Tentamen Moleculaire Biologie, 1ste jaar MST, 27-10-2006 • • • Beantwoord de vragen in Nederlands of Engels. Gebruik Nederlands of Engels voor technische termen. Geef een beknopt antwoord van niet meer dan twee zinnen. 1. Twee eiwitten vormen een complex. Het blijkt dat de Kd van dit complex toeneemt bij een verhoging van de zoutconcentratie. Wat zou hiervan de oorzaak kunnen zijn? Hieronder staan de structuurformules van twee aminozuren en twee nucleotiden. Geef de naam van het aminozuur met de hydrofobe zijketen en van het purine-nucleotide. 2. 3. Waarom is de lipide bi-laag van de celwand een effectieve barrière voor ionen? 4. Wat is een Okazaki-fragment? 5. Hoe inhibeert een repressor de translatie van een gen? 6. Is er een fysieke verbinding tussen het ER en de celkern? 7. Wat gebeurt er wanneer een proton-transporter in de mitochondriale binnenmembraan geïnserteerd wordt? 8. Bij de samentrekking van een spier beweegt myosine langs een actinefilament. Beschrijf kort de belangrijkste stappen van dit proces. 9. Een antagonist-oplossing met een concentratie van 100 nM wordt in grote overmaat toegevoegd aan een celsuspensie met een verwaarloosbaar volume. Bij meting blijkt dat 10% van de receptoren bezet worden door de antagonist. Wat is de Kd, aannemende dat het een 1:1 complex betreft. Zal de antagonist een merkbaar effect op de cellulaire respons hebben wanneer nu eenzelfde volume van de natuurlijke ligand wordt toegevoegd? 10. Histonen kunnen worden geacetyleerd. Wat is hiervan de invloed op de binding van DNA en de transcriptie van dit DNA? 11. Is telomerase proto-oncogeen of een tumorsuppressor? Motiveer het antwoord. Exam Molecular Biology 1st year MST, 27-10-2006 • • • Answer in English and Dutch. Use either English or Dutch for technical terms. Answer briefly, in no more than two sentences. 1. Two proteins form a complex. The Kd of the complex increases when the salt concentration increases. What could be the cause? The structures of two aminoacids and two nucleotides are given below. Give the names of the aminoacid with the hydrophobic sidechain and of the purine nucleotide. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Why is the lipid bi-layer an effective barrier against ions? What is an Okazaki-fragment? How does a repressor inhibit the translation of a gene? Is there a physical connection between the ER and the nucleus? What happens when a proton transporter is inserted in the mitochondrial inner membrane? 8. During muscle contraction myosine slides past an actin filiment. Describe briefly the most important steps of this process. 9. A 100 nM solution of an antagonist is added in excess to a suspension of cells with a negligible volume. It is observed that 10% of the receptors are occupied by the antagonist. What is the Kd assuming a 1:1 complex? Will the antagonist have a significant effect on the cellular response when 1 ml of the natural ligand is added? 10. Histones can be acetylated. What is the effect of acetylation on the binding of DNA and on the transcription of this DNA? 11. Is telomerase a proto-oncogen or a tumor-suppressor? Motivate your answer. Antwoorden 1. De meest waarschijnlijke verklaring is dat de eiwitten elkaar onder andere via polaire interacties binden: wanneer zout-ionen de ladingen op de eiwitten afschermen, neemt de wederzijse affiniteit van de eiwitten af. 2. proline (linksonder) en GTP (rechtsonder). 3. Ionen zijn niet oplosbaar in de hydrofobe omgeving gecreeerd door de alifatische staarten in het midden van de lipide bi-laag en worden daarom door zo’n bi-laag tegengehouden. 4. Een Okazaki fragment is een enkelstrengs RNA-DNA fragment van 100 tot 150 basen dat op de lagging strand gesynthetiseerd wordt tijdens de DNA replicatie. 5. Een repressor inhibeert translatie van een gen door aan (of bij) de promotor te binden. 6. De buitenmembraan van de celkern loopt door in de membraan die het ER omsluit. Er is geen directe verbinding bekend tussen het lumen van de celkern en het lumen van het ER. 7. Een proton transporter in de mitochondriale binnenmembraan heft de proton-motive force over deze membraan op. Er zal dan minder ATP geproduceerd worden en in plaats daarvan zal warmte vrijkomen. 8. a. ATP bindt aan actine-gebonden, nucleotide-vrij myosine; b. myosine laat los van het actine; c. ATP hydrolyseert tot ADP en Pi, waarbij myosine een conformatieverandering ondergaat en weer aan actine bindt; d. Pi dissocieert en myosine ondergaat een tweede conformatieverandering: de zg. ‘powerstroke’ vindt nu plaats, waarbij de myosinebundel ten opzichte van het actine wordt verplaatst e. ADP dissocieert en we zijn terug bij situatie a. 9. Kd = [R][A]/[RA]. Gegeven is dat 10% van de receptoren met antagonist bezet zijn, dus [R]/[RA] = 9/1. Gegeven is ook dat [A] = 100 nM en invullen geeft: Kd=900nM. Aangezien de meeste receptoren nog beschikbaar zijn, zal de antagonist in deze concentratie geen noemenswaardig effect hebben op de cellulaire respons op natuurlijk ligand. 10. Acetylering verlaagt de affiniteit van histonen voor DNA en verhoogt de transcriptionele activiteit van dit DNA. 11. Bij iedere celdeling verliest een chromosoom een stukje telomeer en celdeling stopt wanneer de telomeren ‘op’ zijn. Telomerase verlengt de telomeren (uiteinden) van chromosomen is daarom proto-oncogeen: een verhoogde telomerase-activiteit zal leiden tot immortalisatie van de getroffen cellijn. Korte toelichtingen (niet noodzakelijk voor het volle punt) 1. Kd = [A][B]/[AB]. Een verhoging van de Kd bij toenemende zoutsterkte houdt in dat de zoutionen de wederzijdse affiniteit van de eiwitten verlagen. Overigens werd ook goed gerekend wanneer studenten antwoordden dat zout-ionen een conformatieverandering van het eiwit zouden kunnen induceren. 4. Aangezien DNA uitsluitend van de 5’ naar de 3’ kant wordt gesynthetiseerd, moet de lagging strand (die aan de zijn 3’ uiteinde uitgesmolten wordt) in fragmenten gesynthetiseerd worden. Voor DNA synthese is een primer van RNA nodig; deze wordt later uit het Okazaki-fragment geknipt, de missende stukken worden door DNA polymerasen opgevuld en de fragmenten worden door DNA ligase aan elkaar gezet. 5. Binding van een repressor aan of bij de promotor van een gen verhindert dat RNApolymerase mRNA van het gen synthetiseert, en dan kan dit dit gen natuurlijk ook niet getransleerd worden. 7. Een transporter staat passief transport toe. Wanneer insertie van een proton-transporter in de binnenmembraan van het mitochondrion passief transport van protonen door deze membraan bewerkstelligt, zal de proton-motive force over deze membraan worden opgeheven: de protonen die door de respiratoire ensembles naar buiten worden gepompt, lekken het mitochondrion weer in. In bruin vetweefsel vindt het bovengeschetste proces plaats om warmte te genereren. Het weefsel is bruin vanwege de hoge concentratie mitochondria in dit weefsel. 9. Een antagonist competeert met het natuurlijke ligand voor de bindingsplaats op de receptor, maar triggert die receptor niet. Ten einde een lineaire respons ten opzichte van de ligand-concentratie te bewerkstelligen is triggering van een klein deel van de receptoren voldoende voor een maximale cellulaire respons. 10. Histonen kunnen worden geacetyleerd op positief geladen aminozuren lysine en arginine, die zich vooral in de DNA-bindende uiteinden van de histonen bevinden. Wanneer deze positieve lading door acetylering geneutraliseerd wordt, zal de affiniteit voor het negatief geladen DNA afnemen. De verlaagde affiniteit staat toe dat het histon makkelijker dissocieert, waardoor transcriptiefactoren aan het DNA kunnen binden.