Zie www.vulkanen.nl Vraag 1: Uit welke drie lagen bestaat de aarde? 1) ………………………………………………………………………………………… 2) ………………………………………………………………………………………… 3) ………………………………………………………………………………………… Vraag 2: De buitenste laag van de aarde heet ……………… (2) en bestaat uit de aardkorst en het bovenste stukje, de harde bovenlaag, van de ……………… (1) De lithosfeer is niet één grote steenschil maar bestaat uit stukken die platen worden genoemd. De platen drijven als het ware op het taai-vloeibare gesteente van de aardmantel, net zoals ijs op water drijft. Het aardoppervlak wordt dus gevormd door platen. Deze platen drijven op een laag van gedeeltelijk gesmolten gesteente en bewegen. De aardschollen kunnen wel 75 km dik zijn. De aardschollen verplaatsen zich zeer langzaam, ongeveer 5 cm per jaar. Vraag 3: Wat is plaattektoniek? En wat heeft dat te maken met vulkanen? ……………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………….. Vraag 4: Op welke drie manieren kunnen vulkanen ontstaan? 1.…………………………………………………………………………………………………………………… 2.…………………………………………………………………………………………………………………… 3.…………………………………………………………………………………………………………………… Vraag 5: Waar vind je de meeste vulkanen? En waarom juist daar? ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… Vraag 6: Leg dit plaatje kort uit met behulp van de begrippen. ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………… Vraag 7: Noem drie onderverdelingen van vulkanen. 1……………………………………………………………………………………………………………………………………….. 2……………………………………………………………………………………………………………………………………….. 3……………………………………………………………………………………………………………………………………….. Vraag 8: Wat is een seismometer en wat is een hellingsmeter? Wie gebruiken deze? …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. Vraag 9: Noem 11 natuurverschijnselen die direct met vulkanisme te maken hebben of die bij een uitbarsting kunnen voorkomen. 1…………………………………………………………… 7……………………………………………………… 2………………………………………………………….. 8……………………………………………………… 3………………………………………………………….. 9……………………………………………………… 4………………………………………………………….. 10……………………………………………………. 5………………………………………………………….. 11…………………………………………………….. 6………………………………………………………….. Vraag 1: De aarde bestaat uit drie lagen. Van buiten naar binnen zijn dat: 1) de aardkorst 2) de aardmantel met daarin vast of taai-vloeibaar gesteente. 3) de kern (de buitenkern en de binnenkern) die bestaat uit ijzer en nikkel. Vraag 2: De buitenste laag van de aarde heet lithosfeer en bestaat uit de aardkorst en het bovenste stukje, de harde bovenlaag, van de aardmantel De lithosfeer is niet één grote steenschil maar bestaat uit stukken die platen worden genoemd. De platen drijven als het ware op het taaivloeibare gesteente van de aardmantel, net zoals ijs op water drijft. Vraag 3: Het aardoppervlak bestaat uit platen. De wetenschappelijke naam is plaattektoniek. Deze platen drijven op een laag van gedeeltelijk gesmolten gesteente en bewegen. De aardschollen kunnen wel 75 cm dik zijn. De aardschollen verplaatsen zich zeer langzaam, ongeveer 5 cm per jaar. Maar deze kleine verplaatsingen hebben soms enorme gevolgen. Het is één van de oorzaken van het ontstaan van vulkanen. Vraag 1. 2. 3. 4: Uit elkaar bewegende platen Naar elkaar toe bewegende platen Zwakke plekken in de aardkorst Vraag 5: De meeste vulkanen vind je op de grens tussen twee platen. Langs de westkust van Amerika zie je een duidelijke grens. Dit zie je ook in Australië en Azië: Nieuw-Zeeland, Indonesië, Thailand, Japan en Rusland. Dit gebied wordt ‘Ring of Fire’ genoemd. Minder duidelijke grenslijnen: de oceaan tussen Amerika en Europa/Afrika, in Zuid-Europa en Zuidoost-Afrika. Maar ook bij hotspots: bijvoorbeeld Hawai. Vraag 6: Vulkanen zijn openingen in de aarde waaruit gas spuit en hete stenen omhoog schieten die in het land er omheen terechtkomen. Sommige vulkanen zijn alleen maar lange barsten in de grond. Andere zijn bergen van gesteente die zich rond een krater hebben opgehoopt. Onder de krater loopt een tunnel of kraterpijp naar een reservoir van magma diep onder de berg, de magmahaard. De magmahaard is door pijpen en spleten verbonden met de mantel. Die verbindingen zijn altijd open maar de kraterpijp is meestal geheel verstopt door gestolde lava en gesteente dat van de kraterwanden is afgebrokkeld. Lang voordat de uitbarsting werkelijk begint stroomt steeds meer magma de magmahaard binnen. Het reservoir wordt groter en magma stijgt naar het aardoppervlak. In het magma zijn gassen als kool- en zwaveldioxide, zwavelwaterstof en waterdamp opgelost waardoor het materiaal lijkt op spuitwater. Eerst is de druk in de magmahaard even groot als erbuiten en wordt in stand gehouden door het gewicht van de steenmassa' s bovenop de haard en van het magma zelf. Maar naarmate meer magma in de haard doordringt, loopt de druk op en vooral bovenin wordt de druk van binnen hoger dan erbuiten. Door de druk van het magma rijst de berg langzaam enkele meters en zwelt op als een ballon zodat de hellingen iets steiler worden. Daarbij ontstaan steeds sneller na elkaar kleine aardbevingen en die worden op steeds geringere diepte opgewekt. Ook komen uit scheuren en spleten steeds meer gassen uit de magmahaard en die zoeken een weg naar buiten. Zo ontstaan er in de krater en op de hellingen van de berg steeds meer bronnen waar stoom en gassen onder hoge druk uit wegstromen. De druk wordt groter tot - dat ook stenen en zelfs grote rotsblokken uit de spleten geblazen worden. Uiteindelijk komt er ook magma te voorschijn. Het kan dan gaan om gesmolten gesteente dat dan lava genoemd wordt. Of er is sprake van gloeiend hete stof dat hoog de lucht in wordt geblazen; dat noemen we (vulkanische) as. De as ontstaat als magma en gassen bovenin de magmahaard een schuimmengsel vormen. Je kunt het vergelijken met de schuimkraag in een glas bier . Door de uitschurende werking van stenen en as worden spleten in de krater steeds groter totdat de prop in de kraterpijp naar buiten wordt geduwd of door een geweldige ontploffing in talloze kleine stukjes de lucht in wordt geslingerd. Als er zo'n ontploffing plaatsvindt, valt er tot ver in de omtrek een regen van as, stenen en grote rotsblokken. Soms vormen gloeiende as en hete gassen een mengsel dat lijkt op poedersneeuwen dat stroomt letterlijk met sneltreinvaart langs de berghelling naar beneden. Dan spreken we van een gloedwolk. Plantengroei, dieren en mensen op het pad van de gloedwolk verkolen in een oogwenk en gebouwen en akkers verdwijnen onder een dikke laag as. Nadat de kraterpijp ontstopt is blijven geruime tijd gassen, as en lava uit de krater komen. Lava stroomt langs geulen de berghellingen af en as verspreidt zich in de lucht boven de berg, valt als stofregen neer of wordt door de wind afgevoerd. Naarmate de druk in de magmahaard afneemt komt de vulkaan weer tot rust. Een nieuwe prop vormt zich in de kraterpijp en de druk in de magmahaard begint weer toe te nemen. Ook als de uitbarsting voorbij is kan de vulkaan gevaarlijk blijven, vooral als er veel as rond de krater is gevallen. Bij zware regenval vermengt water zich met as tot modder en ontstaan er lawines die net zo gevaarlijk zijn als gloedwolken. Ook als tijdens een uitbarsting veel sneeuwen ijs op de berg smelt, of als het hard regent of als de inhoud van een kratermeer uit de krater wordt geslingerd ontstaan er modderlawines. Vraag 7: 1. Actieve, slapende en dode vulkanen 2. Rode of grijze vulkanen 3. Slakkenkegel, spleet-, koepel-, schild-, caldera-, en samengestelde vulkaan Vraag 8: Met seismometers op de hellingen van de vulkaan meten geleerden aardbevingen. Zolang er geen of alleen af en toe een kleine trilling is te meten, is er niets aan de hand, maar als het aantal aardbevingen toeneemt en bovendien op steeds geringere diepte worden opgewekt, wordt het tijd om de omgeving van de vulkaan te ontruimen. Ook gaan geleerden na of de hellingen langzaam aan iets steiler worden. Ze gebruiken daarbij hellingmeters. Als de hellingen inderdaad steiler worden is de berg aan het opzwellen door de druk van magma dat onder de berg opstijgt. Vraag 9: aardbevingen asregen bliksem fumarolen gasringen geisers gloedwolken kratermeren modderstromen thermale bronnen vloedgolven