PVB 97180=1 Outdoor basic aanleg 1.2 Aanleg kruidachtige beplantingen Doel en toelichting Deze oefensituatie heeft als doel je voor te bereiden op de verschillende werkzaamheden waarmee je te maken krijgt wanneer je een kruidachtige beplanting aanlegt Oefensituatie In een aan te planten tuin komen vaak ook vaste planten te staan. Eerst worden de bomen, coniferen en struiken gezet. Jij krijgt nu de opdracht om de vaste planten te gaan poten. In deze border moeten verschillende soorten vaste planten komen te staan. Deze planten staan in een P9 pot. Bij elke soort staat een etiket met de plantennaam er op. De planten moeten in driehoeksverband in de grond komen. Op het beplantingsplan kun je zien waar welke soort moet komen te staan. De aantallen per m2 staan ook op het beplantingsplan. Voordat je gaat planten moet er een organische meststof worden ondergewerkt. Verder staan er ook nog onkruiden op het perceel. Als jij denkt dat de grond plantklaar is, ga je de planten uitzetten. Laat voordat je begint met planten je werk eerst controleren. Na het plantwerk werk je het perceel netjes bij. Dit doe je onder andere door turfstrooisel te gebruiken. Hierna geef je aan je praktijkopleider informatie over de verschillende planten. Vul als laatste een werkbrief in. Schrijf ook op hoeveel planten je geplant hebt. Denk ook aan de hoeveelheid mest. Kerntaken/Werkprocessen 1 legt natuur en leefomgeving aan 1.8 Legt groen aan 1.9 Rondt de aanlegwerkzaamheden af Competenties die je binnen deze oefensituatie kunt oefenen: E Samenwerken en overleggen J Formuleren en rapporteren K Vakdeskundigheid toepassen L Materialen en middelen inzetten T Instructies en procedures opvolgen Criteria voor het zelf schrijven/ bedenken van een oefensituatie: In deze oefensituatie staan we stil bij de belangrijkste aspecten van het aanleggen van een kruidachtige beplanting. We hebben het dan over o.a. bodemverbetering, bemesting, zaaien, beplantingsplannen lezen etc. Daarnaast kijken we ook naar het werken met machines en gereedschappen en het eenvoudig onderhoud aan deze machines en gereedschappen Andere mogelijke oefensituaties/dilemma’s: A. vakmatige complicerende factoren Er staan heesters die verplant moeten worden Op het stuk grond ligt zwerfvuil De kluitjes zijn erg droog De kluiten zijn erg doorworteld Er staan geen steeketiketten in de plastic potjes Planttijd najaar, vaste planten zijn al gedeeltelijk afgestorven Er is geen beplantingsplan, naar eigen inzicht aanplanten Het turfstrooisel is erg nat Je komt planten te kort (vergeten, te weinig besteld of geleverd) Je houdt planten over B. sociaal-communicatieve complicerende factoren De leerling werkt samen met een collega i.p.v. met de praktijkopleider Je moet aan de klant kunnen uitleggen waaraan je de planten die afsterven herkent als ze weer uitlopen De leerling krijgt ongezouten kritiek waardoor een conflict ontstaat Er moet getelefoneerd worden naar het bedrijf: er zijn te weinig planten afgeleverd C. normatief-culturele complicerende factoren Je collega’s die elders in de tuin aan het werk zijn bemoeien zich telkens met jouw werk en dat vind je niet prettig. Hoe maak je dat duidelijk? D. participatieve complicerende factoren De praktijkopleider geeft de leerling te weinig ruimte voor zelfstandigheid De klant snapt de leerling niet Die collega die er al langer werkt maakt in de ogen van de leerling een fout De collega verdoezelt een foutje en de leerling ziet dat