Antwoorden vragen 1.11 tm 1.13

advertisement
Vragen 1.11
a
Wat versta je onder de pathogeniteit van ziektekiemen?
ziekmakend vermogen.
b
Vaak wordt gesproken over een virulent virus. Wat wordt daarmee bedoeld?
Een ziekmakend virus
c
Welke maatregelen kun je nemen om het aantal ziekteverwekkers in een stal te verminderen?
Goede hygiene, schoon werken, vaccineren, voorkomen ipv bestreiden.
d
De weerstand van een dier berust ten dele op een maternale invloed. Wat wordt daarmee
bedoeld? Ga na welke momenten in de levenscyclus daarbij van belang zijn.
Invloed vanuit de moeder, denk aan drachtperiode/zoogperiode
e
In welke voedingstoffen zit vooral vitamine A? Hoe wordt vitamine A ook wel genoemd?
Dierlijk producten, Anti-infectie vitamine
f
Geef praktische voorbeelden van voedingsoorzaken die leiden tot weerstandsvermindering.
Te korte, over voeding.
g
Geef praktische voorbeelden van momenten waarop stress kan optreden en daarmee een
negatieve beïnvloeding van de weerstand.
overjagen, veearts, melken, ect.
h
Welke schadelijke gassen kunnen in stallucht voorkomen?
Blauwzuurgas, ammoniak,
i
Welke verontreinigingen kunnen in het voer zitten? Noem twee groepen.
Toxinen, zand
j
Wat zijn schimmeltoxinen? Noem de bekendste.
Giftige stoffen die een schimmel produceert. Voorbeelden hoef je niet te kennen.
Vragen 1.12
a
Wat is het verschil tussen vaccineren en medicijnen toedienen?
Vaccin = deel van een bacterie/virus inspuiten, zodat het dier antistoffen aan maakt.
Medicijnen= als hulpmiddel voor de genezing.
b
Aan welke eisen moet een goed vaccin voldoen?
Juiste hoeveelheid stoffen, niet ziekmakend.
c
Wat is het voordeel van een dood vaccin ten opzichte van een verzwakt levend vaccin?
Dood vaccin geeft geen bijwerkingen en is goedkoper
d
Wat is het nadeel van een dood vaccin ten opzichte van een verzwakt levend vaccin?
Werkt niet even effectief dan een verzwakt vaccin.
e
Door welke oorzaken kunnen de resultaten van entingen tegenvallen?
Weerstand van het dier op moment van enten
f
Op welke wijze kunnen entstoffen worden toegediend?
Via injectie/ mond
g
Welke bloedgroepen onderscheiden we bij de mens?
A, B, AB en O
h
Waarom kan niet ieder mens zomaar bloed van een ander mens ontvangen?
Deze herkent het lichaam niet en ziet deze als lichaamsvreemde stof.
i
Geef een voorbeeld van een allergie.
Huisstofmijt, hooikoorts
j
Voor sommige ziekten wordt gebruik gemaakt van een zogenaamd markervaccin. Wat wordt
daarmee bedoeld en hoe werkt dat?
Een vaccin dat het mogelijk maakt om gevaccineerde dieren te onderscheiden van dieren
geïnfecteerd met het virus.
Vragen 1.13
a
Noem vier factoren die maken dat het ene dier vatbaarder is voor ziekte dan het andere. Licht
deze factoren zo mogelijk toe met een voorbeeld.
Erfelijkheid, Gezondheid, omgevingsfactoren, karakter(stress), geschiedenis, ect.
b
In de tekst zijn acht factoren genoemd die een niet-besmettelijke ziekte kunnen veroorzaken.
Geef bij elke factor aan wat er eventueel mis kan gaan, waardoor het dier ziek wordt.
Denk bij allen aan langdurig lijden, waardoor het dier een verlaagde weerstand krijgt.
c
Ziekten worden vaak bestreden met antibiotica. Wat zijn dit voor stoffen?
Bacteriedodende of groei remmende stoffen.
d
Zijn virusziekten met antibiotica te bestrijden?
Nee, zij zijn niet vatbaar voor deze stof.
Download