punt van de initiële subsidie­stromen na tien jaar worden herzien. Er is een raad van toezicht die belast is met het toezicht op de algemene gang van zaken bin­nen het instituut, op de door het instituut bereikte resultaten, alsook met op het toezicht op het door de KNAW gevoerde beheer en beleid terzake van het instituut; voorts ziet de raad toe op de wijze waarop de samenwerking tussen het Hubrecht Insituut en het UMC Utrecht wordt vormgegeven. Voorgenomen besluiten van de KNAW inzake o.a. de volgende aangelegen­he­den behoeven de voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht: • het vaststellen van (wijzigingen in) de missie van het Hubrecht Instituut • het goedkeuren van plannings- en beleidsstukken • benoeming en ontslag van leden van de directie alsmede de taakverdeling tussen leden van de directie van het instituut. Vanuit UMC Utrecht worden de volgende drie componenten onderscheiden in de subsidie­stro­men: • bijdrage 2007 van k€â€¯20.000 ten gunste van het egalisatiefonds Hubrecht Instituut, in­ clusief tussentijdse renteopbrengsten, te verdelen over de periode tot en met 2018 • lump sum bijdrage 2008 van k€â€¯5.000 • lump sum bijdrage 2009 e.v. k€â€¯1.667 Spinozacentrum voor Neuroimaging Op 18 december 2007 is er een samenwerkingsovereenkomst tot stand gekomen tussen KNAW (mede ten behoeve van het KNAW-instituut NIN), Academisch Medisch Centrum Amsterdam, Uni­ver­siteit van Amsterdam (ten behoeve van de Faculteit Maatschappij- en Gedragsweten­schap­pen en de Faculteit Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica), de Vrije Universiteit te Amsterdam (mede ten behoeve van het VUMC). Het doel is het ontwikkelen en instandhou­den van een regionale infrastructuur van geavanceerde fMRI apparatuur en het ter be­schik­­king stellen van deze apparatuur aan onderzoeksgroepen van participanten en van derden. De overeenkomst is effectief op 1 januari 2008 en heeft een looptijd van twaalf jaar. Partijen stel­len jaarlijks vanaf 2009 gezamenlijk k€â€¯1.000 ter beschikking voor de exploitatie van het cen­trum. Overigens zal het centrum opereren als een volwaardig KNAW-insituut. Er is een raad van toezicht die belast is met het toezicht op de algemene gang van zaken bin­nen het Spinozacentrum,op de door het Centrum bereikte resultaten, alsook met het toezicht op het door de KNAW gevoerde beheer en beleid terzake van het Centrum. Voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht is vereist als het gaat om: • het jaarlijks vast te stellen beleid van de directeur van het Centrum; • overeenkomsten tot aanschaf of upgrade van de fMRI-machines • overeenkomst met het AMC inzake de huisvesting van het Centrum. — 140 — 10. Accountantsverklaring Opdracht Wij hebben de jaarrekening 2007 die onderdeel is van het jaarverslag van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam gecontroleerd. De jaarrekening is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Het is onze verantwoordelijkheid een accoun­tants­verklaring inzake de jaarrekening te verstrekken. Werkzaamheden Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten en in overeenstemming met het controleprotocol KNAW 2001. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van infor­matie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. Tevens om­vat de controle een beoordeling van de grondslagen voor de financiële verslaggeving die bij het opmaken van de jaarrekening zijn toegepast en van belangrijke schattingen die het be­stuur van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen daarbij heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel. Oordeel Wij zijn van oordeel dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de samen­stelling van het vermogen op 31 december 2007 en van het resultaat over 2007 en voldoet aan de bepalingen inzake de jaarrekening, zoals opgenomen in de Richtlijnen voor de jaarre­ke­ning van KNAW. Voorts verklaren wij dat voldaan is aan de geldende wet- en regelgeving voorzover deze betrekking heeft op de toewijzing en de besteding van de rijksgelden. Amsterdam, 29 april 2008 Ernst & Young Accountants namens deze w.g. J.C. Besters RA — 141 — 11. Bijlagen bij de jaarrekening 2007 1. Organisatieonderdelen KNAW organisatieonderdelen 2007 instituten geesteswetenschappen en sociale wetenschappen Data Archiving and Networked Services (DANS) Huygens Instituut Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (NIAS) Meertens Instituut Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) Virtual Knowledge Studio (VKS) instituten levenswetenschappen Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (ICIN) Hubrecht Instituut, Nederlands Instituut voor Ontwikkelingsbiologie en stamcelonderzoek Centraalbureau voor Schimmelcultures (CBS) Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO) Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen (NIN) overige organisatieonderdelen Rathenau Instituut Bureau KNAW. Dienstverlening ten behoeve van de gehele organisatie Overige mee te consolideren juridische entiteiten Stichting Centrum voor Holocaust- en Genocide Studies (CHGS) Stichting Willem F. Duisenberg Agamyxis b.v. (meerderheidsbelang 60%) Fondsen zoals opgenomen in bijlage 2 — 142 — 2. Fondsen specificatie Stand van het fonds 01-01-2007 Bestedingen doelstelling fonds Compensatie via exploitatie KNAW 2007 Verdeeld beleggings- resultaat Stand van het fonds 31-12-2007 bedragen in € x 1000 Ter Meulen Fonds St. J. Gonda Fonds Schure Beyerinck Popping Fonds Van den Houten Fonds Beyerinck Virologie Fonds Dr. J.L. Dobberke Stichting Van Walree Fonds MacGillavry Fonds Evert Willem Beth Stichting Van der Gaag Stichting Geschiedschrijving KNAW Van Leersum Fonds Thorbecke Fonds Hubrecht Fonds Leerstoelen Geesteswetenschappen Van 't Hoff Fonds Erasmi Opera Omnia De la Court Prijzen Maartje Draak Fonds Keltische Talen Arend Heyting Stichting Overige Fondsen : vermogen < € 100.000 5.674 4.450 2.340 1.921 1.785 1.351 1.330 1.317 893 699 521 537 417 335 244 204 158 169 172 120 240 -234 -136 -131 -74 -90 -98 -86 -51 -42 -10 -50 -17 -60 -16 -3 0 -5 -2 0 -4 -91 228 179 94 77 72 54 53 53 36 28 21 22 17 13 10 8 6 7 7 5 10 34 28 14 37 10 9 9 8 6 4 3 4 3 3 1 1 1 2 2 0 0 5.702 4.521 2.317 1.961 1.777 1.316 1.306 1.327 893 721 495 546 377 335 252 202 160 176 181 121 170 Totaal 24.877 -1.200 1.000 179 24.856 Het beleggingsresultaat is het saldo van de volgende kosten en opbrengsten: bankkosten, beheers­kosten van de vermogensbeheerder, koersresultaat op de effectenportefeuille, rente, couponrente en dividend. In de kolom ‘bestedingen doelstelling fonds’ zijn tevens de verre­kende begeleidingskosten KNAW meegenomen. In de kolom compensatie via exploitatie KNAW 2007 is het door het bestuur beschikbaar ge­stel­de bedrag van k€â€¯1.000 verdeeld naar rato van de vermogensstand van 1-1-2007. — 143 — 3. Overzicht Contractprojecten / orderportefeuille naar instituut bedragen in € x 1000 31-12-2006 31-12-2007 OCW Instituten GSW DANS Huygens Instituut IISG KITLV Meertens Instituut NIAS NIDI NIOD NIWI VKS EU 631 NWO Overige Totaal Totaal 47 239 170 5.651 3.917 183 289 1.367 3.544 0 19 6.704 4.747 1.594 531 4.414 4.282 112 356 22.759 792 427 28 820 152 2.755 64 15.424 917 170 6.658 3.917 1.379 324 2.586 3.606 0 244 19.801 4.177 6.522 6.372 17.071 968 9.417 6.290 8.836 8.496 34.007 405 9.076 1.393 11.020 11.859 16.739 15.704 56.715 405 20.823 1.420 11.651 10.478 16.051 14.548 54.148 310 17.977 19.826 58.912 97.744 95.194 1.007 74 35 1.122 62 802 Instituten LW CBS ICIN NIN Hubrecht Instituut NIOO 425 1.603 1.392 1.381 836 5.637 Rathenau Instituut KNAW-centraal 11.285 462 KNAW-totaal 12.087 6.919 Voor de specificatie van projecten met specifieke OCW-subsidies wordt verwezen naar bijlage 4. Voor de specificatie van projecten met subsidies van de Europese Unie wordt verwezen naar bijlage 5. Voor de specificatie van projecten met subsidies van NWO wordt verwezen naar bijlage 6. — 144 — 4. Specificatie projecten met specifieke ocw-subsidies bedragen in € x 1000 Verplichting Verplichting op startdatum 31-12-2007 Planning Startdatum Planning Einddatum 01-01-07 28-02-09 96,8 96,8 74,3 70,8 136,1 33,8 0,3 206,9 34,1 150,0 77,2 2,0 60,2 227,2 62,2 Instituut Meertens Instituut Projectaanduiding Senter Novem Dutch folksongs NIAS NIAS mou3 Visiting Grants cas Sofia 01-01-95 01-04-00 01-01-10 01-04-04 NIOD NIOD Nobelprijswinnaar Debye Srebrenica 01-08-06 01-01-00 01-12-07 31-12-09 74,3 DANS MIXED 31-12-06 31-12-07 1.150,0 1.150,0 631,1 631,1 Bureau Bureau Bureau Bureau Bureau Bureau Bureau Indonesië Nog te besteden China Desk cas psa Biosecurity I CANON Co-Reach 2005 16-10-03 16-12-05 29-09-05 2006 01-09-06 01-05-05 2009 31-12-08 31-09-11 31-12-12 2008 28-02-08 01-05-10 7.500,0 12.145,9 2.593,7 33,3 864,9 7.582,5 41,3 1,2 168,7 11.285,6 13.826,8 12.087,3 Totaal 1.661,4 2.391,0 123,0 133,0 337,5 — 145 — 5. Specificatie projecten met subsidies van de Europese Unie Instituut Projectaanduiding NIDI NIDI NIDI NIDI NIDI NIDI NIDI NIDI NIDI NIDI NIDI VKS CBS CBS CBS CBS CBS CBS CBS HOUSEHOLDS IN TRANSLATION MAGGIE ELVIS EUROPEAN OBSERVATORY 2008 RTN TIES RTN DEMOG MIC MAC DECOMPOSITION OF LIFE EXPACTANCY MIMOSA 2008 ATLAS ON MORTALITY IMISCOE bedragen in € x 1000 Planning Planning Verplichting Verplichting Startdatum Einddatum op startdatum 31-12-2007 01-12-05 01-09-06 01-12-06 01-03-07 31-08-09 30-11-07 01-10-06 01-02-02 01-01-05 05-12-06 01-12-06 21-12-06 01-04-04 30-09-10 31-01-06 31-12-08 04-12-07 30-11-07 21-05-08 30-04-09 RS CREEN EU/QLRI-CT-2000-00221 EuroCat EU/FOOD-CT-2003-506436 EU/MIRG-CT-2006-036584 Syntesis EU/ EDIT 018340 EU/MTKD-CT-2004-509240 EU/COOP-CT-2005-017626 1-5-2001 1-2-2003 1-2-2004 1-4-2006 1-1-2004 1-3-2006 1-9-2005 1-8-2005 1-11-2004 1-2-2006 1-8-2005 1-4-2008 1-1-2009 1-3-2011 1-9-2007 1-8-2007 ICIN ICIN ICIN KLEIJN Marie Curie BAKKER PROJ 25.001 PASTERMAKP IMMUNATH 037400 01-11-05 01-11-04 01-12-06 30-06-09 01-04-08 01-12-09 NIN NIN NIN NIN NIN NIN NIN NIN EU-IT/ROELFSEMA EG EVAL EU CRUMBS INSIGHT EU-BNE II/HERSENBANK EU/PWS-SWAAB EURO-MRX/RAMAKERS NEURO-VERS-IT/V PELT BIOMED-ETHICAL/BOER 01-01-06 01-07-03 01-01-09 01-01-08 01-04-04 01-12-05 17-02-03 01-01-06 01-10-98 01-04-09 01-12-08 17-08-07 01-01-10 01-12-07 NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO CEME EU MARBEF CEME EU M. CURIE RABOUILLE CEME EU CURIE FRANCIS ORVAIN CEME EU CARBOOCEAN CEME EUR-OCEANS CEME EU HERMES CEME MARIE CURIE DERNANDO BRUN CEME MARBEF CL PROJ. MC - BSE CL PROJ MC - CERBIN CTE EU PROJ. CONSIDER CTE EU BIORHIZ 01-02-04 01-11-03 01-06-04 01-01-05 01-01-05 01-04-05 01-01-06 01-02-04 01-01-06 01-01-07 01-03-03 01-04-04 01-02-09 01-02-06 01-02-06 01-01-10 01-01-09 01-04-09 01-01-08 01-02-09 01-01-06 01-01-09 01-09-07 01-04-08 NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB EU/LSHM-CT-2005-018630 EU/LSSG-CT-2007-037820 EU/LSHM-CT-2003-504468 EU/HPRN-CT-2000-00085 EU/MRTN-CT-2006-035830 EU/ZF-models LSHG-CT-2003-503496 EU/SIROCCO EU/LSHM-CT-2003-504468 EU/ZF-models LSHG-CT-2003-503496 EU/LSHG-CT-2004-005235 EU/LSHM-CT-2005-018833 EU/LSHM-CT-2005-018833 EU/MOIF-CT-2004-002682 EU/LSHC-CT-2006-037398 01-01-06 01-03-07 01-04-04 01-09-00 01-02-07 01-01-04 01-01-07 01-04-04 01-01-04 01-01-05 01-01-06 01-01-06 01-06-04 01-01-10 01-03-10 01-04-09 01-09-05 01-02-11 01-01-09 01-01-11 01-04-09 01-01-09 01-01-07 01-01-11 01-01-11 01-01-08 Bureau CO-REACH Totaal — 146 — 130,0 122,0 86,3 133,4 195,9 184,9 1.248,8 117,5 57,4 150,0 70,0 10,0 79,5 0,7 144,3 171,4 15,0 214,2 8,7 57,4 40,0 50,9 2.496,2 792,1 221,1 27,8 221,1 27,8 109,9 15,0 16,5 131,1 231,9 223,8 70,9 107,3 46,3 11,8 28,7 59,0 170,9 146,2 -14,5 -23,4 906,4 425,0 148,0 181,8 2.500,0 106,0 12,0 1.484,7 2.829,8 1.602,7 260,0 0,0 838,4 165,0 127,0 198,6 255,7 63,3 131,1 24,8 838,2 84,2 67,5 8,1 227,5 10,3 1.908,0 1.391,7 957,6 149,3 148,1 144,8 13,0 209,0 158,3 257,5 150,4 150,4 111,1 253,8 340,1 13,3 71,4 81,0 9,0 110,0 9,4 40,3 20,3 87,5 10,9 43,1 2.703,3 836,3 590,0 7,7 227,0 220,4 212,5 211,2 339,8 181,3 748,8 90,0 372,0 396,2 260,6 346,3 230,6 7,7 131,2 -39,9 181,2 83,3 291,2 -27,9 127,6 -0,2 5,5 88,1 2,3 300,6 4.203,8 1.381,3 1.059,4 462,0 1.059,4 462,0 16.328,0 6.918,9 6. Specificatie projecten met subsidies van NWO Deze bijlage is ontstaan naar aanleiding van nadere afspraken tussen KNAW en NWO om met ingang van het boekjaar 2007 de jaarlijkse accountantscontrole bij de KNAW uit te breiden naar de NWO-projecten om daarmee de eindafrekeningen van die projecten niet meer van een aparte accountantsverklaring te hoeven voorzien. Deze aanpak is een eerste stap in de richting van SISA (Single Information Single Audit), d.w.z. één jaarlijkse accountantsverklaring dekt de financiële verantwoordingen voor alle activiteiten. Voor­ als­nog geldt het dus alleen voor de NWO-projecten. Instituut Projectaanduiding Planning Startdatum bedragen in € x 1000 Planning Verplichting Verplichting Einddatum op startdatum 31-12-2007 100,1 15,0 58,5 550,0 16,0 39,0 3.190,0 439,8 149,9 20,8 245,0 4.824,1 33,3 6,0 36,9 314,1 8,9 39,0 42,3 422,5 26,3 20,8 57,4 1.007,5 31-08-10 31-10-11 30-06-08 30-09-09 30-11-08 1.136,1 140,6 171,4 318,6 160,3 1.927,0 676,3 140,6 89,5 157,8 58,0 1.122,2 05-06-05 01-03-05 01-11-05 14-06-09 28-02-09 31-10-10 162,2 166,7 405,6 734,5 77,9 65,6 283,7 427,2 Oogst van Malta 01-01-07 31-12-09 60,0 60,0 48,0 48,0 VKS VKS VKS VKS 360-51-20 Materieel 360-51-23 NWO Outsourcing In the Web & on the Ground Paper and Virtual Cities 360-51-24 09-02-03 09-04-04 01-01-06 04-02-03 42,5 66,7 142,1 42,5 293,8 40,8 33,1 55,2 22,7 151,8 NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO CEME ALIENS CEME ALW GREENBEACH CEME BIOFUN CEME EAST KALIMANTAN 2007 CEME EXPERIM. MUSSEL PATTERNS CEME LOICZ HEIP 2005-2007 CEME NWO VIDI BOSCHKER CEME PIONIER SUBS NWO CEME PROJ. FATE (NWO) CEME STW COASTAL DEFENSE CEME TARANTELLA CEME VLANEZO 2 H.T.S. BOSCHKER CEME VLANEZO 2 L. STAL CL ANNROUT CL BIOPOOL CL BRENTARCTIC CL CAPACITY CL DARWIN GLOBAL P 26-06-07 01-01-06 01-06-07 23-07-07 01-01-08 01-11-04 01-12-04 01-09-02 01-08-02 01-02-06 09-02-06 01-09-04 01-01-05 01-07-06 01-07-06 01-09-07 01-07-04 01-07-07 193,0 223,6 189,6 85,0 242,1 226,8 600,0 1.020,0 354,7 288,0 97,0 174,3 119,9 189,3 185,7 131,5 185,2 168,0 141,9 114,9 188,2 81,5 242,1 52,4 196,8 217,2 1,7 217,3 71,2 2,9 1,0 120,7 144,5 122,8 76,8 86,2 4.673,7 2.080,1 12.513,1 4.836,8 IISG IISG IISG IISG IISG IISG IISG IISG IISG IISG IISG Close encounters with the Dutch Fellowship Afontsev Global collaboratory Indonesie project Institutions Dutch Republic Internationaliosering BIG databases Life courses in context Plants, People & Work Social and Economic Agency, Soviet Past. Vervanging W. van Schendel (Bangladesh) Women's work 01-03-03 01-01-07 01-01-07 01-01-03 01-09-07 01-01-08 01-01-02 01-01-07 22-04-05 01-09-07 01-01-03 31-07-07 31-12-07 MI MI MI MI MI European Dialect Syntax From dialect to regiolect The roots of ethnolects Tone and Intrasegmental Structure Variflex 01-09-05 01-11-07 30-07-04 01-10-05 01-09-04 NIDI NIDI NIDI Antecedenten en cons. kinderloosheid Life-course trajectories and well-being Progress of retirement (NWO-Vidi) DANS 31-12-07 31-12-09 31-12-07 31-12-10 31-12-08 30-06-08 30-06-09 01-01-10 01-06-10 01-08-11 01-07-12 01-07-08 01-01-10 01-09-08 01-02-07 01-01-10 31-10-10 15-01-07 01-03-07 01-07-09 01-07-10 01-09-10 30-06-09 01-07-11 transporteren — 147 — Instituut Projectaanduiding — 148 — bedragen in € x 1000 Planning Verplichting Verplichting Einddatum op startdatum 31-12-2007 transport 12.513,1 4.836,8 NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO NIOO CL DECADAP CL INTEGRATE CL METHECO CL NWO INFLUVIR CL PLANT PALATABILITY CL PROJ. NWO CLIMCYANO CL PROJ. NWO STOICHWEB CL PROJECT DIATOM CTE B&E BIPARENTAL CTE BIODIVERSITEIT 2 CTE ERGO MTI CTE ERGO RUG CTE ERGO VU CTE FBI1-DE BOER CTE FELLOWSHIP BUSHUEV CTE PROJ. GLOBAL CHANGE CTE PROJECT ANTARCTICA (NWO) CTE RUBICON - CARO CTE RUSLAND 2 CTE VENI - VAN OERS CTE VENI GARBEVA CTE VENI KOEN VERHOEVEN CTE VICI MARCEL VISSER CTE VICI WIM VAN DER PUTTEN CTE VIDI LEVEAU CTE VIDI-NICOLE VAN DAM CTE VT PROJECT POLAIR 01-07-07 01-11-05 01-10-06 01-01-07 01-10-07 01-10-05 01-01-05 01-01-07 01-11-06 01-06-06 01-06-07 01-06-07 01-06-07 01-12-03 01-08-07 01-01-04 04-05-04 05-01-07 01-08-05 01-01-06 01-07-06 01-05-05 01-07-07 16-04-05 01-01-07 15-03-03 01-07-07 01-07-10 01-12-08 01-10-09 01-01-11 01-10-10 01-10-10 31-12-08 31-12-11 01-11-09 01-08-08 06-01-11 06-01-11 06-01-11 01-07-08 01-08-09 01-01-08 17-06-08 01-05-08 01-08-08 30-09-09 01-04-10 01-02-09 30-06-12 16-04-10 31-12-11 15-03-08 01-07-09 232,7 134,2 246,8 274,3 208,0 183,0 197,4 217,4 200,0 279,5 253,7 257,7 257,7 176,4 15,0 204,3 195,3 55,0 130,5 200,0 200,0 200,0 1.250,0 1.250,0 600,0 600,0 25,0 232,7 48,1 112,2 235,0 131,9 117,9 65,0 196,9 130,2 116,8 241,2 247,0 239,1 16,4 12,5 1,4 16,5 20,2 21,2 65,3 80,6 47,2 842,3 645,0 377,4 16,4 14,9 8.043,9 4.291,3 NIN NIN NIN NIN NIN NIN NIN NIN NIN NIN NIN NIN NIN NIN NIN NIN NIN NIN ALW Fysische Biologie/Kamermans ALW-Cognitie/vSomeren NWO PYRAMIDE/Roelfsema NWO/AMD/Bergen NWO-Fosfenen/Roelfsema NWO-Vern.Impuls/vSomeren NWO-Vici 453-07-001/vSomeren NWO-Vici/Roelfsema VENI-Fecteau ZonMw/CX-Mutaties /Kamermans ZonMw/CXSTOP/Kamermans ZonMw/Gene Therapy/Wijnholds ZonMw-Cogflex/vdPlasse ZonMw-Licht/vSomeren ZonMw-NIDA/Feenstra ZonMw-Notch Signaling/Levelt ZonMw-SOW2006/vSomeren ZonMw-Stigo 01-01-02 01-06-05 01-01-05 01-01-05 01-01-07 01-02-03 01-01-08 01-12-07 01-06-06 15-05-07 01-02-06 01-05-06 01-09-02 01-02-05 01-07-07 01-01-02 15-09-06 01-05-98 01-01-08 01-06-09 01-01-09 01-01-08 01-01-10 01-03-08 177,5 396,3 165,0 110,0 245,6 460,1 845,0 845,0 200,0 500,0 135,2 1.400,0 189,7 252,4 100,0 170,7 75,0 685,2 48,6 35,7 90,9 -34,6 195,0 64,2 845,0 842,5 68,5 495,9 15,9 1.201,5 35,1 94,6 99,9 1,0 61,6 15,4 6.952,7 4.176,7 140,6 216,1 193,6 467,8 190,8 185,8 405,6 240,0 405,6 496,5 281,9 193,6 15,0 1.000,0 1.199,2 1.400,0 260,0 90,0 75,6 115,2 1,8 24,0 62,1 305,5 355,0 312,9 1,9 3,2 86,6 1,3 50,8 664,6 1.400,0 -16,3 7.292,1 3.534,2 34.801,8 16.839,0 NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB Planning Startdatum NWO/VENI 916.76.015 NWO//ALW 811.38.006 NWO/ALW 815.02.007 NWO/Genomics 050-10-024 NWO/ALW 814.02.003 NWO/ZonMw 014-93-017 NWO/VIDI 917.66.316 NWO/ZonMw 912.06.104 NWO/VIDI 917.76.317 NWO/Genomics 050-10-024 NWO/Genomics 050-10-024 NWO/ALW 815.02.006 NWO/Genomics 050-10-024 NWO/ALW 175.010.2003.003 NWO/CPI EURY-laureaat 044.022.005 NWO/Smart Mix NWO/ZonMw 912.06.104 16-09-06 16-05-05 01-04-06 01-08-02 01-05-04 22-11-04 01-02-06 01-06-06 01-09-06 01-08-02 01-08-02 01-01-06 01-08-02 01-01-05 01-01-06 01-11-07 01-06-06 01-12-12 01-06-09 15-05-11 01-02-09 30-09-12 01-09-06 01-07-09 01-07-09 01-07-08 15-09-07 31-12-06 16-09-09 31-12-08 31-03-10 15-01-08 01-05-08 01-09-06 01-02-11 01-06-11 01-09-11 15-01-08 15-01-08 01-01-10 15-01-08 01-01-07 31-12-10 31-10-15 01-06-11 transporteren Instituut Projectaanduiding NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB NIOB Planning Startdatum NWO/ZonMw 912.04.054 NWO/ZonMw 912.04.017 NWO/ALW 814.02.007 NWO/VENI 916.046.046 NWO/ZonMw 912.04.004 NWO/Genomics 050-10-024 NWO/Smart Mix NWO/ALW 855.01.078 NWO/VIDI 864.05.010 NWO/Smart Mix NWO/NGI 050-71-049 NWO/ALW VIDI 864.07.005 16-02-04 13-04-04 15-09-04 01-03-04 01-02-04 01-08-02 01-11-07 01-10-05 01-09-05 01-11-07 01-09-07 01-09-07 bedragen in € x 1000 Planning Verplichting Verplichting Einddatum op startdatum 31-12-2007 transport 34.801,8 16.839,0 01-08-08 500,0 44,2 13-04-08 188,8 33,5 66,0 15-09-08 204,8 135,2 81,8 01-03-07 01-02-09 500,0 174,3 15-01-08 15,0 -5,4 1.021,6 31-10-15 1.128,2 198,7 53,4 01-10-08 01-09-09 405,6 234,5 31-10-15 433,1 406,0 30-04-12 499,0 475,2 405,6 402,4 01-09-12 Totaal 4.614,0 2.987,5 39.415,8 19.826,5 7. Overzicht baten voor het jaar 2007 per organisatieonderdeel bedragen in € x 1000 Instituten geestes- en sociale wetenschappen Huygens Instituut DANS IISG KITLV NIAS Meertens Instituut NIDI NIOD CHGS VKS Fryske Akademy * Roosevelt Study Centre * Instituten Levenswetenschappen CBS ICIN NIN Hubrecht Instituut NIOO Overig Rathenau Instituut KNAW-bureau Totaal Bijdrage KNAW Contract projecten Overige baten Totaal 2.366 1.920 4.654 3.079 2.099 2.768 2.107 2.689 0 943 1.648 441 24.714 16 0 1.624 786 191 531 2.533 1.854 218 229 0 0 7.982 138 1.412 1.405 640 401 167 148 231 286 43 0 0 4.871 2.520 3.332 7.683 4.505 2.691 3.466 4.788 4.774 504 1.215 1.648 441 37.567 2.973 2.336 9.638 5.661 10.331 30.939 708 3.367 3.756 6.418 4.374 18.623 952 886 1.074 1.178 854 4.944 4.633 6.589 14.468 13.257 15.559 54.506 4.653 31.255 35.908 108 2.890 2.998 326 3.839 4.165 5.087 37.984 43.071 91.561 29.603 13.980 135.144 — 149 — 8. Specificatie bijdragen van het Ministerie van OCW 2007 bedragen in € x 1000 Exploitatie — 150 — Lumpsum OCW OCW Technische bijstellingen OWB/FO/2006/24897 OWB/FO/2006/24896 89.270 2.291 91.561 Balans OCW, CAS-KNAW Joint Phd OCW, 1e termijn China Desk OWB/AI/2004/17833 BSS.UBT-2007/164397 106 1.061 1.167 bijlagen — 151 — Organogram Leden van de Akademie Afdeling Letterkunde Afdeling Natuurkunde De Jonge Akademie (DJA) Afdelingsbestuur Afdelingsbestuur Algemeen bestuur DJA-bestuur Dagelijks bestuur Directie Rathenau Instituut Instituten Levenswetenschappen Centraalbureau voor Schimmelcultures (cbs) Hubrecht Instituut Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (icin) Nederlands Instituut voor Ecologie (nioo) Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen (nin) — 152 — Instituten Geestes- en Sociale Wetenschappen Bureau van de Akademie Data Archiving and Networked Services (dans) Fryske Akademy (fa) Huygens Instituut Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (iisg) Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (kitlv) Meertens Instituut Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (niod) Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (nidi) Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (nias) Roosevelt Study Center (rsc) Virtual Knowledge Studio for the Humanities and Social Sciences (vks) Bijeenkomsten, symposia, workshops 8 januari 2007 De Oxus-beschaving en de oorsprong van Indo-Iraniërs Lezing voor de Afdeling Letterkunde door A. Lubotsky, hoogleraar Vergelijkende Indo-Europese taalwetenschap aan de Universiteit Leiden Modern mededingingsbeleid: economische abstractie of juridische fijnslijperij? Lezing voor de Afdeling Letterkunde door E.E.C. van Damme, hoogleraar Economische wetenschappen aan de Universiteit van Tilburg 12 januari 2007 Symposium ‘Interdisciplinarity in Research Practice’ Symposium en workshops over interdisciplinariteit in onderzoeksprogramma’s op het gebied van global change, energie en het milieu, mede georganiseerd door Global Change-Commissie KNAW 18-20 januari 2007 Translating immunological tolerance into novel therapies for (pediatric) autoimmune disease Akademiecolloquium georganiseerd door W. van Eden, S. Albani, W. Kuis, B. Prakken en N. Wulffraat 24 januari 2007 A Media and Communications Roadmap to 2020: Working Towards a Culture of Creative Convergence Workshop voor jonge wetenschappers die werkzaam zijn in media- en communicatiestudies georganiseerd door de Verkenningscommissie Media- en Communicatiestudies 29 januari 2007 Stromende klei, hollen en stilstaan Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door H.N.W. Lekkerkerker, hoogleraar Fysische scheikunde en colloïdchemie aan de Universiteit Utrecht Invasiepercolatie Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door W.Th.F den Hollander, hoogleraar Kansrekening aan de Universiteit Leiden 5-8 februari 2007 New Perspectives on Games and Interaction Akademiecolloquium georganiseerd door K. Apt, J. van Benthem, B. Löwe en R. van Rooij 12 februari 2007 Themavoordrachten over Terrorisme Met lezingen van H.R. van Gunsteren, emeritus hoogleraar Politieke theorieën en rechtsfilosofie aan de Universiteit Leiden, over ‘Terreurbestrijding in de liberale democratie’ en A.P. Schmid, directeur van het Centre for the Study of Terrorism and Political Violence (CSTPV) aan Andrews University, Verenigd Koninkrijk, over ‘Elements of a successful counterterrorism strategy’ 16 februari 2007 Symposium ‘Te Koop: Waanzin/authenticiteit’ – Kunst tussen therapie en markt Symposium over Kunst door psychiatrische patiënten en verstandelijk gehandicapten georganiseerd door de Commissie Wetenschap en Kunst in samenwerking met de Vrije Universiteit Amsterdam 26 februari 2007 Sauron en de vorming van sterrenstelsels Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door P.T. de Zeeuw, hoogleraar Theoretische sterrenkunde aan de Universiteit Leiden, directeur van onderzoekschool NOVA en directeur Leidse Sterrenwacht Nieuwe perspectieven voor het ophelderen van erfelijke ziekten Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door buitenlands lid H.H. Ropers, hoogleraar Antropogenetica aan het Max Planck Instituut voor Moleculaire Genetica in Berlijn 9 maart 2007 Uitreiking Beijerinck Premie Uitreiking Beijerinck Premie aan Debbie van Baarle tijdens het Dutch Annual Virology Symposium Polar Symposium Symposium ter gelegenheid van het International Polar Year, georganiseerd door het Nederlandse IPY-comité, in samenwerking met de Nederlandse SCAR Commissie van de KNAW en het Nederlands Polair Programma van NWO 12 maart 2007 Jaloezie als intraseksuele competitie: de rol van de rivaalkenmerken Lezing voor de Afdeling Letterkunde door A.P. Buunk, Akademiehoogleraar Sociale psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen Het armoederegime op het platteland van India Lezing voor de Afdeling Letterkunde door J.C. Breman, emeritus hoogleraar Comparatieve sociologie aan de Universiteit van Amsterdam 26 maart 2007 Signaaltransductie en kanker Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door J.L. Bos, hoogleraar Fysiologische chemie aan de Universiteit Utrecht Kristalnucleatie – de lange schaduw van Gibbs Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door D. Frenkel, hoogleraar Fysica aan de Universiteit Utrecht — 153 — 28-30 maart 2007 Advising on research methods Akademiecolloquium georganiseerd door G.J. Mellenbergh en H. Adèr 10 april 2007 Regeneratieve geneeskunde, een multidisciplinaire benadering Symposium georganiseerd door de Raad voor Medische Wetenschappen (RMW) en de Raad voor Technische Wetenschappen (RTW) 12 april 2007 De toren van Pisa rechtgezet Slotbijeenkomst van de Verkenningscommissie Archeologie 16 april 2007 Het verhaal van de Jacobsladder in Genesis 28 Lezing voor de Afdeling Letterkunde door mw. E.J. van Wolde, hoogleraar Exegese Oude Testament en Hebreeuws aan de Universiteit van Tilburg Wat doet De Jonge Akademie eigenlijk? Lezing voor de Afdeling Letterkunde door O.C. Gelderblom, onderzoeker Economische geschiedenis aan de Universiteit Utrecht 23 april 2007 Uitreiking Van Walreeprijs Uitreiking van de Van Walreeprijs aan Hans van Maanen, met aansluitend een lezing door de prijswinnaar Het manipuleren van moleculaire materie Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door R.J.M. Nolte, Akademiehoogleraar Organische chemie en directeur van het Instituut voor Moleculen en Materialen, Radboud Universiteit Nijmegen Veranderde geneeskunde: de rol van ‘life-style’-gerelateerde ziekten en condities Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door S.W.J. Lamberts, Rector Magnificus Erasmus Universiteit Rotterdam 26 april 2007 Uitreiking Descartes-Huygensprijs Lezingen door de prijswinnaars Hubert Vaudry en Albert Heck 14 mei 2007 De toekomst van het Nederlandse landschap Themabijeenkomst onder leiding van dagvoorzitter J. Bouma over hoe wetenschappelijk onderzoek de aantasting van het Nederlandse karakteristieke landschap kan tegengaan — 154 — 16 mei 2007 De onmisbare geesteswetenschappen Conferentie van de Raad voor Geesteswetenschappen over valorisatie van de geesteswetenschappen als interactief proces. De conferentie vormt het startschot van het Actieplan Geesteswetenschappen, een gezamenlijk initiatief van NWO-GW, de decanen van de letterenfaculteiten en de KNAW. 21 mei 2007 Verenigde Vergadering KNAW Openbaar gedeelte van de Verenigde Vergadering met onder meer de jaarrede Markt en Ziel door de president van de KNAW Maatschappelijke voorwaarden voor wetenschappelijke integriteit Lezing tijdens de Verenigde Vergadering door C.J.M. Schuyt, hoogleraar Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam 24 mei 2007 The Puppet Master: How the brain controls the body Lezing door Daniel Wolpert, University of Cambridge, georganiseerd door de Commissie Cognitie Wetenschappen 11 juni 2007 Achtergronden van een Oudnederlandse tekst Lezing voor de Afdeling Letterkunde door A. Quak, hoogleraar aan de Leerstoelgroep Scandinavische taal- en letterkunde, Universiteit van Amsterdam De Occurrent: Opmerkingen over de Aard van de Letter Lezing voor de Afdeling Letterkunde door A. Visser, hoogleraar Logica, taalfilosofie en kentheorie aan de Universiteit Utrecht KNAW-Dispuutsavond Initiatief van de Commissie Forumfunctie als een nieuwe vorm van de forumfunctie binnen het genootschap 12 juni 2007 Maatschappelijke kwaliteit van onderzoek Seminar als onderdeel van het ERiC-project ‘Evaluating Research in Context’ over het meten en zichtbaar maken van de maatschappelijke impact en relevantie van wetenschappelijk onderzoek. Georganiseerd door COS, KNAW, ministerie OCW, NWO, QANU en VSNU 14-16 juni 2007 TeraHertz science Akademiecolloquium georganiseerd door M. Bonn, H. Bakker, L. Siebbeles en P. Planken 3 juli 2007 Slotconferentie van de Verkenningscommissie Energieconversieonderzoek Presentatie van het eindrapport Duurzaamheid duurt het langst van de Verkenningscommissie Energieconversieonderzoek 22-24 augustus 2007 Blinks of the mind: new insights in temporal attention and consciousness Akademiecolloquium georganiseerd door S. Martens, C. Olivers en S. Nieuwenhuis 10 september 2007 Een longitudinaal perspectief op transnationale mobiliteit van Nederlandse tegenvoeters Lezing voor de Afdeling Letterkunde door H.J. Poot, hoogleraar economie aan de Universiteit van Waikato, Nieuw Zeeland 24 september 2007 De kunst om klein te bouwen Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door B.L. Feringa, hoogleraar Organische Chemie aan de Rijksuniversiteit Groningen Using radio galaxies to probe the early Universe Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door G.K. Miley, Akademiehoogleraar aan de Universiteit Leiden 27-29 september 2007 Plaque instability: from molecular regulation to diagnosis and therapy Akademiecolloquium georganiseerd door M.J.A.P. Daemen en E.A.L. Biesen 1-2 oktober 2007 Linnaeus 300 – the Future of his Science Internationaal symposium ter gelegenheid van de 300ste geboortedag van Carolus Linnaeus 8 oktober 2007 Van Edessa tot Enschede: Syrische christenen en de kwestie van ethnogenese Lezing voor de Afdeling Letterkunde door lid van De Jonge Akademie R.B. Ter Haar Romeny, hoogleraar Theologie aan de Universiteit Leiden Hoe is begrip van burgerlijk recht mogelijk? Lezing voor de Afdeling Letterkunde door J.H. Nieuwenhuis, hoogleraar Burgerlijk recht aan de Universiteit Leiden 17 oktober 2007 Seminar: Kunst als bindend element in de hedendaagse samenleving Seminar georganiseerd door KNAW en Rijksakademie van Beeldende Kunsten over aandacht voor wetenschap en kunst in relatie tot de strategische agenda van de Nederlandse overheid NL: Pleisterplaats voor talent Symposium georganiseerd door KNAW, TNO, VNO/NCW, VSNU en NWO over braingain. WetenWeek 2007: Ecologische relatieproblemen Publiekslezing door Marcel Visser van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) in het kader van de WetenWeek 2007 18 oktober 2007 WetenWeek 2007: Gaat het Nederlands teloor? Publiekslezing door Hans Bennis van het Meertens Instituut KNAW / Universiteit van Amsterdam in het kader van de WetenWeek 2007 19 oktober 2007 WetenWeek 2007: Warmte, vuil, schimmel, en evolutie: Kweken we onze eigen ziekteverwekkers? Publiekslezing door Sybren de Hoog van het Centraalbureau voor Schimmelcultures (CBS-KNAW) in het kader van de WetenWeek 2007 22 oktober 2007 WetenWeek 2007: ‘Global Warming’: Het verhaal van de gletsjers Publiekslezing door Hans Oerlemans, Akademiehoogleraar aan de Universiteit Utrecht en lid van de KNAW, in het kader van de WetenWeek 2007 24 oktober 2007 WetenWeek 2007: De staat van de wereldvolksgezondheid: gemiddelde gezondheid neemt toe, wie achterblijft, blijft steeds verder achter Publiekslezing door Luc Bonneux van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI-KNAW) in het kader van de WetenWeek 2007 29 oktober 2007 De verklaring van massaal geweld – een opgave voor de menselijke natuurwetenschap Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door gastspreker vanuit de Afdeling Letterkunde, A. de Swaan, emeritus universiteitshoogleraar Sociale wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam Boloppervlakken en brave new algebra: een impressie van de algebraïsche topologie Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door I. Moerdijk, hoogleraar Topologie aan de Universiteit Utrecht Uitreiking van de Gilles Holst Medaille aan Jaap Boon 30 oktober 2007 – 1 november 2007 CLIMAQS. Effects of climate change on aequatic ecosystems: a stoichiometric perspective Akademiecolloquium georganiseerd door A. Verschoor en D. van de Waal 9 november 2007 — 155 — International expert meeting ‘Evaluation of productive interactions between science and society’ Internationale bijeenkomst op het gebied van nieuwe evaluatiemethodieken van onderzoek, georganiseerd door de KNAW, in het kader van het project ERiC (Evaluating Research in Context) 12 november 2007 Constitutie en identiteit Lezing voor de Afdeling Letterkunde door E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie Hethitische geletterdheid en de datering van Hethitische teksten Lezing voor de Afdeling Letterkunde door KNAW-correspondent Th.P.J. van den Hout, hoogleraar Hittitische en Anatolische talen aan de Universiteit van Chicago Uitreiking Dr. Hendrik Muller Prijs Uitreiking van de Dr. Hendrik Muller Prijs voor de Gedragsen Maatschappijwetenschappen aan Marc S. Groenhuijsen 22 november 2007 Conferentie ‘Spontaniteit in kunst en wetenschap’ Conferentie van de Commissie Wetenschap en Kunst 26 november 2007 Themabijeenkomst ‘Onzekerheden en Klimaatonderzoek’ Discussiebijeenkomsten over de onzekerheden die het verschijnsel klimaatverandering omgeven 7 december 2007 Art as Text, Art as Document: Understanding Buddhism through Art Vijftiende Gonda-lezing door Susan Huntington over het begrijpen van Boedisme door kunst 10 december 2007 Themavoordrachten over Vertrouwen Lezingen door B. Nooteboom, hoogleraar innovatiebeleid aan de Universiteit van Tilburg, over ‘Vertrouwen, innovatie en transparantie’ en P. van Schilfgaarde, hoogleraar Privaatrecht aan de Universiteit Utrecht, over ‘Vertrouwen in het recht’ Slotbijeenkomst van de Verkenningscommissie Media- en Communicatiestudies Presentatie van het Verkenningsrapport Samenspel in samenhang. Onderwijs en onderzoek in communicatie, media en informatie — 156 — 12 december 2007 Biobrandstoffen en biodiversiteit – Op naar een duurzame ontwikkeling van bio-energie? Symposium over de gevolgen van de productie van biobrandstoffen voor de biodiversiteit en de economie, georganiseerd door de Nederlandse Global Change-Commissie en het Copernicus Instituut van de Universiteit Utrecht 17 december 2007 Nano-elektronica en kwantuminformatie Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door L.P. Kouwenhoven, hoogleraar Nano elektronica aan het Kavli Institute of NanoScience van de Technische Universiteit Delft Proton-protonbotsingen bij 14 TeV: alles of niets Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door KNAW-correspondent J.J. Engelen, hoogleraar Experimentele hoge-energiefysica en wetenschappelijk directeur CERN/plv. directeur-generaal CERN Uitreiking M.W. Beijerinck Virologieprijs aan Charles M. Rice, hoofd van het Laboratory of Virology and Infectious Disease en directeur van het Center for the Study of Hepatitis C van de Rockefeller University in New York. Aansluitend lezing door Charles Rice, getiteld ‘Hepatitis C: the end of the beginning or the beginning of the end’ Rapporten, publicaties en redactiecommissies Door de KNAW uitgebrachte verkenningen, adviezen, rapporten en achtergrondstudies 2007 Ethiek van empirisch sociaal-wetenschappelijk onderzoek Advies Commissie Wetenschap en Ethiek (ACWE) A Code of Conduct for Biosecurity Report by the Biosecurity Working Group Gezondheidsonderzoek: het investeren waard Een advies in opdracht van de minister van OCW Raad voor Medische Wetenschappen (RMW) Advisering bestuur KNAW inzake advies Commissie Nationale Roadmap Grootschalige Researchfaciliteiten Raad voor Medische Wetenschappen (RMW) Onderzoeksmasters in de sociale wetenschappen; eerste ervaringen Advies van de Sociaal-Wetenschappelijke Raad (SWR) Biodiversiteit en biobrandstoffen Op naar een duurzame ontwikkeling van bio-energie? (Abstractboek) Copernicus Instituut UU en Nederlandse Global ChangeCommissie Richtlijnen voor historisch-wetenschappelijk onderzoek in opdracht Raad voor Geesteswetenschappen (RGW) Bodembeweging in Nederland Raad voor Aarde en Klimaat (RAK) in samenwerking met de Nederlandse Commissie voor Geodesie (NCG) Samenspel in samenhang Onderwijs en onderzoek in communicatie, media en informatie Verkenning van Verkenningscommissie Media- en Communicatiestudies Briefadvies aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) inzake beleidsvoornemens Dierproeven (2007) Commissie Dierproeven en Biotechnologie Bruggen Bouwen Onderzoekers over hun ervaringen met interdisciplinair onderzoek in Nederland Global Change-Commissie Building Bridges Researchers on their experiences with interdisciplinary research in the Netherlands Global Change-Commissie De rol van de technische wetenschappen in een innovatieve samenleving Raad voor Technische Wetenschappen (RTW) De toren van Pisa rechtgezet Over de toekomst van de Nederlandse Archeologie Verkenningscommissie Archeologie, ingesteld op initiatief van de Raad voor Geesteswetenschappen (RGW) Duurzaamheid duurt het langst Onderzoeksuitdagingen voor een duurzame energievoorziening Verkenningscommissie energieconversieonderzoek, ingesteld op initiatief van de Raad voor Technische Wetenschappen (RTW) Een gedragscode voor Biosecurity Rapport van de Werkgroep Biosecurity Symposium ‘Regeneratieve geneeskunde: een multidisciplinaire benadering’ Verslag van symposium georganiseerd door de Raad voor Medische Wetenschappen (RMW) en de Raad voor Technische Wetenschappen (RTW) “Trust, but verify” Het eerste rapport van de Meta Evaluatie Commissie Kwaliteitszorg Wetenschappelijk Onderzoek Jaarboeken en tijdschriften Akademie Nieuws, Nieuwsbrief over de Akademie en de Akademie-instituten, twintigste jaargang, nummer 91-95 Jaarboek 2007. Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Markt en ziel Jaarrede voor de Verenigde Vergadering van de KNAW op 21 mei 2007 door president Frits van Oostrom Levensberichten en herdenkingen 2007. Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Mededelingen van de Afdeling Letterkunde, Nieuwe reeks, jaargang 70, nummer 1 Verslag van de gewone vergadering van de Afdeling Natuurkunde, vol. 116, nummer 1-6 Indagationes Mathematicae, New Series, Volume 18, nummer 1-4 — 157 — Overige publicaties Algra, K.A., Conceptions and Images: Hellenistic Philosophical Theology and Traditional Religion Boonstra, O.W.A., P.K. Doorn, M.P.M. Horik, J.G.S.J. van Maarseveen, J. Oudhof (red.), Twee eeuwen Nederland geteld. Onderzoek met de digitale Volks-, Beroeps- en Woningtellingen 1795-2001 Bouma, G. (ed.), I. Krämer, J. Zwarts, Cognitive Foundations of Interpretation Delft, D. van, Freezing physics. Heike Kamerlingh Onnes and the quest for cold Egmond, F., P. Hoftijzer, R. Visser (red.), Carolus Clusius. Towards a cultural history of a Renaissance naturalist Fontaine, R., Andrea Schatz, Irene Zwiep (eds.), Sepharad in Ashkenaz. Medieval Knowledge and Eighteenth-Century Enlightened Jewish Discourse Nauta, L., Aan de grenzen van het voorstelbare. Gedachtenexperimenten in de middeleeuwen Roberts, L., S. Schaffer, P. Dear, (eds.), The mindful hand. Inquiry and invention from the late Renaissance to early industrialisation Spruit, J.E., J.M.J. Chorus, L. de Ligt (red), Corpus Iuris Civilis VIII. Codex Justinianus 4-8 Stronks, E., P. Boot (eds.), Learned Love. Proceedings of the Emblem Project Utrecht Conference on Dutch Love Emblems and the Internet (November 2006). DANS Symposium Publications 2 Wong, Th.E., D.A.J. Batjes, J. de Jager, (eds.), Geology of the Netherlands — 158 — Redactiecommissies van de Akademie Redactiecommissie voor de publicaties van de Afdeling Letterkunde Redactiecommissie voor de publicaties van de Afdeling Natuurkunde Redactiecommissie geschiedenis van de wetenschap in Nederland Commissie geschiedschrijving KNAW Commissie geschiedenis van de aardwetenschappen Commissie voor de uitgaven van de geschiedenis der Nederlandse rechtswetenschap Commissie voor zeegeschiedenis Commissie voor het corpus van Oud-Babylonische brieven Nederlands Comité voor het Repertorium Fontium Histo­riae Medii Aevi Redactiecommisies UAI-projecten Commissie Union académique internationale Nederlandse Commissie voor het Corpus Vasorum Antiquorum Commissie van toezicht op het project Aristoteles Semitico-Latinus Encyclopedie van de Islam Lijst van meest gebruikte afkortingen acc acwe aio/oio allea api arw br bvf cao nu cas cbb cbs ccaa cdb cern cip co-reach dans dja ecos ekp esf eu fa fte gsw ho en wo iac iap icin icsu igbp iisg isk kb kitlv lo lowi lw ncg nias nidi nin niod nioo nioz nuffic nvao nwo ocw p&o pah pao psa Akademie Commissie voor de Chemie Advies Commissie Wetenschap en Ethiek Assistent in opleiding/onderzoeker in opleiding All European Academies of Sciences and Humanities Academy Professorship Indonesia Akademie Raad voor de Wiskunde Biologische Raad M.W. Beijerinck-Virologiefonds Collectieve arbeidsovereenkomst Nederlandse universiteiten Chinese Academie van Wetenschappen Commissie voor de Biochemie en de Biofysica Centraalbureau voor Schimmelcultures Centrale Commissie van Advies Arbeidsgeschillen Commissie Dierproeven en Biotechnologie Conseil Européen pour la Recherche Nucléaire Commissie Internationaal Beleid Co-ordination of Research between Europe and China Data Archiving and Networked Services De Jonge Akademie Erkenningscommissie Onderzoekscholen East Kalimantan Programme European Science Foundation Europese Unie Fryske Akademy Full-Time Equivalent Geestes- en sociale wetenschappen Hoger- en Wetenschappelijk Onderwijs InterAcademy Council InterAcademy Panel Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland International Council for Science International Geosphere Biosphere Programme Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis Internationale Samenwerking en Kwaliteitsbeoordeling Koninklijke Bibliotheek Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde Lokaal Overleg Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit Levenswetenschapen Nederlandse Commissie voor Geodesie Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social sciences Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie Nederlands Instituut voor Ecologie Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee Netherlands Universities Foundation For International Coop­eration Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Personeel en Organisatie Programma Akademiehoogleraren Programma Akademie-onderzoekers Programma Strategische Allianties met China — 159 — qanu rak rie rgw rmw rns rsc rtw scar scor sep spin stw swr tno uai ufo vks vrom vsnu wao wia — 160 — Quality Assurance Netherlands Universities Raad voor Aarde en Klimaat Risico-inventarisatie Raad voor Geesteswetenschappen Raad voor Medische Wetenschappen Raad voor Natuur- en Sterrenkunde Roosevelt Study Center Raad voor Technische Wetenschappen Scientific Committee on Antarctic Research Scientific Committee on Oceanic Research Standaard Evaluatieprotocol Scientific Programme Indonesia – Netherlands Stichting voor de Technische Wetenschappen Sociaal-Wetenschappelijke Raad Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk onderzoek Union Académique Internationale Universitair Functieordenen Virtual Knowledge Studio for the Humanities and Social Sciences Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieube­heer Vereniging van Universiteiten Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen K O N I N K L I J K E N E D E R L A N D S E A K A D E M I E VA N W E T E N S C H A P P E N J A A R V E R S L A G 2007 Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Postbus 19121, 1000 GC Amsterdam T 020-551 07 00 F 020-620 49 41 knaw@knaw.nl www.knaw.nl JAAR ver slag koninklijke nederlandse akademie van 2007 wetenschappen