H1.1 POLITIEK In de politicologie(de wetenschap die politiek onderzoekt) bestaat er geen overeenstemming over een duidelijke definitie van Het begrip politiek. Het begrip Politiek kom je in meerder betekenissen tegen: Politiek als woord voor beleid: de maatregelen van de ministers waarmee zij een bepaald probleem willen aanpakken. Zo is er bijv. een onderwijsbeleid, economisch beleid en een drugsbeleid Politiek als staatsinrichting: het geheel van regels waarin is vastgelegd hoe een land bestuurd word, bijv. hoe groot de macht is van het staatshoofd, en wat de bevoegdheden zijn van parlement en regering. Politiek als een strategie of handelswijze om een doel te bereiken. Als de vereniging milieudefensie bomen aankoopt op het stuk land waar de vijfde landingsbaan van Schiphol is gepland, dan is dat hun politiek om de aanleg te voorkomen of te vertragen. Politiek als synoniem voor behendig, sluw, slim, achterbaks. Iemand die geen rechtstreeks antwoord geeft maar eromheen draait om zichzelf niet bloot te geven, geeft een politiek antwoord. Politiek kan je ook wel omschrijven als; een proces van omzetting van verlangens, wensen en eisen vanuit de samenleving in bindende besluiten. (hangt samen met het begrip, proces van politieke besluitvorming) Het proces van politieke besluitvorming, is een proces dat begint bij een probleem en eindigt met een oplossing. In dit proces spelen niet alleen de politieke organen als de regering en het parlement een rol maar bijvoorbeeld ook de media en pressiegroepen. En ook burgers zijn ‘politieke actoren’ Politieke besluitvorming is gericht op het oplossen van maatschappelijke problemen, veel voorkomende dingen zijn. Verdelingsvraagstukken, denk aan de verdeling van geld. Bijv. hoeveel moeten mensen zelf bijdragen aan de gezondheidszorg. En moeten rijken mensen meet belasting betalen. Andere problemen zijn kwesties rondom de openbare orde zoals handelswijze rondom supportersrellen. Omdat we bij maatschappelijke kwesties oplossingen verwachten van de overheid spreken we van een politiek probleem. Dat is te definiëren als; een situatie die een grote groep mensen ongewenst vind, die ontstaan is door maatschappelijke ontwikkelingen, die te maken heeft met tegengestelde belangen en die de mensen (mede) door overheidsingrijpen veranderd wil zien. Bijv. een fileprobleem. Problemen die naar voren worden gebracht door belangengroeperingen, media-aandacht of maatschappelijke groeperingen worden politieke problemen en dan komen ze op de politiekeagenda. Dat schept verwachtingen van de politiek.er is dan spraken van overheidsbeleid. Dat is te definiëren als; een politiek bekrachtigd plan, waarin gekozen doelen en het inzetten van middelen in een bepaalde tijdsvolgorde zijn vastgesteld. Aan de hand van de beschrijving van Easton kun je politiek definiëren als ; het besluitvormingsproces over de vraag hoe schaarste middelen verdeeld moeten worden, waarbij de manier van besluiten nemen en de inhoud ervan ’gezag moet hebben’ en daarmee steun krijgen van een meerderheid van de bevolking. H1.2 DE OVERHEID Collectieve belangen; kwesties die voor de meeste mensen van belang zijn en zijzelf niet kunnen oplossen. Collectieve goederen; goederen die van algemeen belang zijn en in principe voor iedereen beschikbaar zijn. Collectieve diensten; diensten zoals verdediging van het land, of het organiseren van verkiezingen van de tweede kamer. Aan de hand van deze overheidsvoorzieningen staat een soort sociaal contract. Dat houd in dat de burgers verplicht belasting betalen voor deze voorzieningen. Kerntaken van de overheid; Het garanderen van openbare orde en veiligheid Het garanderen van de mensenrechten Het onderhouden van goede buitenlandse betrekkingen binnen maar ook buiten de NAVO Het scheppen van werkgelegenheid, sociale zekerheid, goede arbeidsomstandigheden, infrastructuur en een goed economisch klimaat Het zorgen voor welzijn, onderwijs, volksgezondheid, kunst en andere goederen op sociaalcultureel gebied. Politieke belangstelling heeft grofweg 2 richtingen; een liberaal-individualistische visie, die de nadruk legt op de individuele vrijheden van mensen en het takenpakket van de overheid wil beperken tot het strikt noodzakelijke.(marktwerking en particulier initiatief grotere rol) Een sociaal-collectivistische visie, die de nadruk legt op sociale gelijkheid en vind dat de overheid moet kunnen ingrijpen in het sociaal economisch leven. H1.3 POLITIEK EN MACHT Pas sinds 1588 kunnen we spreken van een Nederlandse staat. dat betekent dat vanaf toen; De overheid over soevereine (Soevereiniteit is het recht van een bestuursorgaan om het hoogste gezag uit te oefenen zonder dat verantwoording is verschuldigd aan een ander orgaan) macht beschikte Er sprake is van een bevolking waarover geregeerd word Het grondgebied internationaal erkend is De overheid beschikt over het gewelds monopolie Macht is het vermogen om het gedrag van anderen, eventueel tegen hun zin, te beïnvloeden. Politieke macht is het vermogen de politieke besluitvorming te bepalen Geweldsmonopolie is optie van een rechtstaat geweld te gebruiken wanner dat nodig is, de voorwaarden ervan zijn precies vastgelegd in de wet Gezag is dat mensen macht van anderen accepteren als legitiem (rechtvaardig, goedgekeurd) In een dictatuur is de macht in handen van 1 persoon of een kleine groep mensen H1.4 VISIES OVER POLITIEKE MACHT Klassieke democratietheorie: de bevolking kiest zijn vertegenwoordigers. Deze moeten doen wat de bevolking wil. Representatiedemocratie: de bevolking stemt op hun vertegenwoordigers. Deze vertegenwoordigers kunnen vervolgens hun eigen beslissingen nemen. Pluralistisch democratiemodel: de macht ligt niet alleen bij de Tweede Kamer maar ook bij allerlei maatschappelijke organisaties. Elitetheorie: de politieke macht ligt bij een hele kleine groep mensen. Er is sprake van een machtselite. H2.1 DEMOCRATIE EN RECHTSTAAT Ruim 2 eeuwen geleden kreeg Nederland voor het eerst een grondwet waarin een aantal mensenrechten stonden vastgelegd. Dat was het begin van de Nederlandse rechtstaat, geleidelijk werd Nederland ook een democratie. Een belangrijke stap was de grondwet wijziging in 1848, toen de macht van de koning werd ingeperkt en het parlement meer bevoegdheden kreeg. Sinds de invoering van het algemeen mannen en vrouwen kiesrecht 1918 kun je Nederland een volwaardige democratie noemen. De definitie van democratie is; staatsvorm waarbij (letterlijk) het volk regeert, in de praktijk door middel van een volksvertegenwoordiging De definitie van een rechtstaat is; een staat waarin de rechten en plichten van zowel de inwoners als van de overheid zijn vastgesteld zodat de burgers beschermd worden tegen machtsmisbruik door de overheid. Een democratische rechtstaat is; een staat waarin de macht door of namens het volk word uitgeoefend binnen de grenzen van de grondwet, zodat individuele grondrechten worden beschermd een democratische rechtstaat heeft de volgende drie kenmerken Er is sprake van een grondwettelijke scheiding van de politieke macht De grondrechten worden geëerbiedigd Het bestuur van het land is gebaseerd op het legaliteitsbeginsel (alleen maatregelend optreden en handelen zolang het in de wet staat) Scheiding der machten/ trias politica; • De wetgevende macht (parlement): De wetgevende macht bestaat nu uit de regering, dit is de koningin en zijn de ministers. Ook bestaat deze macht uit de Staten-Generaal, dit is de eerste kamer en de tweede kamer. - Maakt/beslist over wetten - Controleert de uitvoering van de wetten Als er een wet voorstel is gedaan, dan wordt de wet pas uitgevoerd als de meerderheid van de eerste en de tweede kamer er mee eens is. • De uitvoerende macht (regering): De uitvoerende macht is de regering, de provincies en de gemeentes. - Voert wetten uit - Moet verantwoording afleggen aan de wetgevende macht • De rechterlijke macht (onafhankelijke rechters): De rechterlijke macht is in handen van de rechters. - Vervolgt degenen die de wetten overtreden - Is onafhankelijk Rechters worden voor het leven benoemd en kunnen dus niet worden ontslagen als hun uitspraken niet naar de zin zijn van de regering. Legaliteitsbeginsel; overheid mag alleen maatregelen nemen en handelend optreden als het in de wet staat H2.2 CONSTITUTIONELE MONARCHIE MET PARLEMENTAIR STELSEL Omdat constitutie een ander woord voor grondwet is zeggen we dat Nederland een constitutionele monarchie is. Taken van de koning zijn; constitutioneel Lidmaatschap van de regering en voorzitterschap van de raad van state Plaatsen van een handtekening onder alle wetten Voorlezen van de troonrede op Prinsjesdag Benoeming van ministers en staatssecretarissen bij de vorming va neen nieuw kabinet Niet-constitutioneel Het overleggen met de minister president over het kabinet beleid Ons land vertegenwoordigen bij staatsbezoeken Het ontvangen van buitenlandse staatshoofden Directe democratie; burgers stemmen direct over wetsvoorstellen Parlementaire democratie; wij stemmen niet zelf, maar kiezen een parlement dat namens ons stemt H3.1 VERKIEZINGEN EN KIESSTELSEL Nederlanders kregen voor het eerst kiesrecht in 1798, alle mannen vanaf 20 jaar mochten toen het vertegenwoordigend lichaam kiezen. Een soort voorloper van het parlement. Werd later weer afgeschaft. Pas na de grondwetswijziging van 1848 ingevoerd door een regering onder leiding van liberaal Thorbecke, kreeg de bevolking opnieuw kiesrecht. Aanvankelijk was dit recht beperkt tot mannen die een bepaald bedrag aan belastingen betaalden ; het census kiesrecht. Het kiesrecht werd daarna geleidelijk uitgebreid. In 1917 werd het algemeen kiesrecht voor alle mannen ingevoerd. In 1919 tenslotte werd tenslotte de wet op het vrouwen kiesrecht aangenomen en in 1922 in onze grondwet vastgelegd. Tegenwoordig heeft iedereen die 18 jaar of ouder is kiesrecht. Dit betreft zowel Actiefkiesrecht(recht om te kiezen) als het passief-kiesrecht(het recht om gekozen te worden) ook is wettelijk vastgelegd dat de verkiezingen geheim zijn. Het Nederlandse politieke orgaan heeft elke max 4 jaar verkiezingen, het Europees parlement word iedere 5 jaar verkozen. Mensen die een niet Nederlandse nationaliteit hebben, mogen wel stemmen bij gemeenteraad verkiezingen, maar alleen als ze langer dan vijf jaar in Nederland wonen Nederland kent een kiesstelsel van evenredige-vertegenwoordiging, dat wil zeggen dat alle stemmen worden verdeeld over alle zetels. Een kiesdeler is de hoeveelheid stemmen je nodig hebt voor een zetel. Een coalitievorming is een samenwerking tussen meerdere partijen om overzicht te creëren Een kiesdrempel is een minimum percentage van stemmen om mee te kunnen delen in de zetels, in Duitsland zou er geen plaats zijn voor bijv. de partij van de dieren omdat daar 5% de minimum is. In andere landen bestaat een districten stelsel/meerderheidsstelsel. De gene die uit een district meer dan 50% stemmen heeft word afgevaardigd naar de volksvertegenwoordiging. De voordelen van een districten stelsel zijn dat er (meestal) een sterkere binding is tussen kiezer en gekozene omdat de kiezers degene beter kennen(ligt ook aan de grote van het district). Het nadeel van het districten stelsel is de mogelijkheid dat de partij met de meeste stemmen toch het minste aantal zetels kan krijgen. Een ander nadeel is fractie-discipline, de afspraak om bij wetsvoorstellen hetzelfde te stemmen als andere partijleden. DISTRICTEN EN MEERDERHEIDSSTELSEL Sterke relatie kiezer en gekozen Gekozene vertegenwoordigd alle burgers in het district ‘the winner takes it all’ Grote kans van meerderheid van een partij in parlement Snelle regeringsvorming Kleine partijen hebben weinig kans STELSEL EVENREDIGE VERTEGENWOORDIGING Grotere afstand kiezer en gekozene Gekozene vertegenwoordigd al zijn/haar kiezers Aantal zetels evenredig met aantal stemmen Kleine kans op meerderheid een partij Trage regering vorming Veel kleine partijen in het parlement Aan het eind van de 19de eeuw en begin 20ste eeuw was er in Nederland ook sprake van een meerderheid/districten stelsel. Er waren evenveel districten als Kamerleden(destijds 100). Uiteindelijk werd dit gewijzigd omdat dit voor Nederland niet goed functioneerde. Bij de grondwetswijzigingen van 1917 werd het stelsel van evenredige vertegenwoordiging ingevoerd. Een restant van het meerderheidsstelsel is nog zichtbaar op de stembiljetten, je stemt namelijk nog steeds op een persoon. Omdat leden uit de tweede kamer als persoon worden gekozen mogen zij tot de volgende verkiezing lid blijven. Ook als ze uit hun partij stappen. Zij mogen zich zelfs aansluiten bij een andere partij. Meeste mensen stemmen op de lijsttrekker van de partij, dat is de persoon die bovenaan staat. 3.2 PARLEMENTAIR EN PRESIDENTEEL STELSEL Nederland heeft een parlementair stelsel met twee kamers; de eerste kamer en de tweede kamer. De Kamerleden nemen beslissingen voor bijna 17 miljoen mensen. We noemen deze vorm van indirecte democratie ook wel representatiedemocratie, in een representatie democratie kiezen burgers hun vertegenwoordigers. Met representativiteit bedoelen we de mate waarin standpunten en besluiten van gekozen vertegenwoordigers overeenkomen met de wens van de kiezer. Die representativiteit is niet in alle gevallen zo in onze politiek. Echter hebben actieve participerende kiezers meer kans om goed vertegenwoordigd te worden. Er is een groep kiesgerechtigden die zich helemaal nooit vertegenwoordigd voelt(soms door gebrek aan kennis van de politiek of gebrek aan interesse). Die kiezen soms wel op een protestpartij Presidentieel stelsel; in amerika is er sprake van een strikte scheiding der machten. De president wrod door het volk gekozen. Vervolgens stelt hij zijn eigen team van ministers samen. Ministers zijn alleen aan de president verantwoording schuldig en niet, zoals bij ons, aan het parlement. een deel van zijn macht bestaat ook uit opperbevelhebber van het leger. De president heeft ook een vetorecht ,dat is het recht om elke kwestie tegen te kunnen houden. De enige mogelijkheid om een president of minister in Amerika af tee zetten is de ‘impeachmentprocedure’. Dat kan alleen in geval van ‘high crimes and misdemeanors’, bijvoorbeeld als er sprake is van meineed of bij tegenwerking van rechtsgang. Bij dit proces word er een proces geleid in het senaat. Geleid door de hoogste rechter van het Amerikaanse gerechtshof. Voor een veroordeling moet 2/3 van de senatoren instemmen. In tegenstelling tot de Nederlandse regering beschikt de Amerikaanse president niet over het ontbindingsrecht,(het recht om het parlement te ontbinden en nieuwe verkiezingen uit te schrijven). In de VS zijn er dus nooit vervroegde verkiezingen dus de ambtstijd duurt altijd 4 jaar, komt de president te overlijden dan volgt de vice-president hem automatisch op. H3.3 DE VERKIEZINGEN EN FORMATIE De meeste partijen die meedoen aan verkiezingen hebben een verkiezingsprogramma . hierin staan de belangrijkste plannen en opvattingen van de partij. Bij de verkiezingsdebatten richten lijsttrekkers zich vooral op de zogenaamde zwevende kiezer(de mensen die niet elke keer op dezelfde partij stemmen en tijdens de verkiezingen vaak nog niet weten op welke partij ze zullen stemmen) Na de verkiezingen volgt een spannende tijd waarin de (winnende) partijen onderhandelen over een nieuw te vormen kabinet. We noemen deze periode de kabinetsformatie. In nederland moet het kabinet kunnen rekenen op de steun van de meerderheid in het parlement. daar word immers gestemt over de wetvoorstellen die ministers hebben ingediend. Als een kabinet niet op steun kan rekenen is de kans groot dat al die voorstellen worden afgewezen, waardoor allerlei problemen niet worden aangepakt. Om er zeker van te zijn van voldoende steun in de eerste en tweede kamer bestaan in ons land kabinetten altijd uit een coalitie van verschillende partijen. Een kabinetsformatie door middel van coalitievorming is een moeizame en tijdrovende kwestie. Zo moeten in onderlinge onderhandelingen tussen partijen veel compromis worden gesloten waardoor een verkiezingsbelofte word afgezwakt. Kabinetsformatie 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. De nieuwe tweede kamer word geïnstalleerd De tweede kamer benoemt na een debat een of meer informateurs De informateur onderhandelt met mogelijke coalitiepartners De informateur schrijft coalitieafspraken op in een regeerakkoord Tweede Kamerfracties van de coalitiepartijen onderschrijven het reageerakkoord De tweede kamer benoemt een formateur De formateur zoek geschikte bewindslieden De koning benoemt bewindslieden nadat zij trouw beloofd of gezworen hebben Het kabinet word gepresenteerd aan het publiek De minister-president leest de regeringsverklaring voor Soorten kabinetten Meerderheidskabinet; als het kabinet kan steunen op een parlementaire meerderheid Minderheidskabinet; bestaat uit bewindslieden van partijen die samen geen meerderheid in de tweede kamer hebben Extraparlementair kabinet; een kabinet dat buiten de tweede kamer is ontstaan, niet meer voor gekomen sinds 1940 Koninklijke kabinetten; word op gezag van de koning gereformeerd. De laatste stap van het formatie proces is de installatie van de nieuwe ministers, eerst ondertekend de koning ontslagaanvraag van de vertrekkende (demissionaire) bewindspersonen waarna de nieuwe worden benoemd en beëdigd . H4.1 BESTUREN IN NEDERLAND In Nederland kennen we drie bestuurslagen; de rijksoverheid op landelijk niveau en de lagere overheid op provinciaal en gemeentelijk niveau. De begrippen regering en kabinet worden vaak door elkaar gebruikt maar ze betekenen niet precies hetzelfde. Het kabinet bestaat uit de ministers en staatssecretarissen. De regering word gevormd door de koning en de ministers. Iedere minister is verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein, bijv., binnenlandse zaken of onderwijs. Ministers hebben meestal een eigen ministerie met honderden ambtenaren, maar er zijn uitzonderingen. Zo valt bijvoorbeeld de minister van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking onder het ministerie van buitenlandse zaken. Deze minister word bovendien een minister zonder portefeuille genoemd omdat hij geen eigen begroting heeft. Beleidsvoorbereiding / uitvoering, medewetgeving Op basis van het coalitie/regeer akkoord maakt de overheid jaarlijks haar beleidsplannen bekend, dat gebeurt met de troonrede en via het aanbieden van een samenvatting van de rijksbegroting, de miljoenennota. Elke begroting word als een wetsvoorstel ingediend bij de tweede kamer, elke minister maak voor zijn ministerie een apart begrotingswetvoorstel. Tijdens de algemene beschouwingen, als er gedebatteerd wordt over de miljoennota, kunnen tweede Kamerleden wijzigingsvoorstellen indienen. Daarna word er over de wetsvoorstellen gestemd. Samen met het parlement vormt de regering de wetgevende macht. Ministers hebben drie rechten of bevoegdheden. Het indienen van wetsvoorstellen. Ruim 90% is afkomstig van de ministers 10% van de tweede kamer Het ondertekenen van wetten na goedkeuring van het parlement. elke wet krijgt een handtekening van het staatshoofd en de verantwoordelijke minister. Zonder de handtekening van de minister (het contraseign) is een wet niet geldig Het nemen van algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s) om eerder aangenomen raamwetten nader in te vullen. De uitvoerende macht is geheel in handen van de ministers. Dit leidt tot de volgende werkzaamheden; Het uitvoeren van wetten. Maatregelen nemen. Het nemen van besluiten over zaken waar geen specifieke wetgeving over bestaat en waar geen goedkeuring van het parlement voor nodig is. H4.2 PARLEMENT Landelijk word de volksvertegenwoordiging gevormd door de Staten-Generaal, die bestaat uit de tweede en eerste kamer, samen ook we het parlement genoemd. De tweede kamer telt 150 leden die rechtstreeks gekozen worden. Ze hebben een fulltimefunctie. De tweede kamer heeft twee hoofdtaken; (mede)wetgeving en controle Om haar taak als medewetgever te vervullen heeft de tweede kamer een aantal rechten; Het stemrecht; het recht om wetsvoorstellen goed of af te keuren. Het recht van amendement; het recht om een deel van een wetsvoorstel te wijzigen Het recht van initiatief; het recht om zelf wetsvoorstellen in te dienen Het budgetrecht; het recht om jaarlijkse begroting aan te nemen of te verwerpen De tweede kamer heeft bij haar controlerende taak de beschikking over de volgende formele rechten; Het vragenrecht; het stellen van vragen aan de bewindslieden. (Schriftelijke Kamervragen moet de minister binnen 3 weken beantwoorden) Het recht van interpellatie; het ter verantwoording roepen van de bewindspersonen over het (voorgenomen) regeringsbeleid. Het recht van motie; de mogelijkheid van de tweede kamer om een schriftelijke uitspraak te doen over het beleid van een minister Het recht van enquête; de mogelijkheid van de tweede kamer om zelfstandig een onderzoek in te stellen als de kamer naar haar mening onvoldoende informatie van de regering krijgt. De eerste kamer, oftewel de senaat, telt 75 leden. Omdat de taak van de 1ste kamer veel beperkter is dan die van de 2de kamer is het lidmaatschap ervan geen fulltime baan. Er word 1 keer per week vergaderd. De eerste kamer moet wetsvoorstellen toetsen aan staatsrechtelijke normen en kijkt over er sprake is van behoorlijke wetgeving. De eerste kamer vervult dus een rol van ‘laatste controle’ en kan alleen een wet in zijn geheel aannemen of verwerpen. (niet aanpassen, ze hebben geen recht van amendement) de eerste kamer heeft wel recht om schriftelijke vragen te stellen en kan ook een parlementaire enquête instellen. H4.3 PROVINCIE EN GEMEENTE Omdat Nederland 3 bestuurslagen heeft (rijk, provincie en gemeente) die zelfstandig van elkaar kunnen opereren en de onderlinge verhoudingen staan vastgelegd in de grondwet, noemen we Nederland een gedecentraliseerde eenheidsstaat. De rijksoverheid stelt de grote lijnen van het beleid vast, de gedetailleerde invulling word aan lagere overheden overgelaten. We spreken daarom ook wel in dit geval van het subsidiariteitsbeginsel(decentraal wat kan, centraal wat moet). de belangrijkste taken van een provincie zijn ruimtelijke ordening en milieu. Omdat zo goed mogelijk te doen is er een structuurvisie per provincie, daar staat in aangegeven wat voor activiteiten in een gebied passen. Eens in de 4 jaar vinden er verkiezingen plaats voor de vertegenwoordigers van de provinciale staten, het aantal leden is afhankelijk van het aantal inwoners in de provincie. Na de verkiezingen word er onderhandelt voor een coalitie die het dagelijks bestuur vormt; de gedeputeerden. De voorzitter van de gedeputeerde is de commissaris van de koning. Hij of zij word niet gekozen maar benoemt. Officieel door de koning, in de praktijk door de minister van binnenlandse zaken. De bestuurslaag die het dichts bij de burger staat is de gemeente. Sinds Van ouds is het gemeentebestuur verantwoordelijk voor een ordelijk verloop van het openbare leven in een gemeente. Niet alleen Het bij houden van de huwelijken, sterfgevallen, en geboorte in het bevolkingsregister is hun verantwoordelijkheid, maar ook de politie brandweer de wegen, groenvoorziening, verlenen van bouwvergunningen, ophalen van huisvuil enzovoort vallen onder het beheer van de gemeente. Bij deze laatste activiteiten vult de gemeente structuurvisies die door de provincie zijn opgesteld in d.m.v. bestemmingsplannen naast deze uitvoerende taken voert de gemeente ook steeds meer beleidstaken uit. Het dagelijks bestuur van de gemeente is in handen van het college van burgemeester en wethouders (B & W). de burgemeester, voorzitter van zowel het college van B & W als van de gemeenteraad, heeft als belangrijkste verantwoordelijkheid de openbare orde in de gemeente. Een burgemeester word voor 6 jaar verkozen. Het bestuur van een gemeente word gecontroleerd door de gemeenteraad. Om die taak te kunnen vervullen hebben raadslieden bevoegdheden zoals de rechten; recht van interpellatie, vragenrecht, recht om een motie van wantrouwen in te dienen, stemrecht en het recht van amendement. Ook mogen zij zelf initiatief voorstellen indienen. De raadsleden worden eens in de 4 jaar gekozen mensen die verkozen willen worden zonder Nederlandse nationaliteit moeten minimaal 5 jaar in Nederland wonen. H4.4 DUALISME EN MONISME Een dualistisch stelsel is een regeringsstelsel waarbij er sprake is van een duidelijke scheiding tussen regering en volksvertegenwoordiging. Bijvoorbeeld in amerika; het gekozen congres(wetgevende macht) bied politiek tegenwicht aan de gekozen president die de uitvoerende macht vormt. Tegenover dualisme staat monisme; een regeringsstelsel waarbij de regering steunt op een meerderheid in de volksvertegenwoordiging en daarmee min of meer een eenheid vormt. Bijvoorbeeld in Engeland waar de ministers en de premier lid zijn van het parlement. zij moeten zichzelf controleren, het gevolg daarvan is dat er geen spanningsveld bestaat tussen regering en parlement, maar tussen regeringspartijen en oppositiepartijen. Nederland heeft geen zuiver dualistisch stelsel door de volgende reden; zelfstandig standpunten in nemen voor coalitiefracties word beperkt door het regeerakkoord , de coalitie fracties steunen meestal de partij waar ze bij horen dat word ook wel fractie of partijdiscipline genoemd, er word ook vaak vooroverleg gedaan om wetsvoorstellen soepeler door de tweede kamer te loodsen. Soms overleggen de premier en vice-premiers met de fractievoorzitters van de coalitie. Afspraken gemaakt tijdens dit torentjesoverleg(genoemd naar de werkvertrekken van de premier), zijn bedoeld om eventuele kabinetsproblemen voor te zijn.