Pages-30-33 ( pdf, 0.7 mb)

advertisement
30
30
Monitor • december 2013
Tekst en Beeld Gert-Jan van den Bemd
Geslachtsverschillen bij psychiatrische aandoeningen
Bange vrouwen,
boze mannen
Lijden vrouwen vaker dan mannen aan geestesziekten? Zijn er
typische vrouwelijke of mannelijke psychiatrische aandoeningen?
Een gesprek met dr. Henning Tiemeier.
‘Vrouwen zijn niet vaker ‘gek’ dan mannen’
Komen psychiatrische aandoeningen vaker bij vrouwen voor?
“Het is een gedachte die bij veel mensen leeft, maar dat is een
misvatting. Als je naar het totaal van alle psychiatrische aandoeningen kijkt, zie je tussen mannen en vrouwen geen verschil.
Populair gezegd: vrouwen zijn niet vaker ‘gek’ dan mannen.”
Maar er zijn wel verschillen tussen mannen en
vrouwen?
“Ja, die zijn er zeker. Er zijn psychiatrische ziekten die veel vaker
bij vrouwen dan bij mannen voorkomen, en andersom. Het gaat
te ver om te spreken van een mannelijke of vrouwelijke ziekte,
maar er is tussen de seksen duidelijk een groot verschil in de
aanwezigheid van bepaalde ziekten. We maken onderscheid
tussen gedragsaandoeningen en emotionele aandoeningen, in
vaktaal externaliserende en internaliserende aandoeningen.
Gedragsziekten uiten zich in de vorm van agressie, in bepaalde
psychotische ziekten (waarbij de relatie met de realiteit ernstig
is verstoord, red.), maar ook misbruik van alcohol en drugs
horen daarbij. Bij emotionele aandoeningen spelen angst en
depressie een belangrijke rol en ook slaapstoornissen vallen
in deze categorie. Eetstoornissen vallen buiten deze verdeling.
Gedragsziekten komen veel vaker bij mannen voor, emotionele
stoornissen veel vaker bij vrouwen. Zwart-wit gesteld: men are
bad, women are sad. Maar de vraag is: who is truly mad? Het
is belangrijk om te stellen dat de ene groep van aandoeningen
niet ernstiger is dan de andere. Je kunt niet zeggen ‘vrouwen
zijn beter af’, want elke psychiatrische aandoening kan voor de
individuele patiënt bijzonder zwaar wegen.”
• december
2013
Monitor •Monitor
december
2013
Gaan mannen en vrouwen anders om met hun
psychiatrische klachten?
“Er is nog een belangrijk verschil en dat is de perceptie, de wijze
waarop mannen en vrouwen naar hun klachten kijken. Veel
meer vrouwen dan mannen klagen over slaaptekort, maar uit
onderzoek blijkt dat vrouwen niet slechter slapen dan mannen.
Vrouwen klagen weliswaar vaker, maar ze zijn wel veel beter dan
mannen in staat om het tekort aan slaap accuraat te schatten.
Mannen onderschatten het probleem van hun slaaptekort. Ze
zijn geneigd om te zeggen: ‘Het valt allemaal wel mee.’ Dat verschil in houding is waarschijnlijk biologisch verankerd.
De veronderstelling dat vrouwen vaker zouden lijden aan
psychiatrische aandoeningen, wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat iedereen in zijn familie- of vriendenkring wel
een vrouw kent met een angststoornis of depressie. Mannen
stappen niet zo snel met klachten over angst en depressie naar
de dokter. Schaamte kan daarbij een rol spelen, maar het kan
ook zijn dat ze de symptomen zelf niet herkennen. Ondanks die
lagere rapportage door mannen blijft het verschil evident: veel
meer vrouwen hebben last van angst en depressie.”
Is de manier waarop de maatschappij naar de
aandoeningen kijkt nog van belang?
“Ja, absoluut. Hoe een ziekte wordt gedefinieerd, bepaalt ook
of die ziekte als ‘vrouwelijk’ of ‘mannelijk’ wordt bestempeld.
Symptomen als vermoeidheid, niet goed kunnen slapen, zich
waardeloos voelen, niet zo geconcentreerd zijn, worden vaker
bij vrouwen gezien. Andere symptomen, zoals verlies van sek31
32
32
32
Monitor • december 2013
‘Zwart-wit gesteld: men are bad, women are sad’
suele interesse, wat óók een klassiek kenmerk is van depressie,
komen vaker bij mannen voor. Er ontstaat een cirkelredenering
als we het accent leggen op de symptomen die vooral bij vrouwen voorkomen. We zeggen dan: ‘Zie je wel, depressies komen
bij vrouwen vaker voor!’ Dat geldt voor meerdere aandoeningen. Zo wordt ADHD bij meisjes veel minder goed herkend,
omdat de stoornis vooral wordt gedefinieerd op basis van
symptomen die bij jongens vaker worden gezien: hyperactiviteit
en impulsief gedrag. De symptomen bij meisjes, afwezigheid en
dromerigheid, vallen ook minder op.”
Is er een verklaring voor het verschil in aandoeningen
tussen mannen en vrouwen?
“Nee, niet een enkele verklaring, maar er zijn wel verschillende
theorieën. Eén theorie gaat uit van de evolutionaire ontwikkeling. Voor mannen was het nuttig dat zij zich agressief, uitdagend konden opstellen omdat ze moesten jagen. De neiging
dat ze zichzelf kunnen overschatten, sluit daar bij aan. Ben
je daarentegen verantwoordelijk voor het verzamelen en het
beheer van de graanvoorraad en de bessen, dan zijn heel andere
eigenschappen van belang. Een afwachtende, meer sceptische
houding is dan op zijn plaats. Ik zeg niet dat de evolutionaire
achtergrond een verklaring zou moeten zijn, maar ik geef ermee
aan dat we de oorzaak voor het verschil tussen mannen en
vrouwen niet per se moeten zoeken in onze huidige tijd. Er
kunnen oorzaken liggen in onze ontwikkeling, ook in een ver
verleden.”
Zijn maatschappelijke rolverdelingen van invloed?
“Dat wordt door bepaalde onderzoekers zeker verondersteld.
De maatschappelijke organisatie geeft vrouwen minder macht,
minder invloed op bepaalde processen buiten het gezin. En als
je afhankelijker bent, is het risico op angstaandoeningen en
depressies groter. Vrouwen die bijvoorbeeld financieel onafhankelijk zijn van de man, zijn minder kwetsbaar.
Goede sociale banden, vrienden en een huwelijk kunnen bescherming bieden. Aan de andere kant zijn armoede en werkeloosheid juist factoren die het risico op depressie en angst vergroten. Ook mishandeling, seksueel, fysiek, maar bijvoorbeeld
ook in de vorm van verwaarlozing tijdens de kindertijd, heeft
grote invloed op het krijgen van een angststoornis en depressie
op latere leeftijd. Het is aannemelijk dat meisjes en vrouwen
meer blootgesteld worden aan dergelijke risicofactoren, maar
een volledige verklaring voor het verschil tussen mannen en
vrouwen moet daarin niet worden gezocht.”
Zijn er ook biologische verklaringen?
“Zonder twijfel. Hormonen en stemming, maar ook hormonen en psychische ziekten zijn nauw met elkaar verbonden.
Zo gaat de menstruatiecyclus bij sommige vrouwen gepaard
met symptomen van psychisch onwelzijn. En de periode na de
bevalling is een tijd waarin vrouwen een verhoogd risico lopen
op het krijgen van ernstige psychische ziekten. Depressie en
angststoornissen zijn ziekten die relatief vaak voorkomen in
het kraambed. Ook toediening van hormonen, zoals schildklierhormoon of cortison (bijnierschorshormoon, red.), kan bij
sommige patiënten leiden tot angst of depressie.”
Kun je hormonen gebruiken om angst juist weg te
nemen?
“Het is bekend dat de concentratie van testosteron in het bloed
bij zowel mannen als vrouwen hoog is als succes wordt geboekt
en laag wanneer men faalt. Het is niet duidelijk of die stijging
of daling van testosteron de oorzaak is van het slagen of falen,
of dat het een gevolg daarvan is. Toediening van testosteron
leidt in ieder geval niet tot minder angst en depressie. Het
geven van hormonen heeft alleen zin als de patiënt een tekort
aan een hormoon heeft waardoor de ziekte wordt veroorzaakt,
maar in andere gevallen heeft het nauwelijks of geen effect. Het
probleem is dat de hormonen niet zo eenvoudig in de hersenen
terechtkomen waar ze hun werking moeten verrichten.”
Spelen genetische factoren een rol?
“Tot op heden zijn er geen harde bewijzen gevonden dat bepaalde variaties in het DNA tot meer angst of depressie leiden.
Voor schizofrenie zijn er inmiddels wél DNA variaties aangetoond, maar er zijn nog geen verklaringen voor de verschillen
tussen mannen en vrouwen. Ik verwacht dat we daar over twee,
drie jaar veel meer over zullen weten.
Mannen en vrouwen hebben 23 paar chromosomen, waarvan
er 22 identiek zijn. Slechts één paar is anders: het bestaat bij de
vrouw uit twee X chromosomen en bij de man uit een X en een
Y chromosoom. Het verschil in psychiatrische ziekten tussen
mannen en vrouwen moet dus worden gezocht in dat ene paar
chromosomen (of in de regulatie die ervan uitgaat).
Het werk van mijn collega prof. dr. Steven Kushner (hoogleraar
Psychiatrie in het Erasmus MC, red.) laat zien dat er op het Y
chromosoom een gen ligt dat als schakelaar kan dienen voor allerlei andere genen. Het kan zijn dat dit schakelaar-gen betrokken is bij geslachtsafhankelijke psychiatrische aandoeningen.
Wij hebben net een gezamenlijk onderzoeksvoorstel ingediend
om dit uit te zoeken.”
Dr. Henning Tiemeier studeerde geneeskunde en sociologie aan de universiteit van Bonn, waar hij ook zijn artsenopleiding voltooide met
onderzoek naar de effecten van slaapgebrek. Vervolgens werkte hij als wetenschappelijk onderzoeker bij het Trimbos Instituut voor geestelijke
gezondheid en verslaving in Utrecht. Hij promoveerde in de Epidemiologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en werkt sinds 2002 bij
de afdelingen Psychiatrische Epidemiologie en Epidemiologie en Kinder- en Adolescenten Psychiatrie van het Erasmus MC. In 2011 werd hij
benoemd tot hoogleraar Psychiatrische Epidemiologie. Zijn onderzoek richt zich vooral op risicofactoren voor veelvoorkomende psychische
aandoeningen bij ouderen, in het bijzonder depressie op latere leeftijd.
december 2013
Monitor •Monitor
december• 2013
33
Download