HOOFDSTUK 2 NETWERKEN Mensen hebben met elkaar te maken, maar niet met allemaal evenveel en niet met iedereen op dezelfde manier. De schoolklas vormt, zoals alle samenlevingsverbandne, een netwerk van onderlinge verbindingen. Zo’n netwerk kan worden weergegeven lijnen voor verbindingen knopppunten voor de mensen die met elkaar verbonden zijn. Voorbeeld; in de schoolklas gaan alle leerlingen wel eens met elkaar om. Ze kunnen dus allemaal door een dun lijntje met elkaar verbonden worden. Maar de leden van de vriendengroepjes gaan veel met elkaar om. Tussen hun kunnen dikkere verbindingslijnen getekend worden. Binnen elk vriendenkliekje zijn er gangmakers en meelopers. De een gaat voor de anderen volgen. Er zit een richting in de bindingen. Tussen de vrienden lopen pijlen die aangeven wie meestal het initiatief neemt en wie gewonlijk volgt. Vaak is er een gangmaker die twee of drie makkers heeft die op hun beurt weer volgenlingen hebben. Ook dat kan met die pijlen worden weergegeven. Volledig verbonden netwerk: wanneer iedereen met iedereen omgaat. De hele klas is een volledig verbonden netwerk maar nogal dun want de omgang is niet erg intensief. Elk vriendnegroepje is ook een volledig verbonden netwerk, maar veel dikker want de omgang is intensief. Sneeuwbal-schema: de eerste gebelde leerling waarschuwt twee anderen en die telefoneren of smsen op hun beurt elk met twee klasgenoten enzovoort. Dit type netwerk heet een boomnetwerk (vanwege de vertakkingen) of hiërarchisch netwerk. Binnen al die netwerken vormen mensen de knooppunten. Sommige mensen nemen een heel centrale positie in: een groot aantal verbindingen komt bij hen samen. (zoals bijvoorbeeld een docent) Centrale posities hangen meestal samen met leiderschap, maar niet altijd. De telefonist op een kantoor bijvoorbeeld die verbindt alle gesprekken door, maar is in die centrale positie niet zelf leidinggevend, want hij mag niet meeluisteren of zich in de gesprekken mengen. In een hiërarchisch netwerk zijn lageren niet direct met elkaar verbonden, maar kunnen elkaar alleen bereiken via iemand in een hogere netwerkpositie. Mensen in zulke centrale posities zijn beter geïnformeerd, kunnen anderen sneller bereiken en zijn zelf een onmisbaar knooppunt voor een groter aantal mensen dat elkaar wil bereiken. Daaraan onjtlenen zij een voorsprong op andereen in minder centrale posities. NETWERK EN LEVENSLOOP Netwerk waarvan je deel uitmaakt verandert in de loop van je leven. Heel kleine kinderen zijn geheel en al verbonden met hun moeder voeding, beschutting, liefde, bescherming. Moeder-kind dyade: band tussen moeder en kind is zo sterk dat hiervan gesproken wordt. Na verloop van tijd begint de baby verschillende mensen in de omgeving te herkennen en onderscheid tussen hen te maken. Na een jaar spelen ze met vriendjes gaan ze naar de creche leren vaste bezoekers of oppas kennen. Klein kind afhankelijker van mensen om zich heen dan de mensen in de omgeving van het kind. Op school breidt het netwerk zich nog verder uit speelt met kameraadjes. als hij nog groter wordt leert hij dingen zelf doen boodschappen sportclub of muziekles vrienden in de buurt. Op de middelbare school verliest het ook weer vrienden van vroeger of ziet ze nog maar een enkele keer. Als jonge mensen gaan werken doen ze weer nieuwe relaties op. Nu raken andere mensen ook afhankelijk van hen, want klanten en collega’s zijn aangewezen op de prestaties van de jonge werker. Komt iemand in een leidinggevende positie, dan neemt hij zelf een centrale plaats in binnen het netwerk en zijn anderen afhankelijk van hem. Mensen trouwen en krijgen kinderen, die op hun beurt aangeween zijn op de ouders. Worden mensen nog ouder dan gaan de hun kinderen het huis uit, geven ze hun werk op, en gaan ze met pensioen. Nog veel later vallen allerlei vrienden en relaties weg. Het netwerk krimpt weer in naarmate er minder mensen op hen zijn aangewezen, en zij worden geleidelijk aan afhankelijk van een paar mensen die hen verzorgen als zij eenmaal oud en behoeftig zijn geworden. Zo verschuift de afhankelijkheidsbalans in de loop van het leven van maximale afhankelijkheid van een enkele zorgende figuur naar uiteenlopende en wederkerig afhankelijkheidsverhoudingen met een toenemend aantal mensen, en dan weer naar een steeds eenzijdiger afhankelijkheid van een krimpende kring van mensen. VERWANTSCHAPSRELATIES Verwantschapsnetwerken-> gezinnen, families of clans. in traditionele samenlevingen zijn die verwantschapsbanden de belangrijkste bindingen. De meeste afhankelijkheidsverhoudingen zijn dan ingebed in familiebetrekkingen. Mensen in die samenleving houden goed bij wie voorouders waren en verwanten zijn. In die samenlevingen telt geboorte en afstamming gaat het er minder om wat mensen zelf presteren. Posities in zulke samenlevingen worden niet verworven door eigen inspanning, maar eerder toebedeeld op grond van afstamming. Posities worden ook toebedeeld op grond van geslacht. Posities op grond van afstamming: stamoudse, dorpshoofd, landheer en koning. Tegenwoordig maakt het veel verschil uit welk milieu iemand komt. Verwantschapsrelaties zijn ook nu nog van belang, maar de banden met verre verwanten worden minder onerhoudne. Mensen wonen in kleine gezinnen, van anderen afgezonderd in een eigen huis, mvaak in een andere stad dan hun ouders, broers en zussen.Maar als het gaat om affectieve bindingen blijken gezinsleden en ook verdere familieleden toch sterk op elkaar betrokken en in moeilijke situaties vallen zij op elkaar terug voor onderlinge hulp. VERWORVEN RELATIES Kenmerkend aan onze samenleving: grootste deel van de dag brengen mensen niet door in de gezinskring, maar op school of op het werk tussen mensen die ze hebben leren kennne en ooit weer eens uit het gezicht zullen verliezen. informele verhouding: vriendschapsbanden en vijandige verhoudingen, met een sterk affectieve lading. In de tegenwoordige samenleving is het heel gewoon dat iemand tot verschillende netwerken behoort ,waarin die persoon dan verschillende activiteiten heeft, andere contacten onderhoudt en zich ook telkens andrs gedraagt. Iemand kan vele gezichten hebben. In de loop van de tijd tredne mensen tot nieuwe netwerken toe en geven oude op, met die verandering van netwerk en netwerkpositie veranderen ook hun houding en gedrag. Mensen zijn ook opgenomen in vriendschasnetwerken; mensen die samen op school hebben gezeten, in dezelfde straat woonden, samen in militaire dienst hebben gezeten, lid varen van dezelfde studentenclubs, blijven soms hun leven lang met elkaar in contact, beleven daar plezier aan en gebruiken die relaties ook om een gechikte baan te vinden, een goed huis te zoeken en om via via een geschikte partner te leren kenne. Zo’n netwerk is vooral geschikt om goede contacten te leggen als niet ieder lid alle anderen kent (niet volledig verbonden netwerk) maar als sommige leden zelf weer veel buitenstanaders kennen met wie ze contact kunnen maken. Zulke tussenpersonen tussen twee netwerken die onderling maar zwak verbonden zijn vormen vaak onmisbare informatieschakels. Dat is de kracht van zwakke schakels. INDIRECTE VERBINDINGEN De wereld is soms kleiner dan je denken zou; elk volwassen mens kent wel zo’n duizend mensen van naam en gezicht. De duizend mensen die ik ken zullen dus ook ieder ook duizend mensen kennne. Als dat telkens duizend anderen zijn, kennen mijn kennissen samen een miljoen mensen. Als ik nu in een vreemde omgeving een onbekende tegenkom, is de kans vrij grot dat die persoon een van die miljen mensen die een van mijn duizend kennissen kent. Daarbij komt dat de meeste mensen als ze reizen zich wel verplaatsen, maar sociaal toch op hun plaats blijven. Ze gaan bijvoorbeeld naar een vakantieoord waar vooral hun stadgenoten of hun geloofsgenoten of mensen met ongeveer hetzelfde werk of van dezelfde leeftijd komen; ‘soort zoekt soort’. Dit vergroot de kans dat twee mensen die elkaar ontmoeten een gemeenschappelijke kennis lijken te hebben. Indirecte netwerken zijn heel nuttig om connecties op te doen. Neem als voorbeeld een politicus die kan bijvoorbeeld via iva het contact met vele honderduizenden kiezers onderhouden door relaties aan te knopen met heel verschillende mensen die allemaal zelf veelconnecties hebben en die zo fungereren als tussenpersoon met de achterban. NETWERKONTVOUWING Vroeger vrij klein, besloten, volledig en veelvoudig verbonden netwerk. leefden in een kring van verwanten en buren, iedereen kende elkaar en waren dus volledig verbonden. hadden veel contacten buiten die besloten gemeenschap veel met elkaar te maken en op velerlei manier In de ontwikkeling naar meer eigentijdse samenlevingen voltrekt zich een ontvouwing van deze kleine, besloten, veelvoudig en volledig verbonden netwerken. Sommige mensen leggen contactenmet de buitenwereld en de gemeenschap wordt minder besloten. De onderlinge betrekkingen worden minder veelvoudig en specifieker. Wordt nu gericht op betaalde werklui en niet op kennissen en bekenden uit de buurt, mensen zoeken het heil ergens anders. Langzamerhand is het netwerk ook niet meer volledig verbonden. Het kleine besloten volledig en veelvoudig verbonden netwerk is opengevouwen. Er zijn meer contacten met de buitenwereld gekomen en binnen het netwerk vallen verbindingen weg of verliezen hun veelvoudige functies. Dit proces van netwerkontvouwing is kenmerkend voor de overgang van traditionele naar hedendaagse samenlevingen, waarbij dorpsgemeenschappen opgaan in een geldeconomie met industrieële productie, grote organisaties en staatsbemoeienis.