Natuurkunde hoofdstuk 2 , VWO 3, NOVA Een modern fototoestel > gebruikt een lens om beelden te maken, op de plaats waar het beeld wordt gevormd zit lichtgevoelige film. Als de film vol is moet hij ontwikkeld worden. Op de ontwikkelde film zijn negatieven te zien. De sluiter is meestal dicht, als de ontspanknop ingedrukt wordt, gaat de sluiter even open. Voor de lens zit het diafragma, hoe verder het diafragma openstaat hoe meer licht er op de lens valt. Soorten lenzen> positief en negatief positief: midden dikker en buitenkant smal, convergerende werking negatief: midden dunner en buitenkant dikker, divergerende werking Lichtbreking>> lenzen kunnen richting van het licht veranderen de plek waar het licht het blok raakt > de normaal tekenen als de lichtstralen van lucht naar perspex gaan, naar de normaal toe gebroken. Als de lichtstralen van perspex naar lucht gaan, worden ze van de normaal af gebroken. het verband tussen hoek van inval en hoek van breking >> als de hoek van inval groter dan 42 graden is, wordt de lichtstraal niet gebroken. brekingswet van snelius: hoe sterker het licht wordt gebroken. brekingsindex = n, hoe groter de brekingsindex Lens kan ook gebruikt worden als brandglas, de lens heet de hoofdas. Hoofdas is de lijn die door het midden van de lens gaat. Het punt na de lens waar de lichtstralen elkaar ontmoeten heet het brandpunt (F), de afstand van de lens tot F, heet brandpuntsafstand (f). Hoe kleiner de f is hoe sterker de lens. Projectoren>> hierin zitten ook positieve lenzen. Voorbeelden van projectoren: beamer, diaprojector, beamer, overheadprojector en vergrotingsappartatuur. de afstand tussen de lens en het voorwerp: voorwerpsafstand v de afstand tussen de lens en het scherpe beeld: beeldafstand b lenzenformule: 1/v + 1/b = 1/f. op het laatste van de formule gaat 1/f naar f/1. Plaats van het beeld tekenen>> de twee uitersten punten van het voorwerp aangeven (L 1 en L2), bepaal met behulp van constructiestralen de beide beeldpunten ( L 1 en B1, L2 en B2) Berekening van de vergroting: N = lengtebeeld/ lengte voorwerp of N = b/v (beeldafstand/voorwerpsafstand). Het oog Het licht wordt zo gebroken dat het op het netvlies valt en hier een duidelijk beeld ontstaat. Accommoderen> platter en boller maken van de ooglens, als de ooglens boller is, wordt hij sterker. Is de ooglens platter, dan is hij zwakker. als je naar een voorwerp in de verte kijkt > lens platter als je naar een voorwerp dichtbij kijkt> lens boller Bijziend > ooglens te sterk, niet goed veraf kijken, beeld valt voor het netvlies, negatieve lenzen. verziend> ooglens te zwak, niet goed kortbij kijken, beeld valt achter het netvlies, positieve lenzen. Dioptrie> dpt, 1 brandpuntsafstand (f) omrekenen in m 2 reken 1/f uit 3 het uitgerekende getal is lenssterkte in dioptrie. S=1/f