Hoofdstuk 4: Begrippen: Collectieve sector: De overheid & de instellingen die zorg dragen voor de sociale verzekeringen. De collectieve sector levert diensten & goederen die in principe voor iedereen bestemd zijn & streeft daarbij niet naar winst. Particuliere sector: De bedrijven & burger. De particuliere sector is er wel op gericht winst te maken. Privatiseren: Het overhevelen van activiteiten van de collectieve naar de particuliere sector. Verzorgingsstaat: Een land waarin iedere burger verzekerd is van een bestaansminimum. Stelsel van Sociale Zekerheid: Alle sociale voorzieningen & (sociale) verzekeringen samen, waardoor je beschermd wordt tegen armoede. Sociaal Minimum: Een door de overheid vastgelegd bedrag dat je tenminste nodig hebt om in je levensonderhoud te voorzien. Rijksbegroting: Overzicht van de verwachte inkomsten & uitgaven van het Rijk in het komende jaar. Belastingen: Verplichte bijdragen die je aan de overheid moet betalen, zonder dat je er rechtstreeks iets voor terugkrijgt. Btw (belasting toegevoegde waarde): Algemene verbruiksbelasting die je betaalt over de verkoopprijs van goederen & diensten. Een andere naam ervoor is omzetbelasting Accijns: Bijzondere verbruiksbelasting op bepaalde consumptiegoederen, zoals alcohol, benzine & rookwaren, om het verbruik terug te dringen. Motorrijtuigenbelasting: Een houderschapsbelasting die je als eigenaar van een auto betaalt. Inkomstenbelasting: Belasting dat je moet betalen over het inkomen dat je verdient. Loonbelasting Inkomstenbelasting die maandelijks al door de werkgever wordt ingehouden op het loon van werknemers. Vennootschapsbelasting: Belasting die bedrijven (NV’s & BV’s) betalen over hun winst De verschillende taken van de overheid: -Burgers beschermen -Het gedrag van burgers & bedrijven beïnvloeden -Goederen & diensten leveren -voor een gelijkmatige inkomensverdeling zorgen Formule: Af te dragen BTW = ontvangen BTW – betaalde BTW (19% = algemeen BTW-tarief) (6% = laag BTW-tarief voor bijv. levensmiddelen)