Samenvatting H3t/m 3.2 Imperium Romanum De Oudheid: Tijd van Grieken en Romeinen (3000 v. Chr – 500 na Chr.) Vechten en verleiden: Als de Romeinen een gebied veroverden mochten de leiders van de overwonnen volkeren bondgenoot worden van de Romeinen, ze hielden dan de macht over hun volk, maar moesten wel mannen leveren voor het Romeinse leger. Deze soldaten vonden dat vaak niet erg, ze kregen eten, drinken, onderdak en een salaris, en na 25 jaar dienst werd je Romeins staatsburger. Zo wed het Romeinse leger steeds groter en hun gebied ook. Tussen 200 voor Chr. en 116 na Chr. veroverden de Romeinen een enorm gebied met het grooste deel van Europa, het midden-oosten en noord Afrika. De Romeinen leerden de Griekse cultuur goed kennen en verspreiden de Grieks-Romeinse cultuur over heel noord-west Europa. Het ging hierbij om tempels, beelden en boeken, maar ook verharde wegen en nieuwe landbouwmethoden en producten. Keizertijd: Door de veroveringen werden sommige Romeinse generaals erg machtig. Ze luisterden niet meer naar de Senaat die de macht had in de romeinse republiek. Julius Caesar was een senator en generaal die zijn eigen zin deed en toen hij te machtig werd werd hij door andere senatoren vermoord. Zijn opvolger Augustus deed het slimmer, hij deed alsof hij een gewone burger was, maar trok alle macht naar zich toe. Met Augustus (30 v. Chr.- 14 na Chr.) begint de Romeinse keizertijd. Vanaf Augustus heeft voortaan een persoon de macht: de Keizer. Verval: Vanaf de derde eeuw vallen steeds vaker grote groepen Germanen het Romeinse rijk binnen. Ze hebben geleerd van de Romeinse manier van vechten en zijn daarom niet makkelijk meer te verslaan. De economie ging ook slechter en de Keizers regeerden vaak maar kort waardoor het Rijk verslapte. Veel Romeinen gaven de Christenen de schuld, zij weigerden de keizer te vereren, ze geloofden in 1 god, net als de Joden. Ondanks de felle vervolgingen werden steeds meer mensen Christen. Begin 5e eeuw verlieten de Romeinen definitief onze streken. Veel Romeinse steden bleven bestaan, omdat de bisschoppen, de kerkelijke leiders, er de macht kregen. Zij verspreiden van daaruit het Christendom verder. Na het Romeinse rijk hield het Christendom de GrieksRomeinse cultuur levend. Het belang van de klassieke cultuur en het Christendom: De Romeinen hebben veel dingen die we nu heel gewoon vinden, zoals straten, verwarming en scholen naar ons land gebracht. Veel dingen zoals literatuur en bouwkunst zijn beïnvloed door de klassieke oudheid, net als onze normen en waarden. Ook het Christendom heeft zijn oorsprong in de klassieke oudheid. 3.1 Het Romeinse Rijk Het oudste Rome: Rome was in de 8e eeuw voor Chr. een van de vele nederzettingen in de landstreek Latium. Rome ligt aan de Tiber. Vele wegen komen bij Rome samen. Deze gunstige ligging zorgde voor rijkdom. Via de handelswegen langs Rome werden de Griekse koloniën in zuid- Italië verbonden met Etrurië. Van de Grieken leerden de Romeinen olijfolie en wijn kennen, de aanleg van havens, gebruik van schrift en munten. Nuttig voor de handel. Ook was er invloed van de Etrusken. Vanaf 620 v. Chr. had Rome koningen uit belangrijke Etruskische families. In Rome woonden en werkten veel Etrusken, dank zij hen werd Rome snel groter en kwam er een grote tempel op het Capitolium. Onder aan de heuvel kwam het Forum, waar veel tempels en handelshuizen (basilica’s) stonden. Rome als wereldmacht: In de 4e en 3e eeuw voor Chr. breiden de Romeinen hun macht steeds verder uit over Italië. Na Italië veroverd te hebben komen ze in conflict met Carthago (Puniërs). De Romeinen voeren twee oorlogen tegen Cathago die ze uiteidelijk winnen. In twee eeuwen veroveren ze vervolgens het westelijk deel van de Hellenistische rijken, bijna heel Spanje en Noord-Afrika. Nu is er sprake van een Imperium Romanum. Nu de gevechten niet meer in Italië maar in Turkije , Griekenland of Syrië plaatsvinden is het voor de soldaten te ver om elk jaar naar huis te gaan naar hun boerderij. Tot de 2e punische oorlog bestond het romeinse leger alleen uit Romeinse burgers, daarna veel uit arme vrijwilligers die rijk hopen te worden door de oorlogsbuit. Julius Caesar: Ook generaals werden niet meer elk jaar vervangen, waardoor ze nu grote gebieden konden veroveren, rijk werden en een goede band konden opbouwen met hun soldaten. Julius Caesar was een rijke en machtige generaal die rond 50 v. Chr. heel Gallië veroverde door gebruik te maken van de ruzie tussen de Gallische stamhoofden onderling. Caesar liet zijn soldaten meeprofiteren van de verovering van het rijke Gallië en kon daardoor rekenen op de onvoorwaardelijke steun van van zijn legioenen. Hij werd politiek oppermachtig. 3.2 Koningstijd, Republiek, Keizertijd. Nooit meer een koning!: De Romeinen zouden rond 509 v. Chr. de wrede en arrogante Etruskische koning Tarquinius Superbus hebben verjaagd. De monarchie werd afgeschaft en Rome werd een republiek. Voortaan was niet meer 1 persoon de baas. Elk jaar kozen de Romeinen twee nieuwe machthebbers, de Consuls. Na hun ambtstermijn kwamen de bestuurders automatisch in de senaat. De senaat was lange tijd het machtigste bestuursorgaan. Patriciërs en plebejers De oude adelijke families die de koning hadden verjaagd hadden de macht in Rome. Zij zaten in de senaat, leverden de consuls en andere bestuurders en waren rechters en priesters. Als vader (patres) van het volk werden ze patriciërs genoemd. De rest van het romeinse volk had nauwelijks politieke invloed, ze mochten alleen stemmen. Ze werden Plebejers genoemd. Toen Rome steeds groter werd en veel handel ging drijven kwam er veel verschil tussen de rijke en arme plebejers. De rijke plebejers wilden dezelfde macht als de patriciërs en rond 287 v. Chr. kregen ze die ook. Minstens een consul moest een plebejer zijn (2 mocht ook) en ze hadden eigen bestuurders, de tien volkstribunen, die hen moesten beschermen en steunen. De invloed van de patriciërs bleef echter groot en ze hielden de belangrijkste priesterfuncties in handen. Burgeroorlogen In de eerste eeuw voor Chr. waren veel generaals machtiger geworden dan de senaat. Deze generaals vochten vaak tegen elkaar in een burgeroorlog. De winnaar wilde aan de macht blijven en benoemde zichzelf tot enige consul of dictator. Toen Julius Caesar in 45 v. Chr. alle andere generaals verslagen had werd hij dictator voor het leven. Een jaar later werd hij door senatoren die de republiek terug wilden vermoord. Feiten en meningen: iets wat echt gebeurd is en controleerbaar is noemen we een feit, er zijn meerdere directe bronnen waar een gebeurtenis uit blijkt. Een mening is subjectief en persoons en tijds en plaatsgebonden, de meningen over de oorzaak van een gebeurtenis kunnen bijvoorbeld uiteenlopen. Een Keizer Opnieuw braken er burgeroorlogen uit, eerst tussen de moordenaars en aanhangers van Caesar, later tussen de aanhangers van Caesar onderling. In 31 v. Chr. werd de trouwste generaal van Caesar, Marcus Antonius verslagen door de geadopteerde zoon van Caesar: Octavianus. Deze pakte het slimmer aan dan zijn vader. Hij stelde zich nederig op en zei dat de senaat weer de macht had en uit dank gaven de senatoren hem veel macht, vetorecht en was hij consul en hoogste priester. In feite was hij de alleenheerser en hij kreeg de titel Augustus (de verhevene). Hij was erg populair omdat hij Egypte bezat waar het graan vandaan kwam, in geval van hongersnood kon hij uit eigen voorraad de bevolking van Rome voorzien van brood. Toen Augustus in 14 na Chr. stierf wilden de mensen niet terug naar de de Republiek met politieke ruzies, hongersnood en burgeroorlog. De Keizertijd Na keizer Augustus keerde de republiek niet meer terug. De senaat, consul en volkstribunaal bleven bestaan. De keizer had de werkelijke macht en benoemde zelf mensen voor het bestuur. Zo ontstonden ministeries waar keizerlijke slaven werkten die veel macht hadden. De keizers zorgden voor brood en spelen en waren meestal geliefd bij het volk.