Par 4.1 – voedsel Voedsel is leven Een deel van je voeding wordt in je lichaamscellen verbrand. Een ander deel van je voeding wordt levert allerlei bouwstoffen, daar kan je lichaam nieuwe stoffen uit maken die je nodig hebt om te groeien en om al je lichaamsprocessen goed te laten functioneren. Om de voeding in je lichaamscellen te verbranden heb je zuurstof nodig, dit wordt aangevoerd door je longen en je bloed. Als verbrandingsproducten adem je koolstofdioxide (CO2) en water (H20) uit. De energie die vrijkomt tijdens de verbranding gebruik je om te denken, bewegen en je lichaamstemperatuur op peil te houden. Voedingsstoffen In voedsel komen allerlei voedingsstoffen voor (bv. water, koolhydraten, eiwitten, vetten, mineralen en vitamines). Je hebt deze voedingsstoffen nodig omdat je anders ziek kan worden (bv. Scheurbuik, door te weinig vitamine C). Als je er teveel van binnenkrijgt is het ook niet goed, want dan wordt het opgeslagen als lichaamsvet omdat je lichaam het niet kan verwerken. Je moet gevarieerd eten want niet elk soort voedsel bevat alle benodigde voedingsstoffen. Veiligheid van voedsel Er is in bijna alle landen wet- en regelgeving over de veiligheid van voedsel, over wat er in het land wordt gemaakt maar ook over wat er wordt ingevoerd. Een belangrijke wetsartikel is artikel 18; je moet precies kunnen nagaan wat er met voedsel gebeurd tijdens productie, verwerking en distributie. Ook is natuurlijk de hygiëne van voedsel en de bereiding belangrijk. Hiervoor gelden ook regels: verpakking, bewaartemperatuur, persoonlijke hygiëne, kledingvoorschriften medewerkers en inrichting v.d. restaurantkeukens. Als je niet hygiënisch met voedsel omgaat kun je een voedselvergiftiging oplopen. Wereldvoedselvoorziening Ontwikkelingen van nieuwe landbouwmachines, grondverbeteringsmachines, kruising van gewassen, het fokken van nieuwe rassen en kunstmatige selectie hebben er voor gezorgd dat de opbrengst van de landbouw en veeteelt steeds is toegenomen en dat het grootste deel v.d. wereldbevolking genoeg te eten heeft. Met biotechnologie (genetische modificatie) worden planten of organisme beter dan hen moeder(plant). Maar de toename van de landbouw en veeteelt zorgt ook voor milieu problemen, doordat er meer broeikasgassen (methaan en koolstofdioxide) worden geproduceerd. Er is ook heel veel water voor nodig en er komt een te kort aan zoet water. Par 4.3 – Noodzakelijke voedingsstoffen Figuur 4.14 – overzicht voedingsstoffen Eiwitten Koolhydraten Vetten Vormen het fundament van alle cellen. Ze zijn nodig voor opbouw van de celstructuur, aanmaak van hormonen, neurotransmitters, enzymen en bij onderhoud van het spierstelsel Zorgen voor de directe energie die het lichaam nodig heeft om te functioneren. De belangrijkste energiedragers, ze dienen als bouwstof voor celmembranen. Mineralen Vitamines Water De bouwstoffen voor het skelet, cellen en weefsels. Opgelost in waterige vloeistof hebben ze een regulerende functie bij het in stand houden van de vloeistofdruk en het zuur-base evenwicht. Zijn werkzame organische verbindingen, nodig voor het functioneren van ieder dierlijk organisme. Ze hebben een specifieke werking bij sleutelfuncties bij de stofwisseling in je lichaam. Dient als bouwstof, transportmiddel, oplosmiddel en houd je lichaam op temperatuur. Figuur 4.15 Groente + fruit koolhydraten (brood, pasta, aardappel) eiwitten (vis, vlees, melk) (verzadigde)vetten (olie, boter, avocado) Vocht (water, thee) Par 4.4 – afbraak van voedingsstoffen Waarvoor zijn voedingsstoffen nodig? Voedingsstoffen (vooral koolhydraten en deel van vetten) vormen de brandstof voor je lichaam, ze worden omgezet in koolstofdioxide en water. Er komt dan energie vrij. Een ander deel wordt afgebroken tot kleine moleculen, hier ontstaan weer nieuwe stoffen uit (om bv nieuwe cellen te maken). Deze reacties vinden plaats bij 37 graden, je hebt dus katalysatoren nodig om ze snel genoeg te laten verlopen. Deze katalysatoren zijn enzymen. Elke reactie heeft zijn eigen enzym nodig. Ze zijn pH gevoelig en als een enzym eenmaal aangetast is, werkt dat enzym nooit meer. Water is van belang om alle stoffen in je lichaam te transporteren. Paragraaf 4.5 – Melk en brood MELK: - Melk gaat naar de melkfabriek Onderzoek naar giftige stoffen/ziektekiemen uit het milieu in melk Vetgehalte aanpassen: volle/halfvolle/magere melk Het ene deel wordt gepasteuriseerd Pasteuriseren is een proces waarbij melk tot 60 graden Celsius wordt verwarmd en vervolgens wordt afgekoeld. Dit kan je 2 keer herhalen. Zo blijft melk circa een week houdbaar. Elke keer verdwijnen er bacteriën, zo kan het voor de volksgezondheid geen gevaar opleveren. Deze melk bewaar je in de koelkast. - Een ander deel wordt gesteriliseerd Door melk te steriliseren, is de melk voor een langere tijd houdbaar. Hierbij wordt de melk tot boven 100 graden Celsius verhit. De bacteriën worden gedood, maar ook de smaak wordt aangetast en een aantal vitamines worden (gedeeltelijk) afgebroken. Deze melk kun je buiten de koelkast bewaren. - Melk wordt in flessen/pakken gedaan en naar de winkels vervoerd. Melk is niet het eindproduct: het is de grondstof voor bvb. boter, slagroom, kaas of yoghurt. BROOD: - - Basis van brood is meel en water Vroeger aten mensen een papje van meel en water verwarmd, brood ging rijzen en werd smakelijker met verzuurd deeg van de vorige dag hier zat gist in om bakker te worden kreeg men speciaal les van een bakker er is nu veel veranderd, we hebben nu broodmachines. Brood bestaat uit water, volkorenmeel/bloem, beetje zout. - - Meel/bloem: veel koolhydraten, vooral zetmeel Water bij meel: hydrolysereactie, meel wordt omgezet tot glucose Gist: zet glucose om in alcohol en koolstofdioxide, luchtbelletjes ontstaan in het brood, hierdoor gaat het rijzen. De alcohol verdampt in de hete oven. Melk i.p.v. water maakt brood minder droog. Toevoegen van ei, boter en suiker maakt het brood fijner van smaak. Bakmeel en karnemelk i.p.v. gist, luchtbelletjes worden kleiner, maar brood gaat wel rijzen. Dit heet soda brood. Paragraaf 6 – Additieven Additieven zijn stoffen die aan ons voedsel worden toegevoegd. - - Gezondheid bevorderende stoffen: er wordt gezegd dat ze een gunstige werking hebben op speciale lichaamsfuncties. Bijvoorbeeld zoetstoffen i.p.v. koolhydraten. Niet altijd 100 % wetenschappelijk bewezen. Kleur- geur- en smaakstoffen: Soms natuurlijke stoffen, soms uit het laboratorium. Enummer als Europese goedkeuring. Dan zijn deze additieven ongevaarlijk. Conserveringsmiddelen: Voedsel wordt langer houdbaar, dit zit bijna in al het voedsel. Azijnzuur remt de groei van schimmels en gisten. Emulgatoren: stof die ervoor zorgt dat een mengel van een hydrofiele en een hydrofobe stof niet ontmengt. Bijvoorbeeld water en vet/olie. ADI–waarde van additieven Aanvaardbare Dagelijkse Inname van een stof, uitgedrukt in mg per kg lichaamsgewicht. Vooral bij Enummers, aangezien sommigen overgevoelig zijn voor bepaalde additieven. Papierchromatografie - Kleine hoeveelheden mengsels scheiden Berust op het verschil in adsorptievermogen en oplosbaarheid van de componenten uit mengsel Loopvloeistof: kleine laag van een vloeistof in een bekerglas waar je het papier in zet Niet elke kleur komt even hoog, sommigen worden minder sterk geadsorbeerd dan anderen. Chromatogram: je kunt precies zien hoe de samenstelling van verschillende kleurstoffen. Rf–waarde: Elke stof heeft een bepaalde temperatuur en loopvloeistof. De hoogte van de kleur hangt af van de Rf-waarde. - Afstand A: afstand van het punt waar de kleurstof is opgebracht tot waar de kleurstof is blijven steken. Afstand B: afstand van het punt waar de kleurstof is opgebracht tot waar de loopvloeistof is opgetrokken. Rf-waarde= A:B