Kwalificatieprofiel - Community Groen Kennisnet

advertisement
Titel opdracht
: OB 1.2 VASTE PLANTEN (theorie)
Competenties
: Nummer van de competentie 3, 12, en 17
Plaats
: binnen samen doen
Tijd
:
Behorende bij PvB
: Outdoor Basic 1 Aanleg
Omschrijving van
de opdracht
Nadat de tuin ontworpen is moet deze ook nog worden beplant.
Veelal is de beplanting bij de ontwerper van ondergeschikt belang. Dit
komt omdat de technische onderdelen zoals terras, vijver paden en
houtconstructies veel meer aandacht vragen.
Het aardige van de beplanting in de tuin is dat deze in tegenstelling
tot de dode materialen, elk seizoen een ander karakter heeft. Je zou
zelfs kunnen stellen dat een tuin zonder beplanting geen tuin is maar
een verzameling bouwmaterialen waarin geen mens zou willen
vertoeven.
Doel van de
opdracht
De opdrachten in dit moduul zijn erop gericht kennis te vergaren
omtrent het gebruik en toepassing van vaste planten in een tuin.
Hulpmiddelen
Stagebedrijf, tuincentrum, internet, papier en schrijfgerei, plantlijst
4100, de tuinplantengids, schooltuin, planten in de les
Resultaat
Meer kennis over het gebruik en toepassing van vaste planten.
Beoordeling
pagina 1 van 14
Vaste Planten.
Inleiding.
De teelt van vaste planten is vooral de laatste 15 jaar sterk in de belangstelling gekomen. Hiervoor
zijn ondermeer de volgende oorzaken aan te voeren:
1 De verkoop werd en wordt gestimuleerd door een betere reclame dan
voorheen.(Etiketten met afbeelding en gebruiksmogelijkheden).
2. Andere en meerdere afzetkanalen(postorder, warenhuizen)
3. De teelt in potten, waardoor het produkt is aan te bieden op verschillende
momenten, dit is belangrijk i.v.m.
A. Een lange tijd te gebruiken bij de aanleg en verandering van tuinen.
B. Op het moment dat het er aantrekkelijk uitziet. Impulsverkoop.
4. Het toenemende gebruik van bodembedekkers om de onkruidbestrijding te
vereenvoudigen en kosten te besparen.
5. De uitbreiding van het assortiment door:
a. Winning van nieuwe rassen.
b. Meebrengen van andere soorten uit vele landen.
c. Het kweken en gebruiken van heemplanten.
Geschiedenis
Het areaal vaste planten heeft zich als volgt ontwikkeld in Nederland:
1970
166 ha.
1976
209 ha.
1980
265 ha.
1985
405 ha.
1989
482 ha.
1990
531 ha.
1991
624 ha.
Dat is een stijging van 1980 naar 1991 van 135 %
De centra waar deze teelt bedreven wordt, voor zover er van centra sprake is, zijn in Zuid-Holland
(50% van het totaal) langs de duinen in combinatie met de bloembollenteelt en in Boskoop, waar
ondermeer ook waterplanten gekweekt worden. Voor het overige zijn er verschillende kwekerijen
verdeeld over het land.
De top drie in 1991 is:
- Zuid-Holland met 241 ha.
- Noord-Holland met 121 ha.
- Noord-Brabant met 103 ha.
pagina 2 van 14
Wat verstaan we onder vaste planten ?
Vaste planten zijn kruidachtige gewassen die langer dan een jaar leven.
Van de meeste soorten sterft het zich boven de grond bevindende gewas af, terwijl het onderaardse
gedeelte overwintert in de vorm van wortelbollen, wortelstokken, knollen of bollen. Deze bevatten
reservevoedsel, waarop de planten in het voorjaar opnieuw uitlopen. Ook zijn er vele soorten die de
gehele winter groen blijven; dit treft men o.a. aan bij de geslachten Arabis, Alyssum, Nepeta,
Sempervivum, Sedum enz.
Het aantal vaste planten is buitengewoon groot. Hiervan zijn velen ook in ons land winterhard, er
zijn er ook die met een lichte bedekking onze winters goed doorkomen. De bedekking kan bestaan
uit droge bladeren, turfstrooisel, dennentakken, dennennaalden of iets dergelijks ( Glasvliesdoek).
Tot de groep van vaste planten worden bovendien een aantal min of meer houtige gewassen zoals
Helianthus, Hypericum, Lavendula, Pachysandra, Hebe en Santolina gerekend.
Vermeerdering.
De belangrijkste vermeerderingsmethoden voor vaste planten zijn: 1 Zaaien.
2 Stekken.
3 Scheuren.
4 Enten.
5 Vitro.
1. Het Zaaien.
Deze vermeerderingsmethode gebruiken we in het algemeen bij de vermeerdering van Species.
Cultuurvariëteiten, die verkregen zijn door selektie, al of niet in kombinatie met kruisingen, komen
meestal niet soortecht terug. Na het zaaien lijken de jonge zaailingen op de ouders, maar in groei,
bloemkleur of bloemvorm verschillen ze. Zo verschilt de vegetatief vermeerderde Buphthalmum
salicifolium beduidend van de gezaaide nakomelingen. Omdat beide vermeerderingvormen
voorkomen zal het duidelijk zijn dat teleurstellingen vaak het gevolg zijn.
De afzet is hiermee niet gediend, dat zal duidelijk zijn.
Voor de zuiver uit zaad terugkomende vaste planten is zaaien de aangewezen en tevens
goedkoopste methode.
Handel in deze planten kan dan ook zonder bezwaar plaats vinden.
Door het zaaien van vaste planten is op een min of meer eenvoudige manier een start te maken
met de teelt.
pagina 3 van 14
De kwaliteit van het zaad.
Uiteraard is het van belang te kunnen beschikken over zaad van goede kwaliteit om verzekerd te
kunnen zijn van een goede opkomst.
Als we zaden van vaste planten gaan kopen is het van belang dat we een aantal zaken weten nl.
1. leeftijd; verse zaden hebben vaak de hoogste kiemkracht.
De kiemkracht loopt afhankelijk van het soort, bewaarcondities e.d. sneller of
langzamer terug, voorbeelden van zaden die snel in kiemkracht achteruit gaan
zijn;
Dicentra.
Dictamnus.
Helleborus.
Viola cornuta.
Als de vaste plantenkweker het zaad niet bij een gerenommeerde zaadfirma kan
kopen zal hij zelf voor winning en bewaring zorg moeten dragen, hij moet dan letten op:
2. Oogst; Het tijdstip van oogsten van de zaden is erg belangrijk en hiervoor is
zeker kennis van zaken vereist, Dicentra en Euphorbia moeten worden
verzameld voor het zaad op de grond valt.
3. Registreren; Noteren van gegevens bij het oogsten.
Na het oogsten dienen plaats, datum, weersomstandigheden rijpheid en ander
bijzonderheden genoteerd te worden.
Bij iedere partij dient minimaal een etiket met de goede naam aanwezig te zijn.
4. Bewaren; De zaden worden gedroogd en daarna in papieren zakken bewaard,
zodat het zaad nog kan drogen en ook de zuurstoftoevoer naar de zaden
doorgang kan vinden.
Tijdens het bewaren wordt het zaad regelmatig omgezet zodat de conditie van de
gehele partij hetzelfde blijft.
Zaden van Adonis, Arum, Cyclamen, Cimicifuga, Helleborus en Primula worden
vaak enkele weken na de oogst reeds gezaaid, uiteraard na eerst gezuiverd te
zijn. Zaden van soorten die langer bewaard kunnen worden schoont men in de
herfst en worden dan vaak in april/juni gezaaid, behalve enkele soorten die zeer
vroeg bloeien; deze zaait men meestal na de winter in maart.
pagina 4 van 14
Zaaitijd.
De meeste soorten worden mei/juni gezaaid. De preciese tijd is afhankelijk van het arbeidsschema
in het bedrijf(verspenen of oppotten).
Soorten als Acanthus mollis, Agrostemma, Asclepias, Campanula persicifolia, Oenothera, Phlox
subulata worden vaak in april -mei gezaaid.
Er zijn ook soorten die in het voorjaar direct buiten kunnen worden gezaaid zoals; Achillea,
Campanula, Centaurea, Coreopsis, Doronicum, Echinops, Gaillardia, Geum, Gypsophila, Heuchera, Incarvillea, Liatris, Lupinus, Oenothera, Paradisia, Platycodon, Rudbeckia, Sidalcea,
Thalictrum, Verbascum.
De Kieming.
Diverse soorten hebben specifieke eigenschappen bij de kieming:
Koude kiemers:
Deze zaden hebben voor het ontkiemen een koudeperiode nodig zoals vorst, sneeuw e.d. De
wisselende weersinvloeden hebben een positieve invloed op het kiemingsproces. Ingewikkelder
wordt het als blijkt dat er koudekiemers zijn die het best in het licht kiemen zoals Adonis, Eryngium,
Primula, Saxifraga, Verbascum e.a.
Andere koudekiemers kiemen goed in donker zoals b.v. Aconitum, Dictamnus, Helleborus, Phlox,
Trollius.
Deze z.g.n. koudekiemers moeten dus winterse omstandigheden hebben gehad om tot kieming te
komen. daarom wordt in de vroege wintermaanden gezaaid. Als we door omstandigheden de
gewassen toch in de kas willen zaaien,moeten we de natuurlijke koude nabootsen. De zaaden
koelen beneden + 5 C.
Gewassen waar dat toegepast wordt zijn: Aquilegia, Campanula carpatica, Dictamnus, Gentiaan,
Gypsophila, Helleborus niger, Incarvillea, Kniphofia, Oenothera missouriensis, Platycodon, Primula
elatior, Rudbeckia fulgida'Gold Sturm', Saponaria ocymoides, Trollius europaeus, Viola odorata en
Yucca.
Licht- en donkerkiemers:
Hiertoe worden de zaden gerekend die ongeschermd tot kieming komen en donkerkiemers die juist
in het donker het best kiemen. Lichtkiemers zijn o.a.Achillea, Asclepias, Aster, Erigerion, Papaver,
Silene, en Stachys .
Tot de donkerkiemers kunnen worden gerekend: Aconitum, Delphinium, Helleborus en Lupinus.
pagina 5 van 14
Snelle kiemers.
Kemerkend van deze zaden is o.a. het feit dat ze over een langere periode tot 8 maanden , zijn te
bewaren. De zaden kiemen onder normale vochtige omstandigheden, vlot na het zaaien in een bak,
in de kas of buiten in de volle grond.
Voorbeelden zijn: Alyssum, Arabis, Cerastium, Echinops, Eryngium, Papaver nudicaule.
Moeilijk kiemende zaden:
Een aantal zaden van de vaste planten behoordend tot de families van de" Ranonculaceae" zoals:
Cimicifuga, Delphinium, Helleborus, "Primulaceae" zoals: Primula soorten
"Umbelliferae" zoals: Heracleum, Eryngium. de "Papaveraceae" zoals: Corydalis, Dicentra staan
bekend als moeilijke kiemers.
Soms gebeurd het, dat de zaden een jaar over blijven liggen en pas het jaar na het zaaien kiemen.
Moeilijke kiemers worden vaak met succes gezaaid zodra de zaden rijp zijn.
Uit voorgaande moge blijken dat de kennis van de plant, de eigenschappen van het zaad, de tijd
tussen zaaien en opkomst van grote invloed is op het te verwachten percentage kiemende zaden.
Vaak is echter zeer veel te verklaren als men het natuurlijke verspreidingsgebied van de soort kent.
Problemen qua soortechtheid kunnen ontstaan bij het zaaien van Delphinium hortorum, Astilbe
arendsii, Chrysanthemem maximum hybriden, Monarda didima hybriden e.a. Deze gewassen zijn
door het kruisen van meer soorten ontstaan.
2.
Stekken.
We maken hierbij onderscheid naargelang de delen die hierbij gebruikt worden:
1 Scheutstek. Topstek.
Hielstek.
Tussenstek.
2 Wortelstek.
3 Bladstek.
2.1 Scheutstek.
Hiervoor neemt men vaak de grondscheuten van gezonde, geselecteerde soortechte
moederplanten, dit zijn jonge scheuten, die uit de onderaardse delen te voorschijn komen. Men kan
dit op de volgende manieren doen:
a Door de planten buiten te laten staan en in het voorjaar de scheuten er af te
halen o.a. Dicentra, Delphinium.
b Door ze na de winter op te nemen, dit gebeurt bij plan ten met holle stengels
en dan van de wortels te scheuren (hielstek).
c Door ze in de bak te plaatsen. Men kan dan eerder beginnen met de
stekproduktie en zodoende het rendemend van de moer verhogen.
d We kunnen de moerplanten in een kas uit planten en in het voorjaar regelmatig stek afnemen.
2-2 Wortelstek.
a Als men een plant door wortelstek wil vermeerderen moet deze knoppen op de wortel hebben, of
gemakkelijk vormen,. Het maken van een wortelstek wordt in de winter gedaan.
Om dit in die tijd te kunnen doen neemt men de plant in de maand oktoner\november op en
bewaard ze vorstvrij.
Om het rendemend te verhogen plaats men de planten wel vroegtijdig in de kas. Bij deze methode
kan men meer knoppen tot uitlopen dwingen en blijven meer knoppen in takt.
Het aantal stekken wat men kan nemen varieert sterk van geslacht tot geslacht.De Anemone
japonica levert bijvoorbeeld veel stek ,terwijl Papaver orientale er weinig levert. De lengte van de
wortelstek bedraagt ongeveer 6 tot 8 cm.
b. Nog een ander methode van vermeerdering d.m.v. wortelstek. We gaan de moederplanten
scheuren voor het oppotten of uitplanten.
pagina 6 van 14
Dit scheuren en oppotten gebeurt in de maanden november\ december.Bij het oppotten moeten de
wortels ingesnoeid worden. De wortelstukken worden in stukjes van 7 cm gesneden.Deze stukjes
worden gedurende de winter in kisten gemengd met scherp zand en afgeschemd in de schuur
weggezet i.v.m.
- Verdrogen.
- bevriezen.
- broeien.
- te vroeg uit lopen.
De stukjes wortel kunnen adventief knoppen vormen en in het voorjaar april\mei op bedden
uitgestrooid worden (buiten) .
De bedden:
- eerst frezen eventueel ontsmetten.
- wortelstukjes uitstrooien.
- onderstoppen met zand 2cm.
De planten worden het volgende jaar gerooid en opgepot.
Het resultaat van deze methode is dat 80 - 90 % slaagd.
Phlox, Echinops, Papaver, Eryngium, Hemerocallis.
2-3 Bladstek.
Dit komt bij de vermeerdering van vaste planten weinig voor.
Sedum en sempervivum en Tolmia worden zo vermeerderd.
Bladstek wordt genomen van volledig ontwikkelde bladeren. De bestrijding van Botrytis en
grondschimmels op en in het stekmedium zal vooral preventief moeten zijn gezien de kruidachtige
structuur van het blad.De blaadjes worden in kistjes gezet en in de kas of bak geplaatst om te
bewortelen. Na voldoende beworteling worden deze gepoot of gepot.
3
Scheuren.
Vermeerdering door scheuren.
De eenvoudigste manier van vermeerdering is het splitsen van een plant in meerdere delen. De op
deze wijze verkregen jonge planten worden scheurlingen genoemd.
Om een plant te scheuren maakt men gebruik van een snoeimes of snoeischaar.
Planten die door scheuren worden vermeerderd hebben de volgende eigenschappen:
A Ze vormen ondergrondse uitlopers b.v.aardbei, Ajuga, grassen.
Ze vormen bovengrondse uitlopers b.v. Pachysandra,
B Ze vormen rhizomen (wortelstokken) zoals Iris, Physalis, Convellaria.
C Ze vormen meerdere stengels zoals Aesculus parviflora, Erica, Vinca.
D Sommige gewassen met een penwortel b.v. Alyssum dictamnus, Eremurus,
Gentiana en Gypsophila met vlezige
wortel zoals Incarvillea, linum en
Platycodon.
De nieuwe planten zijn indentiek aan de moederplanten, d.w.z. dat het zeer belangrijk is dat men
van soortechte en gezonde planten uitgaat.
pagina 7 van 14
Het scheuren.
Als de planten gerooid zijn, worden de wortels goed uitgeklopt. Van de buitenste, meest
groeikrachtige delen van de plant worden met de hand of m.b.v. een snoeimes delen met wortels
en ogen gescheurd.De wortels worden ongeveer tot handbreedte ingekort.
Er moet steeds op worden gelet dat het afgescheurde deel is voorzien van een of meer ogen en
met zodanig veel wortels dat hergroei mogelijk is.
Tijd van scheuren.
Als de plant in rust is. Meestal wordt gescheurd tussen december en januari.Dit is een gunstig
tijdstip vanwege de benutting van de arbeid tijdens de wintermaanden.
De moerplanten worden voor de vorstperiode van het veld gerooid en in kisten vorstvrij bewaard of
buiten opgekuild onder geperforeerde foli. Ze worden afgedekt met turf en scherp zand om
uitdrogen tegen te gaan. Na het scheuren kunnen de afgescheurde delen(scheurlingen) evenals de
moerplanten ook vorst
vrij bewaard worden.
Om tot een betere werkverdeling te komen , beschikt een aantal vasteplanten kwekers over een
koelcel op het bedrijf. Hierdoor is het mogelijk om reeds voor de winter een deel van de vasteplanten te rooien en deze tijdelijk in de koelcel bij een temperatuur van 1 C te bewaren. Ongeacht
de weersomstandigheden kunnen de planten gescheurd worden.De scheurlingen kunnen dan in het
voorjaar op tijd geplant worden.
De delen kunnen ook in februari- maart worden opgepot.
Voorjaarsbloeiers worden na de bloei gescheurd. zoals Chrysanthemum Doronicum, Helleborus,
Primula. Trollius.
Vaste planten die voor de winter worden gescheurd, (okt/nov) kunnen voor de winter geplant
worden.b.v.Aconitum, Astilbe, Paeonia.
Met scheuren kan niet tot het voorjaar gewacht worden,de knoppen zijn te ver ontwikkeld en breken
gemakkelijk af.
De scheurlingen van Paeonia worden na het drogen direct in de volle grond uitgeplant. In
tegenstelling tot Astilbe vormen de scheurlingen van Paeonia reeds voor de winter nieuwe wortels.
4
Enten.
Cultivars van Gypsophila paniculata (gevuld bloemige) werden door enten vermeerderd(tegenwoordig veel stekken). Als onderstam worden wortels gebruikt van leverbare planten van
Gypsophila paniculata of men maakt gebruik van zaailingen .Gent wordt in Februari-april (kas) of in
september(kas,bak). Bij het enten in het voorjaar wordt enthout verzameld van in de kas geplaatste
en aangetrokken moederplanten. We moeten in de winter bij het enten een temperatuur aanhouden
van 15 C en bij het ingraven van de ent ,de entplaats boven de grond houden.
5
Vitro.
Dit is het produceren van planten uit plantedelen of zaden, op kunstmatige voedingsbodems, onder
steriele omstandigheden in glaswerk.(In vitro is in glas, i.t.t vivo is in de grond)
In vitro- vermeerdering behoort volgens de definitie dus niet zonder meer tot vegetatieve
vermeerdering, want ook het zaaien in vitro in mogelijk. Voor de vegetatieve vermeerdering in-vitro
is in principe ieder planten deel bruikbaar(stukje blaed, stukje stengel, een scheutje, een stukje
wortel, een bloemonderdeel etc).
In vitro-vermeerdering dient te geschieden onder steriele omstandigheden, dus vrij van
ziektekiemen, omdat een eventueel aanwezige schimmel in de klimaatcel een ideaal klimaat vindt
om zich snel en ongestoord te kunnen vermeerderen.
Deze vermeerderingsmethode wordt ook toegepast om virusvrij plantmateriaal te krijgen.
De vermeerdering in vitro wordt in een laboratorium gedaan door spicialisten.
pagina 8 van 14
Naast de vele voordelen ,zouden de nadelen van in vitro-vermeerdering gemakkelijk over het hoofd
kunnen worden gezien.De mutatiefrequentie is aanzienlijk hoog. En omdat dit verreweg ongunstige
mutaties zijn, hebben we hier met een belangrijk nadeel te doen. Ook het verkrijgen van een juiste
voedingsbodemsamenstelling en het zeer specialistische werk voor een groot assortiment met vaak
kleine aantallen kunnen worden gezien als nadelen.Gewassen die al in wat aantallen in vitovermeerderd worden zijn:
Het hosta assortiment, Astilbes,
Aflevering.
De planten welke in het voorjaar zijn opgepot kunnen in het zelfde najaar afgeleverd
worden.Restanten kunnen rustig overwinteren. Voorwaarde is dat deze niet te vochtig worden. Om
dit te voorkomen kan men een plastic tunnel over de plantenrijen plaatsen. De normale gewassen
zijn weinig gevoelig voor vorst. In het voorjaar uitkijken, dat de pas uitgeschoten planten niet
bevriezen eventueel afdekken met plastic.
Vaste polanten die een speciale voorziening vragen.
De meeste vaste planten groeien onder" normale" omstandigheden optimaal . Andere stellen echter
bijzondere eisen.
Voorbeelden zijn:
1 Planten voor uiterst droge grond.
2 Planten voor uiterst natte grond.
3 Schaduwplanten.
4 Alpina planten.
5 Rotsplanten.
6 Waterplanten.
7 Varens.
8 Grassen en Bamboe.
9 Aardorchideëen.
1. Planten voor een uiterst droge grond.
Anaphalis triplinervis
Centaurea dealbata.
Eryngium planum
Euphorbia polychroma
Geranium
Gypsophila paniculata
Nepeta faaseni
Oenothera fruticosa
Saponaria officinalis
Verbascum
2 Planten voor een uiterst natte grond.
Anemone nemorosa.
Astilbe
Cimicifuga
Euphatorium
Gentiana
Hosta
Iris kaempferi
Primula
Ranunculus
Senecio
Thalctrum aquilegifolia
Trollius
pagina 9 van 14
3 Schaduwplanten.
Dit zijn planten die met name in de schaduw groeien
Enkele voorbeelden zijn:
Aconitum napellus
Ajuga reptans
Carex sylvatica
Dicentra
Epimedium
Filipendula
Hosta
Polimonium reptans
Primula
Pulmonaria
Varens
Vinca
4 Alpine.
De alpine zijn niet afkomstig uit het alpen gebied, maar uit het hooggebergte van klein AZië,
Griekenland, Zwitzerland, Apenijnen en pyreneëen.
Doordat deze planten uit het hooggebergte komen groeien ze onder zeer bijzondere
omstandigheden.De alles beheersende factor is het licht.De zonnestralen bevatten in deze ijlere
lucht meer ultraviolette stralen (4 x zo veel). Dit ultraviolet licht heeft een remmende werking op de
lengte groei..Hieruit kan men de bijzonder habitus van deplant(Alpine) afleiden.De kenmerken van
deze alpine zijn:- Korte geledingen.
- Bossige groei.
- Felle kleur.
Ook de kosmische straling (radioactive straling) is in het hooggebergte veel groter. Misschien is dat
de oorzaak van de grote vormen rijkdom in de alpine (mutaties).
Eisen aan de bodem.
- 1 Vochthoudende gedraineerde bodem (in het natuurlijke groeigebied smeltende
sneeuw).
- 2 Voldoende luchtvochtiheid.
- 3 Ieder geslacht stelt zijn eigen eisen, voor de meeste een steenachtig
grondmensel.
- 4 Een zonnige standplaats.
pagina 10 van 14
5 Rotsplanten.
Rotsplanten zijn kruipende laag blijvende planten welke op rotsen en muurtjes groeien. De meeste
bloeien in het voorjaar.De opkweek van het grote assortiment is vrijwel gelijk aan die van de
gewone vaste planten. Men moet er echter op bedacht zijn, dat ze zeer vochtgevoelig zijn.
Grondsoort.
Ze vragen een lichte zandige bodem. Klei en veen zijn ongeschikt. In zand vertonen deze planten
een aannemelijke betere groei.
6 Varens.
Voor de teelt van varens moet men de beschikking hebben over een verwarmde kas. Dit houdt
verband met de manier van vermeerdering. Dit gebeurt d.m.v. sporen.Er wordt gezaaid in
gestoomde grond welke men in ontsmette kistjes heeft gedaan. Zodra deze sporen kiemen en de
jonge plantjes verschijnen, hebben deze een hoge luchtvochtigheid nodig en een hoge temperatuur. Uit de sporen ontstaat de voorkiem, hierop ontstaan mannelijke en vrouwelijke
bevruchtigingsorganen (lijkt op mos), daaruit zien we het jonge plantje te voorschijn komen.
Men kan de sporen van de varens zelf oogsten en wel door de sporen dragende blderen af te
snijden en deze koel in zakken te bewaren. Zodra de bladeren droog zijn schudt men deze flink ,
zodat de sporen van de bladeren vallen. We zoeken nu de bladresten er uit en de sporen blijven
over. Deze zijn gedurende een korte tijd kiemkrachtig. Nog een andere methode van vermeerdering
is het afleggen van de bladeren of het afscheuren van uitlopers. Het scheuren van de varen is
praktisch onmogelijk (is duur), alleen bij oude planten.
7 Grassen en Bamboe soorten.
Vlak boven de stengelknoop hebben grassen iets heel merkwaardigs. In het weefsel boven de
knoop is een apart soort weefsel, dat in staat is vrij snel door de deling tot celvorming en
weefselvorming te komen Het id deelweefsel of meristeem. Het succes van de grassenfamilie is
gelegen in de combinatie van twee systemen:-De ondergrondse stengel uitlopers.
- De meristemen bij knoop en voetblad.
De vermeerdering gebeurt dan ook door scheuren.
We moeten oppassen voor vermenging van de soorten.
Bamboe-soorten worden nog weinig in Nederland gekweekt.
Deze worden ingevoerd.
8 Aardorchideëen.
Over de teelt van deze planten is nog zeer weinig bekend, dit is dan ook weggelegd voor echte
liefhebbers.
We zien ze nog maar spooradisch op vaste planten kwekerijen en deze worden op bestelling
geleverd.
De meeste soorten zijn beschermd maar worden vaak in de natuur meegenomen.
9 Water en oeverplanten.
De vermeerdering van echte waterplanten geschiedt door scheuren.Daarnaast kunnen
verschillende oeverplanten (waterplanten) d.m.v. zaaien worden vermeerderd Tot de waterplanten
behoren planten die in en onder waterleven.Bovendien zijn er soorten die weliswaar niet in het
water groeien,maar toch in een natte bodem op de grens van water en land.
Omdat de waterspiegel de ene maand hoger kan zijn dan de andere, staan ze dan geheel onder
water maar ook wel eens droog. Deze vrienden van de modder noemen we moerasplanten en zij
vormen de bekoring van de oevers van vennen en plassen, sloten en kanalen, overal waar niet
sterk stromend water is.
Veel water planten worden in mei vermeerderd door scheuren. Zaaien vindt plaats in potten die
onder een klein laagje water worden gezet.
pagina 11 van 14
1. Geef aan wat een vaste plant is?
2. Op welke eigenschappen kunnen we vaste planten ingedeeld worden ?
3. Geef de werkwijze aan van het verjongen van een bloemborder m.b.t. scheuren.
4. Op welke eigenschappen van planten moet je letten als je een bloemborder
maakt ?
5. Wat kun je doen om erachter te komen wat voor soort bemesting je moet doen
op een bepaalde grondsoort ?
6. Geef 3 manieren om vaste planten te vermeerderen.
pagina 12 van 14
LESOPDRACHTEN OVER VASTE PLANTEN
Hulpmiddelen:
Planten in de les
Schooltuin
Plantenlijst 4100
Boek: De Tuinplantengids
LET OP: DE VOLGENDE OPDRACHTEN WORDEN UITGEWERKT OP DE
WERKBLADEN WAAROP JE DE WETENSCHAPPELIJKE NAMEN AL HEBT INGEVULD.
113. Achillea 'Coronation Gold'
Deze cultivar komt niet in het boek voor, maar de beschrijving voor Achillea
filipendulina klopt ook goed voor deze plant. Zoek deze beschrijving op.
Bekijk de plant. de bloemen zijn gerangschikt in hoofdjes en de deze op hun
beurt weer in tuilen. Een tuil is iets anders als een scherm. Bekijk figuur 5
op blz 48 in de plantenlijst. Teken de tuil in lengte doorsnede.
Noteer de kleur van de bloemen zo precies mogelijk.
Geef een korte beschrijving van het blad (vorm en kleur). Tekenen mag ook.
Geef in enkele woorden de toepassing van deze plant. Noem een plant waarmee
deze plant in de border is te combineren.
115. Achillea millefolium cultivars
Deze plant is niet aanwezig op de schooltuin maar kan geleerd worden uit het
boek.
Wat is de Nederlandse naam? Zoek de vertaling van millefolium op in de
plantenlijst.
De wilde soort van deze plant (Achillea millefolium) komt in Nederland
algemeen in bermen voor. De samengestelde bladeren zijn heel fijn verdeeld
en wit. Neem deze gegevens over en bekijk de wilde soort, indien aanwezig.
Geef de kleuren bloemen die bij de verschillende cultivars voorkomen (boek).
126. Aruncus dioicus
Zoek de plant in het boek op. Wat is de Nederlandse naam?
Wat betekent dioicus? Wat wordt daarmee bedoeld (zie lijst van termen in de
plantenlijst)? Noteer de bloemkleur van een mannelijke en van een
vrouwelijke plant.
Bekijk de plant. Deze is uitgebloeid. Beschrijf het (samengestelde) blad.
Op welke plaats in de border hoort deze plant thuis?
151. Coreopsis verticillata
Zoek Coreopsis verticillata in het boek op. Wat is de Nederlandse naam?
Bekijk een bloemhoofdje van deze cultivar. Teken het in bovenaanzicht en
schrijf de kleur erbij.
Bekijk een stukje stengel met blad. En beschrijf of teken dit.
Vertaal het woord
verticillata (plantenlijst).
Klopt deze bladstand eigenlijk wel als je het goed Bekijkt?
Lees Toepassing in het boek en kies de belangrijkste zin. Noteer deze.
pagina 13 van 14
173. Geranium endressii
Wat is de Nederlandse naam?
Teken de bloem en zet de kleur erbij.
Bekijk het blad goed. De Geranium soorten zijn met behulp van het blad goed
van elkaar te onderscheiden. Teken het blad of schrijf de kenmerken op.
Noteer de toepassing: borderplant en bodembedekker. Deze plant kan overal
groeien.
Romke van de Kaa: " Plant je er 3 dan heb je na een jaar 3 m2". Welk nadeel
zit er aan de toepassing als borderplant? Noteer dit.
192. Kniphofia 'Alcazar'
Wat is de Nederlandse naam?
Deze plant kan beter als Kniphofia cultivars geleerd worden.
Vervang het woord Alcazar door cultivars.
Zoek de plant in het boek op. Welke kleuren komen voor? Noteer deze.
Bekijk de bloemen in het boek. Hoe is de stand van de bloemen? Verklaar de
Nederlandse naam.
Bekijk een blad en teken dat.
Wat is de belangrijkste toepassing?
197.
-
Liatris spicata 'Kobold'
Bekijk de plant. Deze is nu uitgebloeid. Wat is de bloeitijd (boek)?
Bekijk de bladeren en maak een tekening van een stukje stengel met blad.
Lees de Beschrijving in het boek. Wat is het bijzondere van de manier van
bloeien? Zie ook de foto. Schrijf deze eigenschap op.
Wat is de bloemkeur? Schrijf deze in je eigen woorden op.
Geef twee toepassingen.
201. Lupinus cultivars
Wat is de Nederlandse naam?
De bloeitijd is mei-juni (noteren). Bekijk de tros met peulen. Teken deze.
De plant zaait gemakkelijk uit. Op de schooltuin is dat gebeurd. Aan de
andere kant van het pad staat een uitgezaaide plant die nu bloeit. Bekijk dat.
Verklaar de latere bloeitijd van de zaailing.
Teken het typische Lupine blad.
Wat is de toepassing?
pagina 14 van 14
Download