VLAAMSE REGERING BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING TOT VASTSTELLING VAN DE VOORWAARDEN WAARTEGEN BEROEPSINLEVINGSOVEREENKOMSTEN KUNNEN WORDEN AFGESLOTEN BIJ HAAR DIENSTEN. DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 1; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 10 juni 2005; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 24 juni; Gelet op het advies 38/720/1/V van de Raad van State, gegeven op 19 juli met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; Op voorstel van de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme; Na beraadslaging, BESLUIT: Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op: a) het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse wetenschappelijke instellingen; b) de departementen en intern verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid die in het kader van het Beter Bestuurlijk Beleid worden opgericht. Art. 2. § 1. De lijnmanagers van de in artikel 1 bedoelde diensten, instellingen en entiteiten, of hun gemachtigde, kunnen beroepsinlevingsovereenkomsten afsluiten tegen de volgende voorwaarden: a) de duurtijd van de beroepsinlevingsovereenkomst stemt overeen met de duur van de opleiding in alternerend leren; (-/-) 2 b) aan de stagiair worden toegekend: 1° een vergoeding overeenkomstig de hiernavermelde tabel, en met inachtname van de volgende regels: Leeftijd stagiair 15 16 17 18 19 20 21 jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar en ouder Bruto per maand (100%) 287,69 314,66 341,63 368,60 395,57 422,54 449,51 a) het bedrag van de vergoeding volgt de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld,zoals gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982 en onverminderd artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van ’s lands concurrentievermogen; b) bij afwezigheid van de stagiair op te presteren stagedagen, wordt op de vergoeding de formule voor de berekening van het gedeeltelijk maandloon toegepast die geldt voor het contractuele personeel van de dienst, instelling of entiteit waarbij de stage wordt gelopen; 2° een vakantiegeld overeenkomstig de regeling die geldt voor het contractuele personeel van de dienst, instelling of entiteit waarbij de stage wordt gelopen; 3° de hiernavermelde verloven, overeenkomstig de regeling die geldt voor het contractuele personeel van de dienst, instelling of entiteit waarbij de stage wordt gelopen: - jaarlijks vakantieverlof; - feestdagen; - compensatieverlof; - voorbehoedend verlof; - compensatieverlof voor extra-prestaties; c) de stagiair heeft recht op afwezigheid zonder vermindering van de vergoeding vermeld in b) 1°): in geval van afwezigheden in het kader van de moederschapsbescherming, of in toepassing van de welzijnsreglementering; d) de stagiair loopt stage gedurende 3 dagen per week, met een dagelijkse prestatie van 7u36; (-/-) 3 e) de beroepsinlevingsovereenkomst kan zowel door de stagegever als door de stagiair eenzijdig worden beëindigd zonder opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding; f) gedurende de looptijd van de beroepsinlevingsovereenkomst is de stagiair verzekerd tegen arbeidsongevallen, arbeidswegongevallen en beroepsziekten. § 2. Van stagegeverszijde gebeurt de beëindiging van beroepsinlevingsovereenkomsten door de lijnmanager of zijn gemachtigde. Art. 3. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2005. Art. 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, De minister-president van de Vlaamse Regering, Yves LETERME De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, Geert BOURGEOIS 4 Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 Vaststelling van het toepassingsgebied van het ontwerpbesluit. Wat de huidige structuur betreft, is het ontwerpbesluit van toepassing op het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse wetenschappelijke instellingen. In het kader van het Beter Bestuurlijk Beleid is het ontwerpbesluit van toepassing op de departementen en intern verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid. Artikel 2 § 1. Deze paragraaf kent aan de lijnmanager van de betrokken diensten, instellingen en entiteiten (en hun gemachtigde) de bevoegdheid toe om onder welbepaalde voorwaarden beroepsinlevingsovereenkomsten af te sluiten. Indien de lijnmanager voor de afsluiting van een beroepsinlevingsovereenkomst een beroep wenst te doen op een centraal budget, is hiervoor wel het akkoord vereist van de Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling, of zijn gemachtigde. De voorwaarden waartegen de lijnmanagers of hun gemachtigde beroepsinlevingsovereenkomsten kunnen afsluiten, zijn de volgende: a) de duurtijd van de beroepsinlevingsovereenkomst moet overeenkomen met de duur van de opleiding in alternerend leren; b) aan de stagiair worden toegekend: 1) een vergoeding ingevolge de verplichting hiertoe opgelegd door de geldende reglementering (programmawet van 2 augustus 2002 en koninklijk besluit van 11 maart 2003). Deze vergoeding bedraagt maximum 50 % van het gewaarborgd minimum maandinkomen, evenwel in verhouding tot de leeftijd: leeftijd 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar 21 jaar en ouder Maximum 50% van het gewaarborgd minimummaandinkomen van 899,03 euro (100%) 50% x 64% = 50% x 70% = 50% x 76% = 50% x 82% = 50% x 88% = 50% x 94% = 50% x 100% = Bruto per maand (100%) Bruto per maand (aan index 1,3459) 287,69 314,66 341,63 368,60 395,57 422,54 449,51 387,20 423,50 459,80 496,10 532,40 568,70 605,00 Bij afwezigheid van de stagiair op te presteren stagedagen, wordt op de vergoeding de formule voor de berekening van het gedeeltelijk maandloon toegepast, die geldt voor het contractuele personeel van de dienst, instelling of entiteit waarbij de stage wordt gelopen. Onder “te presteren stagedagen” worden begrepen: de dagen waarop volgens de beroepsinlevingsovereenkomst stage moet worden gelopen en waarop de stagiair geen verlof geniet, hetzij op basis van de bepalingen van de beroepsinlevingsovereenkomst, hetzij op basis een reglementering. De vermindering van de vergoeding gebeurt niet in geval van afwezigheden in het kader van de moederschapsbescherming, of in toepassing van de welzijnsreglementering. De welzijnsreglementering (wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk alsmede de uitvoeringsbesluiten van deze wet betreffende de jongeren en de stagiairs (KB van 03.05.1999 en KB van 21.09.2004)) is van toepassing op de stagiairs met een beroepsinlevingsovereenkomst. 5 De stagiair heeft ook recht op de verloven in het kader van de moederschapsbescherming, doordat de Arbeidswet van 16 maart 1971 van toepassing is op de stages met een beroepsinlevingsovereenkomst. Bij afwezigheid wegens ziekte wordt de vergoeding echter wel verminderd. Aangezien een beroepsinlevingsovereenkomst geen arbeidsovereenkomst is, heeft de stagiair geen recht op gewaarborgd loon bij ziekte. Hij heeft ook geen recht op ziekteuitkeringen, bij ontstentenis van een bijdragebetaling voor de sociale zekerheid (ziekteverzekering – sector uitkeringen). De vergoeding waarover hoger sprake is in toepassing van art. 30,1° en 31, eerste lid, 1° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 een bezoldiging van werknemer. De vergoedingen zijn overeenkomstig toepassingsregel nr. 24 van Bijlage III van het Koninklijk Besluit tot uitvoering van het WIB 1992 aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 27,25%, 32,30% of 37,35% naargelang het bedrag van de vergoedingen. 2) een vakantiegeld volgens de regeling die geldt voor het personeel van de stagegever 3) jaarlijks vakantieverlof, verlof voor feestdagen, compensatieverlof, voorbehoedend verlof, compensatieverlof voor extra-prestaties, volgens de regeling die geldt voor het contractuele personeel van de stagegever. Extra-prestaties mogen onder geen enkele andere vorm worden gecompenseerd dan door de toekenning van compensatieverlof. c) de stage in het kader van de beroepsinlevingsovereenkomst moet 3 dagen per week beslaan, met elke dag een prestatie van 7u36. d) de beroepsinlevingsovereenkomst moet zowel door de stagegever als door de stagiair eenzijdig kunnen worden beëindigd, zonder opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding. Deze regeling biedt de stagegever de mogelijkheid de beroepsinlevingsovereenkomst onmiddellijk te beëindigen, bvb. in geval van te frequente afwezigheid van de stagiair (“spijbelgedrag”). De beroepsinlevingsovereenkomst is geen arbeidsovereenkomst. Als gevolg hiervan zijn de opzegtermijnen en/of verbrekingsregels die in het arbeidsrecht voor arbeidsovereenkomsten zijn voorzien, niet automatisch van toepassing op de beroepsinlevingsovereenkomst, maar kunnen in de overeenkomst, eigen beëindigingsregels worden vastgesteld. e) verplichting tot afsluiting van een verzekering tegen arbeidsongevallen, arbeidswegongevallen en beroepsziekten. Doordat beroepsinlevingsovereenkomsten geen arbeidsovereenkomsten zijn, is de arbeidsongevallen- en beroepsziektenreglementering van de overheidssector (wet van 03.07.1967) niet van toepassing op de stagiairs met een beroepsinlevingsovereenkomst. Voor de stagiair met een beroepsinlevingsovereenkomst moet een verzekering worden afgesloten, voor zover reglementair mogelijk, in het kader van de arbeidsongevallen- en beroepsinlevingsovereenkomst van toepassing voor de privé-sector, of op basis van het gemeen recht. Een KB moet nog worden gepubliceerd op grond waarvan de onderwerping van de stagiairs met een beroepsinlevingsovereenkomst aan de stelsels van arbeidsongevallen en beroepsziekten wordt geregeld. Volgens de FOD Sociale Zaken zou de RSZ in afwachting van deze publicatie, reeds de aangifte van een beroepsinlevingsovereenkomst aanvaarden indien deze gebeurt zoals voor erkende leerlingen.” 6 §2. Deze bepaling kent aan de lijnmanagers of hun gemachtigden de bevoegdheid toe om beroepsinlevingsovereenkomsten te beëindigen, ingeval het initiatief hiertoe uitgaat van de stagegever. Artikel 3 De regeling treedt in werking op 1 september 2005.