Uploaded by tuurcout

Welzijnswetgeving: Uitbouw van een welzijnsbeleid

Uitbouw van een welzijnsbeleid
WELZIJNSWETGEVING
Pieter Collier – AJ 24-25
Inleiding
Belang wetgeving
Art. 33 Welzijnswet
Elke werkgever is verplicht een Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op
het werk op te richten.
Daartoe beschikt iedere werkgever over tenminste één preventieadviseur.
In de ondernemingen met minder dan twintig werknemers mag de werkgever zelf de
functie van preventieadviseur vervullen.
Deze dienst staat de werkgever en de werknemers bij in de toepassing van
maatregelen, die betrekking hebben op het welzijn van de werknemers bij de
uitvoering
van
hun
werk.
Indien de interne dienst niet alle opdrachten die hem krachtens deze wet en de
uitvoeringsbesluiten zijn toevertrouwd zelf kan uitvoeren, moet de werkgever
aanvullend een beroep doen op een erkende externe dienst voor preventie en
bescherming op het werk.
3
Belang wetgeving
Welzijnscodex boek II titel 1: de interne dienst PBW
Hoofdstuk II.- De opdrachten van de interne dienst
Art. II.1-3.- De interne dienst staat de werkgever, de leden van de hiërarchische lijn en de
werknemers bij voor de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen
betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en alle andere
preventiemaatregelen en –activiteiten.
4
Belang wetgeving
• Goed met wetgeving kunnen omgaan is een vereiste maar meteen ook een krachtig
wapen (tegenover alle actoren);
• Conformiteit met de wetgeving is een minimum;
• De leertaken project I houden raadpleging van de wetgeving in;
• Het eindwerk bevat een onderdeel conformiteitsanalyse, en waar mogelijk
ondersteun je steeds door wetgeving.
5
Opzet cursus wetgeving
Opzet van deze module welzijnswetgeving is de behandeling van:
• de welzijnswet;
• wetgeving organisatorische structuren en preventieadviseur (codex);
• wetgeving arbeidsongevallen (codex);
• wetgeving die niet in specifieke modules aan bod komt;
Voor specifieke wetgeving die aan bod komt in andere modules wordt steeds
verwezen naar deze modules
6
Bronnen
• Federale bevoegdheid (wetten en KB’s)
• Zeer sterke invloed van Europese richtlijnen/verordeningen
• Sociale richtlijnen m.b.t. veiligheid en gezondheid op het werk
Art. I.1-1. Welzijnscodex: De codex over het welzijn op het werk is inzonderheid de omzetting van de
richtlijnen van de Europese Unie vastgesteld in uitvoering van artikel 153 van het verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie.
• Economische
gezondheid
richtlijnen/verordeningen:
productnormering
rond
veiligheid
en
Bv. Machinerichtlijn (straks Machineverordening): Machinefabrikanten verschaffen een gebruikshandleiding,
een Verklaring van Overeenstemming en een CE-markering op de machine – dikwijls verwijzend naar een
specifieke norm.
7
Bronnen
• Twee belangrijke federale bronnen:
• De welzijnswet van 4 augustus 1996
https://werk.belgie.be/nl/themas/welzijn-op-het-werk/algemene-beginselen/toelichting-over-de-welzijnswet
• De uitvoering in de welzijnscodex (herziene codex in werking getreden
op 12 juni 2017). Ook genoemd de codex over het welzijn op het werk.
https://werk.belgie.be/nl/themas/welzijn-op-het-werk/algemene-beginselen/codex-over-het-welzijn-op-het-werk
8
Bronnen
• Codex over het welzijn op het werk (welzijnscodex)
• 10 boeken
•
•
•
•
•
•
BOEK I:
BOEK II:
BOEK III:
BOEK IV:
BOEK V:
BOEK VI:
•
•
•
•
BOEK VII:
BOEK VIII:
BOEK IX:
BOEK X:
ALGEMENE BEGINSELEN
ORGANISATORISCHE STRUCTUREN EN SOCIAAL OVERLEG
ARBEIDSPLAATSEN
ARBEIDSMIDDELEN
OMGEVINGSFACTOREN EN FYSISCHE AGENTIA
CHEMISCHE, KANKERVERWEKKENDE, MUTAGENE EN REPROTOXISCHE AGENTIA EN AGENTIA MET
HORMOONONTREGELENDE EIGENSCHAPPEN
BIOLOGISCHE AGENTIA
ERGONOMIE EN DE PREVENTIE VAN MSA
COLLECTIEVE BESCHERMING EN INDIVIDUELE UITRUSTING
WERKORGANISATIE EN BIJZONDERE WERKNEMERSCATEGORIEËN
https://werk.belgie.be/nl/themas/welzijn-op-het-werk/algemene-beginselen/codex-over-het-welzijn-op-het-werk
9
Bronnen
• Worden behandeld in het vak “veiligheid”:
• BOEK IV: ARBEIDSMIDDELEN
• BOEK V: OMGEVINGSFACTOREN EN FYSISCHE AGENTIA
• BOEK IX: COLLECTIEVE BESCHERMING EN INDIVIDUELE UITRUSTING
10
Bronnen
• Worden behandeld in het vak “milieuaspecten & gevaarlijke stoffen”:
• BOEK VI:
CHEMISCHE, KANKERVERWEKKENDE, MUTAGENE EN REPROTOXISCHE AGENTIA EN AGENTIA
MET HORMOONONTREGELENDE EIGENSCHAPPEN
• Evenals:
• Opslagplaatsen ontvlambare vloeistoffen (BOEK III titel V + ARAB art.52);
• Preventie van zware ongevallen (Seveso);
• De Reach en CLP verordeningen.
11
Bronnen
• Worden behandeld in het vak “gezondheids- ergonomische en psychosociale
aspecten”:
• BOEK VII: BIOLOGISCHE AGENTIA
• BOEK VIII: ERGONOMIE EN DE PREVENTIE VAN MSA
12
Bronnen
Het ARAB
• Het ARAB (algemeen reglement voor de arbeidsbescherming) is de voorloper van de
Welzijnscodex. Het is de bundeling van uitvoeringsbesluiten die tussen 1947 en 1993 tot
stand zijn gekomen.
• Een aantal bepalingen zijn nog niet overgebracht naar de Welzijnscodex en zijn nog volledig
van kracht (zie volgende slide).
• Een aantal andere bepalingen gelden alleen nog als overgangsbepaling, in principe voor
oude installaties en toestellen.
• Een overzicht is terug te vinden op de website van FOD WASO onder het tabblad “Overzicht
van de verschillende bepalingen van het Algemeen Reglement voor de
Arbeidsbescherming”
https://werk.belgie.be/nl/overzicht-van-de-verschillende-bepalingen-van-het-algemeen-reglement-voor-de-arbeidsbescherming
13
Nog geldende bepalingen ARAB
14
Artikel
Onderwerp
28
Toepassingsgebied van het ARAB
44ter1 en 2
Verbod zich onder een bepaalde last te begeven en stabiliteit van toestellen
51
Voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van ongevallen door gevaarlijke stoffen
52
Constructievoorschriften ter voorkoming van brand
53
Werkzaamheden op plaatsen met gevaarlijke gassen (maatregelen ter voorkoming van
verstikking en reddingsmaatregelen)
54
Verbod om een rustpauze te nemen op gevaarlijke plaatsen
54ter
Afgezonderd tewerkgestelde werknemers
148decies1
Maatregelen ter voorkoming van hinder (onder meer beroep op erkend laboratorium)
280 – 281quater
Keuring bij ontvangst en periodieke keuring
282 - 283
Kabelbanen
323.1 en 323.2
Controles van centrifuges
341bis - 348
Aanbrengen van verf of van een bedekking
363bis
Laden en lossen van tankwagens
433bis - 438
Bouw- en onderhoudswerken
452 - 453
Bepalingen van toepassing op werkbakken opgehangen aan een hijskraan
453bis
Gebruik van bepaalde stellingen enkel door bekwame werknemers
455
Hefwerktuig gebruikt op een stelling
457 - 458
Platformen en bruggetjes
462
Werken op daken
462bis –
462duodecies
Fabrieksschoorstenen
463
Gewelfbogen
464
Slopingswerken
466 - 468
Algemene voorzorgen bij bouwwerken waaronder de verplichting voor bedieners van een
torenbouwkraan om over een getuigschrift te beschikken (art 467bis) en redding bij
verdrinkingsrisico (art 468)
525 - 550
Vervoernijverheid
565 -574ter
Garages met uitzondering van artikel 570 dat een overgangsbepaling bevat voor
dommekrachten die op de markt werden gebracht en in gebruik genomen voor 31 december
1994
723bis15
Verbodsbepalingen gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen
Bronnen
Belangrijke vindplaatsen:
•
Website Federale overheidsdienst Werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg (FOD WASO)
•
•
Website Belgisch kenniscentrum over Welzijn op het Werk (BeSWIC)
•
•
•
https://www.beswic.be/nl
Elektronische databank senTRAL (ebib Hogent)
Website Provinciaal VeiligheidsInstituut Antwerpen (PVI)
•
15
https://werk.belgie.be/nl/themas/welzijn-op-het-werk
https://www.ap.be/veiligheidsinstituut/informatiecentrum
De welzijnswet
De welzijnswet - opbouw
De welzijnswet bevat volgende hoofdstukken:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
17
HOOFDSTUK I:
HOOFDSTUK II:
HOOFDSTUK IIBIS:
HOOFDSTUK III:
HOOFDSTUK IV:
BUITENAF
HOOFDSTUK V:
HOOFDSTUK VBIS:
HET WERK
HOOFDSTUK VI:
HOOFDSTUK VII:
HOOFDSTUK VIII:
HOOFDSTUK IX:
HOOFDSTUK X:
HOOFDSTUK XI:
HOOFDSTUK XIBIS:
TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
ALGEMENE BEGINSELEN
SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE ONDERNEMINGEN MET BEPAALDE RISICOVOLLE ACTIVITEITEN
BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE TEWERKSTELLING OP EENZELFDE ARBEIDSPLAATS
BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE WERKZAAMHEDEN VAN ONDERNEMINGEN VAN
BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE DE TIJDELIJKE OF MOBIELE BOUWPLAATSEN
BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE GEWELD, PESTERIJEN EN ONGEWENST SEKSUEEL GEDRAG OP
PREVENTIE- EN BESCHERMINGSDIENSTEN
DE HOGE RAAD VOOR PREVENTIE EN BESCHERMING OP HET WERK
HET COMITÉ VOOR PREVENTIE EN BESCHERMING OP HET WERK
AAN DE ORGANEN GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
BEROEP BIJ DE ARBEIDSRECHTBANKEN
TOEZICHT EN STRAFBEPALINGEN
MAATREGELEN OM DE HERHALING VAN ERNSTIGE ONGEVALLEN TE VOORKOMEN
De welzijnswet - toepassingsgebied
Art. 2.- § 1. Deze wet is toepasselijk op de werkgevers en de werknemers.
• Veronderstelt onder gezag arbeid verrichten
• Voor de toepassing van deze wet worden gelijkgesteld met:
1° werknemers:
a) De personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten
onder het gezag van een ander persoon;
Ambtenaren werken in statutair verband en vallen hieronder;
Vrijwillige brandweerlieden ook: geen arbeidsovereenkomst, maar werken wel onder
gezag.
18
De welzijnswet - toepassingsgebied
Art. 2.- § 1. Deze wet is toepasselijk op de werkgevers en de werknemers.
• Veronderstelt onder gezag arbeid verrichten
• Voor de toepassing van deze wet worden gelijkgesteld met:
1° werknemers:
b) de personen die een beroepsopleiding volgen waarvan het studieprogramma voorziet
in een vorm van arbeid die al dan niet in de opleidingsinstelling wordt verricht;
c) de personen verbonden door een leerovereenkomst;
d) de stagiairs;
e) de leerlingen en studenten die een studierichting volgen waarvan het
opleidingsprogramma voorziet in een vorm van arbeid die in de onderwijsinstelling
wordt verricht;
Telkens wordt arbeid verricht als onderdeel van een opleiding, in een gezagsverhouding,
maar zonder arbeidsovereenkomst.
19
De welzijnswet - definities
Art. 3. Definities
• Vb. Arbeidsplaats: “elke plaats waar arbeid wordt verricht, ongeacht of deze zich binnen of
buiten een inrichting bevindt en ongeacht of deze zich in een besloten of in een open
ruimte bevindt”
•
•
20
bv. werkzaamheden op de openbare weg;
Is te onderscheiden van werkpost: de plek waar men werkt, het toestel of het geheel van
uitrustingen waarmee men werkt, evenals de onmiddellijke werkomgeving (art I.1-4 welzijnscodex).
De welzijnswet – algemene principes
Art. 4.
Het welzijn wordt nagestreefd door maatregelen die betrekking hebben op:
1° de arbeidsveiligheid;
2° de bescherming van de gezondheid van de werknemer op het werk;
3° de psychosociale aspecten van het werk;
4° de ergonomie;
5° de arbeidshygiëne;
6° de verfraaiing van de arbeidsplaatsen;
7° de maatregelen van de onderneming inzake leefmilieu, wat betreft hun invloed op de
punten 1° tot 6°.
21
De welzijnswet – algemene principes
Art. 5.
De werkgever past de volgende algemene preventiebeginselen toe:
• risico's voorkomen;
• evaluatie van risico's die niet kunnen worden voorkomen;
• bestrijding van de risico's bij de bron;
• vervanging van wat gevaarlijk is door dat wat niet gevaarlijk of minder gevaarlijk is;
• voorrang aan maatregelen inzake collectieve bescherming boven maatregelen inzake
individuele bescherming;
• aanpassing van het werk aan de mens, met name wat betreft de inrichting van de
werkposten en de keuze van de werkuitrusting en de werk- en productiemethoden, met
name om monotone arbeid en tempogebonden arbeid draaglijker te maken en de gevolgen
daarvan voor de gezondheid te beperken
• (…)
22
De welzijnswet – algemene principes
Art. 6.
Iedere werknemer moet in zijn doen en laten op de arbeidsplaats, overeenkomstig zijn
opleiding en de door de werkgever gegeven instructies, naar zijn beste vermogen zorg dragen
voor zijn eigen veiligheid en gezondheid en deze van de andere betrokken personen.
23
Algemene beginselen betreffende het welzijnsbeleid
Boek I, titel 2, codex
DRBS - welzijnsbeleid
• De werkgever staat er voor in dat er een welzijnsbeleid wordt gevoerd in de onderneming.
Hij is verantwoordelijk voor de structurele planmatige aanpak van preventie door middel
van een dynamisch risicobeheersingssysteem.
Hij draagt de volledige
eindverantwoordelijkheid.
• De leden van de hiërarchische lijn, dat wil zeggen de leidinggevenden zowel op hoog
niveau als op laag niveau, van manager tot ploegbaas, voeren elk binnen hun bevoegdheid
en op hun niveau het beleid van de werkgever met betrekking tot het welzijn van de
werknemers uit.
• De preventieadviseurs geven advies over alle aangelegenheden die betrekking hebben op
het welzijnsbeleid en staan alle betrokken partijen bij.
Zij dragen een
beroepsverantwoordelijkheid.
• De werknemers hebben de verplichting mee te werken aan de uitbouw van het beleid van
de werkgever.
25
DRBS
Art. I.2-6.– De risicoanalyse gebeurt op het niveau van de organisatie in haar geheel, op het
niveau van elke groep van werkposten of functies en op het niveau van het individu.
Zij bestaat achtereenvolgens uit:
1° het identificeren van gevaren voor het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun
werk;
2° het vaststellen en nader bepalen van risico’s (= blootstelling aan het gevaar) voor het welzijn van
de werknemers bij de uitvoering van hun werk;
3° het evalueren van risico’s voor het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun
werk.
 Wordt meer in detail uitgewerkt in de cursus ‘risicobeheersing’.
26
DRBS
Art. I.2-7.– De preventiemaatregelen die genomen moeten worden op basis van de in artikel
I.2-6 bedoelde risicoanalyse worden vastgesteld op het niveau van de organisatie in haar
geheel, op het niveau van elke groep van werkposten of functies en op het niveau van het
individu, rekening houdend met de volgende volgorde:
1° preventiemaatregelen die tot doel hebben risico’s te voorkomen;
2° preventiemaatregelen die tot doel hebben schade te voorkomen;
3° preventiemaatregelen die tot doel hebben de schade te beperken.
27
DRBS
Art. I.2-8.– § 1. De werkgever stelt, in overleg met de leden van de hiërarchische lijn en de
diensten voor preventie en bescherming op het werk, een globaal preventieplan op voor een
termijn van vijf jaar waarin de te ontwikkelen en toe te passen preventieactiviteiten worden
geprogrammeerd, rekening houdend met de grootte van de onderneming en de aard van de
risico’s verbonden aan de activiteiten van de onderneming.
Art. I.2-9.– De werkgever stelt, in overleg met de leden van de hiërarchische lijn en de diensten
voor preventie en bescherming op het werk, een jaaractieplan op ter bevordering van het
welzijn op het werk tijdens het volgende dienstjaar.
28
Verplichtingen van de werkgever inzake onthaal, begeleiding, informatie en
vorming van de werknemers
Art. I.2-15.- De werkgever neemt de gepaste maatregelen voor de organisatie van het onthaal
van elke werknemer en vertrouwt die organisatie, in voorkomend geval, toe aan een lid van de
hiërarchische lijn.
Art. I.2-17.- § 1. De werkgever informeert de werknemers over de opdrachten en taken van de
interne en de externe dienst en van de verschillende preventieadviseurs.
Art. I.2-21.- De werkgever zorgt ervoor dat iedere werknemer een voldoende en aangepaste
vorming in verband met het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk
ontvangt die speciaal gericht is op zijn werkpost of functie.
29
Maatregelen bij noodsituaties en in geval van ernstig en onmiddellijk
gevaar
Art. I.2-23.– De werkgever stelt een intern noodplan op dat van toepassing is voor de
bescherming van de werknemers wanneer dit nodig is naar aanleiding van de vaststellingen
gedaan ingevolge de risicoanalyse.
Dit plan is gesteund op procedures die aangepast zijn aan gevaarlijke situaties en mogelijke
ongevallen of incidenten die eigen zijn aan de onderneming of instelling evenals aan de
gevallen van geweld van externe oorsprong.
Art. I.2-24.– De werkgever stelt alle werknemers die blootgesteld zijn of kunnen worden aan
een ernstig en onmiddellijk gevaar zo spoedig mogelijk in kennis van dat gevaar en van de
getroffen of te treffen beschermingsmaatregelen.
30
Organisatorische structuren – IDPBW
Boek II titel 1 Welzijnscodex
Boek II titel 1: organisatorische structuren: de IDPBW
Art. II.1-2.- § 1.
Voor de toepassing van de bepalingen van deze titel worden de werkgevers in vier groepen
(A,B,C,D) ingedeeld:
 Zie schema risicoclassificatie ondernemingen
32
Art. II.1-2.- § 2.
Het aantal werknemers wordt berekend door
• het aantal kalenderdagen waarop elke werknemer, gedurende een periode van de vier
trimesters die elk trimester voorafgaan, ingeschreven is in het personeelsregister te delen
door driehonderd vijfenzestig.
• Wanneer het werkelijke uurrooster van een werknemer niet drie vierde bereikt van het
uurrooster dat het zijne zou zijn geweest indien hij voltijds tewerkgesteld was, wordt het
aantal kalenderdagen waarop hij in het personeelsregister werd ingeschreven tijdens de in
het eerste lid bedoelde periode gedeeld door twee.
33
Art. II.1-3.De interne dienst staat de werkgever, de leden van de hiërarchische lijn en de werknemers bij
voor de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende het welzijn van
de werknemers bij de uitvoering van hun werk en alle andere preventiemaatregelen en –
activiteiten.
Art. II.1-4.
In het kader van dit dynamisch risicobeheersingssysteem heeft de interne dienst volgende
opdrachten:
 toegelicht door dhr. Edvardsson
Art. II.1-6.- § 1.
Om deze opdrachten te vervullen zijn de preventieadviseurs ertoe gehouden ten minste de
volgende taken uit te oefenen:
 toegelicht door dhr. Edvardsson
34
Art. II.1-7.• Onverminderd de bepalingen van de artikelen II.1-8 tot II.1-11 worden de opdrachten en
taken bedoeld in de artikelen II.1-4 tot II.1-6 uitgeoefend door de interne dienst of de
externe dienst.
• Onverminderd de bepaling van artikel II.1-10, kunnen alle opdrachten en taken bedoeld in
het eerste lid worden uitgeoefend door de interne dienst, indien deze over de vereiste
bekwaamheid beschikt.
35
Art. II.1-8.Bij de werkgevers van groep A en B worden de volgende opdrachten en taken steeds vervuld
door de interne dienst:
• 1° de opdrachten van artikel II.1-4, eerste lid en tweede lid, 1°, 5°, 7°, 8°, 9°, 10°, 11°, 12°, 13°,
14°, 15° en 16°;
• 2° de taken opgesomd in artikel II.1-6, § 1, 1°, a) b) c) e) f) g) h) i), 2°, 3°, 4° en 5°;
• 3° de opdrachten en taken bedoeld in artikel II.1-11 indien beroep gedaan wordt op een
externe dienst.
 moet kunnen toegepast worden in een oefening
36
Art. II.1-9.Bij de werkgevers van de groep C wordt de interne dienst steeds belast met de opdrachten
bedoeld in artikel II.1-4, tweede lid, 7°, 13° en 16° en de taken bedoeld in artikel II.1-6, § 1, 1°,
a) c) h) i), 2°, 3°, 4° en 5° evenals met de opdrachten en taken bedoeld in artikel II.1-11 indien
beroep gedaan wordt op een externe dienst.
(samen te lezen met art II.1-10)
 moet kunnen toegepast worden in een oefening
37
Art. II.1-10.- § 1.
De werkgevers waarvan de interne dienst geen departement heeft dat belast is met het
medisch gezondheidstoezicht dat beantwoordt aan de bepalingen van artikel II.1-12, § 2, zijn
steeds verplicht een beroep te doen op een externe dienst.
38
Art. II.1-10.- § 2.
Bij de werkgevers van de groep C waarbij de interne dienst geen preventieadviseur heeft die
met vrucht een aanvullende vorming niveau I of II heeft beëindigd worden de volgende
opdrachten en taken steeds verricht door een externe dienst:
• 1° de opdrachten bedoeld in artikel II.1-4, eerste en tweede lid, 1°; (risicoanalyse, GPP en
JAP)
• 2° verrichten van onderzoeken op de arbeidsplaats na een arbeidsongeval op de
arbeidsplaats met vier of meer dagen arbeidsongeschiktheid tot gevolg;
• 3° de opdrachten en taken die de werkgever hen geeft in toepassing van de artikelen I.6-1
tot I.6-6, teneinde de herhaling van ernstige arbeidsongevallen te voorkomen.
 moet kunnen toegepast worden in een oefening
39
Art. II.1-10.- § 3.
Bij de werkgevers van groep D worden de opdrachten en taken bedoeld in § 2 steeds verricht
door een externe dienst.
40
Art. II.1-11.Onverminderd de bepalingen van de artikelen II.1-8 tot II.1-10, is de interne dienst, telkens
wanneer een beroep gedaan wordt op een externe dienst, steeds belast met de volgende
opdrachten:
(…)
 toegelicht door dhr. Edvardsson (actoren, communicatie en coördinatie).
41
Art. II.1-7.De werkgever moet het in het vierde lid bedoelde identificatiedocument, hetzij apart, hetzij
als deel van het jaarverslag van de dienst, hetzij als een bijlage bij de overeenkomst met de
externe dienst ter beschikking houden van de met het toezicht belaste ambtenaar.
Dit document vermeldt:
•
•
•
•
•
•
•
42
1° de identificatie van de werkgever;
2° de opdrachten die door de interne dienst worden verricht,
3° de samenstelling van de interne dienst, het aantal preventieadviseurs, hun kwalificaties en hun
prestatieduur;
4° de vaardigheden die vertegenwoordigd zijn in de interne dienst,
5° de administratieve, technische en financiële middelen waarover de interne dienst beschikt;
6° de adviezen van het Comité;
7° wanneer het gaat om de opdracht inzake gezondheidstoezicht, een kopie van de erkenning
verleend door de bevoegde Gemeenschap. (arbeidsarts in de interne dienst)
Art. II.1-12.- § 1.
De interne dienst bestaat al dan niet uit afdelingen overeenkomstig artikel 35 en 36 van de wet.
43
Art. 35.- Welzijnswet
• § 1. Indien de juridische entiteit bestaat uit één technische bedrijfseenheid wordt één Dienst
opgericht.
• § 2. Indien de juridische entiteit bestaat uit meerdere technische bedrijfseenheden die elk te
weinig werknemers tewerkstellen om aparte Comités op te richten, wordt er één Dienst
opgericht.
• § 3. Indien de juridische entiteit bestaat uit meerdere technische bedrijfseenheden en indien
er meer dan één Comité moet worden opgericht, wordt er één Dienst opgericht met een
afdeling voor elk onderdeel van de onderneming waarvoor een Comité moet opgericht
worden.
• § 4. Indien de technische bedrijfseenheid gevormd wordt door meer dan één juridische
entiteit, wordt er voor de technische bedrijfseenheid in haar geheel slechts één Dienst
opgericht.
Indien er in een technische entiteit meer dan 50 werknemers tewerkgesteld zijn moet een
CPBW worden opgericht, en dus tevens een afdeling van de IDPBW.
44
Juridische entiteit
TBE
1
1
1
>1
1
45
>1
1
>1
>1
1
# werknemers / TBE
IDPBW
1 IDPBW
≤ 50
1 IDPBW
≤ 50 en > 50
1 IDPBW
met een afdeling per
comité (> 50 WN)
> 50
1 IDPBW
met een afdeling per
comité
1 IDPBW
Art. 36.- Welzijnswet
Bevat de regeling voor de overheidsdiensten.
46
Art. II.1-12.- §2
De werkgever die ervoor kiest dat de opdrachten bedoeld in artikel II.1-5 worden uitgeoefend
door de interne dienst, richt binnen de interne dienst een departement op belast met het
medisch toezicht, dat erkend kan worden door de Gemeenschappen.
Het departement dat belast is met het medisch toezicht wordt geleid door een
preventieadviseur-arbeidsarts.
47
Art. II.1-13.Onverminderd de bepalingen betreffende het departement belast met het medisch toezicht, is
de interne dienst dermate samengesteld dat zijn opdrachten kunnen worden vervuld op grond
van het principe van multidisciplinariteit.
Het principe van multidisciplinariteit wordt bereikt door het gecoördineerd optreden van
preventieadviseurs en deskundigen die beschikken over verschillende vaardigheden die
bijdragen tot de bevordering van het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun
werk
48
Art. II.1-13.Deze vaardigheden hebben inzonderheid betrekking op:
1° de arbeidsveiligheid;
2° de arbeidsgeneeskunde;
3° de ergonomie;
4° de arbeidshygiëne;
5° de psychosociale aspecten van de arbeid.
De werkgever bepaalt, rekening houdend met het globaal preventieplan en, na voorafgaand
advies van het Comité, welke vaardigheden in zijn onderneming of instelling aanwezig moeten
zijn en voor welke vaardigheden hij een beroep doet op een externe dienst.
49
Art. II.1-14.De leiding van de dienst of de afdeling wordt verzekerd door:
• 1° ofwel een preventieadviseur die met vrucht een erkende cursus van niveau I heeft
beëindigd, wanneer de werkgever of de technische bedrijfseenheid (met apart CPBW)
behoort tot groep A;
• 2° ofwel een preventieadviseur die met vrucht een erkende cursus van ten minste niveau II
heeft beëindigd, wanneer de werkgever of de technische bedrijfseenheid behoort tot groep
B;
• 3° ofwel de preventieadviseur belast met de leiding van het departement belast met het
medisch toezicht.
50
Impliciet in Art. II.1-14.-:
Groep C heeft niet de verplichting om een preventieadviseur van niveau II aan te stellen, maar
kan dit wel doen.
Indien er geen preventieadviseur van niveau II is Art. II.1-10.§ 2 van toepassing (opdrachten
en taken te verrichten door de externe dienst)
51
Art. II.1-15.De preventieadviseur belast met de leiding van de dienst hangt rechtstreeks af van de persoon
belast met het dagelijks beheer van de onderneming of instelling en heeft rechtstreeks
toegang tot de persoon of personen belast met het dagelijks beheer van de technische
bedrijfseenheid of bedrijfseenheden.
52
Art. II.1-16.- § 2.
De werkgever bepaalt, na voorafgaand akkoord van het Comité, de minimumduur van de
prestaties van de preventieadviseurs zodat de aan de interne dienst toegewezen opdrachten
te allen tijde volledig en doeltreffend worden vervuld
 Wordt verder toegelicht door dhr. Edvardsson.
53
Art. II.1-18.De preventieadviseurs zijn verbonden met de werkgever door middel van een
arbeidsovereenkomst of door middel van een statuut waarbij hun rechtspositie eenzijdig is
geregeld door de overheid.
Zij worden tewerkgesteld in de onderneming of instelling waarvoor de interne dienst is
opgericht.
De preventieadviseurs van een afdeling zijn werkzaam in de technische bedrijfseenheid
waarvoor de afdeling is opgericht.
54
Art. II.1-19.• § 1. De werkgever duidt de preventieadviseurs of hun tijdelijke plaatsvervangers aan,
vervangt hen of verwijdert hen uit hun functie, na voorafgaand akkoord van het
Comité.
• § 2. In geval geen akkoord bereikt wordt binnen één of meerdere Comités, vraagt de
werkgever het advies van de met het toezicht belaste ambtenaar.
55
Art. II.1-20.De preventieadviseurs bezitten voldoende kennis van de wetgeving inzake het welzijn van
de werknemers bij de uitvoering van hun werk van toepassing in de onderneming of instelling
waarin zij hun opdracht vervullen, en hebben de nodige technische en wetenschappelijke
kennis om de activiteiten bedoeld in hoofdstuk II van deze titel te kunnen vervullen.
Deze kennis heeft inzonderheid betrekking op:
• 1° de technieken in verband met de risicoanalyse;
• 2° de coördinatie van preventieactiviteiten;
• 3° de maatregelen in verband met de hygiëne op de arbeidsplaatsen;
• 4° de organisatie van de eerste hulp bij werknemers;
• 5° de opdrachten van de preventieadviseurs t.a.v. het CPBW;
• 6° de wijze van verslaggeving.
(bedoeld is eigenlijk een basiskennis – zie art II.4-24)
56
Art. II.1-21.- § 1.
Bij de werkgevers van groep A en B dient een preventieadviseur met vrucht de aanvullende
vorming bepaald in titel 4 van dit boek te hebben gevolgd.
Bij de werkgevers die behoren tot groep A moeten de preventieadviseurs die de opdrachten
bedoeld in artikel II.1-4 vervullen het bewijs leveren dat zij met vrucht een erkende cursus van
ten minste niveau II hebben beëindigd, en moet de preventieadviseur die de opdrachten
bedoeld in artikel II.1-4 vervult en belast is met de leiding van de dienst het bewijs leveren
dat hij met vrucht een erkende cursus van niveau I heeft beëindigd en ten minste twee
jaar ervaring heeft als preventieadviseur in een interne dienst.
57
Art. II.1-21.- § 1.
Bij de werkgevers die behoren tot groep B, moet de preventieadviseur die de opdrachten
bedoeld in artikel II.1-4 vervult en die belast is met de leiding van de dienst het bewijs
leveren dat hij met vrucht een erkende cursus van ten minste niveau II heeft beëindigd.
Bij de technische bedrijfseenheden die behoren tot groep B moet de preventieadviseur die
de opdrachten bedoeld in artikel II.1-4 vervult en die belast is met de leiding van de afdeling
het bewijs leveren dat hij met vrucht een erkende cursus van ten minste niveau II heeft
beëindigd.
58
Art. II.1-22.De preventieadviseurs hebben het recht en de plicht zich te vervolmaken.
Daarom geeft de werkgever hen de toelating alle nuttige contacten te onderhouden met
universitaire centra en andere gespecialiseerde instanties die in staat zijn hen de gewenste
middelen tot vervolmaking, het gewenste onderwijs en de gewenste medewerking te
bezorgen.
Art. II.1-23.De aan vormingsactiviteiten bestede tijd wordt als normale werktijd beschouwd en de
daarbij horende kosten worden vergoed.
59
Art. II.1-24.In toepassing van artikel 43 van de wet vervullen de preventieadviseurs hun opdrachten in
volledige onafhankelijkheid ten overstaan van de werkgever en de werknemers.
De meningsverschillen betreffende de werkelijkheid van deze onafhankelijkheid worden op
verzoek van de preventieadviseur, de werkgever of de werknemers voorgelegd aan het advies
van de met het toezicht belaste ambtenaar.
60
Welke vorming?
Boek II titel 4 Welzijnscodex
61
Boek II titel 4: vorming preventieadviseurs
Art. II.4-24.De preventieadviseurs die een basiscursus (van 40 uur) hebben gevolgd bij een instelling die
voorkomt op een door de Minister bekend te maken lijst van cursussen, worden geacht te
hebben voldaan aan de vereiste van de basiskennis bedoeld in artikel II.1-20.
62
Boek II titel 4: vorming preventieadviseurs
Art. II.4-2.De aanvullende vorming van de preventieadviseurs, met uitzondering van de
preventieadviseurs-arbeidsartsen, is modulair opgebouwd en omvat een multidisciplinaire
basismodule en een specialisatiemodule.
63
Boek II titel 4: vorming preventieadviseurs
Art. II.4-8.§ 1. Het lesrooster van de multidisciplinaire basismodule beslaat ten minste 120 uren.
§ 2. Het lesrooster van de specialisatiemodule van niveau I beslaat ten minste 280 uren. Het
lesrooster van de specialisatiemodule van niveau II beslaat ten minste 90 uren, gespreid over
maximum één jaar.
64
Boek II titel 4: vorming preventieadviseurs
Art. II.4-4.• § 1. Worden toegelaten tot de aanvullende vorming van niveau I de kandidaten die houder
zijn van een bachelordiploma van een universiteit
• § 2. Worden toegelaten tot de aanvullende vorming van niveau II de kandidaten die houder
zijn van een getuigschrift van hoger secundair onderwijs
• § 3. In afwijking van § 1, kunnen kandidaten die houder zijn van een getuigschrift van
aanvullende vorming van niveau II en die bewijzen een nuttige praktische ervaring te
bezitten van minstens vijf jaar in een interne of externe dienst, worden toegelaten tot de
specialisatiemodule van niveau I om een aanvullende vorming van niveau I te verwerven.
65
Boek II titel 4: vorming preventieadviseurs
Art. II.4-11.De aanvullende vormingen worden afgesloten met een grondige evaluatie van de cursisten.
Deze evaluatie omvat:
• 1° het testen van de kennis en het inzicht in de leerstof;
• 2° het opstellen en de verdediging van een eindwerk waarmee de cursist aantoont de
opgedane kennis en vaardigheden in de praktijk te kunnen toepassen.
De verdediging van het eindwerk gebeurt voor een multidisciplinaire jury.
De bevoegde ambtenaren van de algemene directie TWW worden hiervoor uitgenodigd.
66
De gemeenschappelijke dienst PBW
Boek II titel 2: de gemeenschappelijke dienst PBW
Art. II.2-2.
Een werkgever of groep van werkgevers, kan toegelaten worden een gemeenschappelijke interne
dienst op te richten, voor zover de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° er bestaat een juridische, economische, geografische of technische band tussen de betrokken
werkgevers;
2° de gemeenschappelijke interne dienst biedt ten opzichte van de afzonderlijke interne diensten
van de betrokken werkgevers één of meerdere voordelen. Deze voordelen betreffen inzonderheid:
• er is een groter aantal preventieadviseurs aanwezig;
• er is een groter aantal disciplines vertegenwoordigd;
• er is een hoger niveau van aanvullende vorming aanwezig;
• er is meer tijd beschikbaar om te besteden aan preventietaken;
• er worden meer middelen ter beschikking gesteld;
3° een planning van de organisatie van de gemeenschappelijke interne dienst is uitgewerkt,
4° er bestaat een voorafgaand akkoord tussen de betrokken werkgevers 5° de voorafgaande
adviezen van de betrokken Comités zijn gevraagd.
68
Art. II.2-5.In geval van gunstig advies van de algemene directie TWW maakt de algemene directie HUA
een ontwerp van ministerieel besluit houdende toelating tot het oprichten van een
gemeenschappelijke interne dienst over aan de Minister.
69
Art. II.2-9.De preventieadviseurs van de gemeenschappelijke interne dienst behoren tot het personeel
van één van de betrokken werkgevers.
Ze hebben toegang tot de bedrijven van alle betrokken werkgevers om hun opdrachten uit te
oefenen.
70
Een voorbeeld
De Gemeenschappelijke interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk (GD-PBW) van
Interleuven richt zich tot lokale openbare besturen (gemeentebesturen, OCMW’s, politiezones, hulpverleningszone,
intergemeentelijke verenigingen, …) in het arrondissement Leuven.
De wetgever verplicht dat elke werkgever een interne preventiedienst moet hebben die de toevertrouwde opdrachten
en taken uitvoert om het welzijnsbeleid in te vullen.
Momenteel maken 27 gemeentebesturen, 27 OCMW’s, 10 politiezones, de hulpverleningszone Oost VlaamsBrabant, IGO, EcoWerf, STORZO, HaBoBib en Interleuven gebruik van de deskundigheid van deze dienst.
De aangesloten 70 besturen vertegenwoordigen 8000 werknemers.
De GD-PBW adviseert de lokale openbare besturen (werkgevers), leidinggevenden en hun werknemers inzake het
welzijnsbeleid (preventie van arbeidsrisico's). Deze onafhankelijke en objectieve adviezen moeten het welzijn en de
arbeidsveiligheid op de werkvloer naar een hoger niveau brengen
71
Externe diensten
Externe diensten – EDPBW / EDTC / erkende labo’s
Art. 40 Welzijnswet
§ 1. Er worden externe Diensten voor Preventie en Bescherming op het werk opgericht.
Deze diensten beschikken over één of meerdere preventieadviseurs.
Binnen de externe diensten voor Preventie en Bescherming op het werk worden afzonderlijke
afdelingen opgericht, die belast zijn met het medisch toezicht op de werknemers.
§ 2. Er worden eveneens externe Diensten voor technische controles op de werkplaats
opgericht.
73
Boek II titel 3: de EDPBW
Art. II.3-2.Telkens de werkgever een beroep doet of beroep moet doen op een externe dienst om de
opdrachten uit te voeren bedoeld in hoofdstuk II van titel 1 van dit boek doet hij beroep op
één enkele externe dienst.
De externe dienst voert de in het eerste lid bedoelde opdrachten uit, werkt samen met de
interne dienst en staat ter beschikking van de werkgever, van de leden van de hiërarchische lijn
en van de werknemers, inzonderheid door hen alle nuttige informatie en adviezen te
verstrekken.
74
Boek II titel 3: de EDPBW
Art. II.3-3.De werkgever die op eigen initiatief of op vraag van het Comité, beslist om
• ofwel een beroep te doen op meer dan één externe dienst,
• ofwel om de opdrachten van de interne dienst toe te vertrouwen aan de externe dienst,
• ofwel om de interne dienst de opdrachten te laten uitvoeren die hij had toevertrouwd aan
een externe dienst,
• ofwel om te veranderen van externe dienst,
vraagt het voorafgaand advies van de bevoegde Comités.
75
Art. II.3-13.De externe dienst sluit met de werkgever die op zijn diensten een beroep doet een
schriftelijke overeenkomst die aan het voorafgaand advies van het Comité werd voorgelegd,
en waarin inzonderheid de volgende bedingen zijn opgenomen:
1° de opdrachten die aan de externe dienst worden toevertrouwd,
2° de aard, de omvang en de minimumduur van de prestaties die aan de werkgever zullen
worden geleverd,
3° de middelen die de werkgever ter beschikking stelt van de externe dienst onder de vorm
van lokalen en uitrusting in zijn onderneming,
4° de wijze waarop samengewerkt wordt met de interne dienst,
5° de betrekkingen met het Comité,
6° de wijze waarop de overeenkomst wordt beëindigd.
76
Art. II.3-15.§ 1.
De werkgever is jaarlijks aan de externe dienst een forfaitaire minimumbijdrage per
werknemer verschuldigd waarvan het bedrag wordt bepaald door de tariefgroep waartoe de
werkgever behoort op grond van zijn hoofdactiviteit, zoals bepaald in bijlage II.3-1.
Art. II.3-15.§ 3.
De werkgever is de forfaitaire minimumbijdrage verschuldigd voor een werknemer die
gedurende een volledig kalenderjaar bij hem is geregistreerd.
Voor een werknemer die geen volledig kalenderjaar is geregistreerd bij de werkgever, is deze
werkgever een twaalfde van de forfaitaire minimumbijdrage verschuldigd per kalendermaand
waarin de werknemer ten minste één dag bij hem is geregistreerd.
77
Art. II.3-16.§ 1.
De werkgever van groep C of D, die in zijn interne dienst niet beschikt over een
preventieadviseur die met vrucht een aanvullende vorming niveau I of II heeft beëindigd heeft
in ruil voor de forfaitaire minimumbijdrage recht op de volgende algemene prestaties:
(…)
78
Art. II.3-16.§ 2.
Voor de werkgever van groep A, B of C die in zijn interne dienst beschikt over een
preventieadviseur die met vrucht een aanvullende vorming niveau I of II heeft beëindigd
wordt de forfaitaire minimumbijdrage omgezet in preventie-eenheden zoals bepaald in
artikel II.3-17, die bij voorrang worden besteed aan de volgende prestaties:
a) de preventieve handelingen in het kader van het gezondheidstoezicht,
b) het uitvoeren van de opdrachten van de preventieadviseur psychosociale aspecten, tenzij
de werkgever binnen zijn interne dienst beschikt over een preventieadviseur psychosociale
aspecten;
79
Art. II.3-16.§ 2.
Indien er preventie-eenheden overblijven na het uitvoeren van de prestaties bedoeld in het
eerste lid, kunnen deze preventie-eenheden door de werkgever, in overleg met de externe
dienst, worden opgenomen onder de vorm van andere prestaties die rechtstreeks verband
houden met het preventiebeleid van de onderneming.
80
Art. II.3-27.§ 1.
De externe dienst bestaat uit twee afdelingen, namelijk een afdeling belast met
risicobeheersing die multidisciplinair is samengesteld en een afdeling belast met het medisch
toezicht.
81
Art. II.3-29.De afdeling belast met risicobeheersing bestaat uit preventieadviseurs die deskundig zijn op
het gebied van:
1° de arbeidsveiligheid;
2° de arbeidsgeneeskunde;
3° de ergonomie;
4° de arbeidshygiëne;
5° de psychosociale aspecten van de arbeid,
82
Boek II titel 5: de EDTC
De externe dienst voor technische controle op de werkplaats
Art. II.5-1.De technische controles hebben betrekking op onderzoeken en controles die in toepassing
van de wettelijke en reglementaire bepalingen worden uitgevoerd met betrekking tot
inzonderheid
• machines,
• installaties,
• arbeidsmiddelen,
• beschermingsmiddelen,
met het oog op het:
• vaststellen van hun conformiteit met de wetgeving
• opsporen van gebreken die een invloed kunnen hebben op het welzijn van de werknemers
bij de uitvoering van hun werk.
83
Toestellen en installaties die door de EDTC's gecontroleerd moeten worden, zijn onder meer
veiligheidsgordels, hefwerktuigen, centrifuges, stoomtoestellen en elektrische installaties.
https://www.vincotte.be/nl/blog/overzichtslijst-technische-controles-en-keuringen
84
Art. II.5-5.§ 2.
De EDTC dient de controles uit te voeren met de grootste mate van beroepsintegriteit en
technische bekwaamheid;
Het personeel van de EDTC dient vrij te zijn van elke druk en beïnvloeding, met name van
financiële aard, die de beoordeling of de uitslagen van de controles kan beïnvloeden,
inzonderheid van personen of groepen van personen die bij de resultaten van hun controle
belang hebben.
85
Art. II.5-10.De EDTC stelt van elke controle een verslag op, dat de volgende gegevens bevat:
1° een omschrijving van de controle met een verwijzing naar de reglementaire bepaling die
deze controle oplegt;
2° de identificatie van de werkgever voor wie de controle werd uitgevoerd;
3° de naam van het personeelslid dat de controle heeft uitgevoerd;
4° een identificatienummer;
5° de datum van de controle.
86
Art. II.5-11.In elk verslag wordt duidelijk vermeld welke de conclusies van de controle zijn en welke
maatregelen het bedrijf eventueel moet uitvoeren.
Tevens wordt in het verslag vermeld voor welke datum de volgende controle moet
plaatsvinden.
87
Boek II titel 6: de erkende laboratoria
Om metingen te verrichten van de atmosfeer (bv. NOx) van de werkplaats, van op de
werkplaats aanwezige producten of van fysische agentia (straling, lawaai, temperatuur, ...), moet
de werkgever in bepaalde gevallen een beroep doen op een daartoe door de Minister van
Werk erkend laboratorium.
Titel 6 boek II Welzijnscodex reglementeert de tussenkomst van de laboratoria.
88
Sociaal overleg welzijn op het werk
De CAO: definitie
Een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) is een akkoord dat gesloten wordt tussen:
• één of meer werknemersorganisaties en
• één of meer werkgeversorganisaties of één of meer werkgevers
en waarbij individuele en collectieve betrekkingen tussen werkgevers en werknemers in
ondernemingen of in een bedrijfstak worden vastgesteld en de rechten en verplichtingen van
de contracterende partijen worden geregeld, zonder daarin te mogen afwijken van hogere
rechtsbronnen (wetten, decreten, enz).
90
De CAO: soorten
Intersectorale cao's
Worden gesloten in de Nationale Arbeidsraad door de representatieve organisaties die
vertegenwoordigd zijn door minstens 90 % van de leden die de werkgevers
vertegenwoordigen en minstens 90 % van de leden die de werknemers vertegenwoordigen en
waarvan de werkingssfeer zich uitstrekt tot verschillende bedrijfstakken en tot het gehele land.
De cao's van de NAR zijn genummerd (bv de cao nr 100 betreffende alcohol en drugbeleid binnen
ondernemingen)
Sectorale cao's
Worden gesloten op het niveau van de paritaire (sub)comités door de representatieve
organisaties die erin vertegenwoordigd zijn.
Ondernemings-cao’s
De cao's gesloten buiten paritair orgaan, worden door één of meer representatieve
werknemersorganisaties (de vakbonden) en één of meer werkgevers of één of meer
representatieve werkgeversorganisaties.
91
CAO zoeken
Intersectorale en sectorale CAO’s:
https://werk.belgie.be/nl/themas/paritaire-comites-en-collectieve-arbeidsovereenkomstencaos/collectieve-4
Belangrijke CAO’s voor de preventieadviseur:
CAO 85bis: telewerk
CAO 100: preventief alcohol- en drugsbeleid in de onderneming
CAO 104: werkgelegenheidsplan oudere werknemers
92
De CAO: soorten
Wanneer een werkgever gebonden is door een CAO dan zijn de daaruit voortvloeiende rechten
en plichten van toepassing op al zijn werknemers waarop de cao van toepassing is, ongeacht of
zij al dan niet aangesloten zijn bij een ondertekenende vakbond.
93
De CAO: soorten
Organen die zijn samengesteld uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van werkgevers- en
werknemersorganisaties.
Ze zijn opgericht voor alle bedrijfstakken met de bedoeling om de ondernemingen met
gelijkaardige activiteiten te groeperen en een regelgeving uit te werken die aangepast is aan
de arbeidsvoorwaarden.
De paritaire subcomités zijn onderafdelingen van de paritaire comités opgericht voor een
grondgebied of een specifieke activiteitensector.
94
Het CPBW
Art. 49 Welzijnswet
Comités worden ingesteld in al de ondernemingen die gewoonlijk gemiddeld ten minste 50
werknemers tewerkstellen.
Art. 50.- § 1 Welzijnswet
De onderneming is er ook toe verplicht een Comité op te richten wanneer ze als juridische
entiteit ten minste 50 werknemers tewerkstelt, welke ook het aantal werknemers is
tewerkgesteld in ieder van de zetels.
95
Het CPBW
Het CPBW wordt gereglementeerd door boek II titel 7 en wordt verder uitgediept in een
afzonderlijke module.
96
Rechtstreekse participatie van werknemers inzake welzijn
Art. 52 Welzijnswet
Wanneer in de onderneming geen Comité is opgericht, is de vakbondsafvaardiging ermee
belast de opdrachten van de Comités uit te oefenen (uitgewerkt door titel 8 boek II).
Art. 53 Welzijnswet
In de ondernemingen waar noch een Comité, noch een vakbondsafvaardiging bestaat, nemen
de werknemers zelf rechtstreeks deel aan de behandeling van vraagstukken die betrekking
hebben op het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk (uitgewerkt door titel
8 boek II).
97
De Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk
De Hoge Raad (uitgewerkt door titel 9 Boek II) heeft op de eerste plaats de opdracht om op
aanvraag adviezen te geven over maatregelen die betrekking hebben op de domeinen
omschreven in de Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de
uitvoering van hun werk.
De Hoge Raad kan ook op eigen initiatief aangelegenheden daaromtrent bespreken en
daarover advies geven.
De adviezen kunnen worden geraadpleegd op de website van de FOD WASO, thema Welzijn
op het werk.
https://werk.belgie.be/nl/themas/sociaal-overleg/interprofessioneel-niveau/hoge-raad-voor-preventie-enbescherming-op-het
98
Gezondheids- en psychosociale aspecten
Psychosociale aspecten: Boek I titel 3 codex
 Zie module pshychosociale aspecten binnen het olod Gezondheids-, ergonomische en
psychosociale aspecten
 Wordt gegeven door Mevr. Haelterman
100
Gezondheidstoezicht: Boek I titel 4 codex
 Zie module gezondheidstoezicht binnen het olod Gezondheids-, ergonomische en
psychosociale aspecten
 Wordt gegeven door Mr. Versée
101
EHBO: Boek I titel 5 Welzijnscodex
 Zie module gezondheidstoezicht binnen het olod Gezondheids-, ergonomische en
psychosociale aspecten
 Wordt gegeven door Mr. Versée
102
CAO 100 - Preventief alcohol- en drugbeleid
Ondernemingen moeten over een preventief alcohol en drugsbeleid beschikken.
103
CAO 100 - Preventief alcohol- en drugbeleid
Gericht op het functioneren op de werkvloer
Gericht op primaire preventie
2 fasen
• Eerste fase: alcohol- en drugsbeleid worden geconcretiseerd in een beleids- of
intentieverklaring die in het arbeidsreglement worden opgenomen
• Tweede fase: verdere uitwerking via concrete regels en procedures
 Zie module gezondheidstoezicht binnen het olod Gezondheids-, ergonomische en
psychosociale aspecten
104
Bescherming tegen tabaksrook: wet van 22 december 2009
Hoofdstuk 4.— Rookvrije werkplaats
Art. 11.- § 1.
Dit hoofdstuk is van toepassing op de werkgevers en de werknemers en op de daarmee
gelijkgestelde personen, bedoeld in artikel 2, § 1, tweede lid, 1°, a) tot e), en 2°, van de wet van
4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
105
Bescherming tegen tabaksrook: wet van 22 december 2009
Art. 12.Elke werknemer heeft het recht te beschikken over werkruimten en sociale voorzieningen, vrij
van tabaksrook.
Art. 13.De werkgever verbiedt het roken in de werkruimten en de sociale voorzieningen, evenals in het
vervoermiddel dat voor gemeenschappelijk vervoer van en naar het werk door hem ter
beschikking wordt gesteld van het personeel
106
Bescherming tegen tabaksrook: wet van 22 december 2009
Art. 14.In afwijking van het verbod bedoeld in artikel 13, bestaat de
mogelijkheid te voorzien in een rookkamer binnen de
onderneming, na voorgaand advies van het Comité.
107
Bescherming tegen tabaksrook: wet van 22 december 2009
Hoofdstuk 3.— Rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek
Art. 3.- § 1.
Het is verboden te roken in gesloten plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn. Deze
plaatsen dienen rookvrij te zijn.
Art. 4.- 1 § 1.
Onverminderd de bepalingen van artikel 3, § 1, wordt een uitzondering gemaakt op het
rookverbod voor afgesloten drankgelegenheden en die geen deel uitmaken van een
sportruimte. De uitbater van een drankgelegenheid bedoeld in het eerste lid kan een zone die
duidelijk afgebakend is, installeren
108
Arbeidsongevallen
Begrip: arbeidsongevallenwet van 10 april 1971
Art 7
Voor de toepassing van deze wet wordt als arbeidsongeval aangezien elk ongeval dat een
werknemer tijdens en door het feit van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst overkomt
en dat een letsel veroorzaakt.
Het ongeval overkomen aan de telewerker wordt, behoudens tegenbewijs, geacht overkomen
te zijn tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst:
• 1° wanneer het ongeval gebeurt op de plaats of de plaatsen die deze laatste schriftelijk
heeft gekozen als de plaats om zijn werk te verrichten;
• 2° wanneer het ongeval gebeurt tijdens de periode van de dag die schriftelijk voorzien werd
als de periode waarin arbeid kan verricht worden. Bij ontstentenis van dergelijke vermelding
in de schriftelijke overeenkomst zal het vermoeden van toepassing zijn tijdens de werkuren
die de telewerker zou moeten presteren indien hij in de lokalen van de werkgever zou
tewerkgesteld zijn.
110
Een arbeidsongeval veronderstelt:
• een plotselinge gebeurtenis;
• één of meerdere uitwendige oorzaken;
• het bestaan van een letsel (hoeft niet noodzakelijk tot arbeidsongeschiktheid te leiden; er
dienen minstens medische kosten te zijn gemaakt);
• een causaal verband tussen het ongeval en het letsel;
• het ongeval moet gebeurd zijn tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst;
• het ongeval moet gebeurd zijn door het feit van de uitvoering van de overeenkomst.
111
Art 8
Wordt eveneens als arbeidsongeval aangezien:
• het ongeval dat zich voordoet op de weg naar en van het werk.
Onder de weg naar en van het werk wordt verstaan het normale traject dat de werknemer
moet afleggen om zich van zijn verblijfplaats te begeven naar de plaats waar hij werkt, en
omgekeerd.
Het traject blijft normaal indien de werknemer de nodige en redelijkerwijze te verantwoorden
omwegen maakt :
• 1° langs de verschillende verblijfs- en arbeidsplaatsen of op- en afstapplaatsen om zich, in
het kader van gemeenschappelijk woon-werkverkeer, samen met een of meer andere
personen met een voertuig te verplaatsen;
• 2° met het oog op het wegbrengen of ophalen van de kinderen naar of van de
kinderopvangplaats of de school.
112
Verzekering: arbeidsongevallenwet
Art 49.
De werkgever is verplicht een arbeidsongevallenverzekering aan te gaan bij een verzekeringsonderneming.
Art 50.
De werkgever die geen verzekering heeft afgesloten is ambtshalve aangesloten bij het Federaal
Agentschap voor Beroepsrisico’s (Fedris)
113
Ernstig arbeidsongeval: welzijnswet
Art. 94bis.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Ernstig arbeidsongeval: een ongeval dat zich op de arbeidsplaats zelf voordoet en dat wegens
zijn ernst een grondig specifiek onderzoek vereist met het oog op het treffen van
preventiemaatregelen die herhaling ervan moeten vermijden.
114
Ernstig arbeidsongeval: codex Boek I titel 6
Art. I.6-2.Als een ernstig arbeidsongeval in de zin van artikel 94bis, 1°, van de wet wordt beschouwd:
1° een arbeidsongeval dat aanleiding heeft gegeven tot de dood;
2° een arbeidsongeval waarvan het gebeuren in direct verband staat met een gebeurtenis die
afwijkt van de normale uitvoering van het werk en die voorkomt op de lijst opgenomen als
bijlage I.6-1, of met het voorwerp dat bij het ongeval betrokken is en dat voorkomt op de lijst
opgenomen als bijlage I.6-2,
en dat aanleiding heeft gegeven tot:
• hetzij een blijvend letsel;
• hetzij een tijdelijk letsel dat voorkomt op de lijst opgenomen als bijlage I.6-3.
Bedoeld zijn enkel de arbeidsongevallen op de arbeidsplaats (en dus niet op de weg van en
naar het werk). Arbeidsplaats kan ook een verkeersweg zijn (bv. voor een
vrachtwagenchauffeur).
115
Maatregelen i.g.v. ernstig arbeidsongeval: welzijnswet
Art. 94ter.– § 1.
Na elk ernstig arbeidsongeval draagt de werkgever van het slachtoffer er zorg voor dat het
ongeval onmiddellijk door zijn bevoegde preventiedienst onderzocht wordt en bezorgt hij
binnen de tien dagen volgend op het ongeval een omstandig verslag aan de bevoegde
ambtenaren.
116
Maatregelen i.g.v. ernstig arbeidsongeval:
codex Boek I titel 6
Art. I.6-3.De ernstige arbeidsongevallen bedoeld in artikel I.6-2, 1° en 2°, a) worden door de werkgever
van het slachtoffer onmiddellijk aangegeven bij de met het toezicht belaste ambtenaren
artikel I.6-2. 1°:
artikel I.6-2. 2°, a):
117
dood
blijvend letsel (vb. verlies van ledematen, blindheid, doofheid,…)
Art. I.6-4.De personen bedoeld in art 94 ter Welzijnswet (= werkgever) brengen de dienst voor preventie
en bescherming op het werk van wie zij zich de medewerking hebben verzekerd voor het
onderzoek van arbeidsongevallen op de arbeidsplaats met vier of meer dagen
arbeidsongeschiktheid, op de hoogte van het ernstig arbeidsongeval en dragen er zorg voor
dat deze dienst het ongeval onmiddellijk onderzoekt, de oorzaken ervan vaststelt,
preventiemaatregelen voorstelt om herhaling ervan te voorkomen en hen hierover een verslag
bezorgt.
118
Art. I.6-5.Het verslag bedoeld in artikel I.6-4 bevat ten minste de volgende elementen:
1° de identificatie van de slachtoffers en hun werkgevers;
2° de gedetailleerde beschrijving van de plaats van het ongeval;
3° de gedetailleerde omschrijving van de omstandigheden van het ongeval, inclusief
beeldmateriaal;
4° de vastgestelde primaire, secundaire en tertiaire oorzaken;
5° de eventuele andere vastgestelde oorzaken waaronder de oorzaken van psychosociale
aard, inzonderheid stress of burn-out veroorzaakt door het werk, conflicten verbonden aan
het werk of geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk;
119
Art. I.6-5.Het verslag bedoeld in artikel I.6-4 bevat ten minste de volgende elementen:
6° aanbevelingen om herhaling van het ongeval te voorkomen;
7° de identificatie van de in artikel I.6-4 bedoelde persoon of personen en van de diensten
voor preventie en bescherming op het werk die aan de totstandkoming van het verslag
hebben bijgedragen;
8° de identificatie van de personen die het verslag hebben opgesteld;
9° de identificatie van de personen aan wie een afschrift van het verslag is toegezonden;
120
Art. I.6-5.Voor de toepassing van het eerste lid, 4° wordt verstaan onder:
a) primaire oorzaken: de materiële feiten die het ongeval mogelijk hebben gemaakt,
inzonderheid een ontbrekend of niet correct gebruikt CBM of PBM, een ontbrekende of
kortgesloten beveiliging van een machine;
b) secundaire oorzaken: oorzaken van organisatorische aard, waardoor de primaire oorzaken
zijn ontstaan, inzonderheid een niet uitgevoerde risicoanalyse, een ontbrekende instructie,
een gebrekkig toezicht op de naleving van instructies, een niet correct functionerende
interne dienst;
c) tertiaire oorzaken: materiële of organisatorische oorzaken die zich bij derden situeren,
inzonderheid een ontwerp- of fabricagefout aan een van buitenaf betrokken machine, een
niet correct advies geformuleerd door een externe dienst of door een EDTC.
121
Art. I.6-5.De in artikel I.6-4 bedoelde persoon of personen (de werkgever), aan wie het overeenkomstig
het verslag toekomt om aan de geformuleerde aanbevelingen gevolg te geven, vullen dit
verslag aan met de volgende elementen:
1° de inhoud van hun respectievelijke beslissing in verband met de maatregelen die elkeen zal treffen
om herhaling van het ongeval te voorkomen, geselecteerd op grond van de aanbevelingen
geformuleerd door de dienst of de diensten voor preventie en bescherming op het werk en
desgevallend, van het advies van de respectievelijke Comités, of, na overleg met de respectievelijke
diensten en desgevallend, Comités, de alternatieve maatregelen die ten minste hetzelfde resultaat
garanderen;
2° een actieplan, dat de termijnen bevat waarin de maatregelen zullen toegepast zijn en de
verantwoording van deze termijnen;
3° het advies van de respectievelijke Comités over de oorzaken die aan de basis liggen van het ernstig
arbeidsongeval en over de maatregelen die zijn voorgesteld om herhaling ervan te voorkomen.
Het geheel van de elementen opgesomd in dit artikel (I.6-5°vormt het omstandig verslag
bedoeld in artikel 94ter, § 1 en § 2, van de wet
122
Art. I.6-6.Indien het omwille van materiële feiten niet mogelijk is om overeenkomstig artikel 94ter, § 1 en
§ 2, van de wet een omstandig verslag binnen tien dagen aan de met het toezicht belaste
ambtenaar te bezorgen, kan deze laatste een binnen dezelfde termijn en op dezelfde wijze
bezorgd voorlopig verslag aanvaarden dat ten minste de volgende elementen bevat:
(…)
In dit geval stelt deze ambtenaar de termijn vast binnen welke hem de complementaire
elementen moeten worden bezorgd.
123
Ernstig arbeidsongeval: onderzoek door een deskundige
Art 94ter § 4 Welzijnswet
Onverminderd de bepalingen van artikel 80, kunnen deze ambtenaren, in geval van
afwezigheid van een omstandig of voorlopig verslag binnen de tien dagen, een deskundige
aanstellen.
De Koning kan andere gevallen bepalen, waarin deze ambtenaren een deskundige kunnen
aanstellen
124
Ernstig arbeidsongeval: onderzoek door een deskundige
codex Boek I titel 6
Art. I.6-7. Codex (uitvoering art 94ter § 4 Welzijnswet)
De met het toezicht belaste ambtenaren kunnen in de volgende gevallen een deskundige
aanstellen:
1° in de gevallen bedoeld in artikel 94ter, § 4, eerste lid van de wet (ontbreken verslag binnen 10
dagen);
2° indien zij beschikken over aanwijzingen betreffende een gebrekkige samenwerking tussen de in
artikel 94ter, § 2, eerste lid, van de wet, bedoelde personen;
(dit zijn de gevallen waar de hoofdstukken IV of V van de Welzijnswet van toepassing zijn: werken met derden
en/of tijdelijke of mobiele bouwplaatsen – cfr infra)
125
Art. I.6-7. Codex (uitvoering art 94ter § 4 Welzijnswet)
De met het toezicht belaste ambtenaren kunnen in de volgende gevallen een deskundige
aanstellen:
3° in complexe omstandigheden, inzonderheid wanneer één of meer oorzaken of gevolgen van het
ernstig arbeidsongeval zich situeren buiten de verhoudingen tussen de personen op wie de
verplichtingen, bedoeld in artikel 94ter, §§ 1 en 2 van de wet, rusten, en hun eventuele werknemers;
(bij toepassing van art 7 welzijnswet – zelfde of naburige arbeidsplaats - of wanneer een gebeurtenis
gevolgen heeft op een andere arbeidsplaats)
4° in geval van bijzonder ernstige arbeidsongevallen;
(meerdere doden of zwaar gewonden)
5° bij onwettige toestanden waar een preventiedienst ontbreekt.
126
Art. I.6-10.• De deskundige onderzoekt het ernstig arbeidsongeval,
• stelt er de oorzaken van vast
• en formuleert aanbevelingen om de herhaling van het ongeval te voorkomen,
• overeenkomstig het lastenboek waarvan de inhoud is vastgesteld in bijlage I.6-4.
127
Ernstig arbeidsongeval: hoofdstukken IV en V Welzijnswet
Hoofdstuk IV Welzijnswet:
• Werkzaamheden uitgevoerd door ondernemingen van buitenaf of door uitzendkrachten
Hoofdstuk V Welzijnswet:
• Tijdelijke of mobiele bouwplaatsen
128
Ernstig arbeidsongeval: hoofdstukken IV en V Welzijnswet
Art 94ter § 2 Welzijnswet
Na elk ernstig arbeidsongeval met een werknemer op een arbeidsplaats waar de bepalingen
van de hoofdstukken IV of V van toepassing zijn, werken, naargelang het geval, de bij het
ongeval betrokken werkgevers, gebruikers, uitzendbureaus, bouwdirecties belast met de
uitvoering, aannemers, onderaannemers en zelfstandigen samen,
om er voor te zorgen dat het ongeval onmiddellijk door één of meer bevoegde
preventiediensten onderzocht wordt
en dat, binnen de tien dagen volgend op het ongeval, een omstandig verslag aan alle
hierboven bedoelde betrokken personen en aan de in vorig artikel bedoelde ambtenaren
bezorgd wordt.
129
Ernstig arbeidsongeval: hoofdstukken IV en V Welzijnswet
Art 94ter § 2 Welzijnswet
De praktische afspraken betreffende deze samenwerking, de bevoegde preventiediensten die
de mogelijke ernstige ongevallen zullen onderzoeken en de regeling van de eventuele kosten
die uit deze onderzoeken kunnen voortvloeien, worden daartoe in specifieke bedingen
opgenomen in:
1° de overeenkomst bedoeld in het artikel 9, § 2, 2°, op initiatief van de werkgever in wiens inrichting
werknemers van ondernemingen van buitenaf of zelfstandigen werkzaamheden komen uitvoeren;
2° de overeenkomst gesloten tussen gebruiker en uitzendbureau, op initiatief van dit laatste
3° de overeenkomst bedoeld in artikel 29, 2°, op initiatief van, naargelang het geval, de bouwdirectie
belast met de uitvoering, de aannemer of de onderaannemer (overeenkomsten met aannemers en
onderaannemers)
130
Maatregelen te nemen bij alle arbeidsongevallen
codex Boek I titel 6
Art. I.6-12.De werkgever zorgt ervoor dat de dienst voor preventie en bescherming op het werk die met
deze opdracht is belast voor elk ongeval dat vier of meer dagen arbeidsongeschiktheid heeft
veroorzaakt, een arbeidsongevallensteekkaart opstelt.
Het formulier voor de aangifte van een arbeidsongeval met toepassing van de
arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 of met toepassing van de wet van 3 juli 1967
betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen
op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, mag de
arbeidsongevallensteekkaart vervangen, op voorwaarde dat de gegevens nodig om de
steekkaart op te stellen, op het aangifteformulier worden ingevuld.
131
Maatregelen te nemen bij alle arbeidsongevallen
Art. I.6-12.Bij de toepassing van vorig lid, beperkt de dienst zich tot het invullen van de gegevens
waarvoor hij bevoegd is.
In de gevallen waarin de interne dienst die de arbeidsongevallensteekkaart heeft opgesteld of
het formulier voor de aangifte van het arbeidsongeval heeft ingevuld, niet met het
gezondheidstoezicht op zijn werknemers is belast, stuurt de werkgever een kopie of een afdruk
van de steekkaart of de aangifte naar de afdeling belast met het medisch toezicht van de
externe dienst waarbij hij aangesloten is.
De werkgever bewaart de arbeidsongevallensteekkaarten of kopieën of afdrukken van de
formulieren waarmee de arbeidsongevallen zijn aangegeven, ten minste tien jaar.
Deze steekkaarten, kopieën of afdrukken worden ter beschikking gehouden van de met het
toezicht belaste ambtenaren.
132
Arbeidsongevallen met arbeidsongeschiktheid vanaf 4 dagen
Art II.1-10 Welzijnscodex  EDPBW
• Groep C - zonder preventieadviseur niveau I of II
• Groep D - steeds beroep op externe dienst
133
Aangifteplicht arbeidsongevallen - arbeidsongevallenwet
Art 62. arbeidsongevallenwet
De werkgever of zijn aangestelde geeft ieder ongeval dat aanleiding kan geven tot de
toepassing van deze wet aan bij de bevoegde verzekeringsonderneming, hetzij rechtstreeks,
hetzij via het portaal van de sociale zekerheid.
De Koning kan bijzondere regels vaststellen voor de definitie en de aangifte van lichte
ongevallen en de voorwaarden bepalen waaronder de werkgevers kunnen worden vrijgesteld
van de verplichting om lichte ongevallen aan te geven.
134
Aangifteplicht arbeidsongevallen
KB van 12 maart 2003 tot vaststelling van de wijze en van de termijn van aangifte van
een arbeidsongeval:
Art. 2. De werkgever, zijn aangestelde of lasthebber doet de aangifte, bedoeld in artikel 62 van
de wet, bij de verzekeringsonderneming binnen 8 dagen, te rekenen vanaf de dag die volgt op
die van het ongeval.
135
Licht ongeval - begrip
KB van 12 maart 2003 tot vaststelling van de wijze en van de termijn van aangifte van
een arbeidsongeval:
Art 1. 4°
• Licht ongeval: het ongeval dat noch tot een loonverlies, noch tot een arbeidsongeschiktheid
heeft geleid voor het slachtoffer, maar enkel zorgen heeft vereist waarvoor de tussenkomst
van een geneesheer niet nodig was en die pas na het ongeval werden toegediend enkel
op de plaats van uitvoering van de arbeidsovereenkomst
Opmerkingen
•
•
•
136
kan later wel verergeren, vandaar de noodzaak om toch intern op te volgen (interne registratie noodzakelijk),
is ook bedoeld: een licht verkeersongeval op de weg van/naar het werk waarbij verzorging op de arbeidsplaats
plaatsvond,
of een licht verkeersongeval van bv. een handelsvertegenwoordiger met verzorging op de verkeersweg = plaats
uitvoering arbeidsovereenkomst
Licht ongeval - registratie
KB van 12 maart 2003 tot vaststelling van de wijze en van de termijn van aangifte van
een arbeidsongeval:
Art 2
In afwijking van het eerste lid (aangifte aan de verzekering binnen de 8 dagen) moet het licht ongeval,
dat wordt geregistreerd in het dossier betreffende de eerste hulp die verstrekt wordt aan
werknemers die slachtoffer worden van een ongeval of die onwel worden, niet worden
aangegeven aan de verzekeringsonderneming. (dossier bedoeld in I.5-6 Welzijnscodex)
Als het licht ongeval nadien verergert, doet de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber
aangifte van het ongeval binnen de acht dagen te rekenen vanaf de dag die volgt op die
waarop hij werd geïnformeerd over de verergering van het licht ongeval.
137
Licht ongeval - registratie
Jaarverslag - bijlage II.1-3 codex over het welzijn op het werk:
Lichte ongevallen wel nog op te nemen in het jaarverslag van de IDPBW.
138
Aansprakelijkheid van de preventieadviseur
Strafrechtelijke aansprakelijkheid
Art. 80 Welzijnswet
De inbreuken op de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden
opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
141
Strafrechtelijke aansprakelijkheid
De werkgever staat er voor in dat er een welzijnsbeleid wordt gevoerd in de onderneming.
Hij is verantwoordelijk voor de structurele planmatige aanpak van preventie door middel van
een dynamisch risicobeheersingssysteem.
Hij draagt de volledige eindverantwoordelijkheid.
142
Strafrechtelijke aansprakelijkheid
De Preventieadviseur adviseert en wordt niet vervolgd voor de niet-naleving van de
welzijnswetgeving
143
Strafrechtelijke aansprakelijkheid
Maar: art. 418-420 Strafwetboek (onopzettelijke verwonding en onopzettelijke doding)
Werknemer loopt een ernstig letsel op of sterft:
• PV
• Parket geeft wending aan het PV
• Kan beslissen dat preventieadviseur medeverantwoordelijk is en mee vervolgen
• Rechtbank kan eventueel veroordelen
Weinig veroordelingen want blijft toch adviserend werknemer (vonnis Rechtbank Namen
waarbij de PA werd vrijgesproken).
144
Burgerrechtelijke aansprakelijkheid
Art 1382 BWB: wie door zijn fout schade veroorzaakt moet de schade vergoeden.
Preventieadviseur maakt fout (inbreuk welzijnswetgeving, onvoldoende toezicht, nalatigheid…)
(mede) waardoor letsel bij een werknemer ontstaat.
Schadevergoedingsplicht?
145
Burgerrechtelijke aansprakelijkheid
De arbeidsongevallenwet
•
•
•
Voert een objectieve aansprakelijkheid in voor arbeidsongevallen (geen bewijs van fout meer vereist)
Verplicht de werkgever om een verzekering voor arbeidsongevallen af te sluiten
Voorziet bij ontstentenis een automatische aansluiting bij het Federaal Agentschap voor
beroepsrisico’s, Fedris
•
•
De verzekeraar betaalt de schade
Schadeclaims tegen werkgever en zijn aangestelden enkel mogelijk indien voorzien door art 46 § 1
Arbeidsongevallenwet
146
Burgerrechtelijke aansprakelijkheid
De arbeidsongevallenwet
Art 46 § 1
Ongeacht de uit deze wet voortvloeiende rechten blijft de rechtsvordering inzake burgerlijke aansprakelijkheid
mogelijk voor de getroffene of zijn rechthebbenden:
• 1° tegen de werkgever die het arbeidsongeval opzettelijk heeft veroorzaakt of die opzettelijk een ongeval
heeft veroorzaakt dat een arbeidsongeval tot gevolg heeft;
• 2° tegen de werkgever wanneer het arbeidsongeval schade aan goederen van de werknemer heeft
veroorzaakt;
• 3° tegen de lasthebber of aangestelde van de werkgever die het arbeidsongeval opzettelijk heeft veroorzaakt;
• 4° tegen de personen, andere dan de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden, die voor het ongeval
aansprakelijk zijn
• 5° tegen de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden, wanneer het ongeval zich voordoet op de weg naar
en van het werk.
• 6° tegen de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden, wanneer het ongeval een verkeersongeval betreft
• 7° tegen de werkgever die de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende het welzijn van de
werknemers bij de uitvoering van hun werk zwaarwichtig heeft overtreden en die daardoor de werknemers
aan het risico van arbeidsongevallen heeft blootgesteld, terwijl de ambtenaren die TWW hem daarop
gewezen hebben
147
Burgerrechtelijke aansprakelijkheid
Let op
• Bij een uitzendkracht is de beschermde werkgever het uitzendkantoor, en niet de gebruiker
van de uitzendkracht.
•
Dus: een bedrijf dat een uitzendkracht gebruikt is niet beschermd door het art 46 arbeidsongevallenwet.
• Een externe preventieadviseur is geen aangestelde van de werkgever.
•
•
148
Dus 4°geldt: ‘tegen de personen, andere dan de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden, die voor het
ongeval aansprakelijk zijn”
Maar dan zal art 18 WAO (Wet Arbeidsovereenkomsten) spelen
Burgerrechtelijke aansprakelijkheid
Bijkomende bescherming door art 18 Wet Arbeidsovereenkomsten:
• ingeval de werknemer bij de uitvoering van zijn overeenkomst de werkgever of derden
schade berokkent, is hij enkel aansprakelijk voor:
•
•
•
zijn bedrog en
zijn zware schuld.
voor lichte schuld is hij enkel aansprakelijk als die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt.
• De preventieadviseur is een werknemer en is voor gewone fouten dus beschermd tegen
schadeclaims, zowel van slachtoffers als van de werkgever.
• Is ook van toepassing op de preventieadviseur externe dienst (als werknemer van deze
externe dienst)
• Wat met consultants (niet bij EDPBW)?
149