Module 1 1 EEN COMPUTERSYSTEEM Toets Vooraf Opdracht 1 = In onderstaand schema wordt de werking van een computer vereenvoudigd weergegeven: A -1 … -2 … B. Processor/… C. Lokale Disk D. … Opdracht 2 = Hoe worden de volgende computers genoemd? A. Laptop B. Tablet C. Desktop Computer Opdracht 3 = Noem twee verschillen tussen een gewone mobiele telefoon en een smartphone. 1. Met smartphone kan je internet bekijken 2. Smartphone heeft grotere processor Opdracht 4 = Noem drie apparaten die voor de invoer van gegevens kunnen dienen. -1. Computer -2. Smartphone -3. Tablet Opdracht 5 = Noem drie apparaten die voor de uitvoer van gegevens kunnen dienen. -1. … -2. … -3. … Opdracht 6 = Noem een apparaat dat zowel voor de invoer als voor de uitvoer van gegevens kan worden gebruikt 1. … Opdracht 7 = Geef onderstaande waarden in bytes. A. Acht bits : … B. Een kilobyte : … C. Een gigabyte : … D. Een megabyte : … Opdracht 8 = Beantwoord de volgende vragen a. Welke twee hoofdtaken heeft de processor? … b. Waar staat de afkorting CPU voor ? Central Processing Unit c. Waar staat afkorting RAM voor ? Random Acces Memory d. Op welk soort geheugen sla je gegevens op die permanent bewaard moeten blijven ? … e. Noem drie soorten extern geheugen. 1- Harde Schijf 2- Diskette 3- Flash Geheugen 1.1 Een computersysteem Opdracht 1 = Neem het volgende onderwerp door of bekijk de film. Opdracht 2 = Beantwoord de volgende vragen. A. Noem drie randapparaten: 1. Muis 2. Toetsenboord 3. Speakers B. Noem twee onderdelen die op het moederbord te vinden zijn. 1. De processor. 2. Het BIOS. Opdracht 3 = Neem het volgende onderwerp door of bekijk de film. Opdracht 4 = Beantwoord de volgende vragen. A. De bureaucomputer was tot 1998 de meest gebruikte computer. Waar Niet waar B. Een tablet-pc heeft soms een toetsenbord Waar Niet waar C. Henk moet voor zijn werk regelmatig een PC gebruiken. Hij is vaak enkele dagen in een bedrijf om daar te assisteren. Wat voor soort PC zal Henk waarschijnlijk gebruiken? -Een Laptop Opdracht 5 A. Vergelijk een tablet-pc met een laptop. Noem 3 voordelen van een tablet-pc. - Gebruik internet voor het vinden van je antwoord. 1. Geen toetsenbord en muis nodig. 2. Sneller op internet surfen. 3. Opdracht 6 Neem het volgende onderwerp door of bekijk de film. Opdracht 7 A. Waar wordt een PDA veel voor gebruikt? Agenda, e-mail B. Alice heeft een smartphone. Is het waarschijnlijk dat zij daarmee kan inloggen op het bedrijfsnetwerk van haar werk ? Ja Nee 1.2 Invoer , Uitvoer , Verwerking Opdracht 1 = Neem het volgende onderwerp door of bekijk de film. Opdracht 2 = Je oefent hier met het indelen van verschillende apparaten A. Open het Word-documenten Invoer, Verwerking en Uitvoer B. Invoer Muis Toetsenbord Verwerking Uitvoer Opslag Kopieerapparaat USB 1.3 Digitale gegevens Opdracht 1 = Neem het volgende onderwerp door of bekijk de film. Opdracht 2 = Beantwoord de volgende vragen : A. Waarin wordt het aan of uit staan van schakelaars door computers vertaald ? In Enen (1) en Nullen (0). B. Hoe wordt het omzetten in bits genoemd ? Digitaliseren. C. Hoeveel bits zijn nodig voor het opslaan van een cijfer, letter of leesteken ? 8 Bits. D. Hoe worden opgeslagen gegevens gegroepeerd ? Door Submappen aanbrengen. E. Hoe noem je hoeveelheid van : 8 Bits : 1 Byte 1024 bytes : 1 kB 1024 MB : 1 GB Opdracht 3 = Je gaat rekenen. Je mag de Rekenmachine op je computer erbij gebruiken. A. Een bestand is 46 kB. Hoeveel bytes zijn dat ? 47104 bytes B. 3.221.223.472 bytes is hoeveel kilobytes ? 3.145728 C. Het geheugen van een computer is 2 gigabyte. Hoeveel karakters (bytes) kunnen er in dat geheugen opgeslagen worden ? 20971520 D. Hoeveel karakters passen er op een DVD van 4,7 gigabyte ? 4929307,2 Opdracht 4 = Beantwoord de volgende vragen. Marianne heeft vakantiewerk gedaan en kan nu een iPod kopen. Ze heeft op haar computer 5000 muzieknummers staan van gemiddeld 4000 kB. Ze wil alle nummers op nieuwe iPod zetten. A. Welke iPod moet Marianne kopen? 8 GB 1.Nee 16 GB 2. Nee 32 GB 3. Ja 1.4 Computerarchitectuur, het principe Opdracht 1 = Neem het volgende onderwerp door of bekijk de film. Opdracht 2 = Neem het volgende onderwerp door of bekijk de film. Opdracht 3 = Beantwoord de volgende vragen over de werking van een computer. a 1. intern geheugen - werkgeheugen (RAM) - ROM 2. invoer 3. Processor 4. uitvoer - toetsenbord - besturingsorgaan - beeldscherm - muis - rekenorgaan -printer 5 Extra geheugen - USB-stick - vaste schijf