De Alpen-natuurlandschap Het ontstaan Endogende krachten breuken in aardkorst aardkorst verdeelt in schollen(of platen) liggen niet stil maar bewegen kunnen bewegen, langs elkaar glijden en op elkaar botsen ontstaan van gebergtes. 225 miljoen jaar geleden alle continenten aan elkaar vast vormde één groot continent viel zogenaamde pangea in stukken uit elkaar verschillende platen botsten ontstaan gebergten waaronder de Alpen. Een deel van Europa is als soort tafellaken gerimpeld gesteente werd geplooid en de plooiruggen vormden de bergen zo ontstond een plooiingsgebergte (bijv. de Alpen). Andere bergketens in Europa die in dezelfde tijd zijn ontstaan(Sierra, Nevada, Pyreneeën, Apennijnen en de Karpaten) hooggebergtes(toppen hoger dan 1500 meter) Jong gebergte Jonge gebergten zijn hoog, hebben steile hellingen, spitse toppen en diepe dalen. Oudere gebergtes flauwe hellingen, afgeronde toppen en zijn veel lager. De oorzaken exogene krachten zorgen voor dat in loop van miljoenen jaren de bergen langzaam worden afgesleten. Door verwering harde gesteente verpulverd+valt ineen in kleinere delen Onder invloed van zwaartekracht verweringsmateriaal lang berghellingen naar beneden afgevoerd gletsjers, rivieren, de zee of wind nemen het mee naar andere plekken tijdens transport het landschap verder afgebroken vindt erosie plaats. Klimaatscheiding De Alpen zijn een belangrijke klimaatscheiding tussen Centraal Europa en het Middellands zeegebied. Begrippenlijst Endogende krachten=krachten die van binnenuit de aardkorst veranderen Schollen of platen=stuk van de aardkorst Plooiingsgebergte=gebergte dat ontstaat door de plooiing van de aardkorst Hooggebergten=gebergte met toppen hoger dan 1500 meter Exogene krachten=krachten die van buitenaf de aardkorst veranderen Verwering=Het uiteenvallen van gesteente onder invloed van weer en plantengroei Erosie=Het afschuren en uitscheuren van hard gesteente door met verweringsmateriaal geladen water, ijs of wind. Klimaatscheiding=natuurlijke grens tussen klimaten(bijv. gebergte) Basisboek B39 LIGGING VAN GEBERGTEN Soms komt wind een gebergte tegen een soort muur klimaatscheiding tussen 2 gebieden. Bijv. temperatuur in Scandinavië in de winter westenwinden blazen warme lucht over zee naar Scandinavië daar houd Scandinavisch hoogland warmte tegen alleen Noorse kustplaatsen profiteren ervan havens vriezen niet dicht. s’Zomers hebben ze in Zweden geluk koele zeelucht blijft in Noorse bergen hangen. B56 ENDOGENDE EN EXOGENE KRACHTEN De aardkorst verandert voordurend van vorm door natuurkrachten van 2 kanten, buitenaf door exogene krachten en van binnenuit door endogende krachten. buitenaf zorgen weer en plantengroei ervoor dat de harde steenschaal word vergruisd heet ook wet verwering Van binnenuit werkt de hitte door de hitte word het gesteente vloeibaar(magma) Vlak onder aardkorst stroomt magma traag rond kracht van stromen breuken in de korst in breukgebied schuiven stukken aardkorst langs elkaar aardbevingen. In breukgebied kan een gat ontstaan die dwars door de aardkorst gaat magma kan naar buiten komen als magma buiten is word de lava genoemd door de uitstromende lava kan er een berg ontstaan een vulkaan. B58 RELIËF De aardbol toont reliëf hoogteverschillen in het landschap. 4 verschillende reliëfvormen Hooggebergte: meeste toppen hoger dan 1500 meter Middelgebergte: meeste toppen tussen 500m en 1500m Heuvelland: meeste toppen tussen 200m en 500. Laagland: heet is er vrijwel overal lager dan 200 meter Door hoogteverschillen zijn er hellingen kunnen ook voorkomen in laagland(alleen zijn daar de hoogteverschillen niet zo groot). Gebied met weinig of geen reliëf vlakte lager dan 500m laagvlakte boven 500m hoogvlakte of plateau. B63 VERWERING verwering uitgevallen van gesteente onder invloed van weer en plantengroei verweringsmateriaal puin die bij verwering ontstaat een voorbeeld van exogene kracht. Er zijn 2 soorten verwering: Mechanische verwering(of fysische verwering) valt het gesteente uit elkaar gebeurt bijv. in wisselingen in de temperatuur. Chemische verwering als de samenstelling verandert mineralen uit het gesteente reageren dat op stoffen als zuursto en water ijzerdeeltjes gaan bijv. roesten. Bekend voorbeeld van chemische verwering is het oplossen van kalksteen door zuur grond-of regenwater. Staande en hangende pilaren van kalk in een grot: stalagmieten en stalactieten. Landschappen die zo ontstaan karstlandschappen. B64 AFVOER VAN VERWERINGSMATERIAAL Verweringsmateriaal blijft niet altijd liggen op de plaats waar het is ontstaan. Vooral in berggebieden wordt veel verweringspuin afgevoerd. 4 vervoerders spelen daar een belangrijke rol in. Het begint met zwaartekracht die lost puin op een helling zoekt het laagste punt en rolt naar beneden. Als het puin beneden is wordt het verder vervoerd via rivieren en beken met stromend water De sterkste vervoerders gletsjers en landijs in en op dat ijs kunnen enorme rotsblokken vervoerd worden Wind is ook een verplaatser van verweringsmateriaal(van zand en löss) Wind krijgt alleen de kans in gebieden waar het droog en onbegroeid is. Verschillen tussen woonwijken Twee woonwijken Tussen 2 Amsterdamse woonwijken zijn grote verschillen.(Apollobuurt en Overtoomse Veld) Apollobuurt > jaren 20 van 20e eeuw gebouwd > woningen hebben ingang op begaande grond > kenmerk laagbouw. Het Overtoomse Veld > stadsuitbreidingen na 1950 > was grote woningsnood > veel flats > kenmerk hoogbouw > veel groen rondom flats > woningdichtheid niet heel hoog. Bewoners Apollobuurt mensen hoog inkomen Mensen Overtoomse Veld laag inkomen > aandeel niet- westerse allochtonen. Leefbaarheid Overtoomse Veld > leefbaarheid niet goed. Problemen: geen geld, geen werk, spreken slacht nederlands > groei aantal kansarme niet- westerse allochtonen valt op > kan uitmonden tot ruimtelijke segregatie Basisboek B120 ALLOCHTONEN EN AUTOCHTONEN In bepaalde landen zijn veel kinderen allochtonen > iemand van wie een of beide ouders in het buitenland zijn geboren. Eerste generatie allochtonen > geboren in het buitenland. Tweede generatie allochtonen > geboren in het land waar ze nu wonen. Als allebei je ouders zijn geboren in het land waar je nu leeft > autochtoon. Westerse allochtonen > komen uit het cultuurgebied van westerse wereld. Niet- westerse allochtonen > komen uit ander cultuurgebied. Allochtoon > buitenlander > vreemdeling B151 WONINGDICHTHEID EN WONINGBEZETTING Bij stadsvernieuwing moet rekening gehouden worden met veranderde omstandigheden. Wonen tegenwoordig minder mensen in huis > afname aantal mensen per woning > lagere woningbezetting. Aantal woningen per vierkante km > woningdichtheid B155 ETNISCHE WIJKEN Het apart wonen van bevolkingsgroepen met bepaalde kenmerken in bepaalde wijken: ruimtelijk segregatie. Twee vormen van segregatie: scheiding tussen inkomensgroepen en tussen etnische groepen. Ruimtelijke segregatie leidt vaak tot maatschappelijke segregatie. Een etnische wijk: woonwijk met vooral mensen uit één bepaalde etnische groep. Het bestaan van etnische wijken heeft te maken met drie factoren. In een etnische wijk vind je de veiligheid van de eigen groep. Bovendien zijn er voorzieningen speciaal voor die groep te vinden. Daar zijn de huizen betaalbaar. Daar is minder kans op discriminatie