Hoofdstuk 6, het volk krijgt een stem => sociale rechten (arbeidersuren, werkomstandigheden) & kiesrecht Armoede rond 1850 in Nederland: - 60 a 70% lijdt honger - huisvesting was slecht - geen riolering/waterleiding - voeding eenzijdig - 6 dagen per week 10 a 15 uur werken - als je kind overleefde werd het hooguit 30 jaar Klassensamenleving: toplaag middenlaag onderlaag elite middenklasse/kleine burgerij arbeiders beperkt kiesrecht geen kiesrecht geen kiesrecht 19e eeuw, eeuw van ‘ismis’ => denkbeelden over hoe de samenleving moet worden ingericht. VVD liberalisme liber = vrij CDA conversatisme conservare = bewaren socialisme socius = medemens Mens moet vrij zijn en eigen geluk zoeken, overheid heeft weinig invloed. Verleden is de basis, vasthouden aan oude tradities. Voelden zich aangetrokken tot de denkbeelden van Karl Marx. Hoe wilden de socialisten een klassenstrijd voeren? 1 de communisten door middel van een revolutie (dit mislukte in Nederland) 2 door vakbonden op te richten => = een vereniging van mensen met een bepaald beroep. ze eisten: kortere werkdagen, hogere lonen & betere werkomstandigheden. 3 door een politieke partij op te richten (SDAP) => probleem: arbeiders mochten niet stemmen (pas vanaf 1917) Bestuur van Nederland 1814-1847 Uitvoerende macht: regering (koning & ministers) controleert Wetgevende macht: staten generaal (=parlement) 1e kamer gekozen door koning 2 e kamer gekozen door enkele rijke families Bestuur van Nederland 1848 => omliggende landen liberale revoluties Koning Willem || bang om alle macht te verliezen => Thorbecke herschrijft grondwet Bestuur van Nederland volgens Thorbecke: Uitvoerende macht: regering (koning & ministers) controleert Wetgevende macht: staten generaal (=parlement) 1e kamer gekozen door provincie 2e kamer om de 2 jaar gekozen door directie verkiezingen Liberalen = vrijheid stond voorop, fabriekseigenaren - tegen algemeen kiesrecht - voor uitbreiding kiesrecht van welvarende mensen Confessionelen = gelovige - Christelijk geloof is uitganspunt - probeerde via de politiek vrijheid van onderwijs te krijgen Hiervoor noodzakelijk: ~ uitbreiding kiesrecht ~ samenwerking 1917 gelijke behandeling openbare scholen en bijzondere scholen Socialisten = kwamen op voor arbeiders - invloed vakbonden groeide langzaam 1917 algemeen kiesrecht voor mannen Vrouwen - geleidelijk kregen vrouwen meer rechten Aletta Jacobs = 1ste vrouwelijke student. 1894: oprichtster Vereniging voor Vrouwenkiesrecht 1917: passief kiesrecht voor vrouwen 1919: actief kiesrecht voor vrouwen 1917: evenredige vertegenwoordiging ipv districtenstelsel