Politieke situatie in de Liberia Res Publica, oftewel de vrije republiek(509/508) - Invoering consulaat: 2 Consuls, gekozen uit de Patriciërs (=gekozen uit de geboren adel) - Politieke invloed ongelijk verdeeld: bevloking bestaat uit twee delen: o Patriciërs o Plebejers DE STANDENSTRIJD 494-287 - Populus Romanus: Patriciërs + plebejers Plebejers (hele diverse groep): o Rijke, maar niet-aristocratische landbezitters o Middenboeren ( ‘hoplieten’) > doen dienst in het Romeinse leger (burger vechten ter verdediging van de stad) o Stadsbewoners in handen en ambachten o Rurale arme burgers o Stedelijke proletariërs (allerarmsten) Problemen standenstrijd: - Politiek: Rijke Plebejers willen toegang tot politieke macht - Economisch: arme plebejers verzetten zich tegen afhankelijkheid en schuldslavernij - Juridisch: alle plebejers verzetten zich tegen onduidelijke juridische situatie Verloop standenstrijd: - Groot machtsmiddel plebs: 494: secessui plebis: plebs scheidt zich af en vormt eigen vergadering (concilium plebis) en kiest eigen magistraten (aedielen en volkstribunen, die opkomen voor de belangen van de plebs). - 449: Wetten van de XII tafelen: gewoonterecht wordt opgeschreven. - 367: plebejers toegang consulaat - 287: Lex Hortensia besluit plebs krijgen kracht van wet. - Afschaffing schuldslavernij Volkstribunen: - 449: erkenning bevoegdheden volkstribunen. Magistraten tijdens ambtperiode onschendbaar - Zijn socrosanct (onschendbaar) - Roepen vergadering van de plebs (concilium plebis) bijeen - Mogen tussenbeide komen als plebejers in de knel komen (intercessio) - Recht van veto bij wetsvoorstellen van de senaat of acties magistraten. - Dus: BELANGRIJKE FUNCTIE MET VEEL INVLOED Na de emancipatie van de plebejers > door doordringen tot plebejers tot top politiek in Rome > vermenging patriciërs en rijke plebejers > ontstaan nobilitas: - Na 287 opkomst nieuwe elite - Inkapselen plebeïsche magistraten > kwamen uit de nobilitas > oud-magistraten kwamen in de senaat - Senaat blijft het leidende politieke orgaan BESTUURLIJKE STRUCTUUR NA DE STANDENSTRIJD - Vergaderingen: vergaderen apart van elkaar o Senaat (300/600 leden, alleen maar exmagistraten) Advies buitenlandse politiek en Financiën ; provincietoewijzing Wetsvoorstellen door (ex)magistraten Hiërarchie onder senatoren (mensen met veel vermogen, hoge (ex)magistraatsfunctie o Comitia Centuriata (193 stemmen naar vermogensklasse): leger volksvergadering; ook voor mensen die niet in het leger deelnemen; verdeeld naar vermogensklassen (hoogste vermogensklasse heeft meeste stemmen) o Comitia plebis (35 stemmen) : wordt ook gestemd volgens tribus o Comitia tributa (35 stemmen) : elke romeinse burger staat ingeschreven bij een district > niet gestemd per man, maar per tribus : zitten zowel plebis als patriciërs - Cursus honorum (erefuncties > krijgt er niet voor betaald). Functies werden uitgevoerd door nobilitas, of de nieuwkomers. o 2 consuls (imperium=legers aanvoeren) o Praetoren (imperium): spreken recht o Volkstribunen: o Aedielen: Marktopzicht e.t.c. o Quaestoren: financiële taken o Censor: eens in de 5 jaar, bepaald het vermogen van mensen Bevolkingsstructuur: veel verschillende burgers in de Romeinse samenleving: - Nobilitas/senatoren - Ridderstand/ordo equester: Nieuwe bevolkingslaag - Romeinse burger - Burgers met andere vormen van burgerrecht (latijns burgerrecht e.t.c.): behoren tot de cliënten - Vrij inwoners zonder burgerrecht: hadden politiek niks in te brengen - Slaven (niet-vrije inwoners Rome) o Als slaven vrijgelaten werden, kregen ze het burgerrecht van hun heerser. Informele circuit in Rome erg belangrijk door het patroon-cliëns systeem: wederzijdse afhankelijkheid: vb: senator afhankelijk van burgers die onder hem staan en allemaal taken voor hem uitvoeren(bijvoorbeeld door het geven van politieke steun), burgers afhankelijk van de bescherming van de senator: - Een grote cliëntela: dat heeft men auctoritas of dignitas (wordt bepaald door de omvang van je cliënta, je vermogen en door de virtus, oftewel mannelijkheid, die getoond kon worden op het slagveld > veel overwinningen op het slagveld > rijkdom neemt toe, virtus neemt toe > dignitas neemt toe) - Amicitia: politieke vriendschap. Politici hadden niet genoeg als hun eigen cliëntela > vroegen politieke vrienden om stemmen te ronselen. ROMEINSE EXPANSIE 500-280 5e eeuw 4e eeuw eind 4e eeuw 280 : Latium verenigd in bondgenootschap (Latijnse bond): Rome hoofd van deze bond Etrurië veroverd Zuid-Italië veroverd Invasie Pyrrhus van Epirus afgeslagen (275 slag bij beneventum) Mogelijk door latijnse en Italische bondgenoten (socii). Deze bondgenoten moesten ook soldaten leveren aan Rome . Municipia was het in staat laten van de veroverde grond. Romanisering: aanpassen aan de Romeinse cultuur. Na 264 werd Carthago de grootste tegenstander van Rome: al eerder contacten tussen deze twee grootmachten, maar in 264 wou Rome uitbreiden naar het zuiden, daar zat Carthago. Band tussen Carthago en Rome: - 7e eeuw: expansie Carthago op sicilië - Conflicten Grieken op Sicilië > Grieken riepen Rome om hulp > Interventie Rome op Sicilië > ontstaan conflict carthago > eerste Punische oorlog. ** - Conflict om hegemonie in westelijk deel Middellandse zee gebied met Rome. - Punische oorlogen: **Conflict op Sicilië, oftwel eerste Punische oorlog: Rome had geen oorlogsvloot, Carthago wel > Rome was genoodzaakt een vloot te bouwen, om niet van Carthago te verliezen . Romeinen zijn niet goed in oorlog op zee, dus ze proberen er een landoorlog van te maken > Enterbruggen op schepen (corvus) uitgevonden. > Rome wint oorlog en krijgt er gebied bij > sicilië wordt Romeins, de eerste Romeinse provincia. Tweede Punische oorlog: 218-201 - Hannibal in Italië - 216: Slag bij Cannae (grootste slag ooit, tot aan de eerste wereldoorlog.) Traumatische ervaring door nederlaag Romeinen. > Rome benoemd dictator > nieuwe tactiek: Directe confrontatie uit de weg te gaan. - Hannibal was jaren in Italië, zijn leger ook met als doel dat de bondgenoten van Rome naar Hannibal te lopen > bondgenoten deden dit niet, maar bleven Rome trouw > Hannibal had geen macht in Italië. Fout van Hannibal: Hij probeerde Rome nooit te veroveren, tot opluchting van de Romeinen. - Rome weet weer manschappen op de been te brengen > scipio Africanus verlegt oorlogsterrein naar Spanje en Afrika > Hannibal moet uit Italië vertrekken om in Spanje en Afrika te gaan vechten. - 202: Slag bij Zama > Carthago wordt verslagen en het einde van de invloed van Carthago in het westelijke zeegebied > Rome neemt deze invloed over. Waarom expandeert Rome? - Rome presenteren het als ‘defensieve oorlogen’, geen offensiever oorlogen. Aan deze verklaring wordt vaak getwijfeld. - Oorlogszuchtige mentaliteit elite (Elite willen meer Dignitas verkrijgen, door meer rijkdom en mannelijkheid laten zien, dit kon door de Romeinse expansie > meer persoonlijke macht door deze expansies). - Het had veel economische voordelen: slaven en buit. In de tweede eeuw veroverd Rome veel ander gebieden op het Iberisch schiereiland, Povlakte, zuid-Gallië en Africa. Rome is een supermacht geworden en richt zijn aandacht nu ook op het oosten. In de 3e eeuw krijgt Rome meer contact met deze wereld, in 215-148 grijpt Rome steeds vaker in het oosten in. Macedonische oorlogen in de tweede eeuw > JAARTALLEN HOEF JE NIET TE WETEN gevolgen expansie: - Griekse culturele invloed nam heel erg toe. Romeinen waren niet erg cultureel ontwikkeld en waren vooral boeren. De Romeinse cultuur werd voornamelijk Grieks, want de Romeinen namen veel over uit Griekenland: o Vanaf tweede eeuw filosofie > scholing veranderd hierdoor o Architectuur: Tempels in Griekse stijl o Beeldhouwkunst: Griekse beelden, door Romeinen gekopieerd en Griekse beelden werden overgebracht naar Rome via zee. o Toneel o Retorica: werd uiteindelijk steeds belangrijk in Romeinse politiek o Literatuur: Romeinen waren in de eerste eeuw geen schrijvers. o Geschiedschrijving: eerste geschiedschrijver was een Griek: Polybius (krijgsgevangenen in Macedonische oorlogen, net als veel andere Griekse elites, werden huisleraar en andere hoge functies > verspreidde cultuur onder Romeinse elites). - Door de mogelijkheden van oorlogvoering veel sociale en politieke verschillen in Rome. o Groeiende kloof tussen arm en rijk. Officieren in legers worden rijk, maar de gewone boeren (hulptroepen, of gewon vechters in Romeinse troepen) zijn vaak van huis en kunnen de grond niet meer onderhouden. * o * Verarming van de boeren > rijke boeren kopen de grond op > Boeren verarmen en worden proletariër o De grote landgoederen moet bewerkt worden > toename van het aantal slaven o Groei bevolking steden in Italië o Toenemend recruteringsprobleem door verarming boeren. Soldaten moesten eigen uitrusting kopen, daar hadden veel boeren geen geld meer voor. o Imperialisme biedt elite mogelijkheid tot vergroting auctoritas. De elite wordt in deze tijd rijk, maar er is wel veel onderlinge competitie. Schema gevolgen van het imperialisme in het handboek goed bestuderen.