Scheikunde hoofdstuk 1 Paragraaf 2 Zuivere stoffen Zuivere stoffen bestaan uit allemaal dezelfde bouwstenen. De stofeigenschappen van een zuivere stof zijn uniek. Moleculaire stoffen (meest voorkomende): stoffen die bestaan uit moleculen. Moleculen bestaan weer uit 2 of meer atomen. Een zuivere stof kan een element of een verbinding zijn. Element: een atoomsoort Verbinding: meerdere verschillende atoomsoorten. Er bestaan ongeveer 110 verschillende atomen. Er bestaan tientallen miljoenen verschillende moleculen. Mengsels Een mengsel bestaat uit twee of meer stoffen. Een mengsel bestaat dus ook uit twee of meer bouwstenen. Hoe herken je een mengsel? Een zuivere stof heeft een smeltpunt en een kookpunt Een mengsel heeft een smelttraject en een kooktraject. Zie afbeelding 1.4 Verschillende soorten mengsels Hydrofiele stoffen mengen onderling goed Hydrofobe stoffen mengen onderling goed. Hydrofiele stoffen mengen slecht met hydrofobe stoffen. Een oplossing: een helder mengsel, doorzichtig, kan kleurloos zijn of gekleurd. Maar nooit wit. Een suspensie: een troebel en ondoorzichtig mengsel. De vaste stof (zweeft in kleine korreltjes) is niet goed opgelost in de vloeistof, kan gekleurd zijn of wit. Maar noot kleurloos. Emulsie: een mengsel van twee vloeistoffen die eigenlijk niet goed mengbaar zijn. Altijd troebel en ondoorzichtig. Kleine druppeltjes van de ene vloeistof zweven in de andere vloeistof. Kan wit of gekleurd zijn. Maar nooit kleurloos. Een emulsie zal vrij snel weer ontmengen. Je krijgt dat het tweelagensysteem: de vloeistof met de grootste dichtheid zit onderin. De vloeistof met de kleinste dichtheid zit als bovenste laag. Hoe zorg je er voor dat je niet het tweelagensysteem krijgt bij een emulsie: doormiddel van een Emulgator. Het heeft een kop (met O-atomen) en een staart (met C- en H-atomen). De staart is hydrofoob en de kop is hydrofiel. Zie afbeelding 1.6. de olie druppeltjes zijn omgeven door emulgatormoleculen. De hydrofobe staarten van de emulgatormoleculen steken in de hydrofobe oliedruppeltjes. De hydrofiele koppen bevinden zich allemaal in het water. De oliedruppetjes zitten nu verstopt in de zwevende bolletjes in het water. Dit is dan een olie-in-water-emulsie. Met veel water en weinig olie. Paragraaf 3 Je kunt mengsels scheiden, je krijgt dan de zuivere stoffen waaruit een mengsel bestaat. De stoffen veranderen niet, je sorteert de moleculen. De stoffen waaruit een mengsel bestaat verschillen van stofeigenschappen, hierdoor kun je ze scheiden. Waarop gebaseerd Naam Hoe? Verschil in oplosbaarheid Extraheren Verschil in deeltjesgrootte Filteren Aan een mengsel van vaste stoffen voeg je een oplosmiddel toe waarin sommige stoffen uit het mengsel wel oplossen en andere niet. Dit oplosmiddel heet extractiemiddel. Om een vloeistof te scheiden van een vaste stof maak je gebruik van de deeltjesgrootte. De vloeistof loopt door het filter heen en de vaste stof niet. De vaste stof: residu De vloeistof: filtraat. Je gebruikt in plaats van een filter een membraan. De gaatjes zijn nog kleiner dus kun je nog preciezer scheiden. Alleen water kan er doorheen. Hierdoor kun je ook stoffen scheiden die in water zijn opgelost. Zoals zeewater. Energie verbruik is laag. Het is een heel snel ontwikkelende scheidingstechniek. Je kunt een suspensie een tijdje laten staan. De vaste stof kan dan naar de bodem zakken. Dit gebeurd alleen als de dichtheid van de vaste stof groter is dan die van de vloeistof. Een oplosmiddel verdampt in het algemeen bij een veel lagere temperatuur dan de vaste stof die erin is opgelost. Op oplosmiddel en opgeloste stof te scheiden maak je gebruik van het verschil in Verschil in Filteren met deeltjesgrote (2) een membraan (membraanfiltratie) Verschil in dichtheid Bezinken Verschil in vluchtigheid Indampen Verschil in kookpunt Verschil in adsorptievermogen Verschil in adsorptievermogen en oplosbaarheid. vluchtigheid. De vaste stof blijft achter in het indampschaaltje. Het oplosmiddel verdwijnt in de lucht Destillatie Dit is een scheidingsmethode die doormiddel van berust op het verschillen in kookpunt een destillatie- van de componenten van een mengsel. opstelling. (zie De damp van elk component uit het afbeelding mengsel van je op en koel je af. 1.12) Hierdoor condenseert de damp waarna je de vloeistof weer opvangt. Het niet verdampte deel: residu De opgevangen vloeistof: destillaat. Adsorptie Je kunt geur- kleur- en smaakstoffen uit een oplossing halen doormiddel van fijn verdeelde koolstof. (genaamd norit of actieve koolstof). De korrels van actieve koolstof hebben een heel groot oppervlak. Dat komt doordat er veel holtes in de korrels zitten. De moleculen van de geur- kleur- en smaakstoffen hechten zich aan het oppervlak. Deze moleculen verhuizen dan vanuit het water naar de koolstof. De koolstof is het adsorptiemiddel. Papier Opgeloste kleurstoffen verschillen in chromatografie oplosbaarheid in een bepaald oplosmiddel en in adsorptievermogen aan papier. Een mengsel van opgeloste kleurstoffen kun je scheiden door middel van papierchromatografie. Elke stof komt terecht op een bepaalde hoogte op het papier. De hoogte is afhankelijk van het gebruikte oplosmiddel (loopvloeistof) en het gebruikte papier (chromatogram). Paragraaf 4 Bij een chemische reactie worden de beginstoffen omgezet in de reactieproducten. Bij iedere chemische reactie is de totale massa van de beginstoffen gelijk aan de totale massa van de reactieproducten. Wet van Lavoiser. Stoffen ontstaan en reageren in een vaste massa verhouding. Reactietemperatuur: er is altijd een bepaalde temperatuur nodig om een reactie te laten verlopen. Is bij iedere reactie anders. Energie-effect: is bij iedere chemische reactie, soms komt er energie vrij soms is er energie nodig. Exotherm: de beginstoffen geven energie af aan de omgeving (warmte, licht, elektrische energie) Endotherm: de beginstoffen nemen energie op uit de omgeving gedurende de hele reactie. Activeringsenergie Exotherme reacties o De energie die je nodig hebt om de temperatuur van je reactie op de reactietemperatuur te brengen heet de activeringenergie. Endotherme reacties o De energie die je nodig hebt om de temperatuur van je reactie op de reactietemperatuur te brengen en de energie die je tijdens de reactie moet blijven toevoegen heet de activeringsenergie. Energiediagrammen, zie afbeelding 1.18 Alle stoffen bezitten een bepaalde hoeveelheid chemische energie. Dit verschilt per stof. Je kunt dit weergeven in een energiediagram. Exotherme reacties o De beginstoffen staan een deel van de chemische energie af aan de omgeving, dit word omgezet in een ander vorm van energie. o De reactieproducten bezitten dus minder chemische energie dan de beginstoffen. Endotherme reacties o Tijdens de reactie nemen de beginstoffen energie op uit hun omgeving. Deze energie word omgezet in chemische energie van de reactieproducten. o De reactieproducten bevatten dus meer chemische energie dan de beginstoffen. De geactiveerde toestand bereik je als je zoveel energie toevoert dat de reactie kan starten. Het verschil tussen de hoeveelheid energie van de beginstoffen en de van de reactieproducten heet de reactiewarmte. Paragraaf 5 Reactietijd: de tijd die verstrijkt tussen het mengen van de stoffen en het einde van de reactie. De reactiesnelheid: de hoeveelheid stof die per seconde en per liter reactie mengsels ontstaat of verdwijnt. Hoe korter de reactietijd hoe sneller de reactiesnelheid. Hoe sneller de reactiesnelheid hoe korter de reactietijd. Factoren die de snelheid van een reactie bepalen o De verdelingsgraad: hoe groter de verdelingsgraad des te sneller verloopt de reactie. o De soort stof. o De concentratie(s) van de beginstof(fen) o De temperatuur o De katalysator, een enzym, reageert niet mee en er is aan het einde van de reactie nog evenveel van als aan het begin Paragraaf 6 Effectieve botsingen. Een botsing waarbij twee deeltjes tegen elkaar botsen en er een reactie optreed Kan alleen als de botsing hard genoeg is Gebeurd in de gas en vloeibare fase. Hoe meer effectieve botsingen per seconden per liter reactiemengsel, des te groter de reactiesnelheid. Botsende deeltjes model. 3 factoren die invloed kunnen uitoefenen op de reactiesnelheid o Temperatuur o Concentratie o Verdelingsgraad Temperatuur o Als de temperatuur hoger is gaan de deeltjes sneller bewegen, hierdoor is de kans groter dat ze tegen elkaar botsen, het aantal botsingen zal dan toenemen. De botsingen zullen ook heviger zijn dus meer kan op een effectieve botsing. Concentratie o Als je de concentratie van de beginstoffen vergroot , bevinden zich er meer deeltjes in een bepaald volume. o De kans dat de deeltjes botsen word dan groter, dus de kans op een effectieve botsing ook.] o De reactiesnelheid zal groter worden. o De reactiesnelheid zal gedurende reactie steeds kleiner worden. De beginstoffen raken op De concentraties worden lager Er zullen dus minder botsingen plaats vinden dus ook minder effectieve botsingen. Verdelingsgraad. o Kan alleen als de beginstoffen niet op moleculaire schaal zijn gemengd. o Een vaste stof zal alleen aan het oppervlak reageren. o Als je de vaste stof fijn verdeeld wordt het oppervlak groter. o De kans op een botsing word dat groter, dus ook het aantal effectieve botsingen dat per seconden plaatsvindt. o De reactietijd word groter. Er zijn nog 2 factoren die de reactiesnelheid kunnen beïnvloeden o De soort stof o De aanwezigheid van een katalysator. De invloed van deze factoren kunnen we niet met het botsendedeeltjesmodel verklaren maar wel met de activeringenergie. o Invloed van de soort stof op de activeringsenergie Er kan minder energie nodig zijn om de geactiveerde toestand te bereiken, daardoor zal de reactie sneller kunnen verlopen Zie afbeelding 1.26 o Invloed van een katalysator op de activeringsenergie Zorgt ervoor dat de reactie sneller ver loopt of bij een lagere temperatuur. De geactiveerde toestand eerder kan worden bereikt door het gebruik van een katalysator. Hij verlaagt dus de activeringenergie van een reactie. Hierdoor verloopt een reactie sneller en/of bij een lagere temperatuur. Zie afbeelding 1.27