Retailers en geldvervoer: wie draagt welke risico’s? 1 INLEIDING In Duitsland zijn in 2006 meerdere gevallen van fraude door geldvervoerders aan het licht gekomen. In het geval Heros is de schade voor banken en retailers mogelijk zelfs tot meer dan EUR 300 miljoen opgelopen. Naar aanleiding van deze gevallen zijn vanuit het winkelbedrijf vragen gesteld naar de risicosituatie in Nederland. De Werkgroep Veiligheid van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer wil met deze notitie algemene informatie geven over de verdeling en dekking van de risico’s bij geldvervoer. Deze bespreking van een aantal risico’s is niet uitputtend. Het werken met geld van een ander, of het nu alleen het vervoer betreft of ook het tellen en sorteren, is een zaak van goede afspraken maar ook van vertrouwen. Zo moet een retailer er op kunnen vertrouwen dat als hij per ongeluk meer meegeeft aan de geldvervoerder dan op het afgiftebewijs staat aangegeven, dit meerdere toch netjes wordt afgeleverd. Juist in een dergelijke situatie, waarin de klant juridisch zwak staat, bewijst een eerlijke dienstverlener zijn waarde. 2 ALGEMEEN De markt voor geldvervoer in Nederland wordt gedomineerd door enkele grote bedrijven, met daarnaast een beperkt aantal kleinere bedrijven. In Duitsland opereren wel 200 bedrijven en bedrijfjes als geldvervoerder. De Nederlandse markt voor geldvervoer is dus overzichtelijker dan de Duitse markt. Het verschil hangt samen met het feit dat geldvervoerders in Nederland aan strenge wettelijke eisen voor de veiligheid van het geldvervoer en de daarbij betrokken medewerkers moeten voldoen. Geldvervoer voor retailers: de standaardsituatie Wanneer voor het vervoer van geld (kasopbrengsten) van een retailer (winkel, horecabedrijf of andere toonbankinstelling) naar een bank gebruik wordt gemaakt van professioneel geldvervoer, gebeurt dat in Nederland vrijwel altijd in opdracht van de retailer. Deze sluit hiertoe een contract met de geldvervoerder. In sommige landen is het gebruikelijk dat banken geld (laten) ophalen bij retailers. In dat geval omvat de overeenkomst tussen retailer en bank mede het ophalen van de kasopbrengsten door een geldvervoerder. Deze constructie komt in Nederland praktisch niet voor. In de standaardsituatie haalt de geldvervoerder het geld in gesloten verpakking bij de retailer op. De retailer krijgt daarbij een door de vervoerder getekend ontvangstbewijs. De vervoerder levert de ongeopende verpakking af bijde bank van de retailer. De bank of een door de bank gemachtigde partij tekent het afgiftebewijs. Zo kan de geldvervoerder tegenover de retailer bewijzen dat hij de verpakking heeft afgegeven. In de praktijk moet de verpakking met geld meestal bij een geldtelcentrale worden afgegeven. Dat kan die van de bank zijn, maar ook die van de geldvervoerder. De grote geldvervoerbedrijven in Nederland hebben namelijk een eigen geldtelcentrale en in een aantal gevallen wordt daar namens de bank de verpakking ontvangen en de inhoud geteld. In dat geval betekent het dat het geld fysiek bij de geldvervoerder/geldverwerker blijft. Deze heeft dan een overeenkomst met de bank dat hij namens deze bank geld ontvangt, telt en sorteert. Risico’s in de standaardsituatie Uitgangspunten zijn bij het geldvervoer de wet, de overeenkomst tussen de geldvervoerder en de retailer en de algemene voorwaarden die daarbij van toepassing zijn verklaard1. In de standaardsituatie neemt de bank van de retailer (of de geldvervoerder/geldverwerker namens de bank) het geld in gesloten verpakking in ontvangst. Vanaf het moment dat door of namens de bank getekend wordt voor ontvangst, is de verdere afhandeling onderworpen aan wat in de overeenkomst tussen de retailer en zijn bank over het afstorten van geld is afgesproken. Ten aanzien van de vraag wie in het tussenliggende traject welke risico’s draagt kan in algemene zin het volgende worden opgemerkt: - Risico van brand, diefstal, verduistering en fraude (Verpakking komt niet, beschadigd of geopend aan) Krachtens de Nederlandse wet is de aansprakelijkheid van vervoerders beperkt tot een bedrag van enkele euro’s per kilo2. Dit is uiteraard bij geldvervoer volstrekt ontoereikend om de schade in geval van bijvoorbeeld diefstal te dekken. De retailer moet daarom zelf een verzekering nemen voor deze risico’s (dit doen de meeste grotere retailers) óf dit risico door de geldvervoerder laten verzekeren. In het laatste geval sluit de geldvervoerder namens de retailer een aparte verzekering af of aanvaardt hij zelf expliciet een hogere aansprakelijkheid en brengt zijn extra risico bij een verzekeringsmaatschappij onder. Als de retailer zelf een verzekering afsluit, weet hij precies hoe zijn risico gedekt is. 1 In principe de Algemene Vervoers Condities 2 Op basis van art 8:1105 BW is dit bedrag bij KB van 17 maart 1997, Stb 131 vastgesteld op f. 7,50 per kilo en daarna in het Aanpassingsbesluit Euro (Stb. 2001, 415) vastgesteld op € 3,40. 2 - Beslag of faillissement Als bij faillissement van een geldvervoerder of op verzoek van een schuldeiser beslag wordt gelegd op de boedel van een geldvervoerder, dan volgt uit de wet dat een dergelijk beslag de gesloten verpakkingen die de vervoerder op dat moment vervoert, niet zal treffen3. Daarvoor is wel vereist dat de retailer duidelijk kan bewijzen van welke zendingen hij de eigenaar is, aan de hand van het getekende ontvangstbewijs dat de retailer van de geldvervoerder bij het ophalen van de zending van de geldvervoerder heeft gekregen. Dit bewijs bevat de gegevens waarmee de meegegeven verpakkingen kunnen worden geïdentificeerd. - Telverschillen Deze treden op als de organisatie die een zending opent, bij het natellen tot een ander resultaat komt dan door de verzender is aangegeven. In de standaardsituatie is de bank van de retailer de tellende organisatie, of de door die bank ingeschakelde geldverwerker. In beide gevallen geeft de overeenkomst die tussen de retailer en de bank is gesloten, uitsluitsel over de regels die gelden bij telverschillen. Andere situaties Deze karakteriseren zich door het feit dat de bank van de retailer niet tekent voor ontvangst van de gesloten verpakking. Ook dit is in Nederland niet ongebruikelijk. Soms telt de geldvervoerder het geld in opdracht van de retailer, voor hij het bij de bank van de retailer aflevert. In deze situatie zal de retailer zich extra moeten verdiepen in de vraag welke risico’s aan deze handelwijze verbonden zijn. Voor zover de retailer zelf verzekerd is voor de risico’s van brand, diefstal en fraude in deze periode, dient hij vooral na te gaan of binnen de reikwijdte van zijn verzekering ook het verblijf van het geld bij de geldverwerker is opgenomen en of op zijn geld geen beslag kan worden gelegd bij faillissement van de geldvervoerder (of anderszins op verzoek van schuldeisers van de geldvervoerder). Algemene uitspraken hierover kunnen niet worden gedaan, omdat zich in de praktijk nogal wat varianten voordoen. Al is het ongebruikelijk in Nederland, het komt ook voor dat een geldvervoerder/geldverwerker het geld eerst telt en vervolgens aflevert bij zijn eigen bank ter creditering van zijn eigen rekening, waarna het geld giraal wordt overgemaakt van zijn rekening naar de bankrekening van de retailer. Dit brengt voor de retailer extra risico’s mee. 3 Met name artikel 5:2 BW en artikel 20 Faillissementswet 3 3 TOEZICHT Geldvervoerders/geldverwerkers worden tot dusverre niet beschouwd als financiële instellingen en staan ook niet onder toezicht van de Nederlandsche Bank. De enige vorm van bijzonder toezicht die op dit moment van toepassing is op geldvervoerders, is dat zij moeten voldoen aan de speciale wet- en regelgeving voor waardetransport. In dat kader heeft elk geldvervoersbedrijf een vergunning van de Minister van Justitie nodig. Dit toezicht is vooral gericht op de fysieke veiligheid van de medewerkers van geldvervoerders en op maatregelen ter voorkoming van overvallen op geldtransporten. Het heeft dus geen betrekking op aspecten van administratieve organisatie of interne controle. Voorts zij er op gewezen dat geldvervoerders (in hun hoedanigheid van geldverwerker) wettelijk verplicht zijn om biljetten waarvan zij zien of denken dat ze vals zijn, af te dragen aan De Nederlandsche Bank. Deze biljetten mogen dus niet aan de retailer worden teruggegeven. In het (zeldzame) geval dat een dergelijk biljet bij inspectie door de Nederlandsche Bank toch echt blijkt, wordt de tegenwaarde aan de geldvervoerder/geldverwerker overgemaakt, die op zijn beurt de retailer kan crediteren. Aanbevelingen aan retailers Retailers die gebruik maken van geldvervoer, dienen zich vooraf goed op de hoogte te stellen van de voorwaarden waaronder transportovereenkomst voor geldvervoer worden aangegaan. Gezien de (lage) wettelijke limiet aan de aansprakelijkheid van de vervoerder is in het algemeen extra verzekering noodzakelijk. Bovendien is het zinvol precies te informeren wie welke risico’s draagt. Een belangrijke vraag daarbij is of het geld van de retailer in gesloten verpakking aan zijn bank wordt afgegeven of niet. Indien dit niet het geval is, dient de retailer grondig na te gaan welke extra risico’s daaraan verbonden zijn. Ten slotte is het raadzaam bij vermeende onjuistheden in de afhandeling direct te reageren en te zorgen dat deze opgehelderd worden. 4