Projectplan Netwerken Inleiding Binnen Kunst van Lezen wordt gewerkt aan een landelijk dekkende voorziening van lokale en bovenlokale netwerken leesbevordering. De ontwikkeling van structurele leesbevorderingsnetwerken is een kernpunt van Kunst van Lezen. Het is de schil om de andere programmaonderdelen. Doel van deze netwerken is het bijeenbrengen van relevante partijen op het terrein van leesbevordering en taalonderwijs met de bibliotheek als spil en aanvoerder van dit netwerk. De deelnemers aan het netwerk wisselen onderling kennis en ervaringen uit en ontwikkelen een gezamenlijke, integrale visie op de aanpak van leesbevordering in het onderwijs in brede zin. Bibliotheken nemen het voortouw bij leesbevorderingsnetwerken om organisaties als scholen, gemeenten, consultatiebureaus, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen structureel te binden aan leesbevordering. Deze instellingen zullen binnen de netwerken door bibliotheken overtuigd moeten worden om meer tijd en geld te besteden aan leesbevordering omdat een gerichte intensieve aanpak ervoor zorgt dat leesprestaties daadwerkelijk worden verbeterd waardoor het taalniveau stijgt en er minder taalachterstanden optreden. Bijkomend effect is dat participerende scholen en kinderopvanginstellingen zich met een actief leesbevorderingsbeleid gunstig kunnen profileren tegenover (aspirant)ouders. Bestaande netwerken in de praktijk Kunst van Lezen heeft in samenwerking met de PSO’s van de eerder succesvol opgezette leesbevorderingnetwerken uit Groningen en Drenthe een speciaal vervaardigde brochure uitgegeven. Het plezier in lezen staat voorop. In deze brochure wordt op praktische wijze uiteengezet hoe een succesvol uitvoerend leesbevorderingsnetwerk kan worden opgezet. Deze brochure is complementair aan de brochure Van leesbevorderingsnetwerken naar netwerken preventie laaggeletterdheid. In deze brochure - tevens opgeleverd door de PSO’s van Drenthe en Groningen - is een overdrachtsmodel beschreven, gericht op de leesbevorderingsnetwerken rond laaggeletterdheid. Ook in Noord-Brabant zijn al goed functionerende netwerken actief. Twee netwerken zijn beschreven in het rapport Leesbevorderingsnetwerken in de praktijk en fungeren als onderlegger voor de huidige proeflocaties. Proeflocaties in vier provincies De drie PSO’s in Zeeland, Limburg en Noord-Brabant hebben in de zomer van 2009 binnen hun eigen provincies een inventarisatie gedaan van de aard en staat van al mogelijk bestaande netwerken. Hierdoor ontstond tevens een beeld van de regio’s en gemeenten waarin (nog) geen netwerken bestaan. Binnen elke provincie zijn vervolgens basisbibliotheken benaderd zich aan te melden als proeflocatie voor een te ontwikkelen 1 leesbevorderingsnetwerk. Na selectie van de proeflocaties binnen deze provincies zijn projectplannen ontwikkeld / in ontwikkeling zodat elke proeflocatie in 2010 een start kan maken met de opzet van een of meerdere netwerken. Daarbij is het belangrijk dat dit niet alleen op uitvoerend niveau wordt ondernomen maar ook op strategisch en intern niveau. Inmiddels heeft ook Flevoland zich aangesloten omdat binnen deze provincie een vergelijkbaar traject werd opgestart. Het gaat om de volgende proeflocaties in: Zeeland: 1. Bibliobussen Noord Beveland en Veere 2. Zeeuwse bibliotheek (Middelburg) 3. BibliOosterschelde (Goes) 4. Bibliotheek Zeeuws Vlaanderen (Terneuzen, Hulst, Sluis) Flevoland 1. Flevomeer bibliotheek (Lelystad, Emmeloord, Dronten, Zeewolde, Urk) 2. Mogelijk stroomt in een later stadium ook Almere in. Noord Brabant 1. Bibliotheek ’s Hertogenbosch (’s Hertogenbosch, Rosmalen) 2. Bibliotheek Lage Beemden (Aarle-Rixtel, Bakel, Beek en Donk, Boekel, Gemert, Lieshout) 3. Bibliotheek Helmond – Peel (Helmond, Deurne, Asten, Someren) Limburg 1. Biblionova (Beek, Echt-Susteren, Sittard-Geleen, Schinnen, Stein) 2. Bibliocenter (Weert, Nederweert, Maasgauw, Leudal) 3. Heuvellandbibliotheken (Berg en Terblijt, Eijsden, Gronsveld, Margraten, Vaals, Valkenburg) Netwerken in niveaus Het is belangrijk dat iedere betrokkene een verantwoordelijkheid heeft op zijn of haar niveau. Dit betekent dat Kunst van Lezen uitgaat van drie afzonderlijke netwerken: 1. 2. 3. Een horizontaal strategisch netwerk Een horizontaal uitvoerend netwerk Een verticaal intern netwerk Op het strategische niveau zorgt de directie c.q. het MT van een basisbibliotheek (bij voorkeur in afstemming met het provinciaal directeurenoverleg c.q. een PSO) dat er een strategisch netwerk wordt opgebouwd en onderhouden met de managementlaag van gemeente (waaronder de wethouder) en relevante maatschappelijke organisaties. Dit kan bijvoorbeeld als onderdeel van de Lokale Educatieve Agenda (LEA) of een ander gremium dat al dan niet door de bibliotheek is opgericht. Op uitvoerend niveau is de coördinator van een netwerk actief, hij of zij voert dit netwerk vanuit de bibliotheek aan, nodigt partners regelmatig uit en zorgt voor voeding 2 van het netwerk. Een dergelijk netwerk bestaat vaak al binnen lokale gemeenschappen. De staat en professionalisme zijn zeer verschillend van niveau. Een regelmatig georganiseerd verticaal intern overleg tussen strategische laag en uitvoerende laag is onontbeerlijk om goed op de hoogte te zijn van de ontwikkelingen binnen beide netwerken. Hier wordt ook provinciale informatie uitgewisseld. Gewenst resultaat: landelijk overdraagbare modellen In nauwe samenwerking met de PSO’s in Zeeland, Limburg, Noord-Brabant en Flevoland zal de opzet van leesbevorderingsnetwerken in 2010 moeten leiden tot diverse hanteerbare modellen die (los van personen) op structureel strategisch, beleidsmatige en praktisch niveau intern goed op elkaar zijn afgestemd. Vanuit Kunst van Lezen wordt speciale aandacht besteed aan de opzet van de meer strategische netwerken waarin bibliotheekdirecties en hun MT actief participeren. Actieve participatie en borging in beleid door directies maakt het voor medewerkers die de uitvoerende netwerken aanvoeren makkelijker om hun werk te verrichten. Vanzelfsprekend is de focus op het interne netwerk daarbij van groot belang om zo effectief mogelijk te opereren in de beide andere netwerken. Tijdpad Najaar 2009: keuze van de proeflocaties. Per PSO is een provinciale coördinator aangewezen die tevens contactpersoon is voor de projectleiding van Kunst van Lezen. December 2009: elke proeflocatie heeft een nulmeting uitgevoerd. Instrument hiervoor is een door Kunst van lezen ontwikkelde meetlat. De in de meetlat opgenomen criteria / succesfactoren zijn mede op basis van de werkwijze en ervaringen zoals beschreven in de brochure ‘Plezier in lezen staat voorop’. December 2009 / januari 2010: de proeflocaties ontwikkelen een projectplan waarin ze hun eigen speerpunten kiezen met betrekking tot het op te starten leesbevorderingsnetwerk. Hierna wordt tot uitvoering overgegaan. Juni 2010: een tweede meting vindt plaats waarna een landelijke tussenrapportage wordt opgesteld. Op basis hiervan worden diverse modellen beschreven die landelijk overdraagbaar zijn. Oktober 2010: een derde meting vindt plaats, gevolgd door een eindrapportage. De afzonderlijke proeflocaties vervolgen de verdere ontwikkeling van de door hen geïnitieerde netwerken. 3