H1 1 KBL Getallen Decimale getallen 1. Bekijk het getal 6102,543. a. Hoeveel cijfers achter de komma heeft dit getal? ____________________ b. Hoeveel duizendtallen komen er in dit getal voor? ___________________ c. Hoeveel honderdsten komen er in dit getal voor? _________________ d. Hoeveel keer zo groot wordt dit getal als je de komma één plaats naar rechts verschuift? ____________________________________________ e. Wat gebeurt er met dit getal als je de komma twee plaatsen naar links verschuift? __________________________________________________ 2. Vul in > of < : a. 5,6 ....... 5 e. 0,3 ........ 0,03 b. 8,2 ....... 9 f. 12 + 18 ..... 31 c. 0,5 ....... 0,501 g. 8 x 7 ...... 60 d. 1,34 ..... 1,40 h. 0,3 ........ 0,29 3. Hieronder zie je acht getallen. 2,3 ; 2,32 ; 2,95 ; 2,4 ; 2,281 ; 2,43 ; 4,23 ; 4,32 a. Schrijf de acht getallen op van klein naar groot. _________________________________________________________ ___________________________________________________________ b. Hoeveel van deze getallen hebben twee cijfers achter de komma? ______ 1 Stedelijk College Eindhoven Avignonlaan versie 14042014 [Geef tekst op] Hoofdstuk 1; Getallen 4. Schrijf de juiste getallen bij de pijltjes. Alle getallen hebben één of twee cijfers achter de komma. Grote getallen 5. Schrijf steeds de waarde op van het cijfer 5 in de volgende getallen. a. 450: _________________________________________________ b. 5632,7: _______________________________________________ c. 125,12: _______________________________________________ d. 27,05: ________________________________________________ e. 67,5: _________________________________________________ f. 7508: _________________________________________________ 6. Schrijf de waarde op van alle cijfers van het getal 3455,67. ______________________________________________________ ______________________________________________________ 7a. In de aanbieding betaal je voor 100 dvd’s 116 euro. Wat kost één dvd? _________________________________________________ b. Eén kiwi weegt ongeveer 0,075 kg. Hoeveel kg wegen 1000 kiwi’s? _____________________________________________________ 2 Stedelijk College Eindhoven Avignonlaan versie 14042014 Hoofdstuk 1; Getallen Breuken 8. Vereenvoudig de breuk. a. 3 = 12 b. 20 = 24 c. 24 = 30 d. 16 = 20 e. 27 = 81 f. 16 = 56 g. 48 = 32 h. 3 = 24 9. Reken de volgende sommen uit. a. 1 + 1 = e. 3 5 – 1 2 = 3 2 7 5 b. 2 2 + 3 = f. 7 x 18 = 6 5 6 9 c. 2 : 1 = g. 6 – 2 = 3 4 9 28 d. 1 5 x 2 = h. 1 : 1 1 = 6 3 6 3 10. Wat is meer? Omcirkel het juiste antwoord. 11. Bereken a. 2 van de 159 = ______________________________________________ 3 b. 3 van de 450 = ______________________________________________ 5 c. 2 van de 3636 = _____________________________________________ 9 12. Een grasmaaier kost normaal € 81,00. Wat kost deze nu in de aanbieding? ________________________________________________ 3 Stedelijk College Eindhoven Avignonlaan versie 14042014 [Geef tekst op] Hoofdstuk 1; Getallen 13. Op het Gelderland College zitten 800 leerlingen en 96 docenten. a. Van de leerlingen is 7 een meisje. Hoeveel meisjes zijn dat? 10 _______________________________________________________ b. Hoeveel jongens zitten er op deze school? _____________________ c. Van de docenten geeft 3 deel les aan de brugklas. 8 Hoeveel docenten zijn dat? _________________________________ d. Welk deel van de docenten geeft geen les aan de brugklas? _______ ________________________________________________________ Verhoudingstabel 14. Welke tabellen zijn verhoudingstabellen? Schrijf er ook naast waarom het wel of geen verhoudingstabel is. 4 Stedelijk College Eindhoven Avignonlaan versie 14042014 Hoofdstuk 1; Getallen 15. Een supermarkt heeft een aanbieding: Calvé mayonaise: 500 gram voor € 1,98. Hoeveel kost een pot van 700 gram? aantal gram 500 prijs 1,98 1 700 16. Bij de buurtsuper hebben ze twee soorten hondenvoer. Totaalvoer kost € 3,00 en er zit 5 kg in een zak. Bereken de prijs van een zak van 3 kg? 5 aantal kg 5 prijs 3,00 Stedelijk College Eindhoven Avignonlaan versie 14042014 [Geef tekst op] 1 3 Hoofdstuk 1; Getallen 17. Een pot Chocopasta van 400 gram kost € 1,20. Een pot Choco-Choco kost € 1,60. Er zit 500 gram in. Welk merk chocoladepasta is het voordeligst? aantal gram 400 prijs 1,20 1 500 _____________________________________________________________ 18. De nagellakremover van het merk Drogist kost € 3,60 voor 150 ml. Bij de Weektoppers kun je nagellakremover kopen voor € 2,50. Er zit dan 100 ml in het potje. Welke is goedkoper? aantal ml 150 prijs 3,60 1 100 _____________________________________________________________ 19. Op de markt kun je 10 tulpen kopen voor € 7,50. In een supermarkt betaal je voor 15 tulpen € 10,00. Bij wie zijn de tulpen het voordeligst? aantal tulpen 10 prijs 7,50 1 15 ___________________________________________________________________________________ 6 Stedelijk College Eindhoven Avignonlaan versie 14042014 Hoofdstuk 1; Getallen Samenvatting Gehele en decimale getallen: Je hebt hele getallen: bijvoorbeeld 7 of 23 of 100. Je hebt ook getallen met een komma: bijvoorbeeld 0,4 of 12,5 of 23,75. 0,4 spreek je uit als 0 komma 4. De cijfers achter de komma heten decimalen. 0,4 en 12,5 hebben één decimaal. 23,75 heeft twee decimalen. 0,4 en 12,5 en 23,75 heten decimale getallen. 8 x 100 = 800 2x1=2 3 x 10 = 30 8 x 0,01 = 0,08 4 x 0,1 = 0,4 5 x 0,001 = 0,005 * Groter, kleiner of gelijk Er bestaan tekens voor groter dan, kleiner dan en gelijk aan. Het teken < betekent is kleiner dan. Het teken > betekent is groter dan. Het teken = betekent is gelijk aan. 4<7 betekent 4 is kleiner dan 7 18>17 betekent 18 is groter dan 17 2+4 = 6 betekent 2+4 is gelijk aan 6 7 Stedelijk College Eindhoven Avignonlaan versie 14042014 [Geef tekst op] Hoofdstuk 1; Getallen Grote getallen: Getallen bestaan vaak uit meerdere cijfers. Elk cijfer heeft een waarde. De plaats van elk cijfer geeft de waarde aan. Het getal 123 456,789 bestaat uit 9 cijfers. 1 1 x 100 000 = 100 000 grote getallen 2 2 x 10 000 = 20 000 duizend = 1000 3 3 x 1000 = 3000 honderdduizend = 100 000 4 4 x 100 = 400 miljoen = 1 000 000 5 5 x 10 = 50 miljard = 1 000 000 000 6 6x1=6 7 7 x 0,1 = 0,7 8 8 x 0,01 = 0,08 9 9 x 0,001 = 0,009 Breuken: Het figuurtje hiernaast is verdeeld in 9 even grote stukken. 1 van de 8 is zwart ingekleurd. Voor 1 van de 8 schrijf je ⅛. Drie van de 8 stukjes zijn licht ingekleurd. Voor 3 van de 8 schrijf je 3 . 8 Teller Breukstreep Noemer * Vereenvoudigen Zes van de acht vlakken zijn gekleurd. Hierbij hoort de breuk 6 8 De breuk 6 kun je vereenvoudigen tot 3. 8 4 Bij het vereenvoudigen van breuken deel je teller en noemer door hetzelfde getal. De teller 6 en de noemer 8 kun je allebei door 2 delen. Voorbeeld: 8 = 1 32 4 * Deel van een geheel: Op een school zitten 700 leerlingen. 3 deel van de leerlingen zit in de 10 brugklas. Dit zijn 3 x 700 = 210 leerlingen. 10 8 Stedelijk College Eindhoven Avignonlaan versie 14042014 Hoofdstuk 1; Getallen Afronden: Soms is schatten genoeg: Ik heb ongeveer 10 km gefietst. Maar soms wil je het nauwkeuriger weten. Toch zal je het niet altijd precies weten en zal je het antwoord af moeten ronden. Voor het afronden is het cijfer dat komt NA het af te ronden getal. 0, 1, 2, 3 en 4 blijven zo, maar bij 5, ,6 ,7 ,8 en 9 wordt het +1! Afronden op helen Afronden op 1 decimaal Afronden op 2 decimalen Afronden op 3 decimalen Afronden op 4 decimalen 3,293548 wordt 3 3,293548 wordt 3,3 3,293548 wordt 3,29 3,293548 wordt 3,294 3,293548 wordt 3,2935 3,716281 wordt 4 3,716281 wordt 3,7 3,716281 wordt 3,72 3,716281 wordt 3,716 3,716281 wordt 3,7163 Verhoudingen: 9 Stedelijk College Eindhoven Avignonlaan versie 14042014 [Geef tekst op] Hoofdstuk 1; Getallen * Prijsbereken: Het oplossen met een tabel bestaat uit zes stappen: Stap 1: Maak een tabel Stap 2: Zet je ‘vraag’ onderin de tabel en het andere gegeven bovenin. Stap 3: Zet wat je weet in de tabel. Stap 4: Reken uit wat je voor 1, 10, 100 of een ander ‘handig’ getal nodig hebt. Stap 5: Reken het gevraagde uit. Stap 6: Schrijf in een zin het antwoord van de vraag op. Voorbeeld: Voor 120 gram ham betaal je € 3,00. Hoeveel betaal je voor 180 gram ham? X18 : 12 Gewicht in gram 120 10 180 Bedrag in € 3,00 0,25 4,50 : 12 X18 Voor 180 gram ham moet je €4,50 betalen 10 Stedelijk College Eindhoven Avignonlaan versie 14042014 Hoofdstuk 1; Getallen Herhaling 1. Bekijk de getallenlijn. Welk getal hoort bij de pijl? ____________________ 2. Bekijk de getallenlijn hieronder en vul de open plaatsen in. 3. Bekijk de getallenlijn. a. Welk getal ligt precies in het midden tussen 2 en 3? _________________ b. Welk getal ligt precies in het midden tussen 2,1 en 2,5? _______________ c. Welk getal ligt precies in het midden tussen 2,3 en 2,7? _______________ 4. Je ziet zeven getallen. Zet de getallen op volgorde van klein naar groot. 2,45 3,2 3,15 1,95 4 4,15 ……… ……… ……… ……… 4,05 ……… ……… ……… 5. In de schoolkantine kun je van alles kopen. Je koopt: - een Mars van € 0,80 - een blikje cola van € 0,75 - een broodje gezond van € 1,75 a. Hoeveel moet je betalen? ______________________________________ b. Je betaalt met een briefje van € 5,-. Hoeveel krijg je terug? ____________ ___________________________________________________________ 11 Stedelijk College Eindhoven Avignonlaan versie 14042014 [Geef tekst op] Hoofdstuk 1; Getallen 6. Van het getal 4 531, 927 heeft het cijfer 5 een waarde van 500. De waarde van het cijfer 2 is 0,02 of 2 honderdsten. a. Wat is de waarde van het cijfer 3? _______________________________ b. Wat is de waarde van het cijfer 7? _______________________________ 7. Vul in < of > a. 12 ........ 18 c. 5,86 .......... 5,9 b. 4,9 ....... 4,89 d. 120:10 ...... 60:4 8. Hieronder zie je zeven keer een rechthoek waarvan een deel gekleurd is. Van de bovenste rechthoek is 1 8 e deel gekleurd en 7 8 e deel niet gekleurd. Schrijf achter de andere rechthoeken welk deel gekleurd is. Schrijf achter iedere rechthoek ook welk deel niet gekleurd is. gekleurd niet gekleurd 1 8 9a. Schrijf als decimaal getal. 1 = ……… 2 4 5 = ……… 7 8 1 = ……… 8 7 = ……… 10 b. Schrijf als decimaal getal. Rond de antwoorden af op 3 decimalen. 6 1 = ……… = ……… 3 5 6 12 = ……… Stedelijk College Eindhoven Avignonlaan versie 14042014 7 4 9 = ……… Hoofdstuk 1; Getallen c. Vereenvoudig de volgende breuken zover mogelijk. 2 4 = ……… = ……… 8 4 8 3 9 6 9 = ……… = ……… = ……… 10. Vul groter (>), kleiner (<) of gelijk (=) in. 2 ……… 5 7 2 7 2 7 7 2 9 1 2 ……… ……… 11a. Reken uit. 1 + 1 = ……… 5 2 5 + 5 2 5 = ……… b. Reken uit. 3 – 1 = ……… 5 3 5 = ……… = ……… = ……… 2 7 2 7 2 7 ……… 2 5 3 5 + 1 – ……… ……… 3 5 3 5 = ……… 3 5 = ……… + 2 5 1 4 3 8 4 14 = ……… 3 5 = ……… 1 c. Reken uit. 1 = ……… 3 × 8 × = ……… 3 × 1 5 4 5 × 250 = ……… × 400 = ……… 4 5 6 7 : 4 = ……… 5 – 5 2 5 10 8 10 4 16 12 16 × 5 2 5 d. Reken uit. 1 × 20 = ……… 5 2 5 × 20 = ……… e. Reken uit. 1 = ……… 3 : 2 1 12 : 3 = ……… – 1 5 3 5 = ……… = ……… = ……… : 2 = ……… 12. Op school zitten 400 leerlingen. 3 4 e deel van de leerlingen komt met de fiets naar school. Hoeveel leerlingen komen op de fiets naar school? ________________________________________ 13. Janneke Noort krijgt per maand € 20,- zakgeld. Van haar zakgeld geeft ze 2 5 e deel uit aan uitgaan. Hoeveel euro geeft Janneke per maand uit aan uitgaan? ___________________________________________________________ 14. Bekijk de getallenlijn. 15 15,1 15,2 15,3 15,4 15,5 15,6 15,7 15,8 15,9 a. Rond af op een geheel getal. 15,3 wordt _________ 15,7 wordt _________ 15,5 wordt _________ b. Rond af op 2 decimalen. 15,234 wordt _________ 15,456 wordt _________ 15,235 wordt _________ 15,452 wordt _________ 15,293 wordt _________ 15,406 wordt _________ 15,298 wordt _________ 15,496 wordt _________ 15. Reken uit. Rond het antwoord af op twee decimalen. a. 16 : 3 ≈ …………… b. 22 : 7 ≈ …………… c. 6 : 9 ≈ …………… d. 25 : 11 ≈ …………… e. 9 : 13 ≈ …………… 16 Stedelijk College Eindhoven Avignonlaan versie 14042014 Hoofdstuk 1; Getallen 16 16a. Je hebt de volgende proefwerkcijfers behaald: 6,5 6,8 4,2 8,3 5,7 Bereken je gemiddelde. Rond af op een geheel getal. _________________________________________________________ _________________________________________________________ b. Je hebt de volgende proefwerkcijfers behaald: 7,7 7,8 7,1 5,3 7,7 Bereken je gemiddelde. Rond af op een geheel getal. _________________________________________________________ _________________________________________________________ 17. Welke van deze tabellen is een verhoudingstabel? Leg je antwoord uit. Gewicht in kg Prijs in € 5 4,50 10 9,00 20 18,00 2 1,80 4 3,60 Gewicht in kg Prijs in € 20 32,00 10 16,00 1 1,80 5 9,00 15 27,00 Gewicht in kg Prijs in € 2 4,50 4 9,00 6 13,50 8 18,00 18a. Voor 4 kg wasmiddel van merk A betaal je € 9,00. Voor 3,5 kg wasmiddel van merk B betaal je € 7,70 Welk merk is het voordeligst? ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ b. Supermarkt A verkoopt 2 kg perssinaasappels voor € 1,99. Supermarkt B verkoopt 15 kg perssinaasappels voor € 18,99 Welke supermarkt is het voordeligst? ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ 17 Stedelijk College Eindhoven Avignonlaan versie 14042014 Hoofdstuk 1; Getallen