De Syrië-avond: naar een juridisch kader voor militair ingrijpen Op dinsdagavond 2 oktober organiseerde CDS Leuven haar jaarlijkse openingsactiviteit rond de problematische situatie in Syrië. Daarvoor werden topdiplomaat Dominique STRUYE DE SWIELANDE en de Leuvense hoogleraar prof. Jan WOUTERS uitgenodigd om van gedachten te wisselen. STRUYE heeft een diplomatieke loopbaan van ruim 40 jaar achter de rug waarbij hij onder andere ambassadeur was voor ons land bij de NAVO, in de Verenigde Staten, Duitsland en Congo. Tussen verschillende diplomatieke missies door was hij eveneens diplomatiek adviseur – kabinetschef op diverse kabinetten onder Tindemans, Eyskens en Dehaene. WOUTERS heeft zich gedurende zijn studies en academische loopbaan gespecialiseerd in het internationaal recht en specifiek in het oorlogsrecht, het internationaal humanitair recht en de werking van internationale organisaties zoals de Verenigde Naties. Voor een 100-tal enthousiaste en geïnteresseerde studenten schiepen zij het kader en verduidelijkten zij de problematiek in de regio door verbanden te leggen met de geschiedenis en met de recente ontwikkelingen in Libië, Egypte, Saoedi-Arabië,… Na een kort welkomstwoord van onze voorzitter en secretaris, stak Struye als eerste van wal. Hij verdedigde dat je, op het vlak van internationale politiek, niet alles moet weten over een concrete situatie om mee te kunnen spreken. Het volstaat dat je bekend bent met de grote lijnen van de internationale politiek. Hij schetste dan ook eerst de grote lijnen van de internationale politiek van de laatste jaren. STRUYE: De achtergrond: het internationaal politiek toneel 1) Het belang van de Arabische Lente. Struye vergeleek de Lenterevolutie met een wind die door de woestijn waait. Dat een klein incident kan uitgroeien tot iets groots, bleek al uit vroegere grote incidenten. Zo is het alom bekende dat de moord op kroonprins Ferdinand in Sarajevo de aanleiding was voor WO I. Wat begon bij een jongeman die zichzelf in brand stak omdat hij geen toekomstvooruitzichten had, is ontaard in een reeks opstanden, waarvan niemand kan voorspellen hoe ze zullen aflopen. 2) Waarom was militair ingrijpen in Libië wel mogelijk? Dit valt te verklaren door de langdurige heerschappij van Khadaffi, die gepaard ging met verregaande excessen, evenals door het feit dat er in Libië veel natuurlijke rijkdommen te rapen vallen. Prof. WOUTERS voegde hieraan toe dat de landen die de Libische rebellen bijstonden, het mandaat van de Veiligheidsraad wel overschreden. Ze hadden enkel immers enkel een mandaat gekregen om de burgerbevolking te beschermen. 3) De evolutie van de Amerikaanse buitenlandse politiek. Deze werd tot aan WO I gekenmerkt door een verregaand isolationisme. Vanaf WO I zijn de Verenigde Staten een politiek gaan ontwikkelen waarin zij een militair en economisch overwicht vormden. Het hoogtepunt van de militaire macht was tijdens WO II. Vanaf de Korea- en Vietnamoorlog nam de militaire invloed van de Verenigde Staten af. De Irakoorlogen waren ook geen groot succes voor de VS: zo heeft de Eerste Golfoorlog geen einde kunnen stellen aan het bewind van Saddam Hoessein. Ook het succes in Afghanistan is nog niet verzekerd. Met de terroristische aanslagen op het Pentagon in 2001 werden de VS onverwacht in het hart van haar defensieapparaat geraakt. Na deze gebeurtenissen zijn de VS steeds minder bereid om de internationale orde te handhaven. 4) De nieuwe opkomende machten zoals Rusland en China zweren bij het principe van de niet-inmenging in interne aangelegenheden. Wij mogen echter hierbij niet vergeten dat Rusland zich eerder wel vaak heeft gemengd. Een reden waarom Rusland tegen buitenlandse interventie in Syrië is, is dat de enige Russische marinebasis die uitgeeft op de Middellandse Zee zich in Syrië bevindt. China verzet zich dan weer vooral omdat ze vrezen dat andere landen anders zullen willen ingrijpen in haar nationale soevereiniteit. Andere staten zouden bijvoorbeeld misschien willen optreden tegen de mensenrechtenschendingen in Tibet. 5) De Europese zwakheid. Hoewel Groot-Brittannië en Frankrijk ooit heersten over de Syrische regio, heeft geen van beide landen, noch Europa in zijn geheel kunnen doorwegen in deze kwestie. Dit is kenmerkend voor het te verdeelde buitenlandse Europese beleid van de laatste jaren. 6) De invloed van Iran. Iran is één van de weinige, zoniet de enige, overblijvende bondgenoten van Syrië. Er bestaan voldoende bewijzen dat dit land het Syrisch regime militair ondersteunt. Iran wil terug een grote speler worden op het wereldtoneel. Het wil dit bereiken zowel door zijn invloed te laten gelden in de regio als door een nucleair arsenaal uit te bouwen. 7) Koerdistan. Hoewel het in dit conflict iets minder van belang is, merkte Struye nog op dat als men over deze regio spreekt, men nooit de Koerden en hun roep voor een eigen staat uit het oog mag verliezen. Deze spelen immers een grote rol in de regio daar ze voor hun staat delen van Turkije, Syrië, Iran en Irak eisen. Na het overlopen van deze elementen besloot Struye dat er geen grote spelers meespelen in dit conflict. Het belang van grote spelers neemt zelfs in het algemeen af op het wereldtoneel. De ruimte die hierdoor vrijkomt, wordt snel gevuld door regionale organisaties en machten die hun invloed willen laten gelden. De regionale machten die van groot belang zijn voor deze regio zijn Turkije, Iran, Egypte en Saoedi-Arabië. Drie van deze landen kunnen zich beroepen op een rijk verleden. Dit geeft hen een extra legitimiteit als ze zich opwerpen als arbiter in regionale conflicten. Struye benadrukte tot slot nog dat, hoezeer het Westen ook wil dat de hele Arabische lente om een roep voor meer democratie draait, het er meer en meer op begint te lijken dat het gaat om een klassiek conflict tussen Soennieten en Sjiieten. Dit conflict speelt een steeds grotere rol door de groeiende invloed van de Islam in de wereld. De rol van Syrië op het wereldtoneel Na het schetsen van de achtergrond ging Struye dieper in op de situatie in Syrië zelf. Volgens hem is Syrië een paradoxale staat die zowel zwakheden als sterkten heeft. Aan de ene kant heeft Syrië nooit veel internationale aandacht gekregen. Daarnaast is er een gemis aan cohesie omdat de populatie bestaat uit Koerden, Christenen, Soennieten en Sjiieten. Er is dus geen sprake van een Syrische natie. Een derde zwakheid is de zwakke economie. Syrië heeft immers slechts een beperkte hoeveelheid olie en een gebrek aan andere economische sterkhouders. Aan de andere kant heeft Syrië ook enkele sterkten. Ten eerste ligt het land geografisch heel centraal. Daarnaast werd het land gekenmerkt door een lange periode van stabiliteit van een periode vol met staatsgrepen (1950-1970). Continuïteit en stabiliteit onder de presidenten Assad maakten van Syrië een aantrekkelijke gesprekspartner. Ook kan het Syrisch leger, hoewel het over het algemeen vrij zwak is, beschikken over een grote reserve chemische wapens. Besluit: het Syrische drama Uiteindelijk kwam Struye tot de conclusie dat de Syrische geschiedenis een groot drama is. Het Syrische drama bestaat erin dat het bestuur is uitgegroeid tot een autoritaire dictatuur. De huidige president Assad heeft alle democratische ontwikkelingen van de voorbije 40 jaar teniet gedaan zodat de meerderheid van een minderheid (Alawieten) regeert. Het economisch systeem is iets tussen communisme en kapitalisme, de zogenaamde Derde Weg. In dit conflict moeten we ook oppassen. Het islamisme tracht immers de bovenhand te halen via allerlei bewegingen. Zo moeten wij opletten dat wij geen bondgenoten worden van extremisten die geïnfiltreerd zijn in het rebellenleger. De Alawieten van de Batt’h-partij vestigden een personencultus die typisch is voor dictaturen. Zij zijn er ook in geslaagd om de economische centra in handen te nemen. Het volk hoopt nu om via de straat de macht te kunnen verwerven en het huidige regime ten val te brengen. Zij zijn het beu om dictatoriaal geleid te worden en om genegeerd te worden. STRUYE besluit met dat het steeds gaat om macht en natuurlijke rijkdommen en dat de cultuur in het Midden-Oosten nog niet rijp is om in teken te staan van het welzijn van de burgers. WOUTERS: WOUTERS benadrukte nogmaals dat de revolutie is gegroeid uit de economische spanningen en de hoge werkloosheid onder de jonge bevolking. De grote massa aan jongeren ziet geen prettige toekomstvooruitzichten op dit ogenblik. Daarnaast gaf hij aan dat niemand de Arabische lente zag aankomen, noch de leidende klasse van de Arabische wereld, noch de Westerse inlichtingendiensten. Na enkele bijkomende opmerkingen over de politieke situatie in Syrië, ging Wouters in op de juridische kant van het conflict. Responsability to protect Het beschermen van mensenrechten in verschillende staten door de internationale gemeenschap wordt gerechtvaardigd op basis van de theorie van de ‘responsability to protect’. Deze theorie werd in 2005 door de hele wereld aanvaard. Ze kwam er naar aanleiding van het falen van de internationale gemeenschap om een bloedbad in Srebrenica tegen te houden. De theorie houdt het volgende in. Op de eerste plaats is het de taak van de staat zelf om de mensenrechten op zijn eigen grondgebied te handhaven. Een tweede stap bestaat erin dat de internationale gemeenschap een staat die de situatie in eigen land niet meer onder controle heeft, ondersteunt. Als de staat hier zelf echter niet toe in staat is of niet toe bereid is, kan de Veiligheidsraad optreden en de internationale gemeenschap een mandaat geven om op te treden tegen de mensenrechtenschendingen. Deze theorie wordt echter beschouwd als een gefaalde doctrine omwille van twee redenen. Ten eerste is er in Libië misbruik gemaakt van het mandaat van de Veiligheidsraad. Resolutie 1973 van de Veiligheidsraad gaf de internationale gemeenschap het mandaat om ervoor te zorgen dat er geen grove mensenrechtenschendingen zouden gebeuren in Libië. Khadaffi had namelijk net verkondigd dat hij geen genade zou hebben bij zijn inval in Benghazi. Enkele landen hebben dit mandaat echter misbruikt om de Libische rebellen te ondersteunen en het regime van Khadaffi omver te werpen. Ten tweede faalde deze theorie omdat de theorie geen oplossing aanreikte voor een eventuele impasse in de Veiligheidsraad zoals deze zich nu voordoet ten aanzien van de Syrische situatie. De vraag rijst daarom wat te doen als de Veiligheidsraad in een impasse zit maar er duidelijke mensenrechtenschendingen aan de gang zijn. Oplossingen voor een impasse in de Veiligheidsraad Sommige rechtsgeleerden en staten beweren dat, wanneer er een impasse in de Veiligheidsraad bestaat, staten of regionale organisaties op eigen houtje kunnen beslissen om militair in te grijpen. Zo greep de NAVO in tijdens het conflict in Kosovo ter bescherming van de burgerbevolking aldaar. Deze mogelijkheid wordt echter niet alom aanvaard en kan dus moeilijk worden gezien als internationaal gewoonterecht. In het kader van dit argument werd wel de theorie van de twee noties van soevereiniteit ontwikkeld door Kofi Annan. Een andere oplossing bestaat erin de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de Veiligheidsraad te laten overrulen. Dat dit mogelijk is, werd door het Hof van Justitie van de Verenigde Naties bevestigd in zijn arrest, genaamd ‘Uniting for Peace’, waarin het mandaat van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties om militair in te grijpen in Korea goedgekeurd werd, hoewel sommige landen, waaronder China, in de Veiligheidsraad hun veto hadden gebruikt. Twee concepten van soevereiniteit Zoals reeds gezegd werd in het kader van het ingrijpen van de NAVO in Kosovo zonder mandaat van de Veiligheidsraad de theorie ontwikkeld van de twee begrippen van soevereiniteit. Volgens deze theorie moet een onderscheid gemaakt worden tussen de soevereiniteit van de staat, wat een zeer belangrijk begrip is in het internationaal recht, en de soevereiniteit van het individu, wat een nieuw begrip is en inhoudt dat er bij serieuze schending van mensenrechten geen sprake meer van kan zijn dat dit onder de soevereiniteit van het land valt. Deze evolutie naar twee soorten van soevereiniteit blijkt ook uit de opkomst van het internationaal strafrecht. Waar misdrijven op hun grondgebied vroeger tot de exclusieve bevoegdheid van de staten behoorden, werden recent allerlei internationale strafhoven opgericht om bepaalde misdrijven te bestraffen. Hierbij valt te denken aan het Joegoslaviëtribunaal en het Rwanda-tribunaal. Deze evolutie bereikte zijn hoogtepunt met de oprichting van het Permanent Internationaal Strafhof, waarvan de bevoegdheid al door vele landen is aanvaard. Deze theorie en meer bepaald het concept van soevereiniteit van het individu blijven echter zeer vaag, wat ook bleek uit het antwoord van Wouters op een vraag uit het publiek. Het is zeer de vraag of deze theorie ooit werkelijk een juridische norm zal worden. Het humanitair recht Tot slot ging Wouters nog even in op de invloed van het humanitair recht in het conflict. Het Rode Kruis heeft immers bepaald dat het conflict in Syrië beschouwd moet worden als een ‘intern gewapend conflict’, wat betekent dat de Syrische rebellen beschouwd worden als een redelijk volwaardig tegenstander van het Syrisch regime. Dit houdt vooral in dat enkele bepalingen van de Conventies van Genève van toepassing worden. Het blijft echter problematisch om de rechten die hieruit voortvloeien te beschermen. CONCLUSIE De belangrijkste conclusie die Wouters en Struye uit de huidige internationale situatie trokken, was dat de internationale politiek het haalt op het juridische. Voorlopig ageren veel staten en regionale organisaties in een juridisch vacuüm of veroorloven ze zich dingen contra het internationaal recht. Beide sprekers eindigen daarom met het uitspreken van de wens dat er zich een evolutie zou aftekenen naar een algemeen juridisch kader voor het jus ad bello.