Veldwerkdag T4 Schoonhovens College Inhoudsopgave Inleiding....................................................................................................................................... 2 Leerdoelen .................................................................................................................................. 2 In het kort .................................................................................................................................... 2 Opdracht 1. Onderzoek naar de kwaliteit van het water .............................................................. 3 1.1 Biotische factoren (45 minuten) .................................................................................... 3 1.1.1 Benodigdheden ..................................................................................................... 3 1.1.2 Het stappenplan .................................................................................................... 3 1.1.3 Uitwerking ............................................................................................................. 3 1.2 Abiotische factoren (30 minuten) .................................................................................. 4 1.2.1 Benodigdheden ..................................................................................................... 4 1.2.2 Het stappenplan .................................................................................................... 4 1.2.3 Uitwerking ............................................................................................................. 4 Opdracht 2. Onderzoek naar het natuurgebied ........................................................................... 5 2.1 Planten en bomen (60 minuten) ........................................................................................ 5 2.1.1 Benodigdheden........................................................................................................... 5 2.1.2 Stappenplan................................................................................................................ 5 2.1.3 Uitwerking ................................................................................................................... 5 2.2 Vogels (60 minuten) .......................................................................................................... 6 2.2.1 Benodigdheden........................................................................................................... 6 2.2.2 Stappenplan................................................................................................................ 6 2.2.3 Uitwerking ................................................................................................................... 6 Uitwerking in de les ..................................................................................................................... 7 Opdracht 1 Onderzoek naar de waterkwaliteit: Biotische factoren........................................... 7 Opdracht 1 Onderzoek naar de waterkwaliteit: Abiotische factoren......................................... 7 Opdracht 2 Onderzoek naar het natuurgebied: planten en bomen .......................................... 8 Opdracht 2 Onderzoek naar het natuurgebied: vogels ............................................................ 8 De eindopdracht .......................................................................................................................... 8 Bijlage 1: Waarnemingstabellen .................................................................................................. 9 Waarnemingstabel A: Bomen en planten en hun bedekkingspercentage ............................... 9 Waarnemingstabel B: Vogels in het bos .................................................................................. 9 Waarnemingstabel C: Vogels in het open veld ...................................................................... 10 Bijlage 2: Vragen opdracht 2, planten en bomen....................................................................... 10 Bijlage 3: Vragen opdracht 2, vogels ......................................................................................... 11 Bijlage 4: Beoordelingstabel ...................................................................................................... 12 Inleiding Vandaag gaan we een natuurgebied van dichtbij bekijken. We gaan proberen in beeld te brengen hoe dit gebied eruitziet. Dit doen we door te kijken naar de levende en de niet levende natuur van het gebied. We gaan kijken welke dieren, planten en bomen er in het gebied voorkomen. De voorkomende dieren, planten en bomen zeggen heel veel over een gebied. Ook gaan we kijken naar de waterkwaliteit van het gebied. Als je alle opdrachten hebt uitgevoerd, dan kun je je een goed beeld vormen over het gebied. Plaats hier een stuk met informatie over het natuurgebied welke wordt bekeken tijdens de veldwerkdag. Leerdoelen In de les heb je het al over verschillende onderwerpen gehad, die we vandaag eens van dichtbij gaan bekijken. Je kunt hierbij denken aan abiotische factoren, zoals dieren en planten en biotische factoren, zoals de kwaliteit van het water. Aan het einde van deze opdrachten heb je verschillende dingen geleerd, die we hier voor je op een rijtje hebben gezet. Je kunt een voedselketen maken van de gevonden dier- en plantensoorten in een sloot; Je kunt het bedekkingspercentage bepalen van bepaalde planten en bomen; Je kunt planten en bomen determineren; Je kunt vogels determineren; Je kunt bepalen in welk stadium een bos zich bevindt; Je kunt bepalen wat vogels eten aan de hand van hun poten en snavels. In het kort Vandaag gaan we een aantal opdrachten uitvoeren. Door middel van de informatie die je vandaag gaat ontdekken met deze opdrachten, kun je de eindopdracht uitvoeren. De eindopdracht is een poster over het natuurgebied. Je hebt de informatie van de opdrachten dus nodig voor de eindopdracht. Noteer dus alles wat je tegenkomt. Een deel van de opdrachten werk je tijdens de veldwerkdag helemaal uit en een ander deel werk je tijdens de eerstvolgende les uit. Onderaan iedere opdracht staat precies of je de opdracht tijdens de veldwerkdag uit moet werken, of dat je de opdracht tijdens de les uit moet werken. Opdracht 1. Onderzoek naar de kwaliteit van het water Eerst gaan we een onderzoek doen naar de waterkwaliteit in dit gebied. Per groepje krijg je een stuk sloot aangewezen waar je dit onderzoek gaat doen. Lees voordat je begint goed de opdrachten door en kijk goed of je alle benodigde materialen bij je hebt. Ga vervolgens aan de slag en verdeel de taken goed. Zorg ervoor dat ieder lid van het groepje een eigen taak heeft, zodat iedereen vervolgens genoeg informatie heeft om de opdracht uit te voeren. 1.1 Biotische factoren (45 minuten) Eerst gaan jullie kijken naar de biotische factoren, oftewel de levende factoren. De planten en dieren die zich in de sloot bevinden vallen hieronder. Volg het stappenplan tijdens het uitvoeren van de opdracht, zo kun je niks vergeten. 1.1.1 Benodigdheden Determineerkaart waterplanten Determineerkaart waterdieren Schepnet 2 bakken voor de waterplanten en waterdieren Pen + potlood Papier Mobiel met camera 1.1.2 Het stappenplan Stap 1 – Bij de sloot kies je een plek uit die representatief is voor de hele sloot. Dit betekent dat je een stuk kiest wat er ongeveer hetzelfde uitziet als de rest van de sloot. Een stuk wat er totaal anders uitziet dan de rest van de sloot geeft geen goed resultaat van de kwaliteit van de sloot Stap 2 – Ga met het schepnet door de sloot heen. Doe dit niet te dicht bij de bodem, want dan vang je alleen maar modder. Stap 3 – Leeg het schepnet in de bakjes. Herhaal dit een paar keer, totdat je genoeg dieren en waterplanten hebt. Stap 4 – Maak een foto van alle waterplanten en dieren die je hebt gevonden. Stap 5 – Als je genoeg dieren en waterplanten hebt ga je ze met de determineerkaarten determineren. 1.1.3 Uitwerking Nadat je een foto hebt gemaakt van alle dieren en waterplanten die je gevonden hebt en je alle dieren hebt gedetermineerd ga je verder met de volgende opdracht. De uitwerking doen we later in de les. Je hebt hiervoor nodig: - Waterplanten, gedetermineerd en op de foto gezet - Dieren, gedetermineerd en op de foto gezet 1.2 Abiotische factoren (30 minuten) Na de levende factoren, de biotische factoren, zijn nu de niet-levende factoren aan de beurt. Deze noemen we de abiotische factoren. Je kunt hierbij denken aan de temperatuur van water, de zuurgraad van het water en bepaalde (voedings)-stoffen in het water. Zorg ervoor dat je alle benodigdheden meeneemt en dat je de opdracht uitvoert volgens het stappenplan, zodat je niks vergeet. 1.2.1 1.2.2 Benodigdheden Water thermometer Schijf voor helderheid Dieptemeter pH-papier Pen/potlood Papier Schepnet met waterreservoir Het stappenplan Stap 1 – Kies een representatief stuk uit, van de sloot. Dit moet een stuk zijn wat hetzelfde lijkt als de rest van de sloot. Een plek die er heel anders uitziet dan de rest van de sloot kan verkeerde resultaten opleveren. Stap 2 – Stop het pH-papier in de sloot en bekijk vervolgens welke waarde het pHpapier aangeeft door het papier Stap 3 – Bekijk met de helderheidschijf hoe helder het water is Stap 4 – Meet met een dieptemeter hoe diep de sloot is. Doe dit op drie verschillende plekken. 1. Aan de kant van de sloot 2. In het midden van de sloot 3. Aan de andere kant van de sloot Stap 5 – Meet met de thermometer welke temperatuur de sloot is. Doe dit op dezelfde plekken als de dieptemetingen. Stap 6 – Schrijf je bevindingen op. Deze heb je later nodig voor de uitwerking. Stap 7 – Vul het waterreservoir aan het schepnetje met water. Het bakje lever je in bij de docent. 1.2.3 Uitwerking Nadat je het stappenplan hebt gevolgd ga je verder met de volgende opdracht. De uitwerking van deze opdracht doe je later in de les. Voor de uitwerking heb je nodig: 1. Uitslag pH van het water 2. Uitslag helderheid van het water 3. Uitslag diepte van het water 4. Uitslag temperatuur van de sloot 5. Water uit de sloot Opdracht 2. Onderzoek naar het natuurgebied In een natuurgebied is van alles te vinden. Vandaag gaan we kijken naar de dieren en planten die er leven. Dit houdt dus in dat je eens even goed om je heen gaat kijken. Je gaat kijken welke dieren er in het gebied leven. We focussen ons vooral op vogels. Deze vogels ga je determineren, zodat je precies weet welke vogels er in het gebied leven. Ook ga je kijken welke planten en bomen er in het gebied groeien. Ook deze planten en bomen ga je determineren. Aan het einde van deze opdracht kun je precies beschrijven wat voor planten, bomen en dieren er in het gebied leven. 2.1 Planten en bomen (60 minuten) Eerst ga je rondkijken in het bos naar alle bomen en planten die daar groeien. Je kiest een gebied uit van ongeveer 10 bij 10 meter. Binnen die ruimte ga je naar alle bomen en planten kijken die daar groeien. Vervolgens ga je kijken hoeveel percentage iedere plantensoort en boomsoort van de ruimte bedekt. Dit heet het bedekkingspercentage. 2.1.1 Benodigdheden Lint, om het gebied af te zetten Meetlint, om het gebied op te meten Determineerkaart bomen Determineerkaart planten Pen/potlood Papier Bijlage 1: waarnemingstabel A Mobiel met camera 2.1.2 Stappenplan Stap 1 – Kies een representatief stuk van het bos uit. Dit is een stuk bos wat op de rest van het bos lijkt. Stap 2 – Meet 10 x10 meter met een meetlint en zet het stuk bos af met een afzetlint. Stap 3 – Ga met de determinatieboekjes kijken welke soorten bomen en planten er in het afgezette gebied te vinden zijn. Stap 4 – In bijlage 1 vind je waarnemingstabel A, vul hier in wat je hebt gevonden. Stap 5 – Bepaal van iedere gevonden soort het bedekkingspercentage. Dit doe je door te schatten. Bij de waarnemingstabel staat een hulp voor het schatten van het percentage. 2.1.3 Uitwerking De uitwerking van deze opdracht doe je deels vandaag en deels in de les. In bijlage 2: Vragen opdracht 2 Planten en bomen vind je vragen die je vandaag moet beantwoorden met behulp van de informatie die je net gevonden hebt. Voor verwerking in de les heb je nodig: - Ingevulde waarnemingstabel A - Beantwoordde vragen bijlage 2 2.2 Vogels (60 minuten) Bomen en planten zijn in het bos erg aanwezig, maar er leven natuurlijk ook dieren in het bos. Vandaag gaan we op zoek naar vogels. Alle vogels hebben andere leefgebieden en de verschillen hiertussen ga je vandaag bekijken. 2.2.1 Benodigdheden Verrekijker Determinatiekaart bosvogels Determinatiekaart weidevogels Mobiel met camera Bijlage 1: Waarnemingstabel B Bijlage 1: Waarnemingstabel C 2.2.2 Stappenplan Stap 1 – Kijk goed rond in het bos en ga op zoek naar vogels. Wees stil, want anders zul je geen vogels vinden. Stap 2 – Kijk met de verrekijker naar de vogels die je ziet. Stap 3 – Determineer de vogels met de determinatiekaart. Stap 4 – Maak eventueel een foto van de vogel. Stap 5 – In bijlage 1 vind je waarnemingstabel B, schrijf hier op wat je ziet. Stap 6 – Kijk vervolgens rond in het open veld en ga hier op zoek naar vogels. Doe precies hetzelfde als in het bos. Determineer en maak een foto (eventueel). Wees stil, want anders zul je geen vogels vinden. Stap 7 – In de bijlage 1 vind je waarnemingstabel C, schrijf hier op wat je ziet. Stap 18 – Aan de hand van onderstaande afbeelding vul je in wat voor soort poten de vogel heeft die je hebt gespot. Zet in de tabel bij soorten poten: A, B, C of D 2.2.3 Uitwerking De uitwerking van deze opdracht doe je deels vandaag en deels in de les. In bijlage 3: Vragen opdracht 2 Vogels. Beantwoord nu de vragen met behulp van de informatie die je tijdens de opdracht hebt gevonden. De rest van de opdracht werk je uit in de les. Je hebt dan nodig: - Waarnemingstabel B Waarnemingstabel C Beantwoorde vragen van bijlage 3 Uitwerking in de les Tijdens de veldwerkdag heb je allerlei opdrachten uit moeten voeren. Door deze opdrachten heb je allerlei informatie verkregen en die ga je gebruiken om de eindopdracht in elkaar te zetten. Opdracht 1 Onderzoek naar de waterkwaliteit: Biotische factoren Dieren en planten die in een sloot leven, staan allemaal verbonden met elkaar. Deze verbinding noem je een voedselweb. Van alle dieren en dieren die je hebt gevonden ga je een voedselweb maken. Gebruik hierbij de foto’s die hebt gemaakt! Je zult waarschijnlijk niet alle dieren uit een voedselweb hebben gevangen. De lege gaten ga je zelf bijvullen indien nodig. Zoek hiervoor informatie op het internet. Opdracht 1 Onderzoek naar de waterkwaliteit: Abiotische factoren De kwaliteit van water is te onderzoeken door de kijken naar de aanwezigheid of afwezigheid van bepaalde stoffen. Je hebt water meegenomen uit de sloot en vandaag ga je daarmee de waterkwaliteit bepalen. Tijdens de veldwerkdag heb je al gekeken naar: - De pH - De temperatuur - De helderheid - De diepte Vandaag ga je de volgende dingen bekijken: - Nitraatgehalte - Ammoniumgehalte - Nitrietgehalte Er zal iemand in het lab aanwezig zijn om je te helpen. Nadat je in de les het nitraat, nitriet en ammoniumgehalte hebt bekeken, maar je een stukje over de kwaliteit van het water. Je verwerkt hier welke stoffen erin voor kwamen en in welke mate, vervolgens beschrijf je wat dat betekent voor de waterkwaliteit. Ook ga je kijken naar de temperatuur van het water en beschrijven dit zegt over de waterkwaliteit. Neem ook de pH en de waterhelderheid mee in je beschrijving over de kwaliteit. Uiteindelijk maak je een dwarsdoorsnede van de sloot met hierin de gegevens van de abiotische factoren. Opdracht 2 Onderzoek naar het natuurgebied: planten en bomen Tijdens de veldwerkdag heb je gekeken naar de plantensoorten en boomsoorten die je tegenkwam in het bos. Vervolgens heb je wat vragen beantwoord, hierdoor werd duidelijk in welk stadium van successie het bos was op het moment van onderzoek. De informatie die je hierbij hebt verkregen ga je verwerken in de poster tijdens de les. Je hebt de planten en bomen soorten in een waarnemingstabel beschreven. Je hebt hierbij ook beschreven hoeveel procent de boom/plant van de ruimte bedekt. Je moet hier uiteindelijk een cirkeldiagram maken. In dit cirkeldiagram kun je vervolgens goed duidelijk maken welke planten/bomen het meeste voorkomen en welke het minst voorkomen. Opdracht 2 Onderzoek naar het natuurgebied: vogels Tijdens de veldwerkdag heb je ook gekeken naar de soorten vogels die je tegen bent gekomen. Je hebt gekeken naar de volgens in het bos en je hebt gekeken naar de vogels in het open veld. Vervolgens heb je over de vogels nog vragen gemaakt. Je hebt nu een duidelijk beeld van de vogelsoorten die je tegen bent gekomen in het bos en je bent wat meer over de vogels te weten gekomen. Alle deze informatie ga je ook verwerken in de poster. De eindopdracht De eindopdracht is een poster. Deze poster bevat informatie over het gebied wat we met de veldwerkdag hebben bekeken. In je poster worden dus de volgende onderdelen beschreven 1. Een korte inleiding over het natuurgebied 2. Een stuk over de waterkwaliteit 3. Een tekening (dwarsdoorsnede) van de sloot die je hebt bekeken met hierin de gegevens van abiotische factoren. 4. Een stuk over de voorkomende planten en dieren in het bos 5. Een voedselkringloop met dieren en planten uit de sloot Gebruik bij alles wat je van het internet afhaalt een goede bronvermelding! Kijk voor de eisen van het product in bijlage 4: beoordelingstabel. Als je deze tabel gebruikt bij het maken van de poster, weet je precies waarop je beoordeeld wordt. Bijlage 1: Waarnemingstabellen Waarnemingstabel A: Bomen en planten en hun bedekkingspercentage Planten: naam Bedekkingspercentage Bomen: naam Bedekkingspercentage 0-5% 5-25% 25-50% 50-75% 75-100% Zeldzaam Weinig Frequent Algemeen Massaal Waarnemingstabel B: Vogels in het bos Soort Aantal Soorten poten Bedekkingspercentage Waarnemingstabel C: Vogels in het open veld Soort Aantal Soorten poten Bijlage 2: Vragen opdracht 2, planten en bomen In de les hebben jullie het over successie gehad. Successie is een verandering in de soortensamenstelling van een gebied. In dit geval hebben we het over het stuk bos wat je zojuist hebt bekeken. Successie wordt veroorzaakt door een verandering in een ecosysteem. Er zijn twee belangrijke stadia waarin een bos zich kan verkeren tijdens successie. Hoe heten deze stadia? ……………………………………………………………………………………………… Wat zijn de kenmerken van deze stadia? …………………………………………………………………………………………….... Als er hier successie plaats zou vinden op dit moment, in welke van de twee stadia denk jij dat het bos zich zou bevinden? En waarom? …………………………………………………………………………………………….... Bijlage 3: Vragen opdracht 2, vogels Jullie hebben zojuist gekeken naar de soorten vogels die in het gebied voorkomen. Je hebt gekeken naar de vogels in het bos en naar de vogels op de open plek. 1. Heb je verschil gemerkt met betrekking tot de soorten die je tegen bent gekomen? …………………………………………………………………………………………………… 2. Welke vogels ben je wel tegengekomen in het bos en niet op de open plek? En andersom? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… Je hebt ook geleerd in de les dat vogels verschillende aanpassingen hebben om te kunnen leven. Je kunt aan deze aanpassingen vogels ook herkennen. Je weet daardoor wat de vogels eten (insecten, zaden, grotere prooien) en wat voor soort vogel het is (een roofvogel, watervogel etc.) 3. Benoem welke poten bij welke soort vogels horen. Je kunt kiezen uit: zangvogels, roofvogels, loopvogels en watervogels. A= B= C= D= 4. Vul in de lege rij in de tabel in wat voor soort vogel je hebt gevonden aan de hand van bovenstaande antwoorden. Bijlage 4: Beoordelingstabel Vak: Biologie : Titel Veldwerkdag T4 Maximum aantal punten: 100 Studielast: 20 uur Thema Ecologie punt Informatie & onderzoeksvaardigheden: en Bronvermelding Vakinhoudelijke vaardigheden: 5 Opdracht 1 (biotisch) Voedselweb met foto’s 5 Opdracht 1 (abiotisch) pH Temperatuur Helderheid Nitraat Nitriet Ammonium Dwarsdoorsne de van sloot met gegevens 5 Opdracht 2 (planten & bomen) Ingevuld waarnemingsf ormulier 5 Opdracht 2 (vogels) Ingevuld waarnemingsf ormulier 5 Vragenblad planten & bomen Correct ingevuld 5 Vragenblad vogels Correct ingevuld Inleiding Waterkwaliteit Voorkomende planten, bomen en dieren Voedselkring Tekening sloot 40 Poster Opmerkingen: Bij te laat inleveren wordt er voor de planning geen punten toegekend! 10 Planning 5 punten Presentatievaardigheden: 10 Verzorging indeling / netheid taalgebruik 5 Presentatie eigen bijdrage originaliteit 100 max. Naam leerling: Totaal aantal punten: Cijfer: Opmerkingen: