Afrikaanse filosofie Door Luc Meuwese Tijdens het Humanistisch Café van 29 juni 2017 hield ik een inleiding over de vraag ‘Wat leert Afrikaanse filosofie ons?’ Hij is nog maar kort bezig met dit onderwerp. Het was dan ook een eerste oriëntatie, die echter veelbelovend en inspirerend is. Lange tijd is gedacht: er bestaat niet zoiets als Afrikaanse filosofie. Animisme ja, dat komt er voor. Alles en iedereen is bezield. En hebben we niet gezien dat zoiets bijvoorbeeld in onderzoekslaboratoria niet aantoonbaar is. Religie is het, niet erg, zelf weten, maar nou net geen filosofie, laat staan dat wij in het Westen daar iets aan hebben. Zo ook hebben destijds de kolonialisten gedacht toen ze Afrika binnenkwamen. Veel muziek, dans en andere ‘onnutte’ zaken. Niet interessant want niet gebaseerd op rede, wetenschap of kritische levenshouding. Men zag geen ontwikkeling, geen boeken, geen debat. Men zag slechts eeuwenoude gewoonten, onnavolgbare tradities en veel diepzwarte mensen. Onthutsend om te weten. De grote verlichtingsdenker Kant schreef o.a. de volgende twee teksten. Het eerste citaat trof ik aan in het boek Sage filosofie van Henk Haenen (pag. 53), over Haenen later meer. Het tweede citaat is te vinden bij Olúwolé, (Socrates en Orunmila, pag. 74), op haar kom ik ook terug: Een: De negers uit Afrika … ‘hebben van de natuur uit geen gevoel dat het onnozele overstijgt’… De onder hen wijd verbreide religie van het fetisjisme is misschien een vorm van godsdienst die zo ver tot het ridicule zinkt als ooit maar voor de menselijke natuur mogelijk schijn te zijn… de zwarten zijn heel ijdel, maar dan op negerwijze, en zo praatziek, dat zij met stokslagen uit elkaar gejaagd moeten worden’. Twee: ‘In het blanke ras vindt de mensheid haar grootste perfectie. Het blanke ras dient als standaard waarmee alle andere rassen te vergelijken zijn. Het zwarte ras staat voor pure stupiditeit. De Neger heeft geen gevoelens die de dwaasheid of een gewelddadige dood te boven gaan …. Deze man was van top tot teen zwart, hetgeen bewijst dat alles wat hij zegt dommigheid is.’ 1 Er was in Afrika geen geschreven geschiedenis alleen verhalen, veel verhalen waarvan de bron onduidelijk was. Veel filosofen menen dat je pas kunt spreken over filosofie als er geschreven teksten zijn en niet alleen mondelingen overleveringen. Professor Olúwolé (ik zal haar dadelijk verder introduceren) stelt. Ik citeer haar (pag. 101): ‘Een orale traditie is rijk aan manieren waarop ze uiting geeft aan filosofische inzichten: mythes, legendes, spreekwoorden en gezang. Het is een traditie die goed samengaat met logica en respect voor menselijke ervaringen’. Dat zal zeker zo zijn, maar het is toch maar goed dat men in Afrika bezig is orale overleveringen op te schrijven opdat niets verloren gaat en meer mensen er kennis van kunnen nemen en op door kunnen denken. Terug naar de kolonialisten: zij zagen geen ontwikkeling, geen boeken, geen debat; zij zagen eeuwenoude gewoonten en onnavolgbare tradities en zijn hoorden onbegrijpelijke talen. Dank u, zeiden ze, geen interesse! En toen – na eeuwen onderdrukking en uitbuiting - kwam de dekolonisatie. Die was in eerste instantie politiek bestuurlijk. Landen werden zelfstandig met eigen bestuur. Economisch valt de dekolonisatie tegen: het Westen blijft er stevig aanwezig met industrie en grondstofwinning. Azië vult aan waar het Westen zich terugtrekt. Een rare stap misschien: maar ook in de filosofie vond geen dekolonisatie plaats. De Westers filosofie bleef hangen en op Afrikaanse universiteiten wordt voornamelijk Westerse filosofie gedoceerd. Natuurlijk in het Engels, want ook qua taal is er nauwelijks gedekoloniseerd. Veel filosofen uit Afrika zijn geen ‘Afrikaanse filosofen’ in de zin dat zij filosoferen vanuit en binnen het Afrikaanse denkkader dat bijvoorbeeld mede gestoeld is op traditie en Afrikaanse ervaringen. En dan treedt een Nigeriaanse professor in de filosofie, Sophie Olúwolé naar voren. Haar studie gedaan in Europa, maar terug in Nigeria heeft ze zich gestort op Afrikaans denken. Ze zegt in haar zeer onlangs in het Nederlands vertaalde boek ‘Socrates en Òrúnmìlá’ het volgende (pag. 79): ‘We kunnen de Afrikaanse denktraditie – je kunt ook zeggen ‘denkkader’ – niet beoordelen via westerse ogen. Dat is respectloos jegens het oordeel van de menselijke ervaring in dit deel van de wereld’. Heel in het kort zegt ze: ‘Afrikaanse ogen kijken anders naar de werkelijkheid’. Nu vind ik dat we wel moeten oppassen met zo’n uitspraak. Zoiets kan het debat makkelijk kapot maken, wanneer bijvoorbeeld gezegd kan worden: ‘Dat zie ik nu eenmaal zo op basis van mijn denkkader, einde discussie’. Van de andere kant: het kan niet anders dan dat je denkt vanuit een bepaald denkkader. Een denkkader schud je niet zomaar van je af. En ook mogen duidelijk zijn dat er sprake is van verschillende denkkaders in de wereld en in de tijd, in de geschiedenis. Je mag echter altijd blijven vragen naar de rede van iemands gedachte, de achtergrond, de rationaliteit en het hoe en waarom. Dat heet dialoog en in een dialoog kun je de ander beter of minder goed volgen. 2 Professor Olúwolé zegt dat je dus respect moet hebben voor iemands denkkader in het volle besef – of misschien ben je je dat juist minder bewust – dat je zelf ook denkt, voelt, spreekt en redeneert vanuit een denkkader. Oké, maar waar kunnen we elkaar dan toch snappen en kunnen we waarheid hechten aan uitspraken gedaan binnen dat andere denkkader of die andere denkkaders, want er is natuurlijk niet één Afrikaanse filosofie, zoals er ook niet één westerse filosofie is. Olúwolé gaat wat mij betreft basaal te werk. Zij stelt eenvoudig: een uitspraak is filosofie, heeft filosofische waarde als die uitspraak is: kritisch van aard , wetenschappelijk en rationeel. Olúwolé vraagt bij het denken respect te tonen voor logica, ervaringen, debat, woord en weerwoord, dialoog. Waarheid – zo stelt Olúwolé – kent twee basisvormen met specifieke kenmerken. Ten eerste – zo stelt zij – is er ‘Absolute waarheid’, maar die kunnen wij mensen niet kennen. Het is een soort onfeilbare kennis voorbehouden aan Oludumare, oftewel God. Eigenlijk zet Olúwolé deze absolute kennis ’buiten de discussie’. Ze doet er verder niets mee. Ik zou haast zeggen, oninteressant, niet onderzoekbaar, niet navolgbaar, ik durf zelfs te zeggen niet inspirerend. Bijna irritant, want absoluut en dat is geen menselijke maat. We hebben die ‘goddelijke kennis’ niet nodig. Tweede basisvorm van kennis. Olúwolé zegt (pag. 46); ‘De waarheden waar mensen naar op zoek zijn, wijken hier – Olúwolé bedoelt die Absolute Waarheid – van af. Deze waarheden zijn niet eeuwig omdat de mensen nu eenmaal veranderlijk zijn. Ervaringskennis is de hoogste vorm van kennis die mensen kunnen verwerven; zij is voorlopig, relatief maar evengoed wel betrouwbaar. Mensen – ik citeer nog steeds Olúwolé, kunnen deze waarheden ontdekken via hun zintuigen, discussies met elkaar en kritische analyse’. Zij vindt deze kenmerken terug in oude tradities waar wordt gesteld; het denken begint met redeneren en scherpt zich verder in gesprek met anderen. Olúwolé voert als Afrikaanse, filosofische wijsheid op, ik citeer maar weer (pag 46): ‘Op het moment dat iets ons verstand te boven gaat, hebben mensen de neiging naarstig op zoek te gaan naar bovennatuurlijke kennis. Toch is het beter eerst met andere mensen in overleg te gaan. Waarheid komt tot stand door zelf over dingen na te denken en er daarna met anderen over in gesprek te gaan.’ Toen ik dit las, dacht ik wauw, wat wordt het humanisme hier goed beschreven. En die denktrant zat dus verborgen in die oude, orale geschiedenis in Afrika. Niet gezien door de kolonialisten. Gravend in tradities, verhalen en wijsheden komt Olúwolé uit bij de denker Orunmila. Een denker die leefde in dezelfde tijd als Socrates. Zij stelt dat de westerse filosofie veelal heeft voort geborduurd op de uitgangspunten van Socrates en Plato en in Afrika is men verder gegaan op basis van Orunmila. Ik geef nu kort weer welke overeenkomsten en verschillen Olúwolé ziet bij Socrates en Orunmila. De verschillen zijn de basis voor de huidige verschillen tussen wat ik dan maar noem een Afrikaanse traditie/filosofie en een westerse traditie/filosofie. Eerst enkele overeenkomsten: 3 het willen streven naar kennis, maar altijd in het besef van het niet-weten; beiden geven argumenten om kritisch te zijn en aandacht te besteden aan onderwijs beiden zijn zeer talig; ze gebruiken literaire uitdrukkingsvormen zoals beeldspraak en gezegden voor beiden is belangrijk: deugd en deugdzaamheid; mensen moeten streven naar deugdzaamheid en de filosofie kan ons daarbij helpen beide benadrukken het belang van sociale principes (b.v. menszijn te midden van mensen, opkomen voor je standpunten) en beide hebben respect voor menselijke ervaringen. Ik moet nu even wat kwijt over die menselijke ervaringen, want ze vormen een belangrijke basis in het verdere verhaal. Menselijke ervaringen kunnen natuurlijk vals blijken te zijn: de ervaring dat de zon opkomt en weer ondergaat is weerlegd door de ervaringen die onderzoekers hadden toen ze zagen en concludeerden dat de aarde rond de zon draait. Ik zeg dit omdat menselijke ervaringen dus niet gebracht mogen worden als absoluut en logisch. Menselijke ervaringen zijn feilbaar, tijdelijk en zullen moeten wijken voor aantoonbare betere ervaringen; het gaat dus niet om de ‘gewichtig ingebrachte niet ter discussie staande jarenlange’ ervaringen van een zogenaamd wijze persoon. Ervaringen dienen altijd kritisch bevraagd en onderzocht te worden. Tenslotte noemt Olúwolé als overeenkomst tussen Socrates en Orunmila: de angst voor de dood is nergens voor nodig. Denk aan Socrates die koos voor de gifbeker, terwijl hij verbanning had kunnen aanvaarden. Maar ja, zijn hierboven genoemde sociale principes en deugdzaamheid weerhielden hem daarvan. Niet onbelangrijk zijn deze overeenkomsten, omdat ze het gevoel geven dat die twee mannen – zo ver van elkaar en al zo lang geleden – toch dezelfde zeer basale menselijke eigenschappen zagen. We zijn toch mensen van dezelfde soort en veel in onze zo verschillende levens hebben diezelfde menselijke maat. Maar dan nu de verschillen tussen Socrates en Urunmila. Olúwolé noemt er vier: 1. De aard van de kennis. Socrates streeft toch een soort goddelijke, absolute kennis na; Orunmila houdt het bij ervaringskennis en die beschouwt hij als betrouwbaar, maar ook feilbaar; 2. Goed en kwaad. Bij Socrates – volgens Olúwolé – zijn dingen óf goed óf kwaad; bij Orunmila is meer sprake van goed en kwaad als onscheidbaar paar. Dit wordt wat duidelijker in het derde verschil 3. Opvattingen over de realiteit: de relatie tussen materie en idee is bij Socrates oppositioneel, bij Orunmila complementair. Ik kom hier op terug, vooral op dat woord complementair, want dat speelt in Afrikaans denken een zeer belangrijke, verbindende rol. 4. Tenslotte verschillen de twee filosofen in denken over politieke rechten. Socrates gaat uit van het volgende: er zijn geen gelijke rechten voor ongelijke gevallen (b.v. man/vrouw en burgers van Athene versus slaven). Orunmila vond - in 450 jaar voor onze jaarstelling – al dat alle mensen fundamentele rechten delen. Dit zien we bijvoorbeeld in zijn stelling dat de 4 staat bestuurd moet worden door vier groepen deskundige mensen: ervaren mannen, ervaren vrouwen, ervaren jongelui en ervaren nieuwkomers. Vooral die laatste groep is toch wel erg bijzonder. Ik begin te voelen dat we in het westen iets kunnen leren van Afrikaans denken. Er zijn natuurlijk in Afrika helaas meer dan voldoende voorbeelden dat die ‘staatsinrichting’, die bestuursfilosofie niet in praktijk wordt toegepast. Complementair Ik kom nu even terug op dat woord complementair. In de westerse filosofie gaat men uit van een theorie die zegt dat er sprake is van óf materie óf idee. Dat is een dualistische oppositioneel uitgangspunt. De dualistische theorie zegt dat materie en idee twee onafhankelijke, onverzoenbare tegenstellingen zijn. Wat echt bestaat is óf materie óf idee; beide tegelijk kan niet (Olúwolé op pag. 83). Afrikaans is, ik citeer: (pag. 87) ‘Materie en idee zijn van elkaar afhankelijk, de een is niet denkbaar zonder de ander. … De tegendelen sluiten elkaar niet uit, iets kan tegelijkertijd materie en/of idee zijn. Opvattingen over de mens illustreren deze logica. Volgens het complementaire denken zijn mensen tegelijkertijd lichaam en/of geest. Complementairdualistische filosofen zullen niet proberen precies te bepalen waar het lichaam eindigt en de geest begint’. En toen ik dit las dacht ik: dit helpt ons misschien wel met het omgaan met al die herseninformatie die ons bereikt. Wij zijn materie en/of geest. Daar kunnen we misschien wat mee! Dat complementaire is echt een belangrijk element van Afrikaanse filosofie. Je komt dan terecht bij het begrip ubuntu. Ik gebruik voor mijn verhaal het boek van emeritus hoogleraar Henk Haenen. Dat boek heet Ubuntu en Nelson Mandela met als ondertiteling ‘Afrikaanse filosofie van verzoening’. Haenen besteedt de helft van zijn boek aan het toelichten van het begrip ubuntu, omdat dat de basis vormt van de verzoenings-processen in Zuid-Afrika na de afschaffing van de apartheid. Onlangs had ik met Henk Haenen ter voorbereiding van mijn verhaal een gesprek in de tuin van zijn woonhuis. Verhelderend en ik vroeg hem; “Wat zijn steeds terugkerende misvattingen van Afrikaanse filosofie? Voor welke valkuilen moet ik mezelf, maar ook mijn toehoorders behoeden? Ik kom op zijn antwoorden nog terug. Dat woord ubuntu bestaat uit twee delen: ‘ubu’ en ntu. Deze twee begrippen interacteren. ‘Ubu’ staat voor ‘zijn’ en ‘ntu’ betekent zoiets als ‘bezieling van zijn’. Niet makkelijk om het direct te vatten. ‘Ubu’ verwijst naar het ‘zijn als geheel’. ‘Ntu’ staat voor de bezielende kracht, die de werkelijkheid in beweging brengt, die daar een spirituele dynamiek aan verleent. Ook wel: ‘ubu’ is het ‘opgevouwen zijn’ dat afgestemd is op ‘ontvouwing’; ‘ntu’ is dan ‘ontvouwen worden’. De delen aan het begrip ubuntu zijn niet oppositioneel’. Zoals gezegd: ze interacteren. 5 Ik vind dit lastig te doorgronden. Al lezend in het boek van Haenen kom je in relatie met het begrip ubuntu woorden tegen als dynamiek, beweging, wisselwerking, complementariteit, heelheid in plaats van fragmentatie, coöperatie, op elkaar aangewezen zijn, verbondenheid. Die wisselwerking gaat verder dan alleen tussen mensen. Het betreft ook een wisselwerking tussen mens en gemeenschap, de natuur, de geschiedenis en de kosmische werkelijkheid. Die wisselwerking, die verbondenheid vraagt van de mens verantwoordelijkheidszin voor zijn gemeenschap en daarmee voor zichzelf. Ik citeer Haenen (pag. 28): ‘Het op elkaar aangewezen zijn geldt dan niet alleen voor mensen of groepen uit de samenleving maar ook …. voor de relatie tot de natuur. Mens worden via de medemens, de bekendste uitspraak waarmee ubuntu wordt verbonden, strekt zich veel verder uit dan in de westerse opvatting gebruikelijk is. Een poging dit te duiden. Haenen schrijft (pag. 28).: ‘Westerse filosofieën die de relatie tot de ander als oriëntatie kiezen voor het tot expressie komen van menselijke identiteit en waardigheid … zien in de eerste plaats een ontmoeting tussen de ene en de andere mens .. als bron voor identiteit en waardigheid. Vanuit ubuntu komen die ene en andere, die elkaar ontmoeten, juist door een gezamenlijke participatie in een complex krachtenveld van het samenleven tot zich zelf. Er gebeurt een-en-ander in en via het wij. Ik heb het zo verwoord: westers denken is: ik, dan ik en jij en dan ik en jij vormen wij. ubuntu: binnen wij ontmoeten jij en ik en zo komen ik en jij tot onszelf . Haenen geeft aan: Westers is het cogito, ergo sum: ik denk, dus ik besta Afrikaans is: cogitamus, ergo sumus: wij denken, dus wij zijn Elders las ik: ik ben, omdat wij zijn. Heeft zo’n ‘wij-opvatting’ consequenties? Kunnen we die doorzien? Kunnen we denken en voelen wat zoiets betekent voor ons leven. Lastig, maar wellicht leren we er gaandeweg mee om te gaan. Dat begrip ‘wij’ is in Afrikaanse filosofie heel breed. Het bestaat tenminste uit: alle levenden nog levende doden nog niet geborenen Deze staan in een vitale verbinding met de krachten van de natuur. Nog een keer Haenen (pag. 28): ‘De medemenselijkheid strekt zich niet alleen uit tot de Afrikaanse gemeenschap van levenden, nog levende doden en nog niet geborenen, maar moet qua bezielde relatie ook 6 tot de natuur en kosmos gedacht worden. Dit impliceert een wezenlijk andere ecologische benadering dan gebruikelijk is in het westen en in het zich moderniserende oosten.’ Ik denk dat dit bijvoorbeeld betekent dat we bij ecologisch denken ook de belangen moeten zien van toekomstige generaties, de nog ongeborenen. Dit zien we natuurlijk weldegelijk terug bij de zorgen over klimaatveranderingen en in uitspraken zoals: ’we hebben de aarde van onze kinderen geleend’. Ter afronding enkele korte opmerkingen en valkuilen: 1. Het ‘wij’ in Afrikaanse filosofie is breder, dieper, indringender en je zou kunnen zeggen voorafgaand aan het ‘ik’. We zien in het westen natuurlijk toch ook tegenwoordig meer aandacht voor de interactieve verbondenheid. Je ziet b.v. coöperaties, je ziet nieuwe vormen van solidariteit. Zelf heb ik al eens gepleit voor het aanpassen van het motto van het Humanistisch Verbond: ‘zelf denken, samen leven’ in ‘samen denken, samen leven’ en daarbij bedoel ik natuurlijk niet dat er een dwang is op een persoon om op en bepaalde wijze te denken. Ik voeg aan een vernieuwd motto ‘samen denken, samen leven’ toe: door samen te denken kun je komen tot mooie eigen gedachtes. 2. Dat brede ‘wij’ waarin aandacht is voor levenden, de nog levende doden en ongeborenen is een ‘wij-concept’ dat we kunnen toepassen bij ecologisch denken. Doen we tot op zeker hoogte al wel, maar dat mag best een stuk bewuster, intensiever, overtuigender, laat ik het maar noemen ‘filosofischer’. 3. Binnen Afrikaanse filosofie is respect voor tradities; die brengen veel wijsheid voort gebaseerd op eeuwenlange ervaringen. Dat is mooi, maar ik durf toch ook wel te stellen: die tradities moeten kritisch onderzocht worden en indien ze blijken gewenste ontwikkelingen in de weg te staan dan moeten we de moed hebben ze aan te pakken. Wijsheid – ook al is die oud - is altijd welkom, maar star traditionalisme kan negatief uitwerken. Ook binnen Afrikaans denken zal sprake moeten zijn van actief – op dynamische wijze – ontwikkelen van moderne uitgangspunten. 4. Afrika is nog bezig met het dekolonisatieproces. Hierbij wordt het westen (overheerser, uitbuiter) nogal eens tegenover het Afrikaanse gezet. Wellicht is het een vorm van ubuntu om juist te zoeken naar een verzoening tussen het Afrikaanse en het westerse. Dat lijkt een vruchtbare weg te kunnen zijn. Ik haal nog even Haenen aan als hij spreekt over die verzoening (pag. 158): ‘Voor het goede begrip, het gaat hier om een spanningsvolle en strijdbare harmonie. Woede, verontwaardiging en verzoeningsgezindheid staan niet los van elkaar. 5. Het verzoeningsproces na de apartheid was en is gestoeld op ubuntu: complementariteit: omdat Mandela zag dat alle mensen samen verder moesten in Zuid Afrika heeft hij ervoor gezorgd dat verzoening het enig is dat zal werken en bij verzoening zijn alle partijen betrokken: dus daders en slachtoffers. Immers die moeten samen verder en in gezamenlijkheid een nieuwe Zuid-Afrika opbouwen. 7 Overigens, dat het nu niet goed gaat in Zuid Afrika is natuurlijk verschrikkelijk beroerd, maar lijkt me niet te wijten aan het hanteren van ubuntu geïnspireerde verzoeningsprocessen, maar aan het menselijk falen om dat ook echt heel krachtig uit te voeren. 6. Sprekend over verzoening en ubuntu: zouden wij daar niet eens wat dieper in kunnen duiken als we bezig gaan met ons slavernijverleden, racisme en onze benadering van de verwerking van de politionele acties in Indonesië. 7. Tenslotte nog één keer professor Sophie Olúwolé. Zij schrijft aan het eind van haar boek. Ik citeer (pag. 128/129) : ‘…. op basis van het complementaire denkkader biedt het Afrikaans humanisme een theorie die materie en idee opvat als twee onscheidbare kenmerken van de werkelijkheid, kenmerken die onderling functioneren op complementair gerelateerde wijze. Dit alternatieve humanisme is niet sentimenteel of emotioneel. Morele handelingen vloeien voort uit het gevonden evenwicht tussen materie en idee sentiment en rede eigenbelang en algemeen belang rechten en plichten ingezetenen en nieuwkomers. Het Afrikaans denkkader biedt fundamenteel-democratische principes waarin mensenrechten aan iedereen toekomen, ongeacht sekse, nationaliteit of huidskleur. Afrikaanse filosofie brengt een humanisme tot stand dat de oprichting en bevordering van een ‘global village’ , een werelddorp , rechtvaardigt; een ‘dorp’ waarin de vredige coexistentie van al zijn inwoners de duurzame voedingsbodem is voor een nieuwe economie en sociale wereldorde. Ik zou zeggen: eervol om daar aan te werken. 8