AK Samenvatting §2,3,4 §2 Global shift = het verplaatsen van de belangrijkste handelsstromen over de aarde in verloop van tijd Multipolaire wereldeconomie= een economie waarbij meerdere plaatsen in de wereld belangrijke economische kerngebieden liggen. BRICS-Landen (Brazilië, Rusland, India, China, Zuid-Afrika) stijgt het aandeel van 10 naar 25 procent. De westerse multinationale ondernemingen zijn die deze verschuivingen veroorzaken, dat doen ze om twee redenen: 1. In 1980 verplaatst westerse mno’s hun maakindustrie naar de lagelonenlanden. In de VS de industriële werkgelegenheid tussen 2002 en 2012 met 25 procent daalde. In 2011 China passeerde de VS als grootste producent van industriële goederen. Niet alleen de maakindustrie wordt verplaatst, ook de diensten worden verplaatst 2. De opkomende landen vormen een afzetmarkt. De koopkracht neemt toe. Een flink stuk van de wereldhandel verschuift van de centrumlanden naar de landen in de periferie en vooral de semiperiferie. De wereldhandel is vanaf 1975 enorm toegenomen, dat komt door: Door de opdeling van de productieketen ,de weg die een product aflegt van grondstof tot eindproduct (resultaat). Een eindproduct heeft vele producten nodig om het resultaat te behalen en natuurlijk zo goedkoop mogelijk. Daarom komen de producten uit delen over de hele wereld zodat het goedkoop is. Doordat transport van goederen veel sneller en veel goedkoper is geworden, vooral door het gebruik van containers (ze passen op schepen, treinen, bussen, vliegtuigen en andere vervoermiddelen omdat er slechts één maat is) Doordat handelsgrenzen steeds meer verdwijnen, kunnen de bestuurders van de vervoermiddelen Het gevolg van dit is dat gebieden op aarde steeds meer met elkaar verweven raken. Ook wel globalisering. §3 Handelskolonialisme= vestiging van Europese handelsmaatschappijen in de nieuwe ontdekte gebieden van Afrika, Amerika en Azië, met het doel handel te drijven. Industrieel kolonialisme= fase waarin Europese moederlanden koloniën stichtten die ze zelf bestuurden, met als doel de aanvoer van grondstoffen veilig te stellen en een afzetmarkt voor hun industriële eindproducten te vormen. Protectionisme= de bescherming van de binnenlandse markt en bedrijven tegen buitenlandse concurrentie, bijvoorbeeld door importheffing op buitenlandse goederen. Importheffing= belasting op ingevoerde goederen, bedoeld om de binnenlandse markt te beschermen tegen het buitenland. Zie ook protectionisme. Vrijhandel= Geen handelsbelemmeringen. Vanaf de 16e eeuw komen er handelsstromen en grote ontdekkingen van de wereld. Missionaren, Europese ontdekkingsreizigers en handelslui gaan naar nieuwe gebieden: Missionaren -> zieltjes te winnen (voor het geloof) Handelslui -> om geld te verdienen Ontdekkingsreizigers -> nieuwe delen te ontdekken Gebieden die eerst nauwelijks contact hadden met de buitenwereld, worden door handelsstromen verbonden met Europa, ook wel op te delen in twee periodes: 1. 1500-1800: de fase van het handelskolonialisme. Vanuit de koloniën worden producten of grondstoffen gehaald en naar Europa gevoerd. Ook vind er slavenhandel plaats. 2. 1800-1950: De fase van het industrieel kolonialisme. Door de opkomst van de industrie wordt het voor de Europese landen belangrijk om: Verzekerd te zijn van de aanvoer van grondstoffen Een afzetmarkt te hebben voor hun industrieproducten Door de industrialisatie neemt de wereldhandel enorm toe, maar de handelsstromen verlopen steeds meer binnen het koloniale rijk. De afloop van de Tweede Wereldoorlog levert twee belangrijke verandering op in de Wereldorde(1950-1990): De koloniën worden in een snel tempo onafhankelijk (dekolonisatie) De wereld wordt opnieuw ingedeeld, er ontstaan drie blokken: de landen de VS en de Sovjet-Unie staan lijnrecht tegenover elkaar, met de dreiging om elkaar aan te vallen. Maar omdat niemand het durft noemen we deze periode de Koude Oorlog. Na de ineenstorting van de Sovjet-Unie in 1989 wordt de wereldorde opnieuw opgeschud. De vrijemarkteconomie wordt het belangrijkste economische systeem op aarde. Een belangrijk kenmerk daarvan is dat de prijs van goederen en diensten tot stand komt door de wet van vraag en aanbod. Een vrijemarkteconomie werkt het best in een wereld met vrijhandel. Vrijhandel heeft een aantal voordelen: Een land kan zich specialiseren in de productie van de goederen of diensten die het land het best of goedkoopst kan produceren. Bedrijven hebben toegang tot buitenlandse afzetmarkten. Zo kunnen ze veel groter worden dan wanneer ze hun producten alleen op de binnenlandse markt kunnen verkopen Vrijhandel heeft ook een nadeel: De binnenlandse economie wordt niet beschermd, doordat producten vanuit het buitenland goedkoper kunnen worden ingekocht gaat de eigen binnenlandse markt verloren, hierdoor kan er werkloosheid ontstaan. Daarom komt er protectionisme en importheffingen. §4 Gini-coëfficiënt= een maat om sociale ongelijkheid te meten. Van 0 tot 1. Politieke systeem= de wijze waarop een land wordt bestuurd. Je hebt verschillende oorzaken voor de vraag: ‘Waarom zijn sommige landen rijk en andere arm?’ Het kan door de interne oorzaken of de externe oorzaken komen. Interne oorzaken 1. Natuurlijke oorzaken: Natuur zit mee of tegen. Als het land vruchtbaar is, zit het natuurlijk mee. Ligging geeft een land ook een voorsprong, bijvoorbeeld als het aan de zee ligt in plaats van een gebergte. Met de zee kun je namelijk veel makkelijker vervoeren. Natuur en ligging speelt een rol, maar beslist niet of een land arm of rijk is. 2. Menselijke oorzaken: Het politiek systeem, de wijze waarop een land wordt bestuurd. Arme landen worden slecht bestuurd, doordat er weinig democratie is, vriendjespolitiek en ze worden gekenmerkt door corruptie. Rijke landen bestaat uit meer vrijheid, hun privé bezit wordt beschermd en onderwijs gestimuleerd. Iedereen heeft kans om rijker te worden. Bevolkingsgroei en leeftijdsopbouw. Omdat in arme landen de groei van de bevolking zeer snel is, moet het BNP sterk groeien om de welvaart per persoon te laten stijgen. Mate van ongelijkheid. Als een land zich economisch ontwikkelt, neemt de sociale ongelijkheid toe. Sociale ongelijkheid druk je uit met de Ginicoëfficiënt (bron 12 HB) Externe oorzaken De reden voor de lage welvaart wordt dan gezocht in het soort relatie dat een ontwikkelingsland heeft met de rijke landen. Bijvoorbeeld: koloniaal verleden of rol van een land in de wereldeconomie.