ANW Hoofdstuk 3 Blik op oneindig 3.1 Aarde en maan Van oudsher hadden ontdekkingsreizigers en handelsfirma’s behoefte aan een goed systeem om hun plaats op de aardbol te bepalen. Plaatsbepaling Gebaseerd op de dagelijkse draaiing van de aarde Elke plaats op aarde kun je aangeven met behulp van twee coördinaten: lengtegraad, breedtegraad Bepalen lengtegraad lange tijd lastig > op wiebelend schip bepalen wanneer de zon zijn hoogste punt in het zuiden bereikte (middaguur) ; tijdsverschil tussen middaguur Greenwich en jou tijd, lengtegraad bepalen Tijdverschil een uur: 15 lengteraden van de Greenwichmeridiaan Bron 3.2 Aardbol draait om een as, die in het noorden naar de Poolster wijst: de aardas Poolster staat recht boven je hoofd als je precies op de noordpool staat Poolshoogte: de hoogte van de Poolster ; maat voor je positie tussen evenaar en pool Stonehenge (zuiden van Engeland) werd gebouwd om het verloop van de seizoenen bij te houden > soort kalender Bron 3.5 Aarde draait in een jaar om de zon ; door vaste stand van de aardas (rii Poolster) wijzen afwisselend de noord- en zuidpool een beetje naar de zon Keerkring: de breedtegraad waar de zon op de langste dag tijdens het middaguur loodrecht boven het aardoppervlak staat Schrikkeljaar: een jaar waarin we een extra dag toevoegen (29 februari) ; 1 x per 4 jaar In ongeveer een maand draait de maan om de aarde Schijngestalten: hoe wij de maan zien ; telkens een bepaald deel van de maan verlicht Gravitatiekracht: aantrekkende kracht tussen voorwerpen met massa Ontdekt door Sir Isaac Newton (17e eeuw) Gravitatiekracht van de zon houd de aarde in zijn baan en andersom Zorgt voor de getijden op aarde Springtij: als zon en maan samenwerken, en het water extra hoog komt en extra diep daalt Doodtij: als zon en maan elkaar tegenwerken Bron 3.9 Stand van de zeespiegel stijgt en daalt ongeveer twee keer per dag Vloed: zeewater wordt aan de kant waar de maan staat een beetje in de richting van de maan getrokken 3.2 Ruimtevaart en onderzoek Vuurpijl: - Verbrandt het kruit met zuurstof tot een heet gasmengsel - Spuit naar beneden waardoor de pijl omhoog gaat Moderne raketten werken volgens hetzelfde principe Zorgen voor een hoge snelheid die nodig is om aan de gravitatiekracht van de aarde te kunnen ontsnappen 12 april 1961: Yuri Gagarin (Rusland) is de eerste mens die in de ruimte reist Raket: Bemande ruimtevaartuig of onbemande satelliet: vervoermiddel lading Onbemande satelliet: Bestaat uit een doos waarin de apparatuur zit (camera’s, meetinstrumenten, zend- en ontvangstinstallatie, communicatieapparatuur) Voorzieningen aan boord om stand te regelen met stuurraketjes Satellieten draaien door gravitatiekracht in een omloopbaan rond de aarde (net als de maan) Zoveel snelheid dat hij voortdurend om de aarde heen valt, ipv erop 300 – 600 km hoogte > snelheid van 9 km/s Bemanning is ten opzichte van de shuttle gewichtloos > vrij zweven Jaren ’40: Arthur Clark berekende dat een satelliet op 36000 km hoogte boven de evenaar precies 24 uur nodig heeft voor één omloop rond de aarde > geostationaire baan Bron 3.13 In een omloopbaan blijft een satelliet zonder wrijving eeuwig vallen Spaceshuttles vliegen in banen tot ongeveer 600 km hoog Banen maken een kleine hoek met de evenaar > baan op 800 km hoogte: de stand tussen de zon en de satelliet verandert niet 1609: Galileo Galileï gebruikte een telescoop > eerste die hem op de hemel richtte Zijn ontdekkingen: De maan was geen lichtgevend kristal, maar een pokdalige rotsbol Er waren veel meer sterren dan men ooit had gedacht Om de planeet Jupiter bleken 4 manen te draaien De planeet Venus vertoonde schijngestalten Gevolg: overal werden grote telescopen gebouwd en sterrenwachten verrezen > kennis over zon, maan, planeten en sterren groeide enorm Bron 3.15 Nadelen van telescopen op aarde: - De lucht trilt door warme en koude ‘bellen’ die opstijgen en naar beneden zakken - Het kan bewolkt zijn - Overdag is een telescoop onbruikbaar vanwege het daglicht - Met de groei van de bevolking en de industrialisatie groeide ook het gebruik van kunstlicht; objecten aan de hemel slecht waar te nemen - De atmosfeer werkt als een filter waardoor de meeste straling uit de ruimte wordt tegengehouden De Hubble Space Telescope: de bekendste ruimtetelescoop Draait sinds jaren ’90 van de vorige eeuw in een lange baan om de aarde 3.3 Het zonnestelsel Grieken merkten op dat vijf ‘sterren’ langzaam langs de hemel dwalen > planètes (planeet) Vernoemd naar de goden: Mercurius, Venus, Mars, Jupiter, Saturnus Eeuwen later maakten de ontwikkeling van de telescoop en de gravitatietheorie de ontdekking van andere planeten en de planetoïden mogelijk Edmund Halley: Merkte op dat sommige kometen met enige regelmaat leken te verschijnen Hij vermoedde dat het bij de komeetverschijningen uit 1456, 1531, 1607 en 1682 om de zelfde komeet ging (in 76 jaar om de zon) Voorspelde dat in 1758 de komeet weer zou verschijnen, en dit klopte Komeet heet nu Komeet Halley Kometen: - Enkele kilometers groot - Bestaan uit stof en ijs - In de buurt van de zon verdampt het ijs en vormt het gas een staart De aarde kan soms door de ‘stofbuizen’ trekken > waarneming: vallende sterren of meteoren Meteoriet: restant van een vuurbol (splinters van planetoïden in de dampkring) Bron 3.21 Eigenschappen planetenstelsel: - Alle planeten en planetoïden draaien dezelfde kant op - Overal zijn rotsachtige hemellichamen bedekt met inslagkraters - Relatief kleine rotsachtige planeten aan de binnenkant (Mercurius t/m Mars) - Grote gasplaneten aan de buitenkant (Jupiter t/m Neptunus) Dit soort aanwijzingen leidden tot een theorie waarin ons zonnestelsel ontstaan is uit een oerwolk van gas en stof Bron 3.23 Zon en planetenstelsel: 4,5 miljard jaar oud Ontstaan uit een grote oerwolk van gas en stof (draaide langzaam) Bij het inkrimpen onder zijn eigen gravitatiekracht ontstond in het midden een grote gasbol > de zon (ster) In het binnenste van de zon vinden kernreacties plaats > energie vrij > zonnestraling Meer naar buiten: gas en stof draaide dat samentrok in een platte schijf > ontstonden klonters van rotsachtig materiaal > planeten 3.4 Oneindig heelal Sterrenbeelden: bestaan uit patronen van heldere en zwakkere sterren waarin mensen afbeeldingen zagen van goden, dieren en voorwerpen Bijvoorbeeld: - Grote beer > steelpannetje - Cassiopeia - Vissen, Ram, Waterman, Leeuw > dierenriem 17e eeuw: René Descartes bedacht dat de zon niets bijzonders was, gewoon de dichtsbijstaande ster Christaan Huygens probeerde de afstand tot de helderste ‘echte’ ster aan de hemel (Sirius) te meten > liet zonnestralen vallen op een scherm met een gaatje erin dat zo klein was dat het lichtpuntje hem even helder leek als Sirius ’s nachts > berekening fout, wel eerste persoon die ontdekte dat het heelal veel groter is dan allen ons zonnestelsel Bron 3.25 Parallax: de mate waarin nabije sterren een beetje heen en weer schuiven ten opzichte van de verder weg gelegen sterren in de achtergrond Wordt kleiner als de afstand groter wordt Lichtjaar: de afstand die het licht in één jaar aflegt met de lichtsnelheid (300.000 km/s) De dichtstbijzijnde ster staat ongeveer 4,2 lichtjaar ver weg Met de parallaxmethode: - Afstanden tot maximaal 1000 lichtjaar bepaald - Gebruikt om lichtjaren te berekenen Melkwegstelsel is op heldere, maanloze avonden als een zwak oplichtende band aan de hemel te zien > zon bevindt zich dan in de buitengebieden van de grote platte sterrenschijf met een bult in het midden > meer dan 100 miljard sterren in dit stelsel Februari 1845: Lord Rosse ontdekte dat ver weg in het heelal andere sterrenstelsels liggen M31: Andromeda > meer dan een miljoen lichtjaar ver weg Bron 3.29 In spectra van sterren en sterrenstelsels, kunnen dunne, donkere lijntjes voorkomen: de spectraallijnen Ontstaan als licht door een gaswolk gaat Plaats van de lijntjes hangt af van het soort gas Door het Dopplereffect zijn de spectraallijnen van sterrenstelsels naar de rode kant verschoven Hoe groter de roodverschuiving, des te sneller de sterrenstelsels van ons wegvliegen